Welkom bij saagje!
Foto
Inhoud blog
  • Het oude moedertje
  • De legende van de maïs
  • Mans van de Maone
  • De boer en de duivel
  • De twee advocaten(slot)
  • De twee advocaten
  • Het geitje Pak-me-dan
  • De natgeregende kabouter
  • De zeven heksen
  • Het aardmannetje van de Röhrerbühel 2
  • Het aardmannetje van de Röhrerbühel
  • Nikola staat borg
  • De vurige man van de Geute
  • De geschiedenis van de boerendochter Ketilrídur 2
  • De geschiedenis van de boerendochter Ketilrídur
  • Op reis gaan
  • De luie hasjverslaafde en zijn verstandige vrouw(vervolg)
  • De luie hasjverslaafde en zijn verstandige vrouw
  • Het toverfluitje en het toverhoedje (vervolg)
  • Het toverfluitje en het toverhoedje
  • Waarom de bomen in de herfst geel worden
  • Tijl Uilenspiegel en de paardenkoopman
  • De nimf Daphne
  • De geschiedenis van de reuzenkreeft
  • De toren van Medemblik
  • Theseus en Hippolytus
  • Duimedik
  • De vuurman van Soest
  • Maan, Djabu en de dood
  • De jakhals en de patrijs
  • Goudsbloempje
  • Afspraak is afspraak
  • Het spook van de Zeedijk
  • Rata's wonderbaarlijke reis-einde
  • Rata's wonderbaarlijke reis-vervolg
  • Rata's wonderbaarlijke reis
  • Waarom de hyacint maar zo kort bloeit
  • De citerspeler
  • Van een opgeverfde haan
  • Het land van moeder Soemba
  • Het zwanennest
  • De engel
  • De gebarsten emmer
  • De hondenmarkt van Boedapest (slot)
  • De hondenmarkt van Boedapest
  • Billy de coyote (slot)
  • Billy de coyote(vervolg)
  • Billy de coyote
  • Garuda
  • De dood van de sprookjesverteller
    Foto
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Hoofdpunten blog waaroemni
  • Kerstgroet
  • Luchtballonvaart
  • Paulus Potter
  • Sint-Elisabethsvloed
  • Willem Tell
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Categorieën
  • aardgeest (21)
  • avonturenverhaal (6)
  • dierenverhaal (5)
  • duivels (46)
  • fabels (57)
  • gedichten (1)
  • geesten (griezellen) (12)
  • heksen (52)
  • historisch verhaal (13)
  • historische sagen (35)
  • legende (42)
  • Luchtgeest (30)
  • Mythe (24)
  • parabel (7)
  • Plaaggeest (10)
  • sagen (87)
  • Sinterklaasverhalen (4)
  • sprookjes (118)
  • Tovenaars (38)
  • toverboeken (13)
  • volkssprookje (40)
  • volksverhalen (140)
  • vuurgeest (26)
  • watergeest (19)
  • weerwolven (15)
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    'VOLKSVERHALEN'

    problemen
    Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
    welkom!
    Problemen
    Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
    Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
    De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
    12-03-2010
    nieuwsgierig héDe boze kabouter
    De boze kabouter
    - Een Spaans sprookje over een gemene kabouter en een heldin -
    Er was eens een student. Hij hield van een mooi meisje, maar haar ouders verboden haar om met hem om te gaan, omdat hij zo arm was. Toen besloot het meisje het huis van haar ouders te verlaten en zij sprak met haar vriend af, dat hij haar 's nachts zou komen halen om samen met haar te vluchten. Dan zou ze met hem trouwen in een kleine kapel boven op de berg.

    Op de afgesproken tijd ging het meisje naar het balkon en zij zag buiten in de duisternis een jongeman aankomen, die een paard aan de teugels hield. Ze dacht dat het haar geliefde was en ze zei: "Kom eens dichterbij en pak mijn koffer aan."

    De jongeman nam zwijgend de koffer aan en het meisje liet zich langs een touw naar beneden glijden, steeg op het paard en reed samen met de jongeling weg. Het verwonderde haar wel, dat haar vriend geen woord tegen haar zei. Toen het licht werd, zag ze dat de jongeman haar vriend helemaal niet was, maar een onbekende jongen. Hij was toevallig voorbijgekomen toen zij op het balkon stond. Toen zei ze tegen hem: "Breng mij in godsnaam niet verder, laat mij maar hier!" De jongen hield stil en het meisje steeg van het paard en ging op haar koffer zitten en de onbekende jongen reed verder.

    Spoedig daarna kwamen er herders langs. "Wat een wondermooi meisje! Zo mooi als jonkvrouw Maria!" zeiden ze, en zij namen haar met zich mee.

    In het dorp waar de herders woonden, leefden een man en een vrouw, die geen kinderen hadden. Zij namen het meisje bij zich in huis en zorgden goed voor haar. Zij zeiden dat zij niet eens hoefde te werken. Maar zij stond erop om samen met de herderinnen uit de buurt de schapen te hoeden en liet zich daar niet vanaf brengen. Zo bracht zij de dagen bij de schaapskudde door.

    Toch beviel het haar niet in het dorp, want alle mensen leefden in grote angst om wat er zich op het nabijgelegen paleis afspeelde. Iedere dag werd er namelijk iemand uit het volk door het lot aangewezen, die dan 's nachts bij de zieke prinses in de kamer moest gaan slapen. Maar nooit was iemand levend uit het koninklijk paleis vandaan gekomen. Op een dag viel het lot op de familie bij wie het meisje woonde, en toen zij dat vernam zei zij: "Ik wil niet dat er iemand uit dit huis in de kamer van de prinses gaat slapen. Ik zal er zelf naar toe gaan." En zij ging naar het paleis.

    Toen de koning haar zag, zei hij: "Ik kan niet toestaan, dat zo'n mooi meisje zal sterven! Degene die door het lot was aangewezen, moet in de kamer van de prinses gaan slapen." Het meisje smeekte er echter zo dringend om, dat de koning tenslotte toegaf.

    's Avonds ging zij in de kamer van de zieke prinses op een bed liggen. Hoewel ze al spoedig heel moe werd, lukte het haar toch om wakker te blijven. Kort na middernacht kwam er een kabouter de kamer binnen en stak een naald in het hoofd van de prinses, achter haar oor. De prinses begon te jammeren: "O wee, ze verschroeien me; o wee, ze verbranden me!"

    Toen zweeg zij een ogenblik en daarna zei zij tegen de kabouter: "Ik smeek je in godsnaam om het meisje dat daar ligt niet te doden."

    "Er blijft me niets anders over dan haar te doden," zei het boze wezen.

    "In godsnaam, dood haar niet, want zij is zo mooi!"

    De boze kabouter keek naar het meisje, dat deed alsof zij sliep, en hij zei: "Ja, zij is inderdaad heel mooi. Daarom zal ik haar pas doden als het dag wordt!" Daarop verliet hij de kamer.

    Het meisje was nog steeds wakker gebleven en stond nu op en liep stilletjes achter de kabouter aan. Hij ging een andere kamer binnen en begon te schrijven. Steeds las hij wat hij had opgeschreven en gooide het velletje papier daarna in een ketel die boven het vuur hing. En iedere keer als hij het papiertje in de ketel wierp, sloegen er blauwe vlammen omhoog, en dan riep de arme prinses: "O wee, ze verschroeien me! O wee, ze verbranden me!" Tenslotte hield de dwerg op met schrijven en sliep in.

    Toen pakte het meisje de ketel en goot de inhoud over hem heen, zodat hij verbrandde. Daarna ging ze naar de prinses, trok de naald uit haar hoofd en meteen was de prinses helemaal gezond. De volgende morgen kwamen de dienaren van de koning om het dode lichaam van het jonge meisje te halen. Tot hun verbazing zagen zij, dat zij leefde.

    Het duurde niet lang, of iedereen in het hele koninkrijk wist, dat het meisje de boze kabouter had gedood, en dat de prinses weer gezond was geworden.

    Intussen had de student in het hele land naar het meisje gezocht. Nu kwam hem het bericht ter ore dat zijn meisje de prinses had gered. Spoorslags reed hij naar haar toe en na een paar dagen trouwden zij met elkaar. Op de dag van de bruiloft schonk de koning het meisje vele rijkdommen en hij bewees haar grote eer. En samen met haar man leefde zij haar leven lang heel gelukkig.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Kaboutersprookjes"
               vert. en samenstelling Els Boekelaar en Ineke Verschuren;
               ill. Frantisek Chochola.
               Uitgeverij Christofoor, Zeist, 1985, p. 48-50.

    12-03-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:sprookjes
    » Reageer (14)
    11-03-2010
    nieuwsgierig héDe leeuwin en de kuikens van de struisvogel
    De leeuwin en de kuikens van de struisvogel
    - Een Afrikaanse fabel van de Masaï over rechtmatig ouderschap -
    Het gebeurde eens op de savanne dat een leeuwin welpen ter wereld bracht op het moment dat de eieren van een struisvogel uitkwamen. Een paar dagen later kregen de welpen last van schurft, en hun moeder besloot om haar kinderen te ruilen voor het gezonde kroost van de struisvogel. Deze laatste voelde niets voor de ruil maar vreesde de leeuwin en durfde niet tegenspreken. Ze vertikte het om voor de welpen te zorgen en weldra waren ze dood. Ondertussen ging de leeuwin op stap met de kuikens.

    Moeder struisvogel piekerde zich suf: hoe kon ze in godsnaam haar kinderen terugkrijgen? Ze vertelde haar verhaal aan iedereen die maar luisteren wilde, en kreeg dan steeds te horen: "Nu zijn ze van de leeuwin." Want ze waren allemaal bang.

    Tenslotte legde ze haar probleem voor aan de mangoest. Hij luisterde aandachtig en zei toen: "Kom morgen terug."

    Zodra de struisvogel weg was ging de mangoest op zoek naar een termietenheuvel met twee uitgangen. Daar liet hij de volgende dag alle dieren samenkomen voor een palaver. Het was de bedoeling dat de dieren het geding samen zouden bespreken, maar wanneer iemand het woord nam ging de leeuwin vervaarlijk grommen. De spreker hield zich dan gedeisd en verklaarde: "Het is zo klaar als een klontje: de jongen behoren toe aan de leeuwin."

    Toen iedereen aan de beurt was geweest vroeg de mangoest: "Zijn jullie allemaal klaar? Heeft iedereen gezegd wat hij wilde zeggen?"

    "Ja, we zijn uitgesproken," antwoordden de dieren in koor.

    De mangoest vervolgde: "Goed, dan wil ik ook iets zeggen. Maar ik ben nogal klein van stuk. Om er zeker van te zijn dat iedereen me kan horen wil ik jullie toespreken op deze termietenheuvel."

    Hij klom naar boven en begon aan zijn toespraak: "Dit is allemaal nogal ingewikkelde materie. Maar wie van jullie heeft ooit gehoord van iemand met een vacht die gevederde kinderen op de wereld zet? En wie van jullie heeft vrienden met pluimen en een behaarde kroost?"

    Nee, niemand had ooit van zoiets gehoord, niemand had zulke vrienden. De mangoest haalde diep adem en besloot: "In dat geval zijn die kinderen van de struisvogel."

    De leeuwin wilde zich op hem storten maar hij vluchtte de termietenheuvel in. Terwijl ze de wacht hield bij de uitgang waarin hij was verdwenen, ging de mangoest door de andere uitgang naar huis.

    Ondertussen wandelde de struisvogel weg met haar kuikens. Het is sinds die dag dat we zeggen: Meite-menayu eisdai ilopir lenyenak. Je kan een struisvogel haar pluimen niet ontzeggen.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Masai sprookjes" verzameld door Kris Berwouts.
               Uitgeverij Elmar, Rijswijk, 1999.

    11-03-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:fabels
    » Reageer (11)
    10-03-2010
    nieuwsgierig héArmoede en deemoed leiden ten hemel
    Armoede en deemoed leiden ten hemel
    - kinderlegende -
    Er was eens een prins; hij liep buiten op het veld en dacht na en was triest. Hij keek op naar de hemel, die was zo mooi en zo zuiver en zo blauw, en toen zuchtte hij en zei: "Hoe heerlijk moet iemand zich daar boven in de hemel wel voelen!"

    Daar zag hij een arme grijsaard langs de weg aankomen, hij sprak hem aan en vroeg: "Hoe kan ik toch in de hemel komen?" De man antwoordde: "Door armoede en deemoed. Trek mijn gescheurde kleren aan; zwerf zeven jaren de wereld door en leer ellende kennen; neem geen geld aan, maar als je honger hebt, vraag dan aan medelijdende mensen om een stukje brood, en dan zul je de hemel bereiken."

    De prins trokzijn prachtige pak uit en hing de bedelmantel om, hij ging weg, de wijde wereld in, en leed grote ellende. Hij nam niets, dan een klein beetje eten, hij sprak niet, maar bad tot God dat hij hem eenmaal in de hemel zou willen opnemen.

    Toen de zeven jaren om waren, kwam hij weer aan op het slot van zijn vader, maar er was niemand die hem herkende. Hij zei tegen de dienaren: "Ga naar boven en zeg tegen mijn ouders, dat ik ben teruggekeerd." Maar de dienaren geloofden hem niet, lachten hem uit en lieten hem staan.

    Toen zei hij: "Ga het dan aan mijn broers zeggen, zodat ze beneden komen, ik zou hen zo graag nog eens zien." Ook dat wilden ze niet, tot één van hen erheen ging en het de jonge prinsen vertelde; maar die geloofden het ook niet en bekommerden er zich niet om. De bedelaarsprins schreef een brief aan zijn moeder en beschreef haar daarin al zijn ellende; maar hij zei er niet bij, dat hij haar zoon was.

    Nu liet de koningin hem uit medelijden een plekje aanwijzen onder de trap, en ze liet hem elke dag eten brengen door twee knechts. Een van hen was een slechte man en hij zei: "Wat moet zo'n bedelaar met dat goede eten!" en hij hield het voor zichzelf of hij gaf het aan de honden en hij bracht de verzwakte, uitgeteerde jonkman alleen wat water; maar de ander was wel eerlijk en hij bracht hem wat hij voor hem meekreeg. Dat was niet veel, maar toch kon hij er een poos op leven; en hij was heel lijdzaam en hij werd voortdurend zwakker.

    Toen nu zijn ziekte erger werd, wilde hij het heilig Avondmaal ontvangen. Halverwege de mis, begonnen de klokken in de stad en in de omtrek opeens vanzelf te luiden.

    De priester ging na de mis dadelijk naar de arme man onder de trap; en hij lag daar en was al dood, en in zijn ene hand hield hij een roos, en in zijn andere hand een lelie, en naast hem lag een papier en daar stond zijn hele geschiedenis op geschreven. Toen hij in het graf was gelegd, groeide er aan de ene kant van het graf een roos, en aan de andere kant een lelie.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De sprookjes van Grimm; volledige uitgave" vertaald door M.M. de Vries-Vogel.
               Unieboek BV - Van Holkema & Warendorf, Weesp, 1984.
               Oorspronkelijke titel: Armut und Demut führen zum Himmel
               Engelse tekst: Poverty and Humility Lead to Heaven

    10-03-2010 om 00:26 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (7)
    09-03-2010
    nieuwsgierig héBlaauw Garrit
    Blaauw Garrit
    - Een verhaal over Blauwe Gerrit uit de buurt van Voorst -
    De jonker van Busloo keerde op een winteravond terug van de jacht met een lege weitas. Maar daarom niet getreurd: hij zou een heel andere buit binnenhalen, kostelijker dan hazen of patrijzen! Hij zag immers Hanna lopen, de zeventienjarige dochter van een arme weduwe, die land van hem pachtte. Ze liep met een vrachtje sprokkelhout moeizaam naar huis. De jonker greep haar beet, tilde haar voor zich op zijn paard en reed spoorslags weg. Hij trok zich niets aan van haar bidden en smeken; zo'n pril zwartharig meisje was precies wat hij nodig had op een eenzame winteravond! Maar plotseling slaakte zij een gil: "Daar loopt Blaauw Garrit! Breng me gauw weer naar mijn moeder, jonker. Dit kan niet goed gaan." Maar de jonker lachte om Blaauw Garrit. Hij zag immers niets en aan bakerpraatjes hechtte hij geen waarde: "Schimmen zijn schimmen, daar houden denkende mensen geen rekening mee."

    Maar opeens stond zijn paard schuimbekkend stil. Het was met geen mogelijkheid meer vooruit te krijgen. Blaauw Garrit zat bovenop de nek van het arme dier en drukte er met zijn volle gewicht op. Wat anders meestal onzichtbaar was, kregen ze nu te zien, als een visioen. De jonker en het meisje zagen het spooksel in levende lijve: dreigend, met rollende ogen als vurige bollen en een wapperend blauw kleed, dat vreemd oplichtte. Maar de jonker bleef overmoedig. Met zijn wapen stak hij naar het spookwezen: hij zou het wel klein krijgen. Maar hij kliefde slechts in de ijle lucht. Blaauw Garrit bleef onkwetsbaar. Toen sprong de jonker radeloos van zijn paard, en ging er te voet vandoor. Maar Blaauw Garrit sprong toen hem op de rug en hij kon geen stap meer verzetten. Stokstijf bleef hij staan op de plek waar hij stond. Hij kon nog maar één ding doen: Hanna zijn paard schenken en haar naar de pastoor van Gietel sturen. Die kon hem helpen, want die had een boek waarmee hij toveren kon.

    Hanna reed zo snel ze kon naar haar moeders hut op de heide terug. Haar moeder, die al bang op haar dochter zat te wachten, hoorde het hoefgetrappel: "Het dodenpaard," verzuchtte zij, "dat voorspelt niet veel goeds." Haar voorgevoel werd gelukkig niet bewaarheid. Hanna kwam ongedeerd aanrijden, op het paard van de jonker! Beide vrouwen knielden neer om God te danken. En zij vergaten helemaal om de pastoor te waarschuwen.

    Pas bij dageraad liet Blaauw Garrit zijn slachtoffer los. De jonker strompelde naar Busloo terug, het angstzweet hing hem als ijspegels in haren en baard. In die weinige uren was hij wel dertig jaar ouder geworden. Hanna bracht het paard terug naar de stal en ontving twee handen vol goud. Zo kon zij binnen het jaar trouwen, want met de armoede was het gedaan.

                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Draken en andere vreemde wezens. Verhalen uit de Chinese,
               Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie"
               Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 1991.
               Oorspronkelijke titel: Blaauw Garrit

    09-03-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Plaaggeest
    » Reageer (2)
    08-03-2010
    nieuwsgierig héAdonis
    Adonis
    - De Griekse mythe over de jongeman van zeldzame schoonheid -
    Aphrodite had menige liefdesrelatie na haar huwelijk met Hephaistos. Zo voelde ze onder andere een tedere hartstocht voor een jongeman die Adonis heette.

    Adonis was een onverschrokken jager, die vaak roekeloos te werk ging als hij op gevaarlijk wild jaagde. Dit veroorzaakte veel onrust bij Aphrodite, die bang was dat hem iets zou overkomen.

    Tevergeefs smeekte ze hem het jagen voortaan te laten en bij haar te blijven, waar hem niets kon gebeuren. Maar Adonis wist haar lachend te ontvluchten en bleef het gezelschap opzoeken van de andere mannen die gingen jagen, zodat hij zich kon blijven wijden aan zijn favoriete tijdverdrijf.

    Op een dag achtervolgde Adonis een wild zwijn, een achtervolging die hem veel plezier verschafte. Toen hij het dier uiteindelijk aanviel, draaide het zich echter plotseling woedend om en doorboorde het met zijn vervaarlijke slagtand de onbeschermde dij van Adonis. Adonis probeerde nog weg te komen, maar zijn been weigerde mee te werken en op die manier kreeg het zwijn de kans hem dood te trappen.

    Onmiddellijk kwam Aphrodite naar de plaats waar haar lieveling zo tragisch aan zijn einde was gekomen. Ze haastte zich door kreupelhout en doornstruiken, waarbij ze haar huid openhaalde aan de scherpe takken en doorns. Haar bloed kleurde de witte rozen waar ze langs kwam met een matrode tint. Toen ze aankwam op de plek des onheils, was Adonis al dood en verstijfd en haar hartstochtelijke liefkozingen werden niet langer door hem beantwoord. Aphrodite barstte toen in zo'n onstuitbare tranen vloed uit, dat bos- en waternimfen, goden en mensen en zelfs de natuur zich bij haar aansloten en samen met haar om de geliefde jongeman rouwden.

    Als laatste kwam schoorvoetend Hermes aan bij de droevige menigte, om de ziel van de overledene naar de onderwereld te brengen, waar hij verwelkomd zou worden door Persephone, de godin van de onderwereld. Zij zou hem naar de plaats brengen waar goede, deugdzame stervelingen voor eeuwig in gelukzaligheid verblijven. Aphrodite was nog altijd ontroostbaar en huilde vele, vele tranen. Zodra de tranen de grond raakten, veranderden ze in anemonen en de bloeddruppels die uit de dij van Adonis waren gevloeid en op de grond waren gevallen, groeiden uit tot prachtige rode rozen.

    Aphrodite bleef echter nog altijd zo intens verdrietig, dat ze het op een gegeven moment niet meer kon verdragen. Ze ging naar de Olympos, waar ze aan de voeten van Zeus neerviel en hem smeekte Adonis los te maken uit de omhelzing van de dood, of haar toe te staan zijn lot in de onderwereld te delen.

    Het was onmogelijk de godin van de schoonheid toe te staan de aarde te verlaten en naar de onderwereld te gaan, maar Zeus kon er ook niet tegen haar zo te horen smeken. Hij besloot daarom dat Adonis uit de onderwereld zou worden teruggeroepen, zodat Aphrodite hem weer bij zich kon hebben. Maar Hades had de zeggenschap over Adonis, want de onderwereld was zijn rijk en hij weigerde hem te laten gaan. Na een langdurige discussie tussen Zeus en Hades werd een regeling getroffen. Adonis mocht de ene helft van het jaar op aarde doorbrengen en moest voor de andere helft terugkeren naar het Elysium.

    Aan het begin van de lente verliet Adonis de onderwereld en zo snel hij kon ging hij naar zijn geliefde Aphrodite. Overal waar hij zijn voetstappen zette, ontloken de bloemen en begonnen de vogels te fluiten om te laten zien hoe blij ze waren met zijn komst. Zo werd Adonis het symbool van de plantengroei, die elke lente uit de bodem omhoog komt en de aarde bedekt met prachtige bladeren en bloemen en die de vogels doet fluiten. In de herfst keerde Adonis met tegenzin terug naar de onderwereld, want dan kwam het wrede wilde zwijn van de winter weer om hem met zijn slagtand te doorboren en de natuur te doen verdorren. En elk jaar in de herfst huilde de natuur om zijn vertrek.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Griekse en Romeinse mythen en sagen"
               uitgegeven door uitgeverij Verba. ISBN: 9055134023

    08-03-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:sagen
    » Reageer (6)
    07-03-2010
    nieuwsgierig héDe vos en de ganzen
    De vos en de ganzen
    - Fabel -
    Op een keer kwam de vos op een weiland, waar een troep mooie, vette ganzen zat; hij lachte en zei: "Ik kom als geroepen, jullie zitten allemaal zó netjes bij elkaar dat ik de één na de ander kan oppeuzelen." De ganzen snaterden van schrik, sprongen op en begonnen te jammeren en klagelijk om hun leven te smeken. Maar daar wou de vos niets van horen en hij zei: "Geen genade, jullie moeten allemaal dood."

    Tenslotte vatte één van hen moed en zei: "Als wij arme ganzen ons heerlijk jonge leven dan toch moeten verliezen, bewijs ons dan één enkele gunst en veroorloof ons nog één gebed, zodat we niet in zonde sterven; daarna zullen we dan op een rij gaan staan en kun je steeds de vetste uitzoeken."

    "Goed," zei de vos, "dat is redelijk en het is een vrome wens; ga maar bidden, ik wacht wel zolang." Dus begon de eerste een heel lang gebed, altijd maar 'gak, gak, gak' en omdat die gans maar niet ophield, wachtte de tweede niet tot het haar beurt was, maar ze begon ook van 'gak, gak, gak' De derde en de vierde volgden toen en weldra gakten ze allemaal in koor.

    (En als ze klaar zijn met bidden, vertel ik het sprookje verder, maar voorlopig bidden zij nog steeds.)


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De sprookjes van Grimm; volledige uitgave" vertaald door M.M. de Vries-Vogel.
               Unieboek BV - Van Holkema & Warendorf, Weesp, 1984.
               Oorspronkelijke titel: Der Fuchs und die Gänse
               Engelse tekst: The Fox and the Geese

    07-03-2010 om 00:18 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:fabels
    » Reageer (4)
    06-03-2010
    nieuwsgierig héDe visser en de groentjes
    De visser en de groentjes
    - Een Engels volksverhaal over kleine wezentjes uit Lancashire -
    Op een nacht voer een visser met zijn boot over de Morecambe Bay. Het liep tegen middernacht en de mist kwam op. Hij wilde juist naar huis terug zeilen, toen hij het geluid van klokken hoorde dat van onder het wateroppervlak leek te komen. Hij leunde buitenboord om het geluid beter te kunnen horen en toen hij weer op keek was de mist verdwenen en scheen de maan weer.

    Tot zijn verbazing was het land dat hij zag hem volkomen onbekend. Er was een gebergte, maar het waren niet de bergen die hij kende. Hij zag een strand, waarop een huisje stond. Hij bevond zich dicht bij de monding van een rivier, maar het was niet de rivier de Kent. Hoewel hij het zeil had gestreken, bewoog de boot zich toch langzaam vooruit, alsof het door een stroming werd meegetrokken. Tenslotte dreef hij een kleine grot binnen, die hij nooit tevoren had gezien, en zijn boot liep aan de grond.

    De visser sprong aan land. Een vreemd groen licht scheen over alles, maar het was geen maanlicht. Een schare kleine groene mensen liep rond, danste en zong. Een van hen strekte zijn arm uit, raakte de visser bij zijn vinger aan en maakte hem duidelijk, dat hij hem moest volgen.

    "Deze mensen moeten groentjes zijn," dacht de visser. "Ze zijn zo klein, ze kunnen me nauwelijks kwaad doen."

    Hij had vaak over de groentjes, een soort feeën, horen praten, maar er nog nooit een gezien.

    De kleine mensjes leidden hem door het bos naar de ingang van de grot. Het licht was groen en mistig, zodat de visser niet meer dan een paar passen vooruit kon kijken, maar hij voelde met mos begroeide stenen onder zijn voeten en om hem heen was steeds het glinsterende, geheimzinnige licht.

    Hij kwam op een open plek, omgeven door bloembedden. Het gras was zacht en groen. Het was een feeënring, waar honderden groentjes aan het dansen waren. Muzikanten waren nergens te zien, maar de muziek klonk erg vrolijk en de visser begon met de dansers mee te doen. Hij draaide op onbeholpen wijze rond tot hij zo moe was dat hij neer viel en in slaap viel.

    Toen hij wakker werd, waren de groentjes weg en hij voelde zich erg hongerig. "Ach, had ik toch maar wat te eten," zuchtte hij. Onmiddellijk stond er een feestmaal voor hem in het gras. Hij begon haastig het op te eten, want hij was niet vaak in de omstandigheden een zo rijk en kostelijk maal te mogen verorberen en bovendien was hij bang dat het misschien niet voor hem bestemd zou zijn.

    "Ik zou alleen wel graag willen weten waar ik nu ben," zei hij. Op het zelfde moment stond er een leuk, klein groentje voor hem. Ze was zo mooi, dat hij zijn eigen vrouw helemaal vergat en de fee, helemaal verrukt door haar schoonheid, aanstaarde. Hij wist zeker dat dit de koningin van de groentjes moest zijn en dat was ook zo.

    "Je bent in het land van de groentjes, waar het altijd dag is en waar iedereen gelukkig is," zei de koningin. "Zolang je hier bent, ben je mijn onderdaan en moet je mij gehoorzamen."

    "Dat wil ik graag doen," zei de visser, maar voordat hij had kunnen opstaan, was de mooie koningin weer verdwenen.

    Hij rende haar achterna het bos in, maar hoewel hij uren lang naar haar zocht, kon hij haar niet meer vinden.

    Soms, terwijl hij zo ronddwaalde, hoorde hij spottend gelach, maar er was niets anders te zien dan het vreemde groenachtige licht, dat overal was en nooit veranderde.

    Als hij honger had, hoefde hij alleen iets te wensen - en hup, daar stond al de heerlijkste maaltijd. "Waarom zou ik niet ook andere dingen vragen?" dacht de visser bij zichzelf.

    "Ik wil een heleboel geld," zei hij hardop. Nauwelijks had de zin uitgesproken of het begon goudstukken te regenen. Hij stopte eerst al zijn zakken vol, toen trok hij ook nog zijn laarzen uit en vulde ook die met het goud.

    "Als ik nu ook nog mijn boot terug had, dan zou ik naar huis kunnen zeilen en zou de rest van mijn leven een rijk man zijn," bedacht hij. Hij rende door het bos in de richting waarin hij dacht dat het strand lag. Een tijdje later stond hij weer op de dansweide van de feeën. De bloemen die er rond omheen stonden, waren vingerhoedskruid en in iedere kelk zat een groentje en liet zich door de wind heen en weer wiegen. De wonderschone koningin zat bovenop een paddestoel, terwijl een kleermakertje een mantel voor haar naaide van de vleugels van motten en vlinders.

    Naast haar stond de koning van de groentjes. Hij droeg kleren, gemaakt van kevervleugels en een hoed met een scharlaken veer.

    Helemaal verrukt, dat hij de mooie koningin weer terug zag, knielde de visser voor haar neer en kuste haar hand.

    Onmiddellijk stortte zich een grote schare groentjes op hem. Ze knepen hem met hun kleine vingertjes. Ze prikten hem met naaldscherpe zwaarden en trokken hem zijn haar uit. De visser sloeg wild om zich heen, maar hij was zo groot en onbeholpen, dat hij het kleine volkje nauwelijks iets aan kon doen. De groentjes waren steeds leniger en vlugger dan hij en lachten hem uit. Ze gingen door hem te kwellen en toen hij erge pijn voelde, riep hij uit: "Ik wou dat ik veilig op mijn boot in de baai zat!"

    Meteen bevond hij zich op zijn boot, die zachtjes in de stroming schommelde. De maan scheen en gaf een vertrouwd melkachtig licht.

    De visser hees het zeil en voer naar het Poulton strand, waar zijn huisje stond. Hij ging aan land, verzorgde zijn boot, de netten en het zeil en kroop toen gauw in zijn bed. Hoewel het hem leek dat zijn avontuur veel langer had geduurd, was het toch nog maar kort na middernacht. De volgende morgen vertelde hij aan zijn vrouw wat hem overkomen was. Ze lachte hem uit en zei dat hij gedroomd had. "Maar het was geen droom," riep hij nijdig uit. "Kijk maar, ik heb een heel vermogen mee naar huis gebracht".

    Hij greep in zijn zakken. Ze waren leeg. Zijn laarzen stonden voor de kachel te drogen, maar er zaten geen goudstukken meer in.

    "Het was toch een droom," zei zijn vrouw lachend.

    Ook zijn vrienden lachten hem uit, maar stilletjes keken velen van hen uit naar het land van de groentjes, zonder het ooit te vinden. De visser zelf vond geen rust meer. Steeds zocht hij naar het wonderbaarlijke land. Op maanverlichte nachten zeilde hij ver de zee op en op een keer is hij niet meer teruggekomen. Maar of hij het land van de groentjes toch heeft gevonden... niemand weet het!


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Volkssprookjes en legenden uit Engeland" door Frederik Hetmann.
               Vertaling door Hannelott Jarausch. Oorspronkelijke titel: Englische Märchen.
               Uitgeverij Elmar, Delft, 1978. ISBN: 906120-1365

    06-03-2010 om 00:02 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Plaaggeest
    » Reageer (9)
    05-03-2010
    nieuwsgierig héBloedende appel
    Bloedende appel
    - duivels -
    Op een boerderij in Harelbeke had men twaalf kinderen onder wie negen meisjes en drie jongens.

    Toen één van de meisjes de koeien moest bewaken op de weide, kreeg ze van een dame en een heer een appel.
    Het meisje beet in de appel en zag dat de appel bloedde.
    Daarna was het meisje door de duivel bezeten.

    Het meisje zag de tafels en stoelen tegen elkaar botsen en was helderziend.

    Zo wist het meisje bijvoorbeeld dat twee vrouwen op bedevaart gingen naar Zwevegem en dat de vrouwen op de boerderij drank zouden komen vragen om haar te kunnen zien.

    Toen in Parijs het operagebouw afbrandde, wist het meisje het ook.
    Ze wist zelfs de naam van een heer uit Harelbeke die naar de ramp stond te kijken.

    Op zekere dag kwam een pastoor het meisje overlezen en de duivel verjagen.

    Daarna kwijnde het meisje weg.
    Ze heeft niet lang meer geleefd.


    regio : Sint-Denijs                                                               verzamelaar - M.Sagaert -
    Bron : Vlaamse Volksverhalenbank
                                                  © Seminarie voor Volkskunde K.U.Leuven

    05-03-2010 om 00:49 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:duivels
    » Reageer (12)
    04-03-2010
    nieuwsgierig héDe druif
    De druif
    - Een volksverhaal uit Afghanistan -
    Men vertelt dat er eens in Herat een machtige sjah woonde. Hij was de heerser van Chorazan en had maar één zoon, mooi als de dag en moedig als een leeuw. Zijn zoon heette prins Badan. Alles wat hij deed lukte hem. Maar het meeste succes had hij met boogschieten. Zo'n goede schutter had Chorazan nog nooit gekend en zou het ook nooit meer krijgen.

    Op een dag was de sjah met zijn onderdanen en zijn zoon aan het wandelen in de tuin. Toen gebeurde er iets vreemds. Nauwelijks had de sjah een voet op het gras gezet, of er vloog een adelaar voor zijn voeten en om de hals van de adelaar kronkelde een giftige slang. De sjah kreeg medelijden met de adelaar en riep: "Wie durft hem te bevrijden?" Prins Badan pakte zijn pijl en boog en zei: "Ik vader, als u het mij toestaat!"

    Hij spande zijn boog en schoot een pijl af; precies zo, dat hij de slang in zijn kop raakte. De dode slang viel op de grond, de adelaar spreidde zijn vleugels en met een dankbare krijs verdween hij in de wolken.

    Vele jaren later toen de sjah met zijn zoon en zijn onderdanen in de tuin wandelde, gebeurde er weer iets vreemds. Nauwelijks had hij een voet op het gras gezet, of boven hun hoofd krijste een grote adelaar die voor de voeten van de sjah een paar zaadjes liet vallen. Toen verdween hij weer in de wolken.

    De machtige sjah keek verbaasd op en zei: "Dat was zeker dezelfde adelaar, die we jaren geleden gered hebben. Vandaag bracht hij ons een geschenk. Laat de zaadjes uitzaaien!"

    De tuinier van de sjah zaaide de zaadjes op een daarvoor bestemde plek. Na enige tijd was er een onbekende struik uit gegroeid en deze struik werd steeds groter en voller, tot hij helemaal bedekt was met grote zware trossen druiven. De druiven waren rijp geworden door de zon en barstten uit elkaar. Uit de opengebarsten druiven liep sap. Toen men het sap in een beker opving en in de schaduw zette, ging het gisten, daarna werd het helder en tenslotte glinsterde het als goud. Maar wat het voor vocht was, dat wist niemand, ook de knappe ministers van de sjah wisten het niet.

    Ze konden de sjah alleen de raad geven om het sap te laten drinken door iemand die ter dood veroordeeld was.

    De man die ter dood veroordeeld was dronk de eerste beker en trok een zuur gezicht. De ter dood veroordeelde man dronk een tweede beker en begon te lachen.. De man dronk een derde beker en hij begon vrolijk te zingen, alsof hij vergeten was, dat hij ter dood veroordeeld was.

    De machtige sjah zag dat het niet giftig was. Hij liet de man vrij en proefde zelf van de wonderlijke drank. Zo kwamen de wijnranken op de wereld. En zo heeft de adelaar er voor gezorgd, dat de mensen zoete druiven eten en zure wijn drinken.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De betoverde tuin" door Marie Mrstikova.
               Nederlandse vertaling van Els Nuijen.
               Uitgeversmaatschappij Holland, Haarlem, 1978. ISBN: 90-251-0297-2

    04-03-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (6)
    03-03-2010
    nieuwsgierig héDe oude vrouw in het bos
    De oude vrouw in het bos
    - Een sprookje van Grimm over een in een boom betoverde prins -
    Er was eens een arm dienstmeisje, dat met haar meester en meesteres door een groot bos reisde, en toen ze daar middenin was, kwamen er opeens rovers uit het struikgewas te voorschijn, en ze vermoordden iedereen die ze tegenkwamen. Allen kwamen erbij om, behalve het meisje, zij was in haar angst uit de wagen gesprongen en had zich achter een boom verborgen.

    Toen de rovers met hun buit weg waren, kwam ze op de plaats waar het gebeurd was en zag het ongeluk. Ze begon bitter te schreien en zei: "Wat zal ik arme nu beginnen, ik weet niet hoe ik uit het bos kom, er woont geen levende ziel in, ik zal zeker van honger omkomen."

    Ze liep heen en weer, zocht een uitweg, maar kon niets vinden.

    Het werd avond, ze ging onder een boom zitten, vroeg God om hulp, wilde daar blijven zitten en niet weggaan, wat er ook gebeurde. Maar toen zij daar een poos gezeten had, kwam er een wit duifje aangevlogen, met een klein, gouden sleuteltje in zijn snavel. Hij legde haar het sleuteltje in de hand en zei: "Zie je daar in de verte die grote boom? Daar hangt een klein slotje aan, dat kun je met het sleuteltje opendoen, daar zul je eten genoeg vinden en je hoeft geen honger meer te lijden."

    Toen ging ze naar de boom, ze deed het slot open en ze vond er melk in een schoteltje en wittebrood erbij om erin te brokkelen, zodat ze lekker kon eten. Toen ze genoeg had, zei ze: "Nu is het de tijd waarop de kippen thuis op stok gaan, ik ben zo moe, kon ik maar in mijn bed gaan liggen."

    Het duifje kwam dan ook weer aangevlogen, bracht een tweede gouden sleuteltje in z'n snavel en zei: "Doe de boom, die daar staat, maar open, dan zul je een bed vinden." Zij maakte ook dit slot open en vond een mooi, wit bedje: ze bad God, dat hij voor haar die nacht zou zorgen, ze ging liggen en sliep in.

    De volgende morgen kwam het duifje voor de derde keer, bracht weer een sleuteltje en sprak: "Maak nu die boom daar eens open, daar zul je kleren vinden." En toen ze het slot openmaakte, vond ze daar kleren met goud en edelstenen, zo heerlijk als geen koningskind er had. Zo leefde ze daar een poos, het duifje kwam elke dag en zorgde voor alles, wat ze nodig had, en 't was een rustig, goed leven.

    Eens echter kwam het duifje en zei: "Wil je iets doen om mij een plezier te doen?"

    "Graag," zei 't meisje.

    Het duifje zei: "Ik zal je naar een klein huisje brengen. Ga daar in, middenin, bij de haard, zit een oude vrouw; ze zal, 'goedendag' zeggen. Maar geef haar vooral geen antwoord, al begint ze nog zo vaak. Ga de kamer door aan haar rechterhand. Daar is een deur. Maak die open. Dan kom je in een kamer, waar een hoop ringen in allerlei soorten op een tafel liggen. Daar zijn prachtige bij, met fonkelende stenen. Maar laat ze liggen! Zoek er een heel eenvoudige uit; die is er ook wel bij, en breng die dan bij me, zo gauw als je kunt."

    Het meisje ging naar het huisje toe en ging de deur door. Ze zag er een oud mens zitten, dat grote ogen opzette en zei: "Goedendag, kindlief." Ze gaf haar geen antwoord en ging naar de deur toe. "Waarnaar toe?" riep ze en pakte haar bij haar rok en wilde haar vasthouden. "Het is mijn huis, daar mag niemand binnenkomen, als ik het niet hebben wil." Maar het meisje zweeg, maakte zich uit haar greep los en ging meteen de kamer in. Daar lag nu op tafel een massa ringen, ze glinsterden en schitterden haar in de ogen; ze wierp ze door elkaar en zocht de eenvoudige, maar ze kon hem niet vinden.

    Terwijl ze zo aan het zoeken was, zag ze het oude mens rondsluipen en een vogelkooi ter hand nemen waar ze mee weg wilde. Ze ging nu op haar toe, nam haar de kooi uit de hand, en toen ze hem ophief en erin keek, zat er een vogel in, die een eenvoudige ring in zijn snavel had. Ze nam die ring en liep er heel blij mee naar huis en dacht dat het witte duifje dadelijk komen zou om de ring te halen: maar het kwam niet.

    Ze leunde tegen de boom om op het duifje te wachten, maar terwijl ze daar stond, leek het of de boom zacht was, en buigzaam, en de takken zonken neer. En opeens bogen zich de takken om haar heen, en dat waren twee armen, en toen ze omkeek, was de boom een man geworden, die haar omvatte, haar kuste en zei: "Jij bent het, die me verlost hebt en uit de macht van het oude mens bevrijd. Ze is een boze heks. Ze had me betoverd in een boom, maar een paar uur lang was ik iedere dag een duif, en zolang ze de ring bezat, kon ik mijn mensengedaante niet meer terugkrijgen."

    Nu waren ook zijn bedienden en zijn paarden van de toverij verlost; ze had hen ook in bomen veranderd. Ze stonden nu naast hem. En zij reden weg naar zijn rijk, want hij was een prins; en ze trouwden en leefden gelukkig met elkaar.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De sprookjes van Grimm; volledige uitgave" vertaald door M.M. de Vries-Vogel.
               Unieboek BV - Van Holkema & Warendorf, Weesp, 1984.
               Oorspronkelijke titel: Die Alte im Wald
               Engelse tekst: The Old Woman in the Woods

    03-03-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:sprookjes
    » Reageer (12)
    02-03-2010
    nieuwsgierig héHet verenkleed van het Maanmeisje
    Het verenkleed van het Maanmeisje
    - Een lenteverhaal uit Japan -
    Het was lente, en langs het met pijnbomen bedekte strand van Mio werd het geluid van vogels gehoord. De blauwe zee danste en fonkelde in de zonneschijn, en Hairuko, een visser, zat daar neer om van het schitterende toneel te genieten. Terwijl hij dit deed, zag hij bij toeval een prachtig kleed van zuiver witte veren aan een pijnboom hangen.

    Toen Hairuko op het punt stond het kleed van de boom af te nemen, zag hij, dat een buitengewoon bekoorlijk meisje uit de zee naar hem toekwam, en hem vroeg, of hij haar het kleed wilde teruggeven.

    Hairuko keek met bijzondere bewondering naar het meisje en zei: "Ik vond het kleed en ben van plan het te houden, want het is een wonder, waardig om geplaatst te worden onder de schatten van Japan. Nee, ik kan het u bij mogelijkheid niet teruggeven."

    "Ach," riep het meisje diep ongelukkig. "Ik kan niet door de lucht vliegen zonder mijn kleed van veren; als u er dus bij blijft, dat u het wilt houden, kan ik nooit meer naar mijn hemels verblijf terugkeren. Ach, brave visser, ik smeek u, geef mij mijn kleed terug!"

    De visser, die wel een zeer hardvochtig man moet geweest zijn, wilde zich niet laten vermurwen. "Hoe meer u smeekt," zei hij, "des te meer ben ik besloten, te houden wat ik heb gevonden."

    Daarop antwoordde het meisje:
    "O, beste visser, spreek niet uit dat woord;
    Hebt u dan nooit van het vogeltje gehoord,
    Welks wieken zijn geknakt; kan 'k niet met veren prijken,
    Dan tracht ik te vergeefs den Hemel te bereiken."
    Na enige verdere besprekingen over dit onderwerp werd het hart van den visser enigszins vertederd. "Ik zal u uw kleed van veren teruggeven," zo sprak hij, "als u ogenblikkelijk voor mij wilt dansen."

    Daarop antwoordde het meisje: "Ik zal hier voor u de dans dansen, die het Paleis van de Maan doet ronddraaien, zodat zelfs een arme sterveling zijn geheimen leert kennen. Maar ik kan niet dansen zonder mijn veren."

    "Nee," zei de visser wantrouwend. "Als ik u dat kleed geef, zult u wegvliegen, zonder voor mij te hebben gedanst."

    Het meisje werd ontzettend boos over die opmerking. "Stervelingen mogen al hun beloften breken," zo sprak zij, "maar bij de Hemelse Wezens zijn bedrog en onoprechtheid niet bekend."

    Na het horen van die woorden schaamde zich de visser vreselijk, en zonder een woord te antwoorden, gaf hij het meisje het kleed van veren terug.

    Toen het meisje haar helder wit kleed had aangetrokken, tokkelde zij de snaren van een luit en begon te dansen, en terwijl zij danste en speelde, zong zij van vele vreemde en schone dingen in verband met haar verwijderde woning in de Maan. Zij zong van het reusachtige Paleis van de Maan, waarin dertig vorsten heersten, vijftien in witte gewaden, als de maanschijf vol was, en vijftien in het zwart, als de Maan afnam. Terwijl zij zong en speelde en danste, zegende zij Japan en drukte den wens uit: "Dat het voortdurend meer moge bloeien en groeien."

    De visser mocht zich niet lang verheugen in die vriendelijke vertoning van de bekwaamheid van het Maanmeisje, immers zeer spoedig klopten haar lieflijke voetjes niet langer het zand. Zij steeg op in de lucht, terwijl de witte veren van haar kleed flikkerden tegen de pijnbomen of tegen de blauwe lucht zelf. Zij steeg al hoger en hoger, nog steeds spelend en zingend, tot boven de toppen der bergen, al hoger en hoger, totdat haar gezang niet meer werd gehoord, en zij het schitterende paleis van de Maan bereikte.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Mythen & Legenden van Japan"
                door F. Hadland Davis.
                W. J. Thieme & Cie, Zutphen, 1917.

    02-03-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (11)
    01-03-2010
    nieuwsgierig héDe marketentster van de Fransebaan
    De marketentster van de Fransebaan
    - Een sage uit Oisterwijk over Trientje de Fransman -
    Trientje de Fransman was een marketentster. Dat was in 1813. Ze is toen met het leger van Napoleon meegekomen over de Franse Baan. Napoleon is daar in de Franse Baan verslagen. De mensen maakten er een versje van:

    "Trieneke de Fransman
    die met het leger hier kwam
    Napoleon is over de Franse Baan
    met de legers op de vlucht gegaan."
    Trientje was een marketentster. Haar man was bij het leger en zij liep met hem mee. Achteraan. Ze had een leren riem om en daar hing een kruikje met jenever aan. Haar man is met Napoleon weggevlucht en nooit meer teruggekomen. Trientje is toen hier 'op de hei' blijven wonen. Ze bouwde een hutje van masten (dat zijn van die lange dennen) en van rijshout (dat zijn lange wilgentakken). Met dennen en takken vlocht ze de muren van het hutje en smeerde dat dicht met leem en koeienpoep. Dat werd dan heel hard.

    Ze verkocht in haar huisje jenever, tabak en bier. Er kwamen ook veel stropers. De mannen kwamen bij Trientje wat drinken. Ze was altijd de hele nacht op. Ze ging niet naar bed. Toen ze hier kwam als marketenster was ze nog een meisje van 23 jaar. Ze heeft hier nog tot 1870 gewoond. Ze was toen 80. Toen werd ze ziek. De mensen zeiden dat ze haar ziel aan de duivel had verkocht. Dat was, omdat ze de mannen in haar huisje liet zuipen en lallen tot diep in de nacht.

    Het ging als een lopend vuurtje rond: "Trientje de Fransman is doodziek!"

    Nu woonde er in Haaren een zekere 'Keesje'. Hij was zo ongeveer dokter. Hij had allerlei kruiden. Hij was naar Trientje toegegaan en had gezegd: "Trientje, je gaat dood. Wil je de pastoor hebben?" - "Nee," zei Trientje, "dat wil ik niet. Dat werk ik zelf wel met Onze Lieve Heer af."

    Nou, er zijn vijf pastoors geweest: uit Haaren, Boxtel, Oirschot, Moergestel en uit Oisterwijk. Maar Trientje wilde van de pastoors niets weten. De pastoors dachten dat ze recht naar de hel ging. Ze hebben het allemaal geprobeerd. Alleen de Oisterwijkse pastoor bleef. Trieneke moest van hem de duivel afzweren: ze mocht niets meer met hem te maken hebben. Ze moest zeggen: "Ik verzaak aan de duivel." Maar Trieneke zei niets.

    "Zeg het nu," zei de pastoor. Maar Trieneke zei niets. "Zeg het nu," zei de pastoor weer. Tenslotte zei Trieneke: "Ik verzaak aan Mijnheer de Duivel."

    "Waarom zeg je nu 'mijnheer' tegen de duivel?" vroeg de pastoor.

    "Ik ben niet gek," zei Trieneke. "Als ik toch naar de hel moet, dan houd ik de duivel liever tot vriend."

                                          * * * EINDE * * *
    Bron : Geschreven en verteld door Marleen Groenland voor het project
               'Nederlandse gemeenten en hun sagen'. Oktober/november 2008.

    01-03-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:historisch verhaal
    » Reageer (7)
    28-02-2010
    nieuwsgierig héDe weerwolf van Millingen
    De weerwolf van Millingen
    - vandaag volle maan -
    Het dorp Millingen aan de Rijn lag uitgestorven, pikdonker was het en nieuwe maan en nergens zag je ook maar een straaltje licht. Alleen, en dat was vreemd, in het vissershuisje van Dorus van de Dries, waren ze nog op. Daar was iets bijzonders aan de hand, dat was zeker. Want binnen in het kale kamertje zat een aantal mannen bij elkaar.

    Als dat niet vreemd is op dit late uur. Het was al bijna half twaalf. En er zaten zeven sterke kerels bij de haard. Er werd bijna niet gesproken. Dorus van de Dries zelf zat in het midden en hij keek alsof zijn aak was weggedreven.

    Dorus van de Dries, en dat wist iedereen in Millingen, Dorus was niet te benijden. Het was al jaren geleden, maar Dorus voelde nog als de dag van gisteren hoe het voor de eerste keer over hem was gekomen. Dat verschrikkelijke, waarvan hij best in de gaten had, dat ze het allemaal wisten. Waar ze hem voor aankeken, waarvoor hij wel in de grond wilde kruipen, maar dat elke keer weer terugkwam, iedere keer als het nieuwe maan was. Geen wonder, dat er geen mens buiten was in zo'n duistere nacht. Iedereen kroop weg, maar waar moest hij wegkruipen, als de maan wegbleef? Daar hielp niets aan, wat hij ook deed. Het zou komen!

    Precies om twaalf uur, daar begon het. Een harig wolfsvel suisde dan door de schoorsteen het huis binnen. En Dorus, de arme Dorus, hoe duchtig hij zich ook verweerde, hij werd door een geweldige kracht naar dat onzichtbaar makende vel gedreven en meteen dat hij het wolfsvel om zijn schouders voelde, was hij al verloren. Dan moest hij gaan weerwolven. "Derk," zei Manus Meun op zekere dag tegen zijn buurman, "zouden wij Dorus van de Dries nou eens niet van het weerwolven kunnen afhelpen? Me dunkt, die man moet daar toch onmenselijk onder lijden. Zou daar nou niks aan te doen zijn?" Zo begon het en het eind van het liedje was, dat een stuk of zeven sterke kerels, die voor de duvel nog niet bang waren, rond de haard van Dorus zaten te wachten op de dingen die komen zouden.

    Nu was het weer nieuwe maan en stikdonker. De wind huilde om het armoedige huisje in de Dender. Ze zaten in een halve kring met de gezichten naar het vuur toe. Dorus van de Dries zat in het midden en Manus en Derk aan weerskanten. Veel gepraat werd er niet, ze keken in de vlammen en ieder had zijn eigen gedachten. Zo nu en dan hield deze of gene een stukje hout in het vuur en stak er zijn aarden pijp mee aan. Er hing een dikke tabakswalm in het kamertje. Zo nu en dan loerde een van de mannen eventjes naar de klok, maar de wijzers kropen maar langzaam naar de twaalf toe. Wachten duurt lang. Och, je kunt je die oude vissers wel voorstellen. Goed, ze waren ruw in de mond, een beetje onverschillig in hun doen en laten en het mes zat dikwijls erg los in hun broekzak, maar geloof maar, ze gingen veel liever bij de Immer in Bimmen een klare drinken, dan hier te zitten nachtbraken en te wachten op... God weet wat. Nee, erg op hun gemak voelden ze zich niet.

    Ze staken nog maar weer eens een verse pijp aan en stopten een tabakspruim achter hun kiezen. Dat hielp. En Dorus? Net zoals altijd, als het weer bijna zijn tijd was om te gaan weerwolven, werd hij onrustig. Hij schoof regelmatig heen en weer op zijn bankje. Hij zat maar te wriemelen met zijn vingers en soms ging er een huivering door zijn leden of hij de koude koorts had. Hoe later het werd, hoe erger het met hem gesteld was. Zweetdruppels lekten van zijn hoofd en bleven in zijn baard hangen.

    Manus en Derk hielden hem scherp in de gaten en schoven van lieverlede dichter naar hem toe. De Schele Pos, anders een kordate vent, kreeg het nu toch ook benauwd en stelde voor om een Onze Vader te gaan bidden. Hij bad voor en een paar zware keelstemmen gaven hem antwoord. Tergend langzaam tikte de klok, de wind huilde om het huis en de regen kletterde tegen de luiken. Het ging er buiten af, of de wereld verging.

    Maar binnen werd de spanning om te snijden. Het was een paar minuten voor twaalf. Dorus staarde angstig naar de haard, de handen krampachtig tot vuisten gebald. Derk en Manus hielden hem in de gaten. De Schele Pos begon haastiger te bidden en zijn ogen vlogen van de klok naar het vuur en weer terug. Steven Alver, een boom van een vent, stond op en ging naar de stapel doorntakken, die naast de haard klaar lag. Hij smeet een paar flinke bossen op het vuur, dat nu ineens fel begon op te laaien. De vlammen sloegen tot in de schoorsteen en de mannen schoven een beetje naar achteren vanwege de hitte.

    De klok ratelde en maakte zich gereed om te gaan slaan. Steven Alver en Mojje van Graas gingen aan weerskanten van de haard staan, beiden met een zalmhaak in de hand. Luidkeels bad de Schele Pos zijn Onze Vader. Dorus moest nu door Derk en Manus worden vastgehouden, zo ging hij te keer. Zijn haren stonden compleet recht overeind en zijn ogen puilden hem bijna uit het hoofd. Daar sloeg de klok. Een... twee... Aan alle kanten scheen de wind naar binnen te willen. De luiken rammelden, deuren klepperden en de olielamp walmde. Het vuur en de rook sloegen terug uit de schoorsteen. Een hete walm kwam de kamer binnen. Drie... De klok sloeg verder. Dorus sloeg om zich heen en worstelde om los te komen, maar Derk en Manus, geholpen door een paar makkers hielden hem stijf op zijn plaats vast. Ze hijgden van inspanning, want met een enorme kracht werd Dorus naar de haard gedreven.

    En toen, nauwelijks had de klok voor de twaalfde keer geslagen, of als door een nieuwe windvlaag, sloegen de vlammen opnieuw neer. De adem bleef de vissers in de keel steken. Daar had je het ding, waar ze de hele godganse avond op hadden zitten te wachten.

    Een harig, donker wolfsvel viel uit de schoorsteen naar beneden. Vliegensvlug stootten Steven en Mojje toe en duwden met uiterste krachtsinspanning het vel in de weer hoog oplaaiende vuurgloed. Een zwarte, stinkende walm steeg omhoog. Kleine giftig-groene vlammetjes krulden om het spartelende, schroeiende vel.

    Steven en Mojje, bijna gestikt door de vieze walm, hielden evenwel vol en gaven geen krimp voordat het hele vel in vlammen was opgegaan. En hoe zwarter het vel werd, des te rustiger werd Dorus tenslotte. Toen Mojje met zijn zalmhaak nog eens even in het vuur porde en er niets meer van het vel te vinden was, veegde Dorus zich het zweet van zijn voorhoofd, zuchtte eens diep en lachte. Het was of hij wakker werd uit een angstige droom. Hij keek nog wat wazig om zich heen, maar ook de anderen zagen bleek om de neus en ze moesten toegeven, dat hun hart nog in de keel klopte. De Schele Pos vermande zich het eerst.

    In een oogwenk goot hij een aantal glaasjes vol foezel en even later proostte de hele groep op de goeie afloop. Dorus was bevrijd. Het wolfsvel was verbrand. Nooit meer hoefde hij erover te tobben of zich te verwijten, dat hij de mensen de stuipen op het lijf zou jagen. Het weerwolven had afgedaan. En dat dankte hij aan zijn beste kameraden, de oude vissers van Millingen.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Volksverhalen uit Gelderland" samengesteld door G.J.H. Krosenbrink.
               Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1979. ISBN: 90-274-7082-0

    28-02-2010 om 00:08 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:weerwolven
    » Reageer (8)
    27-02-2010
    nieuwsgierig héDe zeemeermin van Schweinfurt
    De zeemeermin van Schweinfurt
    - Een Beiers ridderverhaal over een nieuwsgierige zeemeermin -
    Dit verhaal gaat over de rondreizende ridders, die van kasteel naar kasteel, van stad naar stad trokken, en zich door hun dapperheid en bekwaamheid de gunsten veroverden van de edelvrouwen, die zij zich vóór het steekspel hadden uitgekozen.

    Ook in Schweinfurt namen de ridders het in het strijdperk tegen elkaar op, misschien wel op dezelfde plaats, die nu nog de naam: 'het grote strijdperk' draagt.

    Eens moet daar namelijk een beroemd steekspel hebben plaatsgevonden, waarvoor de ridders van heinde en ver kwamen. Velen lieten al voor de opening van het toernooi door de herauten omroepen, waarvoor ze wilden strijden. Sommigen hadden het zakdoekje van hun dame om de arm gebonden, anderen aan de helmpluim de handschoen van hun uitverkorene, er waren er, die een rivaal een nederlaag betaald wilden zetten of hun vaardigheid wilden bewijzen in de omgang met zwaard of lans. Zo had iedereen wel een reden, alleen de onbekende ridder die vlak voor de opening het plein opreed, had nog geen doel om voor te strijden.

    Dus reed hij voor het begin van de strijd het veld rond, om onder de aanwezige dames een schone vrouwe te kiezen, wiens kleuren hij wilde verdedigen. Hij behoefde niet lang te zoeken. Een beeldschoon meisje, met ogen, onpeilbaar als de diepte van de zee, viel hem dadelijk op. Hij sprong van zijn paard, maakte een diepe buiging en vroeg haar, voor haar groene kleur te mogen strijden. Het meisje knikte zonder woorden en wierp de ridder haar sluier toe, licht als een veertje en groen als zeegras. Het meisje was zo mooi als een sprookjesprinses, en toen de ridder naar het strijdperk reed, was hij zeker van de overwinning.

    Het trompetsignaal was nog niet verklonken, of de onbekende reed fier en zonder dralen het strijdperk binnen. Onfeilbaar trof zijn zwaard elk schild of helm van zijn tegenstander. Hij was de beste van allemaal en werd tot overwinnaar uitgeroepen.

    Het was de gewoonte, dat de overwinnaar door zijn edelvrouwe met de erekrans werd onderscheiden. Onze ridder nam de helm van zijn hoofd en reed naar de tribune, waar zijn uitverkorene al op hem wachtte.

    Ook het meisje was verheugd en lachte de ridder toe. En daarbij bemerkte de ridder tot zijn grote schrik en verwondering, dat het meisje niet alleen een groen gewaad, groene ogen en een groene sluier had, zij had ook groene tanden!

    Door zijn zichtbare ontsteltenis scheen het meisje zich plotseling weer van haar uiterlijk bewust te worden. Bliksemsnel veranderde ze in een meermin, baande zich een weg door de mensenmenigte, die angstig achteruitweek, terug naar de nabijgelegen Main. Ze dook de rivier in en was het volgende ogenblik door de golven meegevoerd.

    Nog vele weken was deze gebeurtenis het gesprek van de dag in Schweinfurt, maar langzamerhand raakte het in de vergetelheid.

    Onze ridder kon het meisje echter niet vergeten. Hij besloot, wapenuitrusting en sporen af te leggen, het klooster in te gaan, afstand te doen van de wereld en haar de rug toe te keren. Hij leefde hier als kluizenaar en bleef in gedachten de meermin van Schweinfurt trouw.

    De arme man kon immers niet weten dat de zeemeermin, door louter nieuwsgierigheid gedreven, het toernooi had bezocht. En nieuwsgierigheid, zo zegt men, is een echt vrouwelijke eigenschap, maar ik geloof, dat sommige mannen er ook raad mee weten!


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Sagen van Europese steden"
               verteld door Vladimír Hulpach.
               Holland, Haarlem, 1980. ISBN: 90-251-0412-6

    27-02-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (9)
    26-02-2010
    nieuwsgierig héHazenjacht
    Hazenjacht
    - luchtgeest -
    Twee stropers gingen 's avonds op hazenjacht.
    Eén van de stropers schoot een haas en stak die in een zak.

    Toen er een tweede haas kwam opdagen, ging het geweer niet af.
    Ook de volgende poging om het dier te treffen, mislukte.

    De haas ging op zijn achterpoten zitten en zei:
    "Zeg X, waar ben je?",
    waarop de geschoten haas antwoordde:
    "In de zak, maar ik ben klaar om te vertrekken."

    De geschoten haas had de zak stukgebeten en de andere haas zei:
    "Dan lopen we samen weg."

    Het volgende ogenblik waren de twee hazen verdwenen.


    regio : As                                                         verzamelaar - R.Celis -
       Bron : Vlaamse Volksverhalenbank
                                                   © Seminarie voor Volkskunde K.U.Leuven

    26-02-2010 om 23:06 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Luchtgeest
    » Reageer (0)
    nieuwsgierig héDe heks van Oostbroek
    De heks van Oostbroek
    - Een heksenverhaal -
    Er leefde in het vlek Oostbroek, niet ver van Utrecht, een weduwe, bij wie een knecht inwoonde tot het verrichten van werkzaamheden, zoals de omstandigheden dat meebrachten. Daar hij reeds meermalen, nieuwsgierig zoals knechten plegen te zijn, door het tralievenster had opgemerkt, dat zijn meesteres in het holst van de nacht, zodra het dienstpersoneel ter ruste was gegaan, geregeld naar een bepaalde plaats toe ging en met uitgestrekte handen een balk van de aan de stal grenzende hooizolder vastgreep, besloot hij, benieuwd wat dit toch wel betekenen kon, ook zelf, buiten medeweten van zijn meesteres, hetzelfde te doen en de kans te wagen.

    Toen derhalve zijn meesteres als altijd naar die gewone plek was toegegaan en, zoals bleek, verdwenen was, volgde hij ook, bekeek de plek, en greep naar het voorbeeld van de weduwe de hooizolder vast. Terstond daarop werd hij in de lucht gevoerd en naar de stad Wijk bij Duurstede gebracht in een verborgen en onderaardse spelonk, waar hij een samenkomst van heksen vond, die onder elkaar over hun boze plannen beraadslaagden. Zijn meesteres, die evenals haar gezelschap verbaasd was over de onverwachte verschijning van haar knecht, vroeg hem door welke list en op welke wijze hij hier in een oogwenk was aangeland. Hij antwoordde juist zoals de zaak zich had toegedragen. Zij wilde daarop tegen hem gaan uitvaren, doch werd door de anderen gekalmeerd, die de knecht vriendschappelijk opnamen, onder beding dat hij het diepste stilzwijgen zou bewaren omtrent hetgeen hij te zien en te horen zou krijgen. Aan welk gebod natuurlijk volgaarne werd voldaan.

    Toen de tijd van uiteengaan gekomen was, stelde zij voor de indringer te doden, maar de anderen waren zachtmoediger en wisten haar te bewegen hem op haar schouders naar huis te brengen, zoals ook geschiedde. Sneller dan de wind vlogen zij door de lucht. Toen zij een flink eind op weg waren, ontwaarden zij een diep moeras, met riet overdekt. De boze heks, die de jongeling niet vertrouwde, gooide hem eensklaps van haar schouders, in de vaste mening, dat hij zijn nek wel zou breken of verdrinken. Maar God, die barmhartig is, maakte dat hij in het dichtste deel van het riet viel, zodat hij niet omkwam.

    De ongelukkige, die vreselijk kermde, werd, zodra de dag aanbrak, met gebroken dijbenen door de voorbijgangers gevonden, en was toen genoodzaakt zijn wedervaren te vertellen. Toen het gerucht hiervan de Utrechtse schout Johan van Culemborch ter ore kwam, liet hij de heks ten spoedigste gevangen nemen en in de ketens leggen. Zij legde een volledige bekentenis af, in de hoop op een zachter vonnis, maar zij werd met algemene stemmen tot de brandstapel veroordeeld.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Volksverhalen uit Utrecht en het Gooi" samengesteld door Willem de Blécourt.
               Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1979. ISBN: 90-274-7083-9

    26-02-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (6)
    25-02-2010
    nieuwsgierig héDe ezel en de os
    De ezel en de os
    - Een Egyptische fabel over zich onttrekken aan zware arbeid -
    Een ezel en een os deelden eens een stal. De ezel had een gemakkelijk leven omdat zijn meester alleen zo nu en dan naar de markt reed terwijl de os iedere dag werd meegenomen om op het veld te werken. Op een nacht toen de twee dieren hun avondmaal gebruikten, klaagde de os over zijn zware leven.

    "Misschien kun jij me helpen, broer ezel," zei de os. "Wat kan ik doen om mijn meester over te halen om vriendelijker voor me te zijn, en me niet zo hard te laten werken?"

    De ezel dacht hier over na en antwoordde toen: "Ik stel voor dat je morgenvroeg net doet alsof je ziek bent en weigert het hooi te eten dat hij voor je neer legt. Als de meester ziet dat je het eten hebt laten liggen zal hij je in de stal laten. Je zal dan niet naar de velden hoeven om de ploeg voor hem te trekken. Je kunt dan van de rust genieten."

    De os nam de raad van de ezel aan en deed net alsof hij ziek was. De man die zag dat de os niets had gegeten en ziek leek nam toen de ezel in plaats van de os mee.

    Hij spande de ezel voor de ploeg en liet hem werken van de vroege ochtend tot de late avond. De ezel die niet gewend was aan dit zware werk, was geheel uitgeput aan het eind van de dag. Hij had grote spijt van het advies dat hij aan de os had gegeven.

    Toen de ezel die avond terug keerde naar de stal, vroeg de os hoe het hem was vergaan. "Ik had een hele fijn dag," loog de ezel. "Het lopen in de velden is me goed bevallen. Ik geloof echter wel dat ik je moet vertellen wat ik onze meester hoorde zeggen."

    "En dat is?" vroeg de os.

    "Welnu," zei de ezel, "ik hoorde hem met zijn vrouw praten, en hij zei tegen haar dat als de os ziek bleef ze hem zouden moeten slachten voor zijn vlees."

    De os werd helemaal wit toen hij deze woorden hoorde.

    "Ik denk daarom," voegde de ezel eraan toe, "dat het 't beste is als je weer al je hooi op zou eten voor het geval dat onze meester denkt dat je niet in staat bent om te werken."

    De os was het daarmee eens en op deze manier was het voor de ezel mogelijk om zich te behoeden voor nog meer ploegwerk.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Waarschijnlijk een bewerking van een 1001-nacht verhaal"

    25-02-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:fabels
    » Reageer (10)
    24-02-2010
    nieuwsgierig héDe zuurkool van Bommen Berend
    De zuurkool van Bommen Berend
    - Een Groninger sage over Haren, Grote Griet en een kanonskogel -
    Het was een grote fout van Bernhard von Galen - de Duitse bisschop van Münster - die dacht dat het gebied van Groningen en omstreken nog steeds aan hem toebehoorde. Maar het was ondertussen het gebied van de Groningers zelf. Maar dat was voor Bommen Berend - want zo werd hij ook wel genoemd - geen bezwaar om toch naar het noorden op te trekken.

    Hij begon in Coevorden en van Coevorden werd gezegd: "Dat is een moeilijk te nemen vesting." Nou, Bommen Berend had er geen enkel probleem mee. Hij had duizenden kogels, twintigponders schoot hij af. Hij had binnen de kortste keren Coevorden ingenomen en kon hij doorstoten naar Boertange. Maar daar hadden ze 200.000 kogels voor hem klaarliggen. En hij probeerde te onderhandelen maar er viel niet te onderhandelen met de bevelhebber daar.

    In Groningen had Carl von Rabenhaupt - de commandant die aangesteld was om Groningen te verdedigen - er voor gezorgd dat op de Grote Markt een enorm kanon werd opgesteld: de Grote Griet. Daar is nog een café naar genoemd en je kunt het nog bezoeken. En hij had het laten richten op het zuiden want daar zou Bommen Berend vandaan komen. En inderdaad. Hij maakte een omtrekkende beweging en Boertange kwam hij ook niet in. Hij had Coevorden wel en alles wat daartussen lag, maar hij wilde Groningen hebben.

    En daar stond hij in Deursen, vlakbij Assen. Daar sloeg hij zijn kampement op en langzaam trokken ze met hun geschut richting het noorden, richting Groningen en kwamen aan in Haren. Haren was een scheet voor ze! Dat was zo ingenomen. Er werd geroofd, gemoord, geplunderd en binnen de kortste keren lag Haren aan zijn voeten, maar dat was niet zijn doel. De grote stad die daar lonkte wilde hij hebben.

    En als eerste vorderde hij de kerk. Daar zou hij gaan zitten en vanuit die plek zou hij het geschut leiden. En dat deed hij ook. En hij deed zijn naam werkelijk eer aan. Hij schoot de ene kogel na de andere op Groningen af, maar af en toe kwamen er een paar aardige terug. Want Grote Griet, dat was bekend, daar kon je ontzettend zuiver mee richten.

    Maar de overmacht van Bommen Berend zou de stad wel snel aan zijn voeten leggen. Maar dat viel tegen. Hij was vijf dagen bezig met schieten, hij was zes dagen bezig. Geen enkel teken van overgave kwam er vanuit de grote stad. Ja, het enige dat kwam, dat waren die enorme twintigponders, die overal op en doorheen knalden. De ravage was groot. De berichten waren niet best. En het lukte hem niet. Na acht dagen nog steeds niet. En hij begon toch langzamerhand wanhopig te worden en te twijfelen: "Zou het lukken?"

    Maar hij had het best naar zijn zin, want hij had Haren zo'n beetje leeggeplunderd en hij had ontdekt dat je daar de heerlijkste zuurkool met spek kon eten en dat wilde hij iedere dag hebben. De beste kok van Haren moest hem iedere dag een groot bord zuurkool met spek leveren. Dat at hij dan met smaak op en dan keek hij af en toe door het venster naar Groningen en dan kwam er weer zo eentje aan... uit de Grote Griet.

    En het was op een dag, 27 augustus 1672, dat hij zijn bord op tafel had gezet en verbeten naar de grote stad keek die maar niet wilde vallen. En hij draaide zich om naar zijn bord met zuurkool... en dat is zijn geluk geweest, mensen! Want doordat hij zich omdraaide, hoorde hij slechts even een zoevend geluid achter hem. Maar als hij had gekeken, dan had hij die twintigponder op het venster af zien komen. Had hij gezien dat ie over de tafel vloog, zijn bord met zuurkool meenam en er aan de andere kant de toren weer uitvloog. En met een enorme dreun kwam de twintigponder zeven voet diep de grond in, de vette Groningse klei. En op dat moment wist hij gewoon: "Het heeft geen enkele zin om daar nog tijd en geld aan te besteden. Mijn manschappen willen weg, ze worden helemaal ziek van die enorme twintigponders die op hun terecht komen." Er waren zoveel gesneuvelden! En hij besloot zich terug te trekken en zijn verlies te nemen. En zo bleef Groningen dus bespaard voor de inname van Bommen Berend. Bernhard von Galen, die met de staart tussen zijn benen weer kon vertrekken.

    En de Groningers die vierden feest en dat doen ze vanaf die tijd ieder jaar op 28 augustus. Dan vieren ze het feest van Bommen Berend. En als ze zeggen: "We hebben vanavond oorlog," dan betekent het dat er zuurkool met spek wordt gegeten, want daar zijn ze dol op.

    En ze hebben natuurlijk een liedje gemaakt, de Groningers:

    "Grote Griet ben ik gehieten, Om wijd en weer kon ik wel schieten, Ik kreeg een kogel in mijn mond, Ik schoot hem door de Haarder toren, En toen nog zeven voet in de grond."
    Zo is het gegaan en dat zingen de Groningers op 28 augustus.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : Verteld door Nico Herwig voor het project "Nederlandse gemeenten en hun sagen".

    24-02-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:historisch verhaal
    » Reageer (15)
    23-02-2010
    nieuwsgierig héFruithandelaar
    Fruithandelaar
    - tovenaars -
    Toen een fruithandelaar 's nachts terugkwam van de markt in Sint-Truiden, barstte er plots een zwaar onweer los.

    De man ging schuilen achter een huis.
    Nadat het onweer een kwartier later was overgewaaid, wilde de man verder gaan.

    Dat lukte echter niet, want de man kon geen voet meer verzetten.
    Van één uur tot drie uur 's nachts leek het alsof de man aan de grond was genageld.
    Daarna kon hij weer verder.

    Door het luiden van de Angelus, zijn al die spoken verdwenen.


    regio : Kotem                                                         verzamelaar - P.Knabben -
    Bron : Vlaamse Volksverhalenbank
                                                    © Seminarie voor Volkskunde K.U.Leuven

    23-02-2010 om 21:04 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Tovenaars
    » Reageer (1)
    nieuwsgierig héWaarom de varkens wroeten
    Waarom de varkens wroeten
    - Een sage over varkens -
    Er waren eens een oude en een jonge vrouw. En de jonge vrouw zei op een keer tegen de oude vrouw, dat ze zo graag een keer pannenkoeken wilde eten.

    "Nou," zei de oude vrouw, "als je een mooi stuivertje vindt, dan zullen we ze eten."

    Toen ging de jonge vrouw het hele huis aanvegen en ze vond een stuivertje. Hierop maakte de oude vrouw beslag voor de pannenkoeken, en de jonge vrouw ging ze bakken. Maar toen de pannenkoek aan de ene kant gaar was, wist ze niet wat ze moest doen.

    Haar moeder zei toen: "Je moet 'm omgooien."

    Maar toen ze dat deed, kwam hij op de rand van de pan terecht, en brak in tweeën. De ene helft viel in de aspot. De andere helft vloog door de schoorsteen de wijde, wijde wereld in.

    Daar kwam de pannenkoek een oude man tegen.

    Die zei: "Pannenkoekje, wat ruik je lekker. Mag ik eens een hapje van je nemen?"

    "Nee," zei de pannenkoek, "ik ben al aan een oude en een jonge vrouw ontsnapt, en dan zou ik me door jou laten opeten? Nee."

    En weg vloog de pannenkoek.

    Toen kwam 'ie een meisje en een jongen tegen die naar school gingen.

    Die vroegen ook: "Pannenkoek, mogen wij eens van je happen?"

    "Nee," zei de pannenkoek: "Ik ben net aan een oude vrouw en een jonge vrouw en een oude man ontsnapt, en zou ik me dan door zo'n paar kinderen laten opeten?"

    En weg vloog de pannenkoek weer.

    Toen werd de pannenkoek van al dat rondvliegen erg moe. Hij zag een varken op het land liggen, en hij is op zijn kop bij zijn oor gaan zitten. Maar ook het varken vroeg of hij eens een hapje van hem mocht nemen.

    "Nee," zei de pannenkoek: "Ik ben al aan een oude vrouw en een jonge vrouw en een oude man en twee kinderen ontsnapt, en moet ik me dan door jou laten opeten?"

    Maar het oude varken zei: "Kom wat dichter bij m'n oor zitten, want ik ben een beetje doof."

    En toen de pannenkoek dit wilde doen, schudde het varken zo met z'n kop, dat de pannenkoek eraf viel en in de modder zonk. Toen gingen alle varkens aan het wroeten om de pannenkoek te zoeken, maar ze vonden hem niet.

    Daarom wroeten nog steeds alle varkens in de grond.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : Collectie Boekenoogen; Volksverhalenbank CBOEK057.
               In januari 1894 toegezonden door S.C. Timmers-Groothuijs uit Drente.
               Het verhaal is vertaald uit het Drents. AT 2025, The Fleeing Pancake & SINUR 65A,
               Warum das Schwein immer sucht.

    23-02-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:sagen
    » Reageer (10)


    Welkom bij saagje !
    Foto


    Laatste commentaren
  • Harden vol 1 (Rodolfo)
        op De mythe van Stinsterloo
  • Cheap Jerseys From China (Anthony)
        op De mythe van Stinsterloo
  • Lieve groetjes vanwege DEWESTHOEK (Annie & Rogier)
        op De boer en de duivel
  • Hallo Saagje,heel mooie story, (paolo)
        op De boer en de duivel
  • Piepelou Saagje (Jeske)
        op De boer en de duivel
  • Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Kribbelboekboek
  • Fijne midweek toegewenst
  • Lieve midweekgroetjes blogmaatje
  • Het blijft hier stil
  • Een fijne Donderdag gewenst
  • Voor alle Papa's en Opa's een fijne vaderdag gewenst

    bedankt voor de trouwe bezoekjes
    saagje


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    E-mail mij


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per week
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 05/12-11/12 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 14/03-20/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 04/10-10/10 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 20/09-26/09 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 02/08-08/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 19/07-25/07 2010
  • 12/07-18/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 21/06-27/06 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 29/06-05/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Welkom bij
    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!