zittend in mijn ouwe getrouwe zeteltje 
tussen de gele paardenbloemen 
en lieflijke meizoentjes in het gras 
de her en der uitgestrooide vergeet mij nietjes 
zoete geur van diep paarse seringen 
  
een meizon als bijzondere weelde 
van licht zien ondergaan 
verwacht ik geen kwaad van de nacht 
maar zal hij mij een hemelbed 
vol schitteringen schenken 
  
zodat ik niet langer bang ben van het donker 
het doodstille niet meer veracht 
maar aanvaardt als met een toekomst in zich 
  
  
    
								 |