We zijn nog steeds in 1971. De wijze van verslaglegging is wel veranderd. Had ik voor de periode van mijn geboorte tot 1971 alle afleveringen hiervoór nodig, nu is het zo, dat jullie een bijna dagelijks verslag krijgen. Zo is het ook in het 'grote'dagboek; voor de periode 1922 tot 1971 had ik 1200 bladzijden nodig. Voor de periode daarna tot op heden gebruik in de bladzijden 1200 tot 9200. Goed, we zullen wel zien, 'waar het schip strandt'.
Ik heb hiervoor al - vooruitlopend op de ontwikkelingen- gezegd, dat we verhuisd zijn van uit het 'Park'. Maar denk dan nu maar weer even terug. We zijn nog in 'het Park'en ik ben nog bezig met mijn kinderclub daar. Ik heb bij dat werk helemaal moeten terugschakelen naar het niveau van deze, meestal hindi pratende jongens en meisjes, maar toch wel meest jongens, want meisjes tellen ook hier niet zo zeer mee.
Even onderbreken: de duivel heeft goed meegeluisterd in het paradijs, toen God naar de zondeval zei: (Genesis 3 v 15): "Vijandschap sticht ik tussen jou - satan/ slang- en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare, zij verbrijzelen je kop, jij bijt hen in de hiel".
En de duivel zal dat heel goed begrepen hebben en er is een wilde haat in hem opgelaaid tegen de vrouw, uit wier nageslacht zijn Tegenstander zou voortkomen, die hem zou vernietigen... én tegen het volk, waartoe die vrouw zou behoren. Over dat volk gaat het nu even niet. Maar wel over 'de vrouw'. En wat heb ik bij mijn tochten over de wereld waargenomen, hoe de vrouw overal in de knel zit. Op de veerboot van Paramaribo naar de overkant nam ik dat eens heel duidelijk waar. Onder de passagiers was ook een echtpaar. De man met een alledaags, oninteressant voorkomen, voerde het hoogste woord temidden van een groep mannen, die stonden te discussiëren. De vrouw, met een beslist edel, opvallend gezicht, hield zich achteraf temidden van de andere Hindoestaanse vrouwen. Op een gegeven ogenblik taste de man in zijn broekzak en en overhandigde haar enkele muntjes om iets lekkers te kopen, (neem ik aan) . Hij keek haar daarbij niet eens aan, wisselde geen woord met haar, zo vernederend. : "Hier...heb jij ook wat". De vrouw, met dat echt wel mooie kopje, nam de haar verstrekte pasmunt, met een dankbare glimlach aan.
Dat heb ik veel gezien. Ook veel gehoord: een Europese vrouw, die in een strikt Mohammedaans land haar eerste kind ter wereld bracht. Haar man, ook een Europeaan, werd door de inheemse bevolking uitbundig gelukgewenst. Naar haar keek niemand om.
Goed; terug naar mijn kinderclub. Omdat ik nergens kon 'landen', las ik op het laatst maar voor uit de kinderbijbel van Anne de Vries. En dát begrepen ze dan nog net. En toen wilden deze jochies, die er allemaal een beetje ' onderkomen' uitzagen, ook wel wat vertellen van hun innerlijke leven. Ze waren zo bang, vertelden ze...voor slangen. boze geesten en schaduwen. En daarna zong ik eenvoudige kinderliedjes met deze jongens. En wat voor geluid eruit kwam: het leek wel of ze eigenlijk nooit zongen. Vele van hen bezochten ook geen school.
Wat was het een uitermate ' basic' bezig zijn daar. En- zoals gezegd- : later verhuisden wij naar een andere buurt en ging dit werk weer teloor. Ik kan alleen maar hopen dat er hier en daar een vage herinnering is blijven leven, die nut heeft gesticht.