Een balhoofdplaatje is een logo van de fabrikant of het merk dat is aangebracht op de balhoofdbuis van een fietsframe. Balhoofdplaatjes werden al eind 19e eeuw toegepast en waren vaak gemaakt van metaal. Ter bevestiging aan de balhoofdbuis kunnen daarin nagels of schroeven zijn gebruikt. Bij moderne(re) fietsen kunnen tevens, al dan niet met lijm, balhoofdplaatjes van kunststof zijn aangebracht. Ook kan een balhoofdbuis voorzien zijn van een transfer/sticker.
ROYAL CODRON : -- In Nederlandse lijsten van Belgische fietsmerken staat “ROYAL CODRON” vermeld als merk, maar zonder verdere details. België had veel fietsenmerken en vaak waren er handelaren die merknamen hadden waarvan de frames of onderdelen elders gemaakt werden.
Codron kan een achternaam of voornaam zijn, bijvoorbeeld Frans of Belgisch van oorsprong.
ROYAL MOERO – Cycles ------------------ Belgisch Congo
Lake Mweru, in het Frans vaak Lac Moero, is een zoetwatermeer in Centraal-Afrika, in wat nu het oosten van de Democratische Republiek Congo en noordwest-Zambia is. Het meer wordt gevoed door de rivier Luapula in het zuiden, en de Luvua voert het water af naar het noorden, dat dan verder gaat richting de rivier de Lualaba/Congo-rivier. Oppervlakte: ongeveer 4.650 km.
Tanganika-Moero District was een bestuurlijke eenheid van Belgisch-Congo van ongeveer 1912 tot 1933. Het district strekte zich uit over wat nu de noordelijke delen van Haut-Katanga en Tanganyika provincies zijn.
Baudouin Etabl. Matthys uit Mons exporteerde fietsen naar Belgisch-Congo.
Op het balhoofdplaatje BAUDOUIN Royal zien we de afbeelding van de jonge koning Boudewijn (1930–1993) ( le roi Baudouin)
Boudewijn werd koning van België in 1951, na de troonsafstand van zijn vader, Leopold III. Op dat moment was Congo (officieel: Belgisch Congo) nog een Belgische kolonie, sinds 1908 bestuurd door België (na de periode van de persoonlijke heerschappij van Leopold II).
In 1955 bracht Boudewijn een koninklijk bezoek aan Congo.
Hij werd er enthousiast onthaald door veel Congolezen, wat in België geïnterpreteerd werd als een teken van loyaliteit en tevredenheid. In werkelijkheid was er al groeiende onvrede en nationalistisch bewustzijn bij veel Congolezen.
Het bezoek versterkte Boudewijns persoonlijke band met Congo, maar ook zijn overtuiging dat België nog een “beschavende rol” te spelen had — een visie die later als paternalistisch werd beschouwd.
Koning Boudewijn I (1930–1993) speelde een belangrijke rol tijdens en na de dekolonisatie van Belgisch Congo. Onder internationale druk en door toenemende sociale onrust werd Congo onafhankelijk op 30 juni 1960.
Tijdens de plechtigheid in Léopoldville (nu Kinshasa) hield Boudewijn een omstreden toespraak. Hij prees Leopold II om zijn “genadige beschavingswerk” in Congo!
Hij waarschuwde de nieuwe leiders om niet te snel te veranderen en om België als gids te blijven zien.
De toespraak werd in België gezien als hoffelijk en vaderlijk, maar in Congo als koloniaal en neerbuigend. De Congolese premier Patrice Lumumba hield onverwacht een felle tegen-toespraak, waarin hij sprak over onderdrukking, vernedering en het lijden van het Congolese volk.
Dit veroorzaakte grote spanning tijdens de ceremonie en symboliseerde de breuk tussen het koloniale verleden en de nieuwe onafhankelijkheid.
Kort na de onafhankelijkheid brak chaos uit in Congo: muiterijen, afscheidingsbewegingen (zoals Katanga), en politieke moorden, waaronder die van Patrice Lumumba in 1961. Boudewijn was diep geraakt en teleurgesteld door het verloop van de gebeurtenissen. Hij bleef sterk emotioneel verbonden met Congo en zag de onafhankelijkheid als een mislukking van de “Belgische missie”.
Boudewijns houding wordt vandaag gezien als goedbedoeld maar paternalistisch. Zijn toespraak van 1960 was een keerpunt in de Belgische koloniale geschiedenis — ze symboliseert de moeilijkheid van België om de koloniale mentaliteit los te laten. In latere jaren toonde Boudewijn meer berouw over de manier waarop België met Congo was omgegaan, maar hij bleef persoonlijk getroffen door de manier waarop de dekolonisatie verliep.
Centraal op het balhoofdplaatje in de cirkel zin we de vlag van Belgisch – Congo.
Het is niet duidelijk wat met SCIMEKA bedoelt word: Varianten zoals “Simika” / “Simeka / Shimika / Tshimeka / Semeka” leveren vooral persoonsnamen, bedrijfsnamen en moderne termen op — het is wel wél een veelvoorkomende Congolese familienaam. Of het is mogelijks een Franstalig acroniem is (zoals Société Congolaise Industrielle et Minière…)?
ROYAL KANDA-KANDA -- Kanda-Kanda was een plaats in Belgisch Congo, in de provincie Kasai. Het was de hoofdplaats van het gelijknamige gewest (dus administratief belangrijk als districtshoofdplaats). Bevolking rond 1949: ongeveer 250 blanken en 125.000 inlanders. De term “inlanders” in de koloniale context refereert aan de autochtone bevolking. De “blanken” verwijst naar de Belgische kolonialen, bestuurders etc. De verhouding (250 blanken vs. 125.000 inlanders) geeft een indruk van hoe groot het gewest ongeveer was in de koloniale periode.
Léon "Trouet" Motombo Mokuna (Tshilundu, 1 november 1929- 28 januari 2020) was een Belgische voetbalspits van Congolese origine. Hij speelde tijdens de jaren 1950 en 1960 voor Sporting Lissabon, La Gantoise (het huidige KAA Gent) en KSV Waregem.
Volledige naamLéon Mukuna Mutombo
Bijnaam: “Trouet” of “Le Trouet” (betekent iets zoals “klein gat”)
Geboorte: 1 november 1928, Léopoldstad (nu Kinshasa), Belgisch Congo
Overlijden: 28 januari 2020, Gent, België
Loopbaan- Clubs :
Victoria Club (Kinshasa / Léopoldville, Congo).
Sporting Lissabon (Portugal) van 1954 tot 1957.
La Gantoise (Gent, België) van 1957 tot circa 1961.
KSV Waregem van ongeveer 1961 tot 1966.
Tevens KV Kortrijk – volgens sommige bronnen eindigde zijn carrière daar na een blessure (dubbele beenbreuk) .
Interlands / Nationale selectie:
Speelde 2 interlands voor België B in 1959, met één doelpunt.
Hij kreeg de Belgische nationaliteit in 1959.
Hij werd niet opgeroepen voor het A-elftal (de officiële Rode Duivels) volgens de gangbare bronnen.
Trainerscarrière:
Hij was later ook coach / bondscoach van Congo (toen vaak “Congo-Kinshasa” of Zaire genoemd) op verschillende momenten, o.a. rond 1965, en ook betrokken bij TP Engelbert (nu TP Mazembe)
Bijzondere feiten / nalatenschap:
Hij wordt gezien als een van de eerste Afrikaanse spelers in de Belgische hoogste voetbalklasse.
De bijnaam “Trouet” kreeg hij omdat hij eens een penalty zo krachtig inschoot dat het net beschadigd raakte (“door het net schoot”).
Bij KAA Gent is hij een legende: zijn komst in 1957 werd erg opgemerkt, hij scoorde vaak, werd topschutter, etc.
Hij bleef na zijn actieve carrière betrokken bij voetbal en zijn familie. Zijn kleinzoon David Mukuna-Trouet is ook voetballer.
In Belgisch-Congo (nu de Democratische Republiek Congo) speelde de fiets een opmerkelijke rol in de koloniale geschiedenis, zowel als symbool van moderniteit als in de context van de exploitatie van de Congolese bevolking.
In het Belgisch-Congo (nu de Democratische Republiek Congo) werden fietsen en andere voertuigen gebruikt voor transport en handel. Een bekend voorbeeld is de "chukudu", een handgemaakte houten tweewieler die wordt gebruikt voor het vervoeren van zware ladingen zoals voedsel, brandhout en bouwmaterialen. Deze voertuigen zijn vooral te vinden in het oosten van het land, bijvoorbeeld in steden als Goma
In de jaren 1950 nam de vraag naar fietsen in Belgisch-Congo aanzienlijk toe. Tussen 1948 en 1955 verdrievoudigde de vraag, wat duidt op een groeiende belangstelling voor technologie en mobiliteit onder de Congolese bevolking.
Daarnaast werden er in de jaren vijftig en zestig ook Belgische fietsen geëxporteerd naar Congo, vaak als ondersteuning voor lokale studenten die lange afstanden moesten afleggen om naar school te gaan. Er zijn berichten over initiatieven waarbij honderden Belgische fietsen in goede staat werden verzonden naar studenten in steden als Goma en Bukavu.
Royal Nord en de productie in Congo: Het Belgische fietsmerk Royal Nord speelde een cruciale rol in deze ontwikkeling. In de jaren 1950werden er fabrieken opgericht in Leopoldstad (nu Kinshasa) en Elisabethstad (nu Lubumbashi), waar Royal Nord-bromfietsen werden geproduceerd. Deze bromfietsen waren populair in Belgisch-Congo en werden zelfs in licentie geproduceerd door andere Belgische merken zoals FN en Gillet.
Het gebruik van fietsen en bromfietsen in Belgisch-Congo moet worden gezien tegen de achtergrond van de koloniale uitbuiting. De productie van rubber, essentieel voor de opkomst van de fietsindustrie, ging gepaard met ernstige mensenrechtenschendingen. Werknemers werden gedwongen tot dwangarbeid, en straffen voor vermeende traagheid waren wreed en vaak fataal.
Fietsen in de postkoloniale periode: Na de onafhankelijkheid van Congo in 1960 bleef de fiets een belangrijk vervoermiddel. In de hedendaagse Democratische Republiek Congo wordt de fiets nog steeds veel gebruikt, zowel voor persoonlijk vervoer als voor commerciële doeleinden. Fietsenclubs en -evenementen, zoals de "I only dream of bicycles"-club in Oost-Congo, benadrukken de blijvende betekenis van de fiets in de Congolese samenleving.
Voor 1908 was het gebied de persoonlijke eigendom van Koning Leopold II. Deze periode staat bekend om extreme uitbuiting van de lokale bevolking, vooral bij de rubberproductie. Miljoenen Congolezen kwamen om of leden onder dwangarbeid.
Belgische annexatie (1908):
Door internationale kritiek op de misstanden nam België het gebied officieel over. Het werd de Belgisch-Congo, een kolonie van de Belgische staat. Hoewel het beleid iets humaner werd, bleef de economie grotendeels gericht op exploitatie van natuurlijke rijkdommen.
Weg naar onafhankelijkheid:
Na WOII groeide het nationalisme.
België besloot in te stemmen met onafhankelijkheid onder druk van Congolese bewegingen en internationale kritiek:
Onafhankelijkheid: 30 juni 1960
Nieuwe naam: Democratische Republiek Congo
België liet spoorwegen, steden en scholen achter, maar de koloniale uitbuiting zorgde voor blijvende sociale en economische problemen!
Vairas --- Šiauliai ----- CCCP (USSR)-- Litouwse Socialistische Sovjetrepubliek (Litouwen)
Baltik Vairas (Baltisch stuurwiel ) is een fietsenfabrikant gevestigd in Šiauliai , Litouwen. De huidige naamloze vennootschap Baltik Vairas vond zijn oorsprong in 1948, en werd in 1993 opgericht na de privatisering van een staatsbedrijf en is een van de grootste fietsenfabrikanten in Noord-Europa. Baltik Vairas richt zich op productontwikkeling, het coaten en kleuren van fietsonderdelen, het decoreren en monteren van fietsen, evenals de levering en garantie (full service). Het bedrijf produceert ongeveer 320.000 fietsen per jaar, met een jaarlijkse capaciteit van 500.000, en exporteert zijn productie naar 15 landen.
De geschiedenis van het bedrijf gaat terug naar een staatsbedrijf, Šiauliai Bicycle Factory , opgericht op 23 december 1948 in de Litouwse SSR (Litouwse Socialistische Sovjetrepubliek ). De fabrieken werden gevestigd in de gebouwen en op het terrein van de voormalige tractorreparatiefabriek Zaizdras en een spijkerfabriek. In 1949 werd de tractorreparatiefabriek omgebouwd tot een fietsenfabriek. De fabriek beschikte over 136 machines voor de mechanische bouw van fietsen, van die machines waren er 109 die voor de Tweede Wereldoorlog in Duitsland waren gemaakt. Het personeelsbestand bestond toen uit 47 medewerkers.
Het bedrijf begon in 1951 met de productie van fietsen voor tieners, die kregen de naam Ereliukas (kleine adelaar; jongensversie) en in 1952 weren er meisjesfietsen vervaardigd die werd de Kreg¸dutė (kleine zwaluw ) genoemd. Aanvankelijk werden ze sinds 1950 geproduceerd in de Wit-Russische SSR (Wit-Russische Socialistische Sovjetrepubliek) in de Minsk Motorcycle and Bicycle Plant (MMBP) onder de overeenkomstige Russische namen "Orlyonok" en "Lastochka" gebaseerd op de Duitse modellen van vóór de Tweede Wereldoorlog. De productie ervan werd overgebracht naar Litouwen nadat MMBP begon met de productie van Minsk -motorfietsen, gebaseerd op de apparatuur die uit de Duitse DKW- fabriek was gehaald als een deel van de Sovjet- schadevergoeding en herstellingswerken voor de geleden schade in de Tweede Wereldoorlog .
De productie steeg tot 37.000 fietsen per jaar. In 1953 breidde de fabriek uit tot een oppervlakte van
7.500 m2 met een capaciteit van maximaal 150.000 eenheden per jaar. Deze fietsen werden geëxporteerd naar Duitsland , Mexico , Finland , Roemenië , Griekenland , India , Egypte , België , Hongarije en Turkije. Het was het eerste exportartikel dat door een industriële onderneming uit de stad Šiauliai werd geproduceerd. In 1960 werd de 1.000.000e fiets geproduceerd!
Op 23 juni 1964 werd de fabriek omgedoopt tot Šiauliai fietsmotorenfabriek Vairas. In 1972 werd de 5.000.000e fiets gemaakt. De export breidde zich wereldwijd uit, er werd naar 70 landen geleverd. In 1982 telde de fabriek 3.500 werknemers.
Het gezamenlijke Litouws-Duitse bedrijf Baltik Vairas werd opgericht op 18 maart 1993. Het kocht een deel van het staatsbedrijf en werd een van de holdings van het Duitse Panther International GmbH. In 1999 produceerde het bedrijf een miljoen fietsen. In 2004 begon men met het vervaardigen van elektrische fietsen.
In 2011 rolde de 5.000.000e fiets van de band (sinds de privatisering). In september 2013 verwierf een particuliere Deense investeerder aandelen in het bedrijf. 2016 het bedrijf produceerde ook fietsen voor topmerken uit Nederland en Duitsland! 2019 het bedrijf werd overgenomen door KJK SPORTS, een sportartikelenholdingmaatschappij gevestigd in Luxemburg. 2022 lancering van een assemblagebedrijf voor bakfietsen (familiefietsen), deze eenheid kan 30.000 eenheden per jaar produceren.
2025: Het managementteam van Baltik Vairas bestaat uit ervaren professionals die mobiliteit voorgoed willen veranderen. Ze vormen een essentieel onderdeel van de bredere BV-familie, die bestaat uit meer dan 400 vaste medewerkers.
Šiauliai is een stad in het noorden van Litouwen, de vierde stad van het land en de zesde stad van de Baltische Staten. Van 1994 tot 2010 was het de hoofdstad van het district Šiauliai. Tijdens de Eerste Wereldoorlog brandde ongeveer 85% van de gebouwen af en werd het stadscentrum verwoest. De in 1915 terugtrekkende Russen staken de stad in brand, en in 1918-1919 werd het ook gebombardeerd.
In 1939 was een vijfde van de bevolking van de stad Joods. Duitse soldaten trokken Šiauliai binnen op 26 juni 1941. De eerste massamoord op Šiauliai-Joden werd gepleegd in het Ku¸iai-bos, ongeveer 12 kilometer buiten Šiauliai, op 29 juni 1941. Volgens een van de Joodse overlevenden van Šiauliai, Nesse Godin , werden ongeveer 700 mensen doodgeschoten in nabijgelegen bossen tijdens de eerste weken van de bezetting nadat ze gedwongen waren hun eigen graven te graven. Vanaf 29 juli 1941 en gedurende de hele zomer vermoordden de Duitsers ongeveer 8.000 Joden uit Šiauliai en de regio Šiauliai in het Ku¸iai-bos. Honderdvijfentwintig Joden uit Linkuva werden daar ook vermoord, samen met etnisch Litouwse en Russische leden van de Communistische Partij en de Communistische Jeugd.Het getto van Šiauliai werd in juli 1941 opgericht. Er waren twee Joodse gettogebieden in Šiauliai, één in de buitenwijk Kaukas en één in Trakų. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de Joodse bevolking teruggebracht van 8.000 tot 500. Ongeveer 80% van de gebouwen werd verwoest.
SOVJET-TIJDPERK
De Sovjet-Unie (USSR) bezette het grootste deel van het grondgebied van de Baltische staten tijdens het Baltische Offensief van 1944 tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het Rode Leger herwon de controle over de drie Baltische hoofdsteden en omsingelde de terugtrekkende Wehrmacht- en Letse strijdkrachten in de Koerland-zak, waar ze standhielden tot de definitieve Duitse overgave aan het einde van de oorlog.
Tijdens de daaropvolgende jaren van Sovjetbezetting werd de stad grotendeels opnieuw opgebouwd in de typische Sovjetstijl . Tijdens de Sovjetjaren produceerde de stad elektronica ( Nuklonas ), machinebouw, houtverwerking , bouwindustrie. De meeste industriële ondernemingen waren geconcentreerd in stedelijke gebieden.
Eska - Cheb was een van de oudste en grootste Tsjechische fabrikanten van fietsen en fietsonderdelen (het bedrijf vierde in 1989 zijn 125-jarig jubileum). Gedurende haar lange geschiedenis produceerde Eska een volledig assortiment race-, toer-, stads- en vouwfietsen.
Door haar lange geschiedenis met de stad Cheb lag de Es-Ka fabriek die niet van plaats wisselde toch in drie verschillende landen: Cheb (Duits: Eger) is een stad in de Tsjechische regio Karlsbad. T-Slowakije of Tsjechoslowakije was een republiek in Midden-Europa, ontstaan bij het uiteenvallen van de Donau-monarchie (Keizerrijk Oostenrijk-Hongarije) na de Eerste Wereldoorlog. Cheb maakte eveneens deel uit van het Sudetenland, dat was de historische Duitse naam voor de noordelijke, zuidelijke en westelijke gebieden van het voormalige Tsjechoslowakije die voornamelijk bewoond werden door Sudeten-Duitsers. Deze Duitstaligen hadden sinds de middeleeuwen de overhand in de grensdistricten Bohemen, Moravië en Tsjechisch Silezië. De Duitse autocratische dictator Adolf Hitler had al lang belangstelling voor deze regio, het paste binnen zijn geo-politieke strategie "Heim ins Reich". Na het bereiken van de Anschluss van Oostenrijk in 1938, was de regio Sudetenland voor hem een tweede experiment om de weerstand van de Europese grote mogendheden te beproeven. Op de Conferentie van München, in 1938, waar de Europese leiders de toekomstplannen van Europa bespraken, kondigde Hitler de annexatie van Tsjechoslowakije aan. Mede door zijn mijnen was het gebied voor Duitsland van groot militair-economisch belang. De industrie in het Sudetenland sloot aan bij die van Duitsland en kon de Duitse bewapening heel goed dienen. Mogelijk was ook het voorkomen van de grondstof uranium van betekenis. De tegenstellingen liepen steeds hoger op en werden vanuit Duitsland met geld en knokploegen aangewakkerd. Nadat de situatie door de Tsjechoslowaakse autoriteiten niet meer te beheersen bleek, werd op de Conferentie van München in onderhandeling tussen het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en het Koninkrijk Italië met Hitler toegestaan om met ingang van 10 oktober 1938 die delen van Bohemen en Moravië in bezit te nemen waar de meerderheid van de bevolking uit Duitsers bestond; zulks in ruil voor vredesgaranties. Voor de Volkenbond was de annexatie van het Sudetenland toelaatbaar vanwege het in 1919 bij het Verdrag van Versailles aanvaardde politieke beginsel, dat volkeren het recht hebben een eigen staat op te richten. Het Sudetenland werd immers voor 95% door van oorsprong etnische Duitsers bewoond. Na de Tweede Wereldoorlog werden er op basis van tussen de geallieerden en Duitsland gemaakte afspraken, bijna drie miljoen Sudeten Duitsers uit hun woonplaatsen verjaagt, dit voor zover ze nog niet gevlucht waren. Het was een etnische zuivering van Duitse staatsburgers uit de oostelijke provincies van Duitsland, die in 1945 door Polen en de Sovjet-Unie werden geannexeerd.
Op 1 januari 1993 volgde een (vreedzame) opdeling in Tsjechië en Slowakije.
De eerste fietsenfabriek in Cheb was de Premier-fabriek. 1874 - start van de productie van fietsen in Cheb door Premier (een dochteronderneming van Premier Cycle Co, Coventry).
Tussen 1899 en 1900 kon het bedrijf in totaal 2.532 fietsen produceren. Ambros Swetlik en Heinrich Kastrup werkten daar ook. Wie waren deze heren?
Ambros Swetlik werd geboren op 29 september 1871 in Bílovec, destijds het district Nový Jičín. Hij volgde een opleiding tot inkoper bij Mathias Butschek in Opava en studeerde hier tegelijkertijd bedrijfskunde. Toen hij klaar was met zijn studie, ging hij naar Sagan in Neder-Silezië (toen in Duitsland, nu in Polen) en vervolgens naar Forst in Lausitz, waar hij zijn studie voortzette. Nadat hij de voorgeschreven examens had behaald, probeerde hij een officiële baan in Wenen te krijgen. Maar aangezien hij daar heel lang zou moeten wachten op een functie, besloot hij de overstap te maken naar de industrie. Zo belandde hij als accountant bij de fietsenfabriek Premierwerke in Cheb, waar hij al snel bekendheid verwierf. In 1898 trouwde hij met Maria Rosa Butscheková, de dochter van een koopman bij wie hij in Opava in de leer was gegaan. Ze vestigden zich in Cheb, maar na een half jaar werd Swetlik teruggeroepen naar Wenen om daar een filiaal van de fabriek in Cheb te leiden. Na twee jaar keerden hij en zijn gezin terug naar Cheb. Hij werd hoofd van het kantoor en later directeur van de Premier-fabriek.
Heinrich Kastrup werd geboren op 17 juni 1860 en had de Duitse nationaliteit. Hij kwam uit een bescheiden midden, maar door vasthoudendheid en toewijding werkte hij zich op tot de functie van technisch directeur van de Premier fietsenfabriek in Neurenberg. In 1891 besloot de directie van de fabriek in Neurenberg een filiaal in Cheb op te richten, en Kastrup kreeg deze taak toevertrouwd. Hij hield van Cheb, dus vestigde hij zich daar twee jaar later definitief.
In 1911 besloten de twee heren hun eigen weg te gaan en richtten ze een fietsenfabriek op, die ze Elite noemden. Ook sleepten ze nog enkele andere medewerkers van de Premier-fabriek mee naar de nieuwe fabriek, zodat er aan deskundigen geen gebrek was. De fabriek was uitgerust met de modernste machines en was ontworpen om 25.000 fietsen per jaar te produceren. Al in 1914 konden ze in de fabriek 21.000 fietsen produceren. Naast de hoofdmodellen Es-Ka en Iris produceerde het bedrijf nog vele andere modellen voor zijn representatieve dealers, zoals Alpen Rad, Apollo, Armada, Cyclop Cycles, Cyclop, Dagmar, Helix, Hubertus, Iris, Kompakt, Mars, Mignon, Paloma, Presto, Stabil, Stella, Tatra en anderen .
In die periode begon men ook te kijken naar het maken van fietsen met een hulpmotor. Maar ze hebben er maar een paar gemaakt. Om de hulpmotor te monteren, bouwden ze verschillende fietsen met een speciaal versterkte frame, waarin de motor met behulp van moffen werd gemonteerd. Rond die tijd veranderden ze ook de naam van hun bedrijf ze gebruikten de fonetisch uitgesproken beginletters van hun naam: Es – Swetlik, Ka – Kastrup. Dit is hoe Es-Ka Cheb werd geboren.
De Es-Ka fietsen waren van hoge kwaliteit en verkochten goed, zodat ze al in 1914 met hun productie de Premier-fabriek inhaalden. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was er een zekere vertraging van de productie. Na afloop reageerde Es-Ka op het aanbod van de Praagse fabriek Walter. Deze laatste bood de verkoop aan van de lopende productie van prototypes van militaire motorfietsen, oorspronkelijk bedoeld voor het Oostenrijks-Hongaarse leger. Maar er werd geen overeenstemming bereikt. Begin jaren twintig registreren wij de eerste Es-Ka motorfietsen in het register, maar er kan niet gegarandeerd worden dat ze allemaal ook daadwerkelijk een Es-Ka product waren. De populariteit van motorfietsen groeide snel, evenals de populariteit van de kwaliteitsvolle Duitse DKW-motoren die er meestal mee werden gebruikt. Elke ervaren klusser kon ze zelf op het fietsframe monteren. In 1923 verwierf Es-Ka een belang van vijftig procent in het Rokycan-bedrijf Tripol en leverde daar de meeste componenten voor de montage. Toen de twee partners in 1932 uit elkaar gingen, betaalde de oorspronkelijke eigenaar van Es-Ka uit. Es-Ka behield echter het reeds gevestigde merk Tripol en opende in 1934 een geheel nieuwe fabriek onder deze naam in Rokycany, waar motorfietsen en fietsen werden geassembleerd uit onderdelen geproduceerd in de Cheb-fabriek. Rond de jaren twintig en dertig was het bedrijf Es-Ka al de grootste fietsenproducent in het grensgebied, dat toen het Sudetenland heette. Het produceerde fietsen in vrijwel het gehele assortiment, zoals heren-, dames-, jeugd-, jongens- en meisjesfietsen, kunstfietsen, kinderfietsjes, tweewielers voor transport, karren voor fietsen, versterkte herenfietsen, sportfietsen met ballonbanden en racefietsen. Maar op dat moment werd ze ook getroffen door een onaangename gebeurtenis. Het verloor beide oprichters! Heinrich Kastrup stierf op 30 december 1929 aan een longontsteking. Ambros Swetlik volgde hem, hij stierf op 25 januari 1932. Hun opvolgers werden familieleden. Mevrouw Kastrup verving de heer Kastrup en de heer Swetlik werd opgevolgd door zijn zoon Wilhelm. Hij studeerde af aan het gymnasium in Cheb en studeerde vervolgens in Praag, München, Engeland en de VS. Hij werkte in Es-Ka, waar hij geleidelijk de functies van zijn vader overnam.
In die tijd breidden de meeste fietsenfabrikanten hun assortiment uit met motorfietsen, waar veel vraag naar was. Es-Ka gebruikte o.a.; Sachs-motoren voor zijn motorfietsen. Tussen 1931 en 1933 gebruikte ze Sachs 74cc-motoren. Tot nu toe is de oudste gedocumenteerde datum van het goedkeuringsproces van dit type 12 maart 1931. Es-Ka nam de eerste versie met deze motor in het voorjaar van 1931 op in haar catalogi. De motor, nog steeds met de carburateur schuin naar voren, werd ingebouwd in een gewoon sterk fietsframe met 26x2 banden. Later dat jaar werd het frame aangepast door de bovenbuis te buigen om een lagere zitpositie te bereiken. De voorvork van de fiets werd zonder aanpassingen gebruikt.
Door de brede zakelijke contacten verschenen motorfietsen ook onder verschillende namen bij veel andere fietsenfabrikanten of -verkopers, zoals Efbe (in Bruntál), Standard Luxus (Kosina uit Smíchov), Avon (Vondřich in Praag) en dergelijke. Meer fundamentele veranderingen kwamen in 1933. Maar vergeleken met het vorige model werden er aanzienlijk minder verkocht.
In 1935, 25 jaar na de oprichting van het bedrijf, hadden ze 500.000 fietsen geproduceerd.
Eveneens in 1935 kwam er ook een vrijwel geheel nieuw motorfietsmodel. De fundamentele verandering was het gebruik van een krachtigere Sachs 98 cc-motor. Voor een beter rijcomfort werd de motorfiets voorzien van ballonbanden en Bosch elektrische verlichting. In 1936 kocht Es-Ka de voormalige fietsenfabriek Eitrich Terra in Varnsdorf. Zo ontstond een nieuw opgericht complementair bedrijf, dat de gevestigde fietsmerken Continent en Terra behield, maar het volledige productieprogramma werd samengesteld uit componenten geleverd door de fabriek in Cheb. Ook motorfietsen kwamen in het productieprogramma terecht. In vijf jaar tijd werden er ongeveer duizend van hen in Varnsdorf verzameld.
Na de Duitse bezetting van het Sudetenland op 1 oktober 1938 werd Cheb onderdeel van Duitsland. Es-Ka viel nu onder de Duitse regelgeving. Maar de annexatie van het Sudetenland bracht Es-Ka ook iets goeds. De markt voor haar producten, die ze voor het eerst in Duitsland presenteerde op de voorjaarsbeurs van Leipzig in 1939, breidde zich uit.
In 1941 werd de productie van motorfietsen stopgezet en schakelde de Es-Ka fabriek over op oorlogsproductie. Er wordt geschat dat er tussen 1931 en 1941 in Cheb in totaal ongeveer 10.000 motorfietsen werden geproduceerd. Na het einde van de oorlog werd de productie van motorfietsen niet hervat, het bedrijf produceerde alleen fietsen. Na het einde van de oorlog werd de fabriek genationaliseerd. De familie Kastrup onderging hetzelfde lot als andere Duitse inwoners van het Tsjechische grensgebied.
In maart 1945 werd het Duitse bestuur verdreven en tegelijk ook de bevolking, die volgens de Benešdecreten haar Tsjechoslowaaks staatsburgerschap verloor en onteigend werd.
In de jaren zeventig werd de hervatting van de motorfietsproductie overwogen, waarschijnlijk met Italiaanse motoren, maar het bleef slechts een overweging. De productie van fietsen duurde tot 2000, waarna in 2009 de fabriek werd gesloopt.
Start- dit plaatje zou dateren van rond 1960 het merk zelf zou afkomstig zijn uit de C.S.S.R., Tschechoslowakische Sozialistische Republik (Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek, deze naam werd gebruikt voor Tsjechoslowakije in de periode van 1960 tot 1990, toen het land een socialistische republiek was binnen het Oostblok, onder invloed van de Sovjet-Unie.
Favorit is een Tsjechisch fietsmerk dat geproduceerd wordt door het gelijknamige bedrijf in Rokycany.
De eerste poging om fietsen te produceren in Rokycany in het toenmalige Tsjecho-Slowakije was rond 1921, dat dankzij een plaatselijke inwoner en zakenman František Hering (1887-1961).
In 1922 richtte František Hering in Rokycany een fietsenfabriek op, dat deed hij samen met Heinrich Kastrup en Ambros Swetlik, de oprichters van Es-Ka (Swetlik-Kastrup), een fietsenfabrikant uit Cheb. De fabriek genaamd Tripol Hering produceerde fietsen van het merk Tripol tot 1934, toen werd het bedrijf in tweeën gesplitst en de Tripol-productie werd verplaatst naar een nieuw gebouwde fabriek. De oude fabriek bleef eigendom van Hering die zijn eigen merk Tudor oprichtte.
In 1948 werden beide fabrieken genationaliseerd en maakten vanaf dat moment deel uit van het staatsbedrijf ČZ Strakonice. Tijdens een volgende reorganisatie in 1950 gingen beide fabrieken in Rokycany op in het onafhankelijke staatsbedrijf Eska Cheb. De nieuwe bedrijfs- en merknaam van de twee fabrikanten werd Favorit. In 1953 werd Favorit Rokycany afgesplitst van Eska Cheb maar in 1958 opnieuw opgenomen in dat staatsbedrijf.
Wielersport werd na het einde van de Tweede Wereldoorlog steeds populairder in Tsjecho-Slowakije. Het enthousiasme ontwikkelde zich zo snel dat het logisch was om voorzieningen op te richten voor het produceren van eigen koersfietsen. De keuze viel op het bedrijf in Rokycany, dat vanwege de omvang en expertiseniveau de beste voorwaarden bood. In 1950 werd een speciale werkplaats opgericht waar door een nieuw samengesteld ontwikkelingsteam de eerste 15 exemplaren van de zogenaamde F1S-serie werden gebouwd, die waren bedoeld voor Tsjecho-Slowaakse wielrenners. De productie van de speciale F1S-racefiets voor het nationale team nam toe. Maar ook de productie voor andere Tsjecho-Slovaakse wielrenners groeide, ook representanten van Finland, de USSR en Bulgarije streden in 1956 op deze fiets. Ze werden gevolgd door teams uit India, Albanië, Cuba, Bulgarije, Hongarije, Roemenië en eenlingen uit andere landen. Het was zeker een enorme reclame voor het merk Favorit.
De vraag naar Favorit fietsen was geweldig en dus bleef de productie groeien. In het eerste jaar (1951) 5.148 stuks, terwijl dat er vier jaar later 13.531 waren en in 1961 waren het 31.175 fietsen.
Toen het merk Favorit medailles van de Olympische Spelen, Wereldkampioenschappen wielrennen en andere internationale wedstrijden mee naar huis bracht, werd het merk meer en meer gerespecteerd en erkend in professionele kringen.
Olympische medaillecollectie op Favorit fietsen:
-Melbourne 1956 – zilver
-Tokyo 1964 – goud
-Moscow 1980 – brons
Favorit was gespecialiseerd in sportfietsen maar werkte nauw samen met het zusterbedrijf Eska en gebruikte veel identieke componenten. Tijdens het socialistische tijdperk werd het productieprogramma deels gestandaardiseerd en produceerde Favorit ook toerfietsen voor heren en dames en werd het assortiment uitgebreid met vouwfietsen.
In 1978 werd de miljoenste Favorit-fiets in Rokycany geproduceerd. De productie groeide door en verviervoudigde tussen 1968 en 1981. Eind 1981 werden jaarlijks tot 65.328 fietsen geproduceerd.
De populariteit van Favorit groeide ook buiten Tsjecho-Slowakije, export werd steeds belangrijker. In 1981 werden er Favorit-fietsen geëxporteerd naar 38 landen. Niet zoals in die tijd gebruikelijk alleen naar Oostbloklanden, maar de fiets Favorit werd voornamelijk geleverd aan de Verenigde Staten, Canada en West-Duitsland.
Na de fluwelen revolutie werd de fabriek geprivatiseerd en geregistreerd als Favorit Rokycany a.s.. Het bedrijf miste echter de mountainbike-golf. De productiefaciliteiten en handelsmerken van Favorit wisselden verschillende keren van eigenaar.
In 2011 werden de rechten op de handelsmerken van de oorspronkelijke Favorit-groep gekocht door de ondernemer Richard Galovič. In Tsjechië werden er in samenwerking met experts en Favorit-medewerkers tussen 2012 en 2014 nieuwe Favorit- modellen ontwikkeld, deze sloten aan bij de oorspronkelijke traditie van handgemaakte topfietsen. Deze worden nog steeds gemaakt in Rokycany, waar het begon in 1922.
Velamos was een Tsjechoslowaakse fietsenfabrikant , met hoofdkantoor in Sobotín en een fabriek in Petrov nad Desnou.
Na de Eerste Wereldoorlog verkochten en repareerden de broers Josef en Gustav Heinz fietsen en motorfietsen in Rapotín.
De fabriek in Petrov nad Desnou werd pas in 1930 opgericht en is tegenwoordig een deel van de gemeente Sobotín . Ze sloten een overeenkomst met Puch en importeerden onderdelen uit Oostenrijk, waarbij de productie aanzienlijk toenam.
Op 1 mei 1932 werd het bedrijf geregistreerd als Velamos-Werke Heinz & Co. Fahrradteilefabriken in Zöptau . In de nieuwe fabriek bedroeg de aanvankelijke productie 30 fietsen per dag, tegen de Tweede Wereldoorlog verhoogde de productie tot 150 stuks . Tijdens de Eerste Republiek exporteerde Velamos ook naar 18 Europese landen en overzee . Een aanzienlijk aandeel werd vertegenwoordigd door de productie van freewheels en antipedaalremnaven van het Torpedo-type , die een goed exportartikel waren . In 1938 produceerde de Velamos-fabriek 25.000 fietsen. De productie van fietsen werd onder het protectoraat onderdrukt .
Na de Tweede Wereldoorlog werd het bedrijf genationaliseerd als fabriek met Duits kapitaal . Er vond een centralisatie en eenmaking van het productieprogramma plaats . De nationale onderneming Velamos bestond uit een basisfabriek in Petrov nad Desnou, een fabriek in Loučná nad Desnou met een filiaal in Rejhotice , een fabriek in Zlaté Horá , een fabriek in Náměšt nad Oslavou en een fabriek in Skutč. In de moederfabriek in Petrov nad Desnou werden eind jaren vijftig een compleet nieuwe montagehal en andere productie- en logistieke ruimtes gebouwd.
Gedurende deze periode investeerde het bedrijf aanzienlijke bedragen om de gezondheid en veiligheid van hun werknemers te waarborgen. De productie van fietsen ging door nadat de Russen de macht over het land hadden overgenomen.
Op de Tsjechoslowaakse wegen waren vooral lokaal geproduceerde fietsen van de merken Favorit Rokycany , Liberta Mělník , Eska Cheb en Velamos wijdverspreid. De import uit de GOS- landen was niet zo omvangrijk, de meeste Tsjechoslowaakse fietsen waren niet alleen bedoeld voor export naar het Oostblok , maar ook naar westerse landen . Terwijl Favorit meer sport- en racefietsen produceerde, Eska toeristen- en toerfietsen, specialiseerde het nationale bedrijf Velamos zich vooral in kinderfietsen, maar produceerde ook heren- en damestoerfietsen. Tot de bekendste typen fietsen die door de fabriek in Velamos werden geproduceerd, behoorden de Pionýr 22-fietsen met tweeëntwintig inch wielen, bedoeld voor kinderen, de Lady 26 damestoerfietsen, of de legendarische SOBI 20 met twintig inch wielen en een hoog stuur, bedoeld voor zowel kinderen als volwassenen. Deze fietsen zijn enorm populair geworden vanwege hun robuustheid en eenvoud. In de jaren tachtig speelde Velamos flexibel in op de behoeften van de jeugd en lanceerde de BMX en RMX 20, ontworpen voor de BMX- sport. Velamos Sobotín produceerde ook fietsonderdelen die door andere bedrijven werden gebruikt, zoals naven en antipedaalremmen voor Eska-fietsen. Velamos-wielen gebruikten ook componenten van andere bedrijven, bijvoorbeeld de Favorit -velgremmen .
Na de novemberrevolutie werd de productie voortgezet. Er zijn pogingen gedaan om de productie te moderniseren, dat met behulp van geïmporteerde componenten, vooral uit Azië . In 1993 produceerde Velamos 250.000 fietsen per jaar en was daarmee de grootste Tsjechische fabrikant. In de tweede helft van de jaren negentig kampte de naamloze vennootschap Velamos echter lange tijd met verkoop- en financiële problemen. In 1998 eindigde het management met een verlies van 20 miljoen kronen. In hetzelfde jaar produceerde Velamos ongeveer 100.000 fietsen en exporteerde het grootste deel van de productie voornamelijk naar West-Europese markten. Op 22 februari 2002 werd het bedrijf failliet verklaard door de regionale rechtbank in Ostrava . Volgens de jaarrekening heeft de onderneming in ieder geval sinds 2012 geen enkele activiteit uitgeoefend.
In 2016 hervatte het bedrijf 4freetime group ( eigenaren Michal Homola en Jiří Kuchař) de productie van de legendarische SOBI 20- fiets . Vanaf eind 2016 waren de fietsen al te koop. Ook de productie van accessoires voor de stad werd voorbereid. De meeste componenten werden vervaardigd in Tsjechië. Er werd ook gewerkt aan een opvouwbare versie, waarvoor het bedrijf een crowdfunding-campagne startte, deze was echter niet succesvol.
Tegen 2023 zouden SOBI 20 fietsen alleen nog maar in kleine series en op bestelling geproduceerd worden. Er is ook een opvouwbare versie verkrijgbaar. De productie vindt plaats in Slowakije , de fabrikant is Jiří Salivar. De meeste onderdelen zijn nog steeds afkomstig uit de binnenlandse productie, sommige onderdelen worden bijvoorbeeld geleverd door de Tsjechische fabrikant van driewielers voor volwassenen LOPED - tříkolky s.r.o.
Ik ben Delameilleure Philippe
Ik ben een man en woon in Preshoekstraat 145 - 8510 Marke - België (België) en mijn beroep is Gepensioneerd.
Ik ben geboren op 27/09/1960 en ben nu dus 65 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Wielrennen - Verzamelen van fietsmerkenplaatjes (balhoofdplaatjes) .