Ons leven kwam nu goed op gang. Elke werkdag Marijke wegbrengen naar school, een gedemonteerde fiets achterin. Die fiets bij school in elkaar zetten, dan fietste zij zélf wel terug. Dat soort moeizame dingen. En samen met mijn chef de Suralco bezoeken. Dat was een aluminiumfabriek bij het 'Brokopondomeer'( Meer van het gebroken ruggetje). Leuk bezoek aan die machtige fabriek , maar je auto was aan het eind ontoonbaar van het stof op de lange, zanderige 'bauxiet'weg, . Bij alles wat je ondernam, was er zoveel ongerief, niets ging eigenlijk nu eens gewoon ontspannen . De telefoon was veel in de war. Dan belde je en je moest maar afwachten, wie er aan de andere kant kwam opdagen. Twee verschillende systemen, Amerikaans en Nederlands , werden door elkaar heen gebruikt. Dode honden werden niet snel opgeruimd en lagen soms dagen te rotten. Midden in Paramario , op het Centrale plein, tegenover het postkantoor, stond een ruïne van een huis. Lang geleden was het eens overgegaan op een nieuwe eigenaar, maar de koop was niet langs de notaris geleid en nu wist niemand, wie de eigenaar was.Dan verscheen er wel een advertentie in het 'blad voor officiële aankondigingen' in deze geest. "Kan de laatste eigenaar:...... van:...., geboren in 1863, zich melden". En wanneer dat - uiteraard- nooit gebeurde, werd op de duur wel een eind gemaakt aan zo'n situatie. Maar toen ik in 1976 vertrok, stond die bouwval er nog.
Maar bij al deze indrukken was mijn 'kinderklasje' toch wel iets aparts. Ik had uiteindelijk mijn weg daarin gevonden, las mijn hoorders, jongens van 10- 18 jaar voor uit de kinderbijbel van Anne de Vries . Ik herinner mij nog een samenkomst met toch wel zestien van die jongetjes- meisjes waren voor mij onbereikbaar, in Hindoekringen ging dat mogelijk niet zo gemakkelijk- waar éen van de jongens getuigde: "Mijn moeder heb ik wel eens een keer gezien, maar mijn vader nooit". Ik keek die 'Blauwgrond-kinderen' zo eens langs. Geen een daarvan was nu eens ongeschonden, helemaal lekker gezond en blozend. Allemaal min of meer minkukels. Ik probeerde samen met Betty, die de van thuis (Holland) meegekomen piano bespeelde, wat geluid eruit te krijgen, heel eenvoudige kinderversjes, ook in het hindi, Maar het gekras van ongeoefende stemmen wees erop, dat zingen allerminst een dagelijkse bezigheid voor hen was.
Nog steeds doe ik kinderwerk, nu met mijn 84- ste. Dan kijk ik wel eens naar al die 'weeldekindjes' en denk nog wel eens terug aan de avonden van toen. Ach; de algemene welvaart zal Suriname nu ook wel hebben bereikt. ik neem aan, dat het - bijna dertig jaar na mijn waarnemingen- een heel andere jeugd zal zijn, die daar in Blauwgrond nu opgroeit. Ik blijf hopen, dat de eeuwigheid ooit nog iets goeds openbaart van ons bezig zijn daarginds. Een somberaar zei eens tegen mij: "Jij mag wel oppassen, dat de berg van de eeuwigheid voor jou niets meer dan een muis produceert". Wel....met een muis aan resultaat zou ik al blij zijn. In ieder geval zegen ik die jongens, nu tot mannen grootgegroeid, in de naam van Jezus en bid voor hen. ...."Dag patr", konden ze zo trouwhartig zeggen.