Ik ben Journée Wilfried , en gebruik soms ook wel de schuilnaam PAPOUM.
Ik ben een man en woon in LANDEN (België) en mijn beroep is gepensioneerde , slapen, goed eten en drinken..
Ik ben geboren op 04/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wielersport en tafeltennis, geschiedenis, reisverhalen, chansons, humor..
C'est plein d'Uylenspiegel Et de ses cousins Et d'arrière-cousins De Breughel l'Ancien
Le plat pays qui est le mien.
Tous les chemins qui mènent à Rome Portent les amours des amants déçus et les mensonges des anges déchus.
Pelgrim
Wat zich gaande voltrekt in de ziel van de pelgrim is niet een toenemend verlangen naar het bereiken van zijn reisdoel, niet het vinden van het heilige aan het einde van zijn bedevaart, maar zijn overgave aan de ruimte, aan de kiezels op zijn pad, zijn besef van niet-weten, zijn afdalen in de leegte.
Zijn benen worden zijn vrienden, de regen zijn lijden, zijn angst wordt gericht naar de honden langs de weg, het vele legt hij af en hij rust in het Ene. Al trekkend komt hij nergens, voortgaande bereikt hij niets, maar zijn vreugde neemt toe om een bloem en een krekel, om een groet en een onderdak.
Zijn reisdoel en zijn thuis vloeien samen aan de horizon, hemel en aarde vinden elkaar op het kruispunt van zijn hart. Het heilige verdicht zich in de dieren en de dingen. Zijn aankomst ligt verborgen in de wijsheid van het Zijn.
Catharina Visser
De Weg.
In de verte gaat een pelgrim, eenzaam over het pad. Met een blik voorwaarts, eindeloos turen naar het pad. Het pad dat hem leidt, de wind die hem begeleidt. Samen èèn met de natuur, de geur,het geluid en omgeving. Daar toont de schepping hem, nederig dat het pad van zand zo hard als steen is. Soms ook warm,koud en nat. De pelgrim stapt over het harde pad, met als enige vriend zijn schaduw. Samen op hun weg.
When we got to the sea at the end of the world We sat down on the beach at sunset We knew why we had done it To know our lives less important than just one grain of sand.
En camino de Santiago Sur le chemin de St Jacques Iba una alma peregrina Allait une âme pérégrine Una noca tan obscura Une nuit si obscure Que ni una estrella lucia ; Que ne brillait aucune étoile ;
Le patron de toutes les filles C'est le saint Jacques des Bourdons; Le patron de tous les garçons C'est le saint Jacques des Coquilles. Nous pouvons tous les deux nous donner un bouquet, Coquilles et bourdons exigent que l'on troque; Cet échange affermit l'amitié réciproque, Et cela vaut mieux qu'un œillet.
Dat een pelgrim bij terugkomst niet wordt herkend door de mensen thuis, is een geliefd thema in middeleeuwse pelgrimsverhalen. Waarschijnlijk wil de legende daarmee aanduiden, dat de pelgrim door zijn bedevaart een ander mens is geworden; hij is op Christus gaan lijken. Dat wordt uitgedrukt door de omstandigheid dat de mensen van vroeger de teruggekeerde pelgrim niet meer herkennen: hij beantwoordt niet meer aan het oude beeld, dat zijn nog hebben; de pelgrim is een nieuwe mens geworden.
Betrouw geen pelgrim met een baard Die met een schooikroes geld vergaart Al beed'lend langs de wegen sjokt En met een deerne samenhokt.
Priez pour nous à Compostelle - Barret et Gurgand - 1977.
Par milliers, par millions, le besace à l'épaule et le bourdon au poing, ils quittaient les cités, les chateaux, les villages, et prenaient le chemin de Compostelle. Gens de toutes sortes et tous pays, ils partaient, le coeur brulant, faire leur salut au bout des terres d'Occident, là où la mer un jour avait livré de corps de l'apotre Jacques.
Ik had het eerst niet in de gaten, en opeens zàg ik het spoor dat jij voor mij hebt nagelaten.
Mon père .
Assis dans un vieux fauteuil Recouvert d'un plaid usé, Il rêve de son passé, En attendant le sommeil.
La fumée d'un cigare Flottant au-dessus de lui, D'une auréole, pare, Sa tête grise, de nuit.
Vêtu d'un pantalon gris, Chemise de flanelle Sous le tablier bleu sali. Sa casquette est belle.
Il sait déjà que demain, Sera le grand jour pour lui. Mais il ne regrette rien, Et partira seul sans bruit .
***
La mort .
Le jour où tu viendras, A l'aube d'un matin, Me tendre les bras Me chercher par la main, Entre comme moi Par le fond du jardin.
Tu essuyeras tes pieds Sur le grand paillasson, Pour ne pas marquer Tes pas dans le salon, Et n'oublie pas d'ôter Ton noir capuchon.
La table sera mise Et le vin bien chambré, Quand tu sera assise Nous pourrons le goûter, Avant que je ne suive Ton ombre décharnée .
Mais si tu préfères Par surprise me faucher, Au début de l'hiver Ou au soir d'un été, Pousse la barrière Elle n'est jamais fermée.
Avant de m'emporter, De rendre ma valise, Laisse-moi griffonner Une dernière poésie Où je ferai chanter La beauté de la vie.
Ce n'est pas ce matin Que je quitterai le port, Puisque de mes mains J'ai caressé si fort Ses lèvres de satin Que je t'oublie, la mort.
+++
SEUL SUR LE CHEMIN .
J'ai traversé des villes, J'ai longé des cours d'eau J'ai rencontré des îles J'ai cotoyé le beau !
Tout au long du voyage Rien ne m'a retenu Même pas un signe de croix Tracé d'une main tremblante.
Le vent, la mer, la pluie M'ont façonné le coeur. Je suis leur propre image, Immuable douleur.
Je fais signe aux oiseaux, Seuls amis de ce monde, Qui m'entraînent dans une ronde A m'en crever la peau.
J'ai traversé des coeurs, J'ai rencontré des bras, J'ai caressé des fleurs, J'en ai ceuilli pour toi.
TENNIS DE TABLE MESATENISTA PING PANG QIU TISCHTENNIS TABLE TENNIS
photos courtesy ITTF
乒乓球 Stolni tenis Tenis Stolowy
ITTF TABLE TENNIS Classement mondial 26 - 08 - 2012 World Ranking Weltrangliste Ranking Mundial Värlen Rangordning Classifica Mondiale MESSIEURS : 1. ZHANG Jike - CHN 2. MA Long - CHN 3. XU Xin - CHN 4. WANG Hao - CHN 5. MIZUTANI Jun - JPN 6. MA Lin - CHN 7. BOLL Timo - GER 8. CHUANG Chih-Yuan - TPE 9. OVTCHAROV Dim - GER 10. WANG Liqin - CHN 11. JOO Se Hyuk - KOR 12. OH Sang Eun - KOR
-- DAMES : 1. DING Ning - CHN 2. LI Xiaoxia - CHN 3. LIU Shiwen - CHN 4. GUO Yan - CHN 5. ISHIKAWA Kasu - JPN 6. FUKUHARA Ai - JPN 7. FENG Tianwei - SIN 8. KIM Kyung - KOR 9. GUO Yue - CHN 10. WANG Yuegu - SIN 11. WU Yang - CHN 12. TIE Yana - HKG
De noodklok belt slechts éénmaal Komt weldra de ultieme speeltijd Ademen voor de laatste maal Gelukkig geen haat noch nijd Toch af en toe een flater Een zorg is dit voor later Lopen van os naar ezel Toch af en toe een flater Niet knikkers tellen, wel het spel Lopen van os naar ezel Dagelijks goed aan de kost Niet knikkers tellen, wel het spel Verwachtingen zelden ingelost Dagelijks goed aan de kost De beste blijft mijn moeder Verwachtingen zelden ingelost Water is het kostelijkste voeder De beste blijft mijn moeder Om bestwil een toontje lager zingen Water is het kostelijkste voeder Op zoek naar de diepte der dingen Om bestwil een toontje lager zingen Komt het varksken met de lange snuit Op zoek naar de diepte der dingen Nu is dit pantoumeke bijna uit Komt het varksken met de lange snuit Ademen voor de laatste maal Nu is dit pantoumeke bijna uit De noodklok belt slechts éénmaal.
Tibertyn. ***
Kleine mensenhand strooit op winterse dag kruimels voor de mus.
Schelpen op het strand die worden door de branding voor ons kind gebracht.
Molens in de wind draaien, draaien, en draaien in het vlakke land.
Kerstman in de straat borstelt met grote bezem sneeuw weg van de stoep.
De dode takken breken af bij felle wind van de avondstorm.
Kreten in de nacht van kikkers in de vijver lokken de reiger.
Hulpeloos jong lam verloren tussen struiken waar de wolf vertoeft.
De werkzame bij zoekt in de roze bloesems lekker naar honing.
The country with the biggest population in the world, the People's Republic of China, regards this sport as the most important.”
De pelgrim.
Hij is op de weg alleen al weet hij nog niet waarheen maar ergens stond geschreven dat hij die richting moest gaan en aarzelt hij soms even langs de eindeloze baan terwijl hij in zijn hart voelt dat velen eerder gingen mijmerend over dingen terwijl een windje afkoelt .
Verder dan Rome loopt de weg.
Ervaringen van een pelgrim.
11-02-2010
Alzo sprak de vader van de bruid.
Dames en heren, jongens en meisjes, ouderen en jongeren, en ook voeg ik er nog aan toe 'eminent gezelschap', want ik denk aan de mooie mensen hier aanwezig. die niet alleen komen uit Attenhoven, Neerlanden, Walshoutem, maar ook uit Oost-Vlaanderen, uit de andere gewesten, uit Wallonië, uit Peru, uit Mexico, uit Connecticut en zelfs uit Rusland.
Als vader van de bruid, heb ik volgens de traditie de plicht om nog even op het begin van dit avondfeest het woord te nemen om jullie allen welkom te heten, en om ook nog het laatste punt te plaatsen achter ruim achtentwintig jaren van opvoedende taken. Ik zal niet te veel zeggen want de spijs en de drank wachten op de hongerige tongen van U allen.
Op een zomerse dag van 1968 kwam ik met mijn wit autootje van toen de berg afgereden, ik reed over de brug van de Molenbeek, en daar wat verder aan de linkerkant van de weg stond een grote blonde juffrouw van negentien jaren oud. Een zonnestraal trof mijn oog en ik was op slag verliefd. Van het een kwam het ander, en vanavond, een half mensenleven verder zitten wij hier allemaal samen in de Beekhoeve om dit huwelijk te vieren. Een traan schiet er van in mijn oog. Het is een traan van verdriet omdat de tijd toch zo snel gaat, maar ook een traan van emotie, want wij zijn blij omdat zo'n mooi koppel de toekomst instapt en onze families mooier maakt.
Lang geleden had zij een papa die haar 'bolleke' noemde, omdat de kleine zus van Anneke een rond schoonheidsvlekje had op haar linkerbil. Ik heb nooit geweten op welk scoutskamp zij dat een eerste maal heeft getoond aan Johan, misschien was het zelfs al bij de welpen want sedert toen al klikte het tussen die twee, maar ik weet zeker dat het allemaal in eer en met deugd is gebeurd. De bruid van vandaag heeft nog altijd dat ongeschonden zwart bolletje op haar bil.
In de schaduw van de kerk, aan de oever van de Molenbeek, in deze prachtige gerestaureerde hoeve, moet ik wel aan de vers gehuwden melden, voor alle duidelijkheid, dat vanaf heden voorhuwelijkse betrekkingen, hoe aangenaam die ook waren, niet meer voor hen zullen mogelijk zijn. De trouwringen en dat boekje van de Stad Landen verplichten jullie nu tot het grote werk van de huwelijkse plicht. Wij hopen dan ook weldra enkele flinke welpjes te mogen zien opgroeien onder het nieuwe dak te Jodoigne Souveraine. Dat zal mooi worden en borg staan voor uw beider geluk, en voor onze fierheid en blijdschap.
Meer hoef ik niet meer te zeggen. Proficiat. Bravo. Bravo. Een gelukkige toekomst !
Laten we nog even luid in onze handen klappen voor Johan en Martine. ***
Le jeune Emilien Van Rossome et la Hollandaise Britt Erland, qui n'ont pas encore seize ans, se souviendront toute la vie du premier dimanche de février 2010 qui leur a permis de se qualifier pour les Premiers Jeux Olympiques de la Jeunesse qui auront lieu à Singapour au mois d'août prochain.
Players- Asia Event 1. - Qualification YOG - MANAMA (Bahrein). Boys: Emilien Vanrossome (Belgium) Luka Fucec (Croatia), Leonardo Mutti (Italy), Adem Hmam (Tunesia), Alreza Molarajabi (Iran), Florian Wagner (Germany), Konrad Kulpa (Poland), Avik Das (India), Stefan Leitgeb (Austria), Tanapol Santiwattanatram (Thailand), Mohammed Abbas Saleh (Bahrain), Abdullah Al-Makimy (Kuwait), Habib Antoun (Lebanon), Ali Ali (Qatar) Girls: Britt Eerland (Netherlands), Mateja Jeger (Croatia), Mallika Bhandarkar (India), Ng Ka Yee (Hong Kong), Alice Loveridge (Guernsey), Elisa Trotti (Italy), Katsiaryna Baravok (Belarus), Paulina Nowacka (Poland), Fatema Alhalki (Bahrain), Solmaz Rahmanmoh Ammad Pour (Iran), Yulia Gatz (Kazakhastan), Melissa Saber (Lebanon), Ann Lim (Malaysia), Aia Mohamed (Qatar)
Déjà champion d'Europe 2008 en double-cadets avec Julien Indeherberg, Emilien Van Rossome qui est classé A16 en Belgique et joue pour le club de l'Entente Basse Sambre, à été confronté à treize garçons de treize autres nations . Il fut le meilleur. C'est à lui que l'impressionant Khaled Bin Hamad Al-Khalifa de la Fédération du Bahrein à remis le ticket pour Singapour. Le jeune wallon, à quelques jours de son anniversaire, devient ainsi en tennis de table le successeur de Jean-Mi Saive sur la scène internationale.
Après Leitgeb et Kulpa en poule préliminaire,c'est avec une grande détermination mentale que Emilien s'est bien battu contre le Thailandais Tanapol Santiwattanatram dont le nom est aussi terrible que le talent et la classe . Ensuite Emilien a du battre les représentants des grandes nations sportives qui sont l'Allemagne et l'Italie. 1/4 finale : Emilien VR - T. Santi (Thailande) 11/4- 11/5- 5/11- 11/6- 8/11- 6/11- 11/7 1/2 finale : Emilien VR - F.Wagner (Allemagne) 11/8- 11/6- 11/1- 11/13- 11/8 finale (qualification) : Emilien VR - L.Mutti (Italie) 9/11- 11/5- 11/7- 11/4 - 1/11 - 11/4 .
In de jaren negentig van vorige eeuw kreeg ik het heel moeilijk op mijn werk. Voortdurende stresstoestanden hadden mij aan de rand van de inzinking gebracht. Gelukkig kwam op een dag het verlossend bericht dat ik in aanmerking kwam voor vervroegd pensioen. Mijn leven kreeg plots weer zin. Ik voelde weldra een drang naar levensvreugde in mij opborrelen. De lucht die ik inademde was heerlijk. Het pintje dat ik dronk had weer smaak. Enkele dagen later poetste ik mijn oude randonneursfiets terug op, smeerde de ketting, en op nieuwe banden vertrok ik tijdens de mooie herfstdagen van 1994 naar het Noorden. Ik volgde de kust tot in Friesland waar het zilveren licht soms zo prachtig over de wijde Noordzee schijnt. Na 19 dagen bereikte ik Denemarken. Een telefoongesprek met thuis riep mij terug, want ik hoorde dat er felle vissterfte was opgetreden in mijn vijver en dat zou me werk vragen om nog te redden wat mogelijk was. De volgende lente reeds fietste ik naar Bretagne. Te Roscoff kon ik niet weerstaan om in te schepen voor Ierland. Na 29 dagen kwam ik weer thuis, want er bleven me toch nog dagen te presteren op mijn job. Deze tweede tocht had me het gevoel gegeven dat ik weer sterk genoeg was om op mijn tweewieler alle wegen te berijden .
Een jaartje later was ik dan eindelijk een vrij man. Op 1 juli zwaaide ik af en één maand na mijn 52ste verjaardag behoorde ik niet meer tot de werkende klasse. Wat een heerlijk gevoel ! Op de Grote Markt van Sint-Truiden liep ik een tabakswinkel binnen en kocht me een Havanna. Ik genoot en blies rondekens rook uit, terwijl ik op een terras van een stevige pint proefde. Het was mijn laatste sigaar, 75 franken had zij me gekost. Vandaag, meer dan 13 jaren later, ben ik fier over mezelf omdat ik nooit meer heb gerookt sinds die zaterdagmiddag ! Na enkele weken voorbereiding om precies mijn reisroute uit te stippelen, alsook om mezelf en mijn fiets te roderen, besloot ik van te pelgrimeren naar Rome, de plaats waarnaar alle wegen lopen. Eens kwam Julius Caesar tot in het land der Eburonen en daarom zou ik ook tot bij hem gaan. Als zwerver beleefde ik onvergetelijke dagen. Ik bezocht Verdun, Einsiedeln, Venetië, Ravenna, San Marino , Firenze, ... allemaal beroemde en deftige plaatsen. Mijn velo was mijn enige partner langsheen verlaten stranden en in heel drukke straten, bergop over de hellingen en bergaf door de dalen. Mijn wielen brachten mijn oude benen naar vele plaatsen. Zij zorgden dat ik op een gezond tempo leefde voor lichaam en geest. Mijn fiets werd me onmisbaar, zoals een bril, een ring, een uurwerk, een vals gebit, een broeksriem, een paar schoenen, een onderbroek, een prothese, een gsm, een doos voorgeschreven pillen, een identiteitskaart, een bankkaart, huis- en autosleutels, ... . Mijn fiets werd een bijkomend stuk van mijn persoon . Want mijn schone fiets was niet langer een koud en lomp ding dat in mijn kelder op me wachtte tussen stapels oud papier en tuingerief. Mijn Vlerick stond nu altijd op een ereplaats, naast de televisie, de computer, en niet ver van de koelkast. Gedurende jaren deelde ik immers zovele intense ervaringen met mijn fiets. Ik sliep vele nachten met mijn fiets in een tent, zo'n igloo model met een binnentent.
Ik toerde rond het meer van Madine toen ik me afvroeg waarom, in de Nederlandss taal die de onze is, de fiets een hij is en in de Franse taal een zij ... ( la bicyclette, en ook zelfs la petite reine). Slapen op een camping of in de vrije natuur met een vent onder een tent was toch niets voor mij. Om mijn intense verhouding met al wat samen hangt tussen vork en zadel in een concretere vorm te brengen, kreeg ik toen een fonkelend idee. Ik besloot dat mijn lieve fiets een naam en voornaam moest hebben, zoals een menspersoon dat heeft, zoals ikzelf heb, en zoals mijn dochters en kleinkinderen hebben. De mensheid geeft wel een naam aan een dorp, aan een helling, aan een waterloop, aan een hond, kat, of paard, aan een zeilboot of aan een blokhut, aan een auto, een trein, een oorlogsvliegtuig, aan pamperdragende babies, ... . Waarom niet aan een schone van fietsconstructeur Vlerick ? Het is echt niet mooi dat onze fiets geen naam heeft. In het land van Lorreinen waar de mirabellen toen nog maar groen waren en het gras langs de weg gekleurd werd door diverse bloemen stopte ik daarom even. Ik nam mijn volle drinkbus met water van Evian en ik besprenkelde mijn tweewieler terwijl ik volgende woorden uitsprak, met meer plechtige ernst dan een ervaren kapelaan : ' Ik doop je in de naam van alle Goden, en ik zal je noemen vanaf dit ogenblik in de eeuwigheid met de naam Olive Green ( = groen olijfje). Ik beloof, schat, voor je te zorgen alle dagen van ons leven en moest één van ons op een dag nog maar juist goed genoeg zijn voor de schroothoop, dan nog zullen wij samen blijven ... ' .
Mijn fiets en ik, ... meer dan tienduizend kilometers reden we nog samen op drie verschillende continenten. Op een dag in Cuba, na een douche, gleed ik uit. Ik maakte een vreselijk pijnlijke val en enkele maanden later moest ik verder leven met een stalen heup. Het fietsen was voorbij. Olive Green staat al vele jaren stil. Zij weent en wordt oud, dag na dag. Opa Papoum.
Terug thuis. Een mand met de oogst van zeven weken wacht op me. Zoveel kranten, tijdschriften, brieven, uittreksels, folders, publiciteitsblaadjes. Eerst besteed ik nog een dag aan familiebezoek en dan nog een dag om volledig uit te slapen in mijn eigen groot bed. Daarna zet ik me aan het werk. Gedurende veertig uren, met af en toe een onderbreking voor een hapje of een natje, ben ik intens bezig met mijn administratieve job. Daarna heb ik drie hopen papier, één voor de vuilbak, twéé voor archieven en klassementen, drié om zonder uitstel te beantwoorden of om enige actie te ondernemen. Ik voel me goed wanneer dit is afgehandeld.
Bijna twee weken later. Olive Green is nog altijd niet terug in home sweet home. Reeds tweemaal ging ik voor informatie in het station te Landen, gelegen op een boogscheut van mijn woning. De vrouwelijke NMBS-bediende noteerde mijn naam en telefoonnummer om me te verwittigen wanneer mijn geliefde tweewieler in de Pepijnstad zou zijn aangekomen. Ondertussen ben ik geboeid door een studie op internet over de Stelvio, een col die ik wel eens graag zou beklimmen, een uitdaging voor 1997. Mijn jongste dochter, een akela bij de scouts, wil immers dat ik maximaal informatie verzamel over het Martello dal ten Oosten van de Stelvio. Zij wil immers een dossier indienen bij het bestuur van haar scoutsvereniging om daar op scoutskamp de gaan met de verkenners. Dit zou niet lukken doch het werd een tocht door de Karpaten in Bulgarije, door twee leidsters en zes scouts met gespierde kuiten en korte broek. In de stadsbibliotheek zocht ik naar informatie over de Dolomieten en tijdens het snuffelen vond ik een oud exemplaar van " Het land waar de appelsienen bloeien" van Felix Timmermans. Ik lees dit boek in één trek uit. Zo verblijf ik in gedachten weer in het mooie Italië.
Maar dan word ik lastig. Ik wil weten of ik mijn fiets zal terug zien. Ik maak een copie van de verzekeringspolis die ik afsloot. Outsiders zullen dan wel hun ogen opentrekken om te zien voor hoeveel mijn Olive Green, een op maat gemaakte randonneursfiets van bij Vlerick in De Pinte wel waard is. Ik ga met stevige stap terug naar het station. Het heeft lang genoeg geduurd. Derde poging. Nog altijd geen goed nieuws. Er staat niets in de computer en dus is er niets. Ik schud een Bijbelse uitleg uit mijn mouw : ' In het begin was er niets, en toen schiep God hemel en aarde, maar in fucking USA werden de eerste computers pas vijftig jaar geleden geschapen. Toch mag niet worden gezegd dat tussen de bigbang en 1946 er niets was op deze planeet. Er zijn toch in dit station ook mensen die niet op de computer werken, met een schop, met een stootkar of met een fluitje, hebben zij soms mijn olijfkleurige fiets niet gezien ?' Dat is veel te zwaar voor de loketbediende. Ik kijk achter mij en zie meerdere treinreizigers die een kaartje willen kopen. Om deze mensen geen stress te bezorgen trek ik me terug, maar eerst geef ik nog een tweede maal mijn gegevens alsook mijn afschrift van de verzekering aan de loketbediende, toevoegend ... ' straks kom ik terug en dan moet ik absoluut de stationschef zien ! ' .
Een buurman die maar al te graag iets hoort over mijn voorbije avonturen op de fiets houdt me tegen. Na een babbel van twintig minuten stap ik mijn huis binnen. Zodra ik in de keuken kom, zegt mijn vrouw me al dat er goed nieuws kwam van uit het station. Dit is me niet duidelijk ! Nog maar pas stond ik aan het loket, zonder resultaat. Ik weet dat de gemakkelijke oplossingen zelfs horen bij de moeilijkste vraagstukken, maar dit is toch vreemd !
Terug in het station. Daar, bij de NMBS zo vaak verbeterd de voorbij jaren door de managers aan de top, schijnen toch zeker lokale communicatiestoringen te zijn tussen werkvolk, bedienden, en chefs. De onderstationschef wist waar mijn fiets was ! Ik meen zelfs disfunctionering, povere organisatie, verwarde administratie, en zonder aan kwaadsprekerij te doen vermoed ik zelfs een beetje dat misschien een pientere ladro di bicicleta de chinese manier aan het uittesten was van het langzaam laten wegglijden en het zachtjes buiten alle licht laten verdwijnen van op de trein gevonden voorwerpen. De waarheid bleek echter gewoon te zijn dat mijn zoeteke Olive Green in dat station op de lijn Brussel- Luik met aftakking naar Hasselt-Genk, reeds als een vieze kwade hond dertien volle dagen en nachten was opgesloten geworden in een donker kot met rommel, verfpotten en werktuigen.
Op documenten die te Zürich geplakt werden op mijn fiets en op dateringstempels is duidelijk te zien dat mijn fiets slechts weinige uren na mezelf op de eindbestemming in onze thuishaven Landen was toegekomen. Dit gebeurde met de laatste trein, in het midden van de nacht. De personen die 's nachts in dat station werken zien of spreken echter bijna nooit met zij die tijdens de dag hun werkuren moeten kloppen. Wie een vriend of een familielid heeft die spoorwegman of spoorwegvrouw is, kan over de onoplosbare problemen van de onregelmatige diensturen veel meer te weten komen.
Mijn blijheid om de teruggevonden en ongeschonden fiets overtreft natuurlijk mijn woede om het geklungel van de spoorwegmannen. Ik hou mij mond, spring op mijn fiets, en met glimlach op mijn gezicht en geluk in mijn hart, verlaat ik met vederlichte pedaalstoot het station van de Pepijnstad. Arm schaapje, onschuldig wicht ! Opgesloten in een donkere cel, mijn geliefde, wat een schande ! Wij wenen enkele lauwe tranen van geluk, want we hebben mekaar teruggevonden. Aan ons de toekomst, en nog samen vele mooie fietstochten over berg en dal, in boerendorp en in grote stad .
De weg die ons naar Rome bracht, heeft ons geleerd dat verder dan onze horizon nog een zeer wijde wereld ligt. Alles zullen wij nooit ontdekken noch begrijpen, maar iets hebben wij toch al goed gezien, hier of daar, tussen de mensen of binnen de muren, of buiten waar de vogeltjes fluiten. Terwijl iedere dag van ons leven verder tikt, moeten we zo vlug mogelijk nieuwe plannen maken omdat op ons nog meer wacht van dat geweldige geluk dat de vrije zwervende pelgrim beleeft op Gods wegen waar ook Lucifer soms staat te liften, vermomd als die duivelse nar kan zijn.
Wilfried Journée.
Ik ben geen sjeik en ik heb geen checks, maar dit lang verhaal, eentje tussen vele andere verhalen die ik al heb geschreven of nog zal schrijven, ad majorem Dei gloria of voor mezelf en mijn kleinkinderen, geeft me een rijk gevoel.
- Er werden tussen 25/10/2008 en 4/2/2010 niet minder dan 107 stukjes geschreven op deze blog over deze fietstocht naar Rome die plaatsvond in het jaar 1996. Een eerste versie van het totale verhaal werd eerder geschreven in 1997-1998 op 144 goed gevulde bladzijden maar deze bracht het nooit verder dan een tiental proefexemplaren, want het kwam nooit tot publicatie van een boek hetgeen toch de bedoeling was. Dank zij internet en Seniorennet kan iedereen thans genieten van deze verbeterde versie van de avonturen van de fietsende pelgrim. -
Op een herfstdag te Namen. Ik had in de doos met klein reparatiemateriaal in het diepste van mijn linkse Karrimor drie vaderlandse muntstukken van 5 franken, maar dat is niet genoeg om te telefoneren want dat moet in het station gebeuren met een telefoonkaart. Bancontact levert me daarom de biljetten die in België zo onmisbaar zijn, zelfs voor een oude zwerver als ik. Ondanks mijn grote emotie zal ik deze keer toch weer niet mijn kaart in de gleuf vergeten. Het is precies 19u00 wanneer mijn echtgenote verneemt dat zij terug getrouwd is en nu zelfs met een man die een volle aflaat heeft verdiend na pelgrimstocht tot Rome. Mijn halve trouwboek zal me komen afhalen in het station van Namen, zoals eerder afgesproken. Het is een rit van 43 km. Eigenlijk was het mijn bedoeling geweest deze Namen-Landen per fiets af te leggen, maar vermits ik mijn fiets kwijt ben kan dat niet gebeuren. Spijtig, want zo'n finale geeft op het einde van zijn tocht aan de lange afstandsfietser prachtige gevoelens van tevredenheid. Mijn vrouw, die het huishouden belangrijk vindt, zal eerst toch nog de tafel van de keuken afruimen en een wandeling maken met onze hond, alvorens zich met onze Volkswagen Passat naar Wallonië te verplaatsen. Het komt niet op tien minuten, wij zijn nu toch al 45 dagen gescheiden !
De pizzeria in de omgeving van het station lijkt me een uitstekende plaats om op mijn Sonja te wachten. Onder een grote kaart van "bella Italia" die de muur van de eetgelegenheid siert, ga ik aan een tafeltje zitten. Wijnglazen . Papieren tafelkleed. De ober komt en ik wijs met mijn vinger op de wandkaart Roma aan, de navel van de wereld, de plaats vanwaar ik net met de trein ben aangekomen. Kordaat bestel ik een pizza quattro stagioni en twee glazen Jupiler. Ik verdwijn naar de toiletten om me beter te voelen en me op te frissen, want op korte afstand van de oven waar 'un Italien de Namur' met veel show aan het bakken is, overvalt warmte me, en plots voel ik dat mijn nachtrust slecht was geweest en mijn treinreis lang. Wanneer ik zeven minuten later terug op mijn plaats kom, staan mijn biertjes er. Hoe snel zijn de pizzabakkers te Namen ? Wel, dat valt erg mee. Want alhoewel vaak in de volksmond wordt gezegd ' lent comme à Nàaaamur ' komt de ober me spoedig een prachtige pizza brengen, die even lekker is als te Pisa, Piombino, of te Frascati. De kaas kleeft in lange slierten. Grote en lekkere dampende pizza. Fris bier.
Het kost me 360 Bfr. Ik loop terug naar buiten met pak en zak. Er komen vele zwarte Volkswagen Passat's aangereden en pas even na 20u00 zie ik eindelijk de 4M846 met mijn vrouwtje aan het stuur. Felle en tedere kus. Toch blij dat we mekaar terugvinden. Zij is in niets veranderd. Ik ben mager en bruin. Mijn armen en mijn benen heb ik nog, maar mijn tweewieler ben ik kwijt ! Ik stap in de auto, maar het drukke verkeer belet me toch van al met mijn verhalen te beginnen. Wat moet ik nu eerst vertellen ? Welke belevenissen waren belangrijk en wat mag vlug vergeten worden, en zijn er ook dingen die ik beter aan niemand vertel ? Ik moet eerst wat tot rust komen, en alles op een rij kunnen plaatsen. Eens als de schittering van de zon uit mijn ogen is verdwenen, wanneer het stof en de parfums van de wegen, van stad en land uit mijn neus weg zijn, wanneer alles herinnering zal geworden zijn, dan zal ik helemaal alles terug beleven in een lang en volledig verhaal. Het was een tocht die ik nooit zal vergeten.
Mijn beide dochters, die zich reeds een beetje weeskind voelden, zien me toch graag terug over de stoep komen. Weer thuis. Wat een goed gevoel !
Hoe blij een hond wel is, kunnen wij mensen niet begrijpen. Onze welsh terriër Luca heeft een prachtig gekrulde vacht van zwart en ros haar, helemaal anders ziet hij er uit na het sparen van zoveel haren. Hij kwispelt fel met zijn staart, springt omhoog tot in de armen van zijn papa,en likt het gezicht af van hij die terugkomt, van zijn baasje die over vele wegen heeft gereden. Om het weerziens te vieren, vertrekt die papa terstond met zijn hondje voor een sportieve wandeling en zo weet het slimme hondje dat alles terug zoals vroeger zal zijn.
Woensdagavond. Zappen naar televisie. Eiken kasten vol huisgerief, sedert ik trouwde met mijn lief. Lederen zetels. Tapijten. Vaasjes. Kaders aan de muur. Een klok die tikt en tikt. Een te groot huis met luxe. Een mand met briefwisseling. Weer thuis. Propere pyjama. Tanden poetsen. Naar bed met mama, zoals reeds sedert 1971, warm, mals, rug tegen rug, en verboden te snurken.
Een dag op de trein. 4. Haar hondje was een welsh terrier.
Ontmoeting met een engel. Deze dag was een hel voor me geweest. Maar nu voel ik me weer goed. Ik zit op de trein die me met goede snelheid weer naar Haspengouw brengt en ik slurp coca-cola, knabbel op bananen, kijk door het raam naar het landschap. Ik glimlach en ik denk dat het wel in orde zal komen met mijn fiets die met een andere trein me zal volgen. Waarom zoveel stress en ongenoegen ? Het leven is toch mooi ! Zie me schuiven door het prachtige landschap van La douce Lorraine en in de verte liggen de Vogezen, de wijnvelden van de Elzas en de Rijn.
Ik had vastgesteld dat in Zwitserland alles wel loopt zoals hun befaamde uurwerken, maar dat op het ogenblik dat er grensoverschrijdend moet worden gedacht of gehandeld verstand en systeem er gemakkelijk blokkeert. Dan wijzigen die vriendelijke mannen en vrouwen hun houding en bieden zij maar al te graag voor hun diensten en goederen de voorbijganger een gepeperde rekening aan. Te Straatsburg stappen veel reizigers op de trein. Een meisje met een grote sportzak, smalle jeans en hoge schoenen, komt op mijn hoogte en vraagt beleefd of zij voor me in de andere hoek mag komen zitten. Eens die plaats ingenomen voelt zij er zich direct thuis. Zij rookt eerst nog even speels en zenuwachtig een sigaretje, daarna denkt zij wat na en schrijft zij iets in een notaboek, leest wat en valt dan even in een licht slaapje. Dat geeft mij de gelegenheid van haar beter te bekijken. Met haar bruine ogen en bruine lokken, is zij eenvoudig maar wel mooi, als een lieve kleine madonna uit deze tijd. Zij doet me denken aan de tegenspeelster van Marlon Brando in Last Tango in Paris.
Volgende halte. Pendelaars gaan en komen. Maar het bruinharige meisje blijft. We hebben ondertussen al enige woorden gewisseld, maar op Luxemburgs grondgebied zijn we mekaar al lange tijd genoeg gewoon om in een goed gesprek te geraken. Minuut na minuut beginnen wij te beseffen, zowel zij als ik, dat we mekaar sympathiek vinden. Dat is toch wel vreemd, want zij is niet meer dan 19 jaar oud en ik ben al meer dan 52. Het is fijn zo samen te zijn op de trein. Het is weldra alsof we mekaar al lang kennen, mekaar vertrouwen, en onze tijd samen vliegt voorbij, terwijl het gerammel van de wagons en het geknars van de rails ons niet meer stoort. Zij is studente in de rechten te Straatsburg. Haar vader werkt op de Europese Gemeenschap te Brussel. Ik vertel ook wie ik ben en waarom ik op die trein zit. Dan plots beseffen we dat we mekaars voornaam nog niet kennen, en dat het eigenlijk niet nodig is om aan mekaar onze familienaam te zeggen.
"Eugénie,comme l'impératrice, épouse de Napoléon III, qui fut une beauté impériale. Toi, aussi tu es belle, surtout quand tu dors.Tout à l'heure je l'avais remarqué tu sais ... ! " We zijn totale vreemden, per toeval op diezelfde trein. We ontdekken dat we goed bij mekaar passen. Dat ging snel. Wat een sterk en mooi gevoel op deze prachtige herfstdag. Wat zou ons toch zo binden ?
Bij het openslaan van een nieuw hoofdstuk in ons gesprek, ontdekken we plots dat we allebei thuis hetzelfde hondje hebben dat op ons wacht, een troeteldier dat met zijn staart zal kwispelen, zal op ons springen om ons te lekken van blijdschap omdat we na afwezigheid weer thuiskomen. Eugénie en ik, wij zijn de baasjes van twee jonge welsh terriers. Het is niet te geloven, maar toch waar. Wij zouden onze liefde aan mekaar kunnen geven, maar door een beslissing van de goden en de wispelturigheid van de zandloper houden wij van een identiek hondje .
Adieu et bonne chance, Eugénie.
Gare de Namur. Wallonie. Belgique. Slepen met zware reistassen op het perron. De trein rijdt verder naar Brussel en ik wuif nog even met mijn hand naar Eugénie.
Een dag op de trein. 3. Paniek tussen Bern en Bazel.
Mooi is de dag en fris de lucht van Helvetia. Een grote eenzame vogel vliegt over het station van Bern waar ik wat op het perron beweeg in afwachting van het vertrek van de trein uit Rome die me naar België zal terugbrengen. Mijn ogen die de vogel volgden beginnen plots hevig te knipperen wanneer zij vaststellen dat de nachttrein veel korter is geworden dan bij het vertrek toen hij wel 160 meters lang was. Ik besef dat het gedeelte van de trein waarop ik mijn fiets had geplaatst er niet meer bij is. Paniek. Onrust. Vraagtekens !
Fluitsignaal. De trein vertrekt traag en ik kruip terug op mijn plaats in coupé 313/95 waar ik uit zenuwachtigheid alle bekertjes koffie uitdrink. Mijn ogen zijn vol ellende. Ben ik dan toch mijn Olive Green kwijt op de laatste dag van mijn wekenlange pelgrimstocht ? Aan de wagonbegeleider leg ik mijn probleem uit. Gelukkig spreekt hij ook Frans. Hij kijkt maar sip en belooft me te helpen in het volgende station, en dat zal dan te Basel zijn. Daar eindigt trouwens de dienst van deze spoorwegbediende die me piloteert naar het kantoor van de verloren voorwerpen. Hij laat me daar achter. Ik sta er triestig en alleen als een jongetje dat zijn moeder heeft verloren. De trein uit Rome vertrekt weer zonder mij. Een juffrouw met een gouden ringetje in de zijkant van haar neus komt aan de balie zien en luisteren naar mij . Haar uiterlijk en haar kledij geven me weinig vertrouwen, maar een manspersoon in grijze stofjas is daarom niet beter als het gaat om reizigers te helpen. Zij verstaat mijn uitleg in haar Duitse moedertaal, reageert opvallend positief, gaat tot actie over langs telefoon en computer, maar zonder enig resultaat want .... aber " Scheisse, ... ich kann nun nichts finden...! ". Zij noteert echter keurig de terug te vinden voorwerpen en dat zijn een olijfkleurige randonneursfiets van het merk Vlerick , zonder fietstassen, met een rode pothelm, vastgeketend aan de treinwagon met stalen kabel en koperen slot, te identificeren via drie naamkaartjes die er zijn opgeplakt met zwarte tape. Dat is dus zeer duidelijk. Zij adviseert me om deze namiddag terug te komen naar haar kantoortje. Ik geef haar zes uren om te onderzoeken hoe mijn probleem kan worden opgelost.
Ik dacht dat mijn reis was afgelopen maar nu op 2 oktober bevind ik me terug waar ik op 26 augustus was. Och, troost ik me, ... als nieuwe gepensioneerde heb ik toch tijd genoeg en dit avontuur verlengt eigenlijk mijn lange reis, die schoon was en zonder ongelukken verliep. Om mijn kalmte terug te vinden, besluit ik van wat te gaan wandelen rond het station van Basel. Voor 10 SF die ik nog diep in mijn geldbeugel kon terugvinden deponeer ik mijn bagage in de consigne . Daarna zoek ik een geldautomaat om over plaatselijke deviezen te beschikken want in Zwitserland zien ze liever kapitalisten met zware franken, dan landlopers met vreemd voddengeld. Plots sta ik weer voor een rood licht aan de fietsstalling van het station. Toen ik hier 38 dagen geleden met mijn zwaar beladen fiets voorbij reed, vond ik Basel toch zo fietsvriendelijk door de fietspaden en door de duidelijke signalisatie die veel aandacht besteedt aan de zwakke weggebruiker. Het moet precies hier gebeuren dat ik mijn lieve Olive Green verlies !
In een koffiebar waar dure maar uitstekende koffie wordt geserveerd, kom ik wat tot rust alhoewel vragen mijn brein bombarderen. Waar zijn we aan toe ? Hoe zal deze dag voor mij verder verlopen ? Ik kan alleen met mijn hand door mijn lange grijzende baard wrijven. In het postkantoor bezoek ik een tentoonstelling over de Zwitserse huurlingen, die door de eeuwen heen vochten voor paus, keizer, koning, en voor wie ook hen soldij uitbetaalde. Als aandenken koop ik er een mooie reeks postkaarten met huurlingen in militair uniform. Ik telefoneer ook naar huis om uit te leggen waar ik ben en te vertellen dat ik grote pech heb. In het station geven de tabellen van vertrek op die dag naar Brussel 13u30, 16u30, 23u59. Via Duitsland kan ik ook nog, maar dan moet bijkomend worden betaald, alzo krijg ik aan een loket te horen. Aan de balie voor bagage bekom ik informatie over nazending en verzekering van mijn fiets, en bij Swiss Railway is er voor 98 SF een speciale hoes te koop die toelaat een fiets als handbagage op de trein mee te nemen. Ik bezoek ook la Gare de Bâle, want de grens loopt er dwars door het station. De tricolore spoorwegbediende met wie ik daar kan babbelen, vertrouwt me toe dat de Zwitsers haarklievers zijn die voor alles centen willen. In het land van de Tour de France mag een champion belge gewoon met zijn fiets de trein op, en dat is dan dezelfde trein, en voor dat er enige controle komt van mijn geldige Italiaanse tickets is de locomotief al lang voorbij Metz !
Ik koop wat drank en ook het wielerblad Vélo, waar ik lees over de uurrecordpoging van Chris Boardman. Niets anders moet ik doen dan wachten tot na de lunchpauze van het meisje met het gouden ringetje in haar neus. Ondeugend denk ik dat zo'n sexy Fraulein misschien wel op dat moment ergens bezig is met een vluggertje in plaats van te zoeken naar mijn tweewieler. Mijn poging om in een Franse krant het kruiswoordraadsel in te vullen loopt op niets uit. Ik rust uit in de wachtzaal. Mijn ogen, mijn verstand, zinken weg voor een dutje op de harde houten bank. Maar, vroumvroum ..., ik schiet terug wakker wanneer een werkman met een drilboor enige tegels van de stationsvloer begint open te breken. Mijn rust werd brutaal verstoord, en met slecht humeur loop ik dan maar met hangende armen terug naar het kantoor van de verloren voorwerpen, ook al is het vroeger dan afgesproken. Daar verneem ik dat mijn fiets is gesitueerd. Hij reed met een deel van de trein uit Rome naar Zürich. Omdat de fiets stevig was vastgeketend is hij verder meegereisd naar het rangeerstation waar de interrnationale treinen worden gewassen en terug in orde gebracht. Om 22u00 vertrekt die propere trein dan weer naar Rome.
In ieder geval geen fiets meer voor mij vandaag ! Aan de man die nu mijn probleem behandelt - er is niets meer te zien van die knappe jonge vrouw - geef ik mijn sleutel om het slot te openen. Ook een naamkaartje gaat mee in de omslag die met de volgende trein naar Zürich zal gebracht worden en daarna zo vlug mogelijk naar het rangeerstation. De kantoorbediende raadt mij aan mijn fiets toch maar te verzekeren, vermits het een op maat gemaakt duur tuig is, en hij geen garantie kan bieden of alles wel goed zal aflopen. De fiets zal worden naar Landen gestuurd vanuit Zürich, doch dat zal echter nog wel een paar dagen duren. Hij wijst me de weg waar ik die verzekering kan afsluiten en waar ik reeds eerder even was geweest. Ik bedank de man voor zijn vriendelijkheid , en ik vraag hem ook aan zijn vrouwelijke collega mijn vriendelijke afscheidsgroet of zoen te geven. Aan wie ? Ja, aan die schone met haar ringetje in de neus ! Lekker stuk, ... Danke schön ... wiedersehn... !
Terug aan de balie van de bagage, waar het trouwens éénzelfde man is die ook die verzekeringen afsluit. Ik moet een formulier invullen, en op dat ogenblik ontdek ik dat ik mijn laatste en schoonste Bic heb achtergelaten in de wachtzaal na het kruiswoordraadsel en mijn dutje. Wat een dag ! Ik verlies mijn fiets en ook mijn schrijfgerief ! Bovendien verlies ik ook mijn geld want in Zwitserland wordt met zware franken gerekend. De extra-verzending van mijn fiets kost 24 FS en de verzekering 42 FS. Ik berg daarom de garantiepapieren van deze transactie goed weg in mijn portefeuille. Wat een geluk, ik zal de trein van 13u30 nog kunnen halen. Vlug mijn papierke voor het afhalen van mijn bagage... . Waar is dat nu ... ? O, ja ... hier. Ik storm daarna naar de trein. Met mijn drie zware stukken bagage haal ik die gelukkig nog op het nippertje. Altijd maar lopen naar die treinen ... zoals vroeger toen ik dagelijks naar Brussel spoorde. Eén enkele minuut later verlaat de trein van 13u30 Basel en even later nog ben ik weer in ' la douce France' . Maar vijf minuten nadien krijg ik reeds controle van de douaniers of van de drugsbrigade. Zij komen met vastberaden stap gewapend door de trein met drie mannen en met een grote snuffelende hond. Zij laten me echter gewoon zitten en vragen me niets. Mijn sportzak met vuile was en mijn Karrimors met het stof van de zovele wegen en het zweet van mijn oud stinkend lijf, prikkelen de neus van de speurdershond niet. Ik ben immers iemand die in zijn tros bananen geen cocaïne wegstopt, en terwijl zovele wielerkampioenen verboden pilletjes slikten, ben ik een wielrijder die zuiver van geweten en van doping is, en met een fatsoenlijk hematocrietgehalte doorheen alle situaties geraakt.
Fausto Coppi, luomo solo al comando della corsa con la sua maglia biancoceleste. Coppi dal petto abnorme, con una capacità polmonare fuori dal comune, Coppi con le ossa di cristallo .
De bleke, magere, slungelachtige boerenzoon Coppi uit Castellania stond als 20 jarige belofte-onafhankelijke aan de start van de Ronde van Piemont op 4 juni 1939 ( dat was precies vijf jaren voor mijn geboorte) voor beroepsrenners. Hij was gekleed in de kanarie-gele trui van de fietsen Santamaria-Fiorelli uit Novi Ligure en kreeg als rugnummer 98. Hij had een week eerder te vlug een eerste contract getekend bij Girardengo, waardoor hij meerdere mensen ongelukkig had gemaakt en hij had ook een lelijke steenpuist op zijn zitvlak. Coppi volgt gemakkelijk het tempo opgelegd door de knechten van Gino Bartali. Op 60 km van de meet rijdt hij nog altijd mee in een kopgroep met befaamde renners zoals Bartali,Vicini , Valetti, Bizzi, Leoni en Del Gancia. De jonge onafhankelijke waagt tijdens de doortocht van Castelnuovo een aanval. In de beklimming die daarna komt , gaat hij recht op de pedalen staan en wanneer hij na enkele kilometers eens omkijkt is geen achtervolger te bespeuren. Hij blijft een mooi tempo aanhouden.
Die jonge kerel gelijkt op een hongerige roofvogel. Twee jaren eerder droeg hij nog als 'garzone de salumeria' met zijn fiets de worsten en salami's van een beenhouwer naar de klanten, en op dat ogenblik overtroeft hij de vedetten in een koers voor beroepsrenners. Hij bewaart zijn voorsprong tot dicht bij de wielerbaan van Turijn, waar de sportliefhebbers Gino Bartali verwachten. De leider van de koers is totaal onherkenbaar door zijn vuile trui en onleesbaar rugnummer. Wie is hij ? Op de Moriondo, omwille van te grote zenuwachtigheid heeft de aanvaller problemen met zijn ketting waardoor hij in die bergop helemaal stil valt. Op dat ogenblik vliegt de grote Bartali hem voorbij. Maar de jonge renner geraakt terug in het wiel van de winnaar van de vorige Tour de France. De campionissimo uit Firenze is zeer verwonderd. Wie is toch deze snotneus ?
Er volgt een hergroepering, maar diep in de finale springt Bartali dan toch weer onweerstaanbaar weg om deze Giro del Piemonte 1939 te winnen. Na de aankomst zal de sportieve Gino de jonge renner uit Castellania feliciteren. Met een derde plaats in deze belangrijke koers die werd ingericht sedert 1906 was de entourage van Coppi zeer tevreden, en in het bijzonder Biagio Cavanna de blinde verzorger met wie Coppi ruzie had. Die avond gingen zij allemaal samen eten in het hotel waar de ploeg Legnano van Bartali logeerde en Coppi tekende er een tweede contract voor een maandloon van 700 lires, terwijl zijn eerste contract bij Girardengo werd vernietigd volgens de wens van Cavanna, de ex-boxer die met zijn magische handen de spieren van Fausto dagelijks masseerde.
Alzo stapte Fausto Angelo Teodoro Coppi zoon van Domenico en van Angiolina Boveri de wereld van de grote wielrennerij binnen. Hij leverde weldra prestaties die hem onvergelijkbaar maakten met zijn generatiegenoten en daardoor werd hij een van de meest bewonderde wielrenners uit de geschiedenis. Zijn naam zal nooit worden vergeten.
Tussen de 153 overwinningen die op zijn naam staan zijn er kanjers als de Giro d'Italia (5), de Tour de France (2), het wereldkampioenschap op de weg en in de achtervolging op de wielerbaan, de Ronde van Lombardije (5), Milaan-San Remo (3), Parijs-Roubaix en de Waalse Pijl. Verder het werelduurrecord op de Vigorelli, 22 ritten in de Giro en 9 ritten in de Tour, 31 dagen in roze trui en 19 dagen in gele trui, en dozijnen overwinningen in de 5km achtervolging. In zijn land werd hij viermaal nationaal kampioen op de weg en won hij : Giro di Romagna (3), Giro dell'Emilia (4), Drie Valleien Varese (3) Giro del Veneto (3). Meestal kwam deze campionissimo alléén binnen na een prachtige aanval en dat vonden zijn ' tifosi' toch zo geweldig.
In vele regio's van het na-oorlogse Italië werd de wielersport waanzinnig populair door de rivaliteit tussen Coppi en Bartali. De tweede wereldoorlog, valpartijen met ernstige breuken, de dood van zijn broer Serse, en de langdurige liefdesaffaire met De Witte Dame, zijn nadelig geweest voor het palmares van deze unieke wielerkampioen. Fausto Coppi kende de hoogste vreugden die voor een man mogelijk zijn, maar tijdens zijn mythische levensloop moest hij ook door veel pijn, ellende en verdriet. Tijdens zijn laatste seizoenen voelde hij zich enkel nog gelukkig en vergat hij zijn problemen op zijn fiets en in de natuur. Dat was de reden waarom hij nog steeds koerste toen hij al versleten was en waarom hij ook in december 1959 naar Burkina Faso vloog voor een criterium en om op jacht te gaan. Hij werd daar in Afrika ziek en hij stierf plots door malaria op 2 januari 1960 omdat hij geen goede medicatie had gekregen.
Vijftig jaren na zijn dood blijft Fausto Coppi voor de oudere wielerfanaten nog steeds een belangrijk figuur. Hierna een aantal foto's van deze grote wielerkampioen. Over hem werd veel geschreven. Zijn leven was een saga. Over hem bestaan boeken, een opera, een musical, toneelstukken, liedjes,films, en op internet biedt www.youtube.com in deze tijd vele video's waarop de grote Fausto Coppi terug kan worden gezien.
Wachtende treinen, evenwijdige rails, in het enorme station van Roma Termini en dan uiteraard de vele mensen die met snelle stap binnenkomen of die zitten, wachten, slenteren tot op een vertrekuur. In een aanpalende wachtzaal draait een film uit de fifties op nog een echt wit filmdoek van toen. Mijn laatste ijsje koop ik, bij een sympathieke kerel aan een karretje op het perron, van een ijsboerke met een stootkar. Voor onderweg schaf ik me twee panini aan met kaas en prosciuto. Ik sta met mijn fiets en met mijn bagage op perron 6, maar na wat rondkijken en begrip van de plaatselijke toestanden, begrijp ik dat mijn trein zal vertrekken op spoorlijn 5 . Nog langer dan één uur zal ik echter moeten geduld hebben.
Nabij een fonteintje met drinkwater vind ik weldra een betere plaats. Met mijn stalen kabel en koperen slot bind ik mijn fiets en mijn reistassen veilig vast. Met al dat volk weet je immers nooit of er geen ladri di biciclette zouden kunnen toeslaan, en ook mijn panini en mijn tros bananen mogen niet verdwijnen. Ik wandel op en af over het perron tot als ik moe ben. Dan ga ik ergens zitten op een houten koffer en ik zwijmel wat weg in een waakhondslaapje met een half oog nog open om op mijn bezittingen te letten.
Plotseling holderdeboldert een verschrikkelijk lange achteruitrijdende trein op spoorlijn 5 binnen tot diep in de stationshal waar bumpers en balken zijn staart tegenhouden. Terminus. Nu moet ik wakker zijn. De vele mannen en vrouwen, meisjes en kinderen, reistassen, dozen, valiezen, manden, een dikke pastoor uit God-weet-welke-parochie, een vlag van de boerenbond uit de streek van Bologna, en een dwerg uit Milaan, zetten zich in beweging, avanti popolo. Tijdens mijn slaapje had het aantal treinliefhebbers zich geweldig vermenigvuldigd en nu snap ik plots hoe belangrijk dat kaartje wel is voor de reservatie van een plaatsje op deze trein. Aan een officieel ogende man in uniform, met fluitje en kepie, vraag ik waar mijn fiets kan worden opgeladen op zijn trein. Hij wijst me dat het helemaal vooraan is en dat is wel op 150m, verder kan niet. Ik spurt op Olive naar de speciale wagon waarop een plaatje vasthangt met de afbeelding van een fiets. De deur staat open, maar er is daar niets of niemand in die wagon. Ik klauter zelf binnen, nadat ik eerder mijn reistassen op de grond gegooid heb, haak vast omhoog het voorste wiel van mijn geliefde, en voor méér zekerheid bind ik fietskader en rode pothelm met de weer nuttige kabel en slot goed vast aan de wand van de treinwagon. Mijn stressmeter klimt naar rood terwijl ik die voorste wagon verlaat en ik spurt in 10"2/10 terug over het perron tot waar al die mensen in de trein kruipen. Het zweet parelt op mijn voorhoofd, mijn oksels zijn nat, mijn lijf is te groot en mijn reistassen zijn zwaar en lomp, en als een te dikke paling tussen de andere reizigers op de smalle gang bereik ik eindelijk wagon 313, couchette 95. Dit wordt de eerste rit van mijn leven op een nachttrein !
Een oude man, en een jongere man met zijn zoontje, zullen mijn medereizigers zijn. Zij bereikten eerst de treincoupé en nemen al hun tijd om zich met hun bagage te installeren. Chi va piano va sano e va lontano ! Ik wacht. Dat doet mij goed want ik moet toch terug op adem komen, mijn zweet wegvegen en kalmeren. De kleine jongen sleurt een zware rugzak mee. Zijn vader is zeer bezorgd om twee dozen met flessen wijn en met flessen olijfolie. De oudste man heeft één enkele valies. Zodra hij zijn plaats heeft ingenomen neemt hij uit die valies een magazine over computers waarin hij leest zonder nog aandacht te schenken aan de andere mensen in dat coupé. Wanneer alles wat rustiger is geworden op de 100% gevulde trein, doe ook ik mijn intrede om plaats 95 te bezetten. Ik heb amper ruimte om beide groene Karrimors en mijn blauwe sporttas van de ASLK op te bergen, hoog waar ik zal moeten slapen. Ik glimlach, vertel de anderen dat ik een Vlaming ben, en slechts enkele woordjes Italiaans kan spreken. Ik meen dat het past dat ik aan die medereizigers de hand geef, hetgeen ik dan ook doe, maar dat schijnt in geen goede aarde te vallen. Tijdens de vele volgende uren zal ik noch geestescontact noch gesprek kunnen hebben met deze medereizigers.
Met twintig minuten vertraging vertrekt de internationale trein naar Basel. Op het ritme van deze nachttrein eindigt mijn dagenlange onderdompeling in Italia. Ik zag in dat land veel schoonheid, beweging en levensvreugde. Afscheid nemen van Roma is altijd droevig voor het hart.
Een dag op de trein - 2. Pensieri in treno italiano.
Ik lig boven. Er zijn lakens. Het plafond is zeer laag en mijn bed is veel te kort.Toch zal ik er kunnen liggen omdat ik mijn voeten kan schuiven waar nog plaats is voor een valies. Ik denk even terug aan die arme meester Michelangelo die gedurende vier volle jaren op een smalle houten stelling had gelegen om het plafond van de Sixtijnse Kapel te schilderen. De huid op zijn achterwerk werd toen te kort en dat op zijn buik smeet rimpels en plooien. Zijn ingewanden groeiden scheef en zijn armen werden krom. Eigenlijk zou ik niet mogen klagen omdat mijn couchette zo klein is !
De wagonbegeleider brengt ons flesjes water en douaneformulieren. Hij neemt ook mijn identiteitskaart en mijn reservatieticket mee. Hij knikt goedkeurend. Een tijd later stopt de trein reeds te Bologna, een stad die ik ook nog eens zou moeten vereren met een bezoek. Ik had geldstukjes in de Trevi Fontein geworpen zodat ik weet dat ik tijdens mijn aardse leven zeker nog eens naar Rome zal terugkeren. Ik zweer dus dat ik dan Bologna zal bezoeken. Het is een warme nacht. Mijn bovenlijf is bloot en de lakens van de Italiaanse Spoorwegen vangen mijn zweet op. Ik slaap met kleine stukjes en word steeds weer wakker. Er wordt me acrobatie gevraagd om van dat bovenste bed weer op de vaste vloer te geraken en omgekeerd. Dat moet gebeuren langs een metalen laddertje van amper één voet breed. Ik ben nog fit en lenig genoeg. De trein vordert, rammelt, stopt en vertrekt, en terwijl ik wakker lig denk ik aan die vele Italiaanse gastarbeiders die eens met deze trein naar België spoorden met de 'flussi migratori' om steenkolen voor onze kachels te gaan uithakken in stof en duisternis of om een spaghetti restaurant te beginnen. Maar ik denk ook aan de sportmannen en de artiesten waarmee zij ons land rijker maakten, zoals Pino Cerami, Enzo Scifo, Elio di Rupo, Rocco Granata, Salvatore Adamo, ... allemaal zeer bekende Belgen. Zelfs de grote Fausto Coppi, nog maar net uit de armoede opgeklommen, kwam op een winterse dag gehuld in een zware overjas met een kartonnen valiesje en een koersfiets naar Brussel waar hij door onze Lomme Driessens werd opgevangen. Dall'Italia é possible raggiungere direttamente il Belgio in treno. Ik denk ook aan de verliezers, de pechvogels, de Belgische renners die zonder prijs, met kapotte armen en benen, terug naar huis moesten sporen na opgave in de grote Italiaanse koersen. Van mezelf droom ik dat ik de roze trui had gewonnen, maar daarna volgden op mijn heerlijke wielerdroom vage erotische beelden, niet voor publicatie geschikt. In het diepste van de nacht zink ik eindelijk weg in het zwarte moeras van een echte slaap .
Una stazione. Ik word wakker.Toch genoeg gerust. De oudste man is verdwenen. De twee anderen kleden zich al beter aan. Douaniers komen de coupé binnen en de Italiaan uit Sicilië die in Helvetia woont, want ik kon onderussen in de ochtend toch een praatje met hem maken, moet nogal veel invoerrechten betalen voor zijn flessen. De wagonbegeleider brengt ontbijtkoeken, koffie of thee. Omdat mijn coupégenoten niets eten mag ik de drie porties binnenspelen. De vader en zijn zoontje verlaten me. Ik ruim het coupé wat op, trek het raam open, laat frisse wind binnenwaaien , en ja, ik snuif berglucht op want we rijden terug door Zwitserland !
Er is ondertussen veel minder volk op de trein en daarom ga ik op zoek naar de toiletten voor een stoelgangnummertje. Het is een zeer proper kamertje, met veel papier en heet water. In de spiegel bekijk ik mijn oud gezicht. Ik ontdek een grote meeëter net onder mijn onderlip. Ik nijp hem er uit, een gewoonte van me, maar dat is geen goed initiatief want ik heb geen eau de cologne om te ontsmetten omdat ik nog niet thuis in eigen badkamer ben aangekomen. De trein blijft lang staan te Bern. Ik stap even uit om op het perron wat te bewegen, wat aan ochtendgymnastiek te doen. Met grote happen zuivere Zwitserse lucht vul ik mijn mannelijke borstkas.
L'image des sportifs et des artistes chinois en général et des joueurs de pingpong chinois en particulier est celle de personnes impénétrables, des robots qui n'ont pensé qu'à s'améliorer dans l'exercice de leur spécialité depuis des années, sans aucun contact avec le reste du monde. Cela expliquerait leur niveau et leur domination. C'est une perception périmée à présent. Ainsi celui qui a l'occasion de rencontrer les joueurs de l'équipe nationale de Chine, des gars qui ont tout gagné dans leur sport, sera d'avis que ces gens si terribles à la table de ping sont modestes, charmants et agréables. Le péril jaune ne viendra jamais de ces hommes et femmes-là qui sont champions du monde ou championnes olympiques. Comme partout ailleurs il y a en Chine tous les caractères parmi la population. Cependant la perception périmée citée plus haut, inquiète encore beaucoup Liu Guoliang l'entraîneur-chef de l'équipe masculine nationale du sport si populaire dans le plus grand pays de notre planète.
Montrer plus de personnalité. Liu Guoliang, et il rejoint ainsi en pensée Adham Sharara le président de la fédération internationale, est de plus en plus d'avis que son sport a besoin de vedettes, des joueurs avec de la personnalité, des cracks capables de faire parler d'eux souvent et en diverses circonstances. Maintenant le monde entier sait que c'est toujours un chinois qui a été le meilleur, mais le nom de ce chinois ne brille pas assez, sa victoire reste un peu fade. Il faudrait que tous les sportifs connaissent les grands du ping, les voici d'ailleurs sur base des derniers classements mondiaux du 3 janvier 2010.
Hommes : MA Long, WANG Hao, MA Lin, WANG Liqin, HAO Shuai, CHEN Qi, ZHANG Jike, XU Xin , JIN Yixong, CUI Qingleu , SHANG Kun, YAN An, FANG Bo (photo), YIN Hang, ZHENG Peifeng, LIN Gaoyun, LIN Chang , DING Hongce, ZHANG Yuntao, SU Zhizhong .
Ce sont les meilleurs, toutes catégories confondues, mais il y en a encore une quantité énorme en Chine populaire, sans parler des pongistes chinois immigrés ou nés dans tous les autres pays. Femmes : LIU Shiwen, ZHANG Yining, GUO Yue, GUO Yan, LI Xiaoxia, DING Ning, WANG Nan, FAN Ying, WU Yang (photo), LI Xiadan, GU Yuting, SHENG Dandan, XUE Siyu, LIU Xi, YANG Yingxu.
Le célèbre coach estime donc que son sport a besoin de joueurs plus enigmatiques, car sans cela il y aura une baisse de popularité auprès des fans et moins de sponsors. Selon China Daily du 31/12/2009 le grand Liu Gioliang va s'efforcer à modifier l'impénétrabilité des caractères de ses joueurs. Voilà ce qui est bien nouveau ! En effet, il y a 3 ans un garçon qui ne manquait pas d'asservité ni d'agressivité et qui était déjà champion olympique, avait été plaçé avec le bonnet d'âne dans un coin de la classe. CHENG Qi avait jeté sa palette et il avait donné un coup de pied dans une chaise, après défaite en finale de Coupe d'Asie contre son équipier WANG Hao. Le joueur à mauvais caractère a été expédié le lendemain vers une région lointaine où à l'armée il devait suivre une formation dans un bataillon disciplinaire. Les fonctionnaires chinois de la fédération de tennis de table conseillent parfois cela parce que c'est très bon pour le ' bing jui zhi zen', ce qui signifie ' guérir le malade et sauver le patient' .
A présent l'ami CHEN se conduit mieux, il est même cité en exemple. Il est le tout-conquérant au bon moment et il se calme à temps. Il a beaucoup de tempérament et son coach en a fait à présent un modèle et l'aime beaucoup. Ce ne sera pas le méchant garçon de hier qui fera baisser demain la popularité du passe-temps national en Chine. Car en Chine nouvelle maintenant, gagner tout dans les concours internationaux n'est plus intéressant, ce que l'on veut voir c'est de la personnalité individuelle qui mène au succès. Il faut montrer qu'on a du coeur, du panache et des émotions. Il y a en effet déjà cinq mille ans que les hommes de Peking sont supérieurs en tout aux barbares des régions situées au-de-là des grandes murailles, pensent pas mal de têtes aux yeux bridés.
Pendant 50 ans, une gestion stricte a permis aux chinois de dominer sur la scène mondiale en tennis de table. Les médailles d'or ne contentent plus les fans. Il faut au public des stars, des vedettes avec du 'glamour' , des victoires qui symbolisent le succès de l'individu qui se distingue, qui dépasse les autres, qui fait rêver et qui fait naître des nouvelles ambitions.
Il y a peu de temps, l'équipe nationale revenant à l'aéroport après avoir gagné des matches de ping extraordinaires face au Japon, à Taiwan et à la Corée, les éternels ennemis de la civilisation chinoise, Liu Guoliang avait été abasourdi par le peu de supporters et par l'absence de compliments à leur retour. Gagner est devenu normal. Perdre serait une honte. Or pour devenir champion d'Asie en tennis de table anno 2009, c'était encore bien plus difficile que lors des années dans le passé. Graver l'image de ses champions dans les esprits de tous sera dorénavant une préoccupation importante de Liu Guoliang. Le coach a fait remarquer qu'à une autre époque lorsque sortir du rang, se faire applaudir individuellement, était bien mal considéré par l'organisation politique et administrative de son pays, il était devenu le premier pongiste qui avait aligné des victoires aux championnats du monde, aux jeux olympiques, et en coupe du monde, et qu'il s'était rasé complètement le crâne pour faire parler de lui, pour avoir un look terrible, une image qui aux yeux de tous était celle d'un gladiateur , d'un extra-terrestre très différent du simple mortel.
MA LONG 21 ans - Nouveau numéro 1 depuis le 3 janvier 2010 -
Ik begin aan mijn laatste avond te Rome met een wandeling langs de Viale delle Olimpiadi en daarna brengen de zolen van mijn Mephisto's me in de richting van het Vaticaan. Zoals wordt beweerd ligt daar immers het centrum van de wereld en van alle zaligheden. Even krijg ik de kans kostendelend per taxi met jongeren uit de jeugdherberg mee te rijden, maar ik sla dat voorstel af. De duivelse naam van mijn wandelschoenen moet me zoals de grote Goethe laten genieten van de avondstond en mijmerend flaneer ik verder. Eerst telefoneer ik naar huis om te melden dat ik de volgende dag met de trein de terugreis zal maken. Zonder veel avontuur, zonder veel inspiratie, zwerf ik verder. Vesta de godin van de huiselijke aard wijst me erop dat ik thuis nog een prachtige echtgenote en twee flinke dochters heb die ik weldra zal terugzien. Het is goed geweest. Ik zal maar geen domme of geldverslindende dingen doen in het Dolce Vita van Roma by Night. Ik kom aan een snack waar veel volk zit. Daar zal het wel goed en niet duur zijn. Het wordt noch het voedsel van de epicuriër noch de slokpartij van de barbaarse huurling. Stoïcijns langzaam eet ik frietjes, balletjes en erwtjes en af en toe slurp ik eens aan mijn glas rode wijn. Met mijn stadsplan onder de arm beweeg ik me in een grote boog terug naar mijn bed in de Ostello. In een wijk met flatgebouwen hoor ik plots lawaai. Twee vrouwelijke flikken hebben een wagen klemgereden. De bestuurder koos het hazenpad. Hij sprong op vuilbakken en kon zo over hoog hekwerk in een tuin verdwijnen. Een agente staat daar met een pistool in de hand en de andere telefoneert voor versterking. Ik spoed me vlug weg terwijl verschillende andere politiewagens komen aangestormd.
Een kwartier later bereik ik de bar van de jeugdherberg waar ik zonder aandringen terug de grote bierpot krijg die ik met één liter Carlsberg laat vullen. Nunc est bibendum. Een andere eenling komt naast me zitten na het bestellen van ook zo'n stevig biertje. Hij stelt zich beleefd aan mij voor. Brian McGarvey uit Canada, scheikundige uit de voedselnijverheid gespecialiseerd in pesticiden. Hij voelt zich ongelukkig omdat hij te Rome kwam solliciteren voor een job van internationaal niveau, doch hij werd afgewezen. Hij logeert zo goedkoop mogelijk omdat hij op zijn dertigste reeds een vrouw en vier kinderen heeft.
Terwijl ik Carlsberg slik denk ik 'Hola, die slaapt zeker in een igloo met een eskimowijfje. Daar in de koude kruipen zij dicht samen onder een berenvel en dan volgen de kindjes rap.' 'Ik ben blij dat ik met een Belg een bier mag drinken, want in uw land maken zij vele goede brouwsels, niet waar...!' stamelt hij in 't Engels. Jazeker, bevestig ik. 'Komt U uit Saskatchewan' vraag ik, om te laten horen dat ik iets weet over Canada, alhoewel die naam zomaar op mijn lippen komt. Dan krijg ik het bewijs dat men zo maar niet op de eerste gedachte iemand in een vierkantje moet klasseren. Brian heeft helemaal geen lijfelijke omgang met een vrouwelijke eskimo. Hij woont in Vineland Ontario, in een gebied met een microklimaat waar veel zonneschijn is en er daarom wijn kan worden gemaakt. Goede conversatie. Ik krijg zijn adres in Canada en ik ben welkom om daar te fietsen. Ja, tussen Canadezen en Vlamingen klikt het wel !
Wanneer ik op kamer 12 kom, ligt er verdorie iemand in mijn bed te slapen. Geen probleem want er zijn genoeg bedden vrij. De slaper wordt wakker. Hij komt uit Duitsland. Ik maak hem duidelijk dat hij mag blijven liggen ook al heb ik het bewijsstuk voor bed 10, omdat mijn voornaam Wil Fried is en de door mij meest geliefde voetballer Wil Mots heet, de ster uit de Bundesliga, en dat ik ook een Tischtennisspieler ben die de Duitse fairplay kent, en dat ik al weken op reis ben met op zak enige bladzijden van Johann Wolfgang Goethe, und das wir in Belgien schön zweimal Weltkrieg hatten mit jungen aus Deutschland, und dat ik toen ik zijn leeftijd had veel tango's heb gedanst op Duitse schlagers, en .... stop maar jong, zeg ik tegen me zelf ... gij zijt al een beetje zat van die liter bier. Ik doe mijn tassen niet meer open om kledij voor de nacht te nemen. Om te slapen in dat andere bed zonder nummer doe ik het nieuwe T-shirtje aan dat ik voor 5000 lires had gekocht nabij de muur van het Vaticaan.Op mijn borst staat nu de tekening van Leonardo da Vinci met het prototype van de eerste fiets. Ik doe ook mijn zwembroek aan. Deze had ik tijdens mijn reis nooit gebruikt en wordt mijn laatste propere onderbroek.
Zeven uren later. De jonge Duitser is blij dat hij niet meer ambras met mij heeft gehad. Hij is reeds klaar om op ontdekkingstocht door Rome te gaan. Ik wil nog wat rusten. Hij is een student in bedrijfseconomie. Ik ben op prepensioen omdat mijn bedrijf aan economie heeft gedaan. Oude en te dure jongens worden buiten geborsteld in onze maatschappij van het einde van de twintigste eeuw. Wij praten een tijdje. Hij studeert te Mannheim. Ik ben een man die op deze dag de weg naar zijn heimat terug zal nemen. Amper op tijd voor het ontbijt. Alle langslapers protesteren omdat de eetzaal zal gesloten worden. Het is een dagelijkse situatie. Met het voorziene oranje bonnetje bekom ik toch koffie en brood. Zij willen ook hier mensen te vroeg buitenborstelen want eigenlijk zegt het reglement dat ontbijt mogelijk is tot 10u00 . Neen, het is hier gesloten om 10u00 ! Dat is wat anders. Dat is de juiste zienswijze.
Wat moet ik met deze dag aanvangen? Ik maak mijn fiets los en plaats mijn zware Karrimors achteraan met daarboven ook nog die sporttas. Mijn bierkameraad Brian en een Australiër kijken toe. Een man die de gang komt dweilen, dwingt ons tot vervroegd afscheid. Weg uit de Ostello ben ik, maar 200m later stop ik, omdat ik mijn bril heb vergeten, althans de bril die mijn ogen beschermt tegen het stof van de weg tijdens het fietsen, want ik heb ook nog een goedkoop leesbrilletje bij, een zonnebril, en de Lacoste bril die ik onderweg had gevonden. Terug. Slaapkamers reeds afgesloten, maar omdat kuisvrouwen bezig zijn, kan ik toch gaan zoeken op kamer 12. Eureka ! Mijn bril met witte glazen lag boven op de ijzeren kast waarin ik mijn bagage had geplaatst. Toch één mirakel tijdens deze pelgrimstocht, want ik zal met al mijn brillen terug thuiskomen !
Ik bezoek nog eens het Sint Pietersplein. Zoals iedere dag ons door de goden geschonken, lopen op de grote piazza bezoekers rond uit alle windstreken. In de helderheid van de zonnige dag tekenen de kerktoppen, de obelisk, de fonteinen, de 372 zuilen, zich betoverend af. Ik fiets verder en kom op de Via Aurelia die me tot hier had gebracht. Geen enkele klok luidt wanneer ik mij verwijder in de richting van Trastevere. Ik volg straten waar weinig is te zien, behalve dan een winkeltje waar ik koude melk koop die ik drink tijdens het bestuderen van het stadsplan. Ik wil naar ergens anders maar éénrichtingsverkeer verplicht me van een bepaalde route te nemen. Het is weldra moeiljik bergop en te voet kom ik aan een kerkje op een plein. Tot mijn verwondering is het de Basiliek van San Pancratio. Is dit een toeval of Gods wil ? Op een zomerdag van het oorlogsjaar 1944 werd ik immers gedoopt te Waasmont in de parochiekerk van St-Pancratius, een lang vergeten heilige bij ons, maar die te Rome nog erg belangrijk is. Ik bezoek deze kerk en offer verschillende geldstukken. Eindelijk ben ik terug zeker van mijn weg. Een tijd later kom ik aan de zeer belangrijke kerk van de Heilige Paulus. Deze is kleiner dan de kerk van de Heilige Petrus en valt veel meer in mijn smaak. Het reusachtig beeld van Paulus maakt indruk op mij. Het zou, volgens wat wordt verteld, kunnen gebeuren dat de wereld vergaat op de dag dat in de muur van deze kerk alle niches zouden zijn gevuld met beelden van een paus. De grote Corinthische zuilen van deze kerk zullen dan breken onder het gewicht van de zonde en van de schande van deze wereld. Deze instorting zal verschrikkelijke aardbevingen doen losbreken, met fatale gevolgen voor onze planeet. Laten we dus maar hopen dat alle komende pausen lang zullen leven, in glorie en goede gezondheid. Nabij deze Basilica Patriarchale di San Paolo blaas ik wat uit. Stiekem loop ik naar een parking om op een schaduwrijke plek in het Rome van buiten de muren een simpele mannelijke plas te maken. Op de discrete plaats waar ik dat wil doen staan stille wagens geparkeerd. Ik kom ongewenst langs een Fiat waarin sexuele activiteiten bezig zijn. Zij is ergens met haar hoofd aan de onderkant van het stuur en hij, met de blik op oneindig en het verstand op nul, heeft al uitpuilende ogen.
Wat later brengt Olive Green me terug door het vieze Rome dat op het warme middaguur stinkt van de wierook van haar vijfhonderd kerken, van de geur van capuccino uit haar ontelbare koffiebars, van de geur van uitlaatgassen van twintigduizend auto's, van het puin en de afval van zevenentwintg eeuwen geschiedenis, van de geur van het zweet dat nu ook in mijn zwembroek zit, en van nog veel meer dampen en zintuigelijk waarneembare luchtjes.
Ik heb nog meer op mijn programma. Zal ik op zoek gaan naar het beeld van de wolvin met Remulus en Romulus, of zal ik fietsen tot in Cinecitta waar een tentoonstelling loopt over 100 jaar Italiaanse Films. Plots alea iacta est ! Er scheelt wat aan mijn achterste buitenband. Stop! Ik kijk en stel vast dat mijn achterwiel niet langer het teveel gewicht verdraagt. Ik zie een bobbel en weldra zal de buitenband van de velg springen en mijn binnenband ontploffen. Snel laat ik daarom alle lucht uit de binnenband langs het ventiel ontsnappen. Oef ... dat was op het nippertje ! Midden in het gevaarlijke verkeer sta ik op dat ogenblik stil met platte band en slecht geladen bagage. Geen auto heeft mij geraakt en op een pleintje ga ik veilig op een bank zitten om deze situatie te analyseren. Ik sjor de sportzak vast aan mijn stuur, wring de achterste buitenband weer op zijn plaats, pomp opnieuw lucht in de binnenband. Ik fluit de match af voor wat betreft de toeristische activiteiten van deze dag, en langzaam met een zwaar beladen fiets, zoals een Vietnamees op de Ho-Chi-Minh route, begeef ik me naar Stazione di Roma Termini.
Ondertussen, wegens die sporttas op het stuur, heb ik mijn kilometerteller moeten verwijderen. Ik noteer evenwel de cijfers en reken uit hoelang mijn tocht is geweest. Ik moet rekening houden met deze allerlaatste kilometers zonder teller en ook met de onderbreking in Zwitserland door nattigheid. Zo besluiten mijn fiets en de boekhouder die ik ben, dat mijn pelgrimstocht de geschiedenis zal ingaan voor een totale lengte van 3.070 km.
Omstreeks 15u00 bereik ik het station. Ons internationaal vervoer vertrekt pas om 19u50. We moeten dus nog zeker vier uren invullen. Ik koop een ijsje en de Gazzeta dello Sport. Het koude ding verdwijnt te snel in mijn gulzige keel en in de roze sportkrant staat er naar mijn goesting ontzettend teveel calcio en te weinig ciclismo. Deze krant is alleen geschikt om je billen te beschermen wanneer je op de koude vloer van het station gaat zitten. Terwijl Olive tegen de muur rust, zit ik te kijken naar de bonte menigte die zich in het station beweegt.
Het Centraal Station van Rome is een van de meest grandiose stationsgebouwen ter wereld. Naar schatting zouden jaarlijks 150 miljoen mensen van dit station gebruik maken. De brede voorhal is 128m breed en 32m diep. Vittorio de Sica draaide er in 1953 de bekende film Stazione Termini met de acteurs Jennifer Jones, Montgomery Clift, Gino Cervi, waaraan ook de schrijver Truman Capote zijn medewerking gaf.
Om de tijd te vullen probeer ik een klein fastfoodmenu met frietjes, een hamburger en een cola. Maar ik zal nog zo lang in dat station moeten blijven. Daarom huur ik een safe voor mijn bagage en verkies ik van nog een fietstoch te maken in de buurt van het station. Het is een omgeving met vele hotels, van de duurste tot de goedkoopste. Uit nieuwsgierigheid probeer ik het zogezegde jeugdhotel Famiglia te vinden, dat me dagen eerder werd aanbevolen door die plakkerige Iraanse Amerikaan uit Duitsland. Het is me vlug duidelijk dat op dat adres het gaat over een appartement waarvan de huurder voor een prijsje op een paar kamers bedden onderverhuurt aan jonge individuele reizigers. Niet erg legaal ! Wellicht ook enkel geschikt voor homo's !
Overal is het 'senso unico' om de drukte van het verkeer te beperken. Maar dat is niet plezant voor iemand die wat rond rijdt. Omdat tijdens de siësta de winkels gesloten zijn, koop ik aan een tafel op straat bananen, cola en water. Ik aanvaard dus dat wachten mijn lot zal zijn. Mijn fiets en mijn bagage breng ik weer op dezelfde plaats als een uurtje eerder. Ik herbegin, koop nogmaals een ijsje, en zet mijn billen weer op de roze Gazetta op de koude vloer van het station. Weldra zink ik weg in een slaapje, doch ik was wel wijs genoeg om me met een schoenveter vast te knopen aan een pedaal, zodat niemand stilletjes stiekem met mijn fiets zou kunnen verdwijnen. Een tijd later voel ik me weer beter, ben ik opnieuw goed wakker.
Het publiek van de grote wachtzaal levert me een boeiend en gratis schouwspel. In mijn verbeelding ben ik een aartsengel die de goddelijke opdracht had gekregen van in Roma Termini mannetjes en vrouwtjes te verzamelen, een goede selectie van 'primussen inter pares' om mee verder te kweken, zoals Noé dat moest doen om zijn ark te vullen. Deze aartsengel vermomd als een pelgrim moest van de Schepper vijftig exemplaren van het menselijke ras komen kiezen om die te brengen naar een andere planeet. Op onze aardbol, waar Rome ligt, zou alles immers spoedig vergaan tijdens wervelstormen van vuur en water. Het is vreemd, maar zo denk ik dus dat het aan mij is om die vijftig ultieme exemplaren van de homo erectus te kiezen tussen voorbijgangers in deze stationshal. Mijn normen zijn streng. De uitverkorenen mogen niet te klein of niet te lelijk zijn. Geen individuen die zich moeilijk voortplanten zoals homo's, lesbiennes, paters en nonnen, venten die te miniem geschapen zijn of moeders zonder brede heupen met borsten zonder melk, twintig mannen en dertig vrouwen wil ik uitzoeken voor het belangrijk plan dat de wijze God de Vader heeft bedacht. Ik zoek potentiële vaders en moeders van diverse huidskleur, blondjes met kontjes en kerels met een dikke zwarte snor. Met een dergelijke menselijke cocktail van sterke kwaliteit wil ik met mijn shuttle naar de toekomst te vliegen.
Ik ervaar echter in werkelijkheid dat op zo'n gewone namiddag er niet veel schone specimens Roma Termini binnenkomen. Neen, aartsengel, terug naar de melkweg a.u.b., laat deze boel verder scheef lopen tot het bitterste einde. Maar is dit wel een aartsengel die mijn brein zo vertroebelt ? Misschien is het de duivel en in dat geval schreeuw ik met al mijn krachten ' Vade retro, Satana ! ' .
Lang stilzitten heb ik nooit gekund, al van toen ik een jongetje was die superactief was en soms zelfs stout, met als gevolg oorvegen, in de hoek staan, en straf schrijven. Daarom verplaats ik me naar de kant waar een rij openbare telefoons staan. Ik ledig mijn Italiaanse phonecard door een babbel met het thuisfront. Twee verzamelaars springen op de plastieken kaart die ik laat liggen. Zij vechten er bijna voor ! Zijn het honden of zijn het mannen ?
Mijn studie, van de mensheid die zich in Roma Termini beweegt, gaat door. Na twee uren in deze ruimte zie ik duidelijk dat er hier tussen de massa bewegende elementen zijn en ook stationerende elementen. Er zijn personen die hier beroepshalve en in een officiële functie vertoeven zoals de spoorwegbedienden en de ordehandhavers, te herkennen aan hun uniformen, en als zij geen uniformen dragen en bevelen uitdelen dan zijn deze aanwezigen zelfs chefs. Er zijn winkeliers, obers, krantenverkopers, bloemenverkoopsters, die voor hun handel aanwezig zijn. Er zijn toeristen, pendelaars, dagjesmensen, reizigers op de lange et op de korte afstand. Vanaf nu ga ik het hebben over die andere mensen nog, mannen en vrouwen van alle leeftijden, die in de spoorwegtempel van Rome rondhangen zonder duidelijke functie, zonder klare redenen. Wie zich stil houdt, lang genoeg observeert, zal uiteindelijk gaan beseffen wat zij er eigenlijk doen, en zal ook verwonderd zijn over hun aantal. De werkelijkheid van het bestaan van deze mensen ligt ver af van de gilden en ambachten die er een vaste stek hebben.
Het is wat angstaanjagend. Doch onder het prachtige glazen dak van Roma Termini huizen als ratten en muizen vele nietsnutten, bedelaars, daklozen, dealers, gauwdieven, prostituées en prostitués, beschermers, handlangers, verslaafden, of nog andere lui die al heel lang niet meer te biechten zijn geweest, en armen die behoren tot 'de vierde wereld'. Terwijl ik zittend op mijn krant, als een broedende oude kip rondkijk, begin ik grapjassen en deugnieten, onbetrouwbaren en zonderlingen, te kennen. Zo volg ik al een poos het rondslenteren van een oude hoer en alcoholiste, te zien aan de wallen onder haar ogen, die op de vloertegels van de stationshal ' de trottoir doet'. Mijn blik was vergeten van haar verder te volgen, en ' spiegeltje, spiegeltje aan de wand ...' opeens komt zij op een paar passen van mij postvatten. Zij kijkt me vlak in de ogen en ik schrik omdat zij toch zo lelijk is van dichtbij, alhoewel zij van op afstand nog zeer sexy oogt. Ik laat geen krimp en zij ook niet. Wellicht kreeg zij een tip van een van haar kennissen die hadden opgemerkt dat ik interesse voor haar heb en dat ik waarschijnlijk een broek vol goesting heb. Zij wiebelt vakkundig met haar billen als zij met haar roze lange broek en op hoge hakken langs me loopt.Toch spreekt zij geen man aan, raakt zij met haar hand niemand. Volgens de wet is de oudste stiel natuurlijk niet toegelaten in het gebouw van de Italiaanse Spoorwegen. Carabinieri zijn nooit ver en kunnen ingrijpen. Een kleinere eerder onopvallende vrouw, ook op hoge hakken, staat al twee uren kaarsrecht tegen de muur op dezelfde tegel. Zij wacht ook discreet op een kandidaat voor amore con soldi. Het is een ondankbare stiel waarmee op dit uur weinig wordt verdiend. Maar dat is niet zo voor een andere dame, ook op hoge hakken, een blondje met veel sex-appeal dat al voor de derde maal van ergens terugkomt. Ja, en er zijn drie mannen die glimlachen en goedkeurend knikken naar dit paardje van betere klasse. De oude tippelaarster zit op dat ogenblik, niet op een kruiwagen voor aardappeloogst, maar op zo'n houten platte kar van de pakjesdragers uit het station. Zij rust op haar mager achterste omdat zij moet overgeven. Terwijl zij daar is, buigt zij het hoofd tussen de benen en haar witte handtas ligt in het braaksel. Dat spektakel doet mij walgen en ik besluit van met have en goed, met mijn pelgrimsziel en met de inhoud van mijn zwembroek, naar een andere afdeling van Roma Termini te verhuizen. Ik laat mijn vervoerbewijzen knippen, stap door de controle met mijn mijn fiets en mijn bagage, en weldra kom ik op de perrons waar mensen zijn die de trein willen nemen, want ik had lang genoeg vertoeft in het vagevuur waar dames van lichte zeden mij wat in de war brachten.
Het was nog vroeg in de bleke ochtend toen ik wakker werd, en ik wist zo'n twintig nare seconden werkelijk niet wie de man was die in dat bed had geslapen. Ik voelde mij iemand anders, een vreemdeling, een voorbijganger, daar op die kamer, doch ik had geen angst. Mijn lang leven was een gekwelde tijd geweest. Voorbij negentienduizend dagen, een afgerolde bobijn, voorbij twee derden van mijn bestaan, en precies was ik gekomen op de scheidingslijn van de som van de twee eerste delen, jeugd en volwassenheid en van dat volgende deel, mijn toekomst, mijn oude dag. In de prille ochtend, daar en toen, werd ik echt wakker toen ik in de frisse badkamer stond van het Hotel Flora. De weg die verder loopt dan Rome had ik ver genoeg afgelegd. Nu brak voor de oudere mens die ik was geworden een nieuwe dag aan die me terug huiswaarts zou laten keren. Al de andere dagen van de rest van mijn leven waren in aantocht. Ik moest weer op pad. Om sterk te zijn nam ik een heerlijk ontbijt met water, koffie, broodjes met honing, kaas en hesp. Daarna op de hotelkamer sorteerde ik mijn spullen. Al wat ik niet meer nodig zou hebben was bestemd voor de afvalberg van de lieflijke stad Frascati. Met enige moeite kon ik overschakelen van zes tassen naar twee volle Karrimors en een sportzak. De rekening werd betaald met een Golden Eurocard om te bewijzen dat iemand die met de fiets reist even kredietwaardig is dan zij die met dure wagens hotels bezoeken. Mon ami l'africain was nog altijd van dienst. Die keurige kerel kwam me 'bonne chance' wensen toen ik wegreed.
Goeie vaart tussen de bomen in de bergaf van Viale Veneto, maar even is het toch weer ' ik-riskeer-mijn-leven ' op de steenweg tussen de wagens. Terwijl de mooie stad van Stan Ockers achter me nog in de zon blinkt rijd ik terug door de campagna romana op de Via Appia Antiqua. Ik stop weer aan de winkel op vier wielen die ik al de vorige dag bezocht en daar koop ik blikjes cola. Tiens, ... die oude erotische werkster van gisteren zit er nog steeds op haar stoel en zij is in slaap gevallen met een flink stuk van haar Dolce Vita bloot. Zo'n kleine zelfstandige hoer klopt dus nog langere werkdagen dan de vrachtwagenchauffeurs in het internationaal vervoer. Dezelfde oudste stiel van het zwakke vlees wordt wat verder op de antieke heirbaan eveneens uitgeoefend door zwarte meisjes, die met de heren achter de struiken verdwijnen 'per amore con soldi' . Wat later, doch nog steeds een stuk voor het middaguur, zie ik een schitterende negerin in een te klein geel kleedje uit een grote wagen stappen.Minder dan twéé minuten later rijdt zij me al weer voorbij gezeten achteraan op een 50cc motor, met een vrouwenliefhebber met zwarte bril die haar prijs kent en voor haar diensten een hele week had gespaard.
Ik bereik de Catacomben van San Sebastiano. Daar werd, zéér lang vooraleer wielrenners de martelaren van de weg werden genoemd, een imposant kerkgebouw gezet ter ere van de Heilige Sebastiaan, de allereerste martelaar van het vroege christendom. Ik integreer me tussen een groep Engelse bezoekers en daal met hen mee neder naar de ondergrondse wereld, de catacomben die reeds in de XIXde eeuw door de toeristen werden bezocht. Het bezoek is aangenaam alhoewel wat akelig. In de geheime labyrinten waar de eerste gelovigen van de Kerk zich hadden verscholen is het heerlijk fris en zijn er geen onaangename geuren. In de donkere zerkgangen, vol met het stof van massa's lichamen van heiligen, vrome maagden, martelaren, en van duizenden onbekenden, wordt zelfs een moedige pelgrim kleintjes terwijl het begrip ' Memento, homo, quia pulvia es et in pulverem reverteris ' door zijn hoofd wriemelt. Maar de sfeer van de tweeduizend jaren oude begraafplaats wordt op dat moment wat bedorven door enkele boys die onder de grond zich als geile jonge mollen gedragen en hun girlsfriends die giechelen omdat zij in die duistere omgeving gekieteld worden buiten het oog van hun groepsleider.
Nabij Sint Jan van Lateranen post ik de allerlaatste zichtkaartjes van Rome, voor personen die ik bijna vergeten was.Mijn stratenplan is ondertussen verfrommeld maar nog steeds van veel nut. Het is ondertussen lunchuur in Roma City en dus minder druk omdat velen pasta aan het eten zijn. Alzo kom ik vlot tot Roma Termini. In dat spoorwegstation schuif ik aan in de rij voor reservaties om wanneer het eindelijk mijn beurt is te vernemen dat op de trein die ik wil nemen geen plaats meer is. Zo word ik gedwongen van nog één dag langer te blijven. Ik moet nadien aan een ander loket gaan aanschuiven, terwijl mijn fiets en reistassen op korte afstand blijven omdat ook tijdens de laatste uren van een reis de dieven kunnen toeslaan. Het is daar trouwens vol met allerlei onhebbelijk volk. De spoorwegbedienden willen geen kredietkaart aanvaarden en zo verdwijn ik weer uit de rij van de internationale treinreizigers om op zoek te gaan naar een geldautomaat. Iedereen is hier zenuwachtig, vooral ikzelf. Niemand is vriendelijk achter de loketten. Geen flauwe kul, vreemdeling ' Dica ...' wat gij moet hebben, stel geen domme vragen, en ga verder want wij hebben toch zoveel werk en zelfs niet de tijd om een koffietje te gaan drinken. Voor Roma-Namur moet ik 255.700 lires afdokken, en daarbij komt nog 40.600 lires om mijn plaats te reserveren, alsook 24.000 lires voor mijn fiets. Ik betaal met het geld dat ik tien minuten eerder uit de automaat kon halen. Oef, wat duurde dat lang, maar nu heb ik in mijn hand drie kaarten die mij de zekerheid geven dat ik binnen 30 uren zal mogen zingen van ' Arrividerci Roma '. Gelukkig is het toch geen eeuwigheid meer dat ik in deze eeuwige stad zal verblijven, en daarom wil ik nog even doorgaan met een sterk gespierd toeristisch programma. Maar, ik moet eerst en vooral toch nog slaapgelegenheid zoeken voor de komende nacht. Ik beweeg me terug door de drukke straten die ik al redelijk goed begin te kennen. Bij Rosati op de Piazza di Popolo neem ik plaats op het terras en bestel er een fles spuitwater van het merk Appia, insalata, lasagne, voor 35.000 lires. Een uurtje later bereiken Olive Green, ikzelf, en drie barstensvolle reistassen weer de ons vertrouwde jeugdherberg van de Foro Italico. Op kamer 12 krijgen we het bed 10. Het personeel aan de balie bestaat nog steeds uit dezelfde gezichten, maar het bonte jeugdige klienteel is helemaal veranderd, behalve dan het blonde meisje met de gekrulde vlechten en met de Bo-Derek-look. Zij is er nog steeds, vreemd en mooi, een zeemeermin op het droge, een engel die romans leest. Een zwerm jongens drumt zich rond haar, maar niemand krijgt blijkbaar een kans. Zij wacht op de kunstschilder voor wie zij model zal mogen zijn, of op de Marcello Mastroiani van haar dromen.
( tekening van Pieter Breugel die te voet naar Rome was gegaan)
Nog twee dagen en dan moet ik weer naar België, zo is mijn lot, maar mijn toekomst oogt goed want ik zal niet meer moeten werken, vermits ik op vervroegd pensioen ben met een schoon gewaarborgd inkomen. Ik zou wel eens naar Mauritius willen vliegen, geboorteland van de barman die me een nieuwe Carlsberg heeft ingeschonken.
' Il faut le faire, mon cher monsieur...' is zijn goede raad. De barman loopt even naar een tafeltje waar ondertussen twee mensen zijn komen zitten. Watertje voor haar en cognac voor hem. Tijdens mijn legerdienst toen ik twintig jaar oud was, ben ik ook barman geweest , op het Kasteel Arenberg bij de paracommando's te Marche-les-Dames. Ik zie hoe de barman de fles buigt en het mooie glas een weinig vult. Ik trakteer de beleefde zwarte op een expresso. Hij drinkt nooit alcohol. ' Ik sta hier jusqu'au matin' , zegt hij.
Mannen gezeten op een barkruk met een grote pint in de hand praten graag over vrouwen , en dat doen wij ook. ' Ik heb veel mooie Afrikaanse vrouwen gezien langs de weg die ik per fiets heb afgelegd. Zij waren eigenlijk te schoon om de oude stiel zo ergens langs de steenweg te doen. Wat is uw mening als Afrikaan over dat ... ? ' vraag ik. ' 50.000 lires. Het is rap verdiend. Maar die meisjes zelf hebben er niet veel aan. Het zijn goed georganiseerde mannen die deze markt overheersen. Moderne harde business, met alarmsystemen, draagbare telefoons, brutale toestanden, bescherming van hogerhand, meer weet ik er niet over want het is niet mijn vak. Die dames komen niet uit mijn geboorteland, maar meestal uit Zaïre. Zij zijn zeer anders, verschillend van ras, moedertaal, godsdienst en opleiding. Wat hebben een Noorse en een Italiaanse gemeenschappelijk ? Wel, tussen Zaïre en Mauritius is het verschil nog veel groter.' Deze ober is iemand met een vlotte tong. Hij spreekt de Franse taal met een mooi accent, terwijl hij op zijn Italiaans de woorden bevestigt met grote beweeglijke handen. De andere man aan receptie en telefoon wenst even vervangen te worden, en zo komt aan ons gesprek een einde. La journée a été bonne. Bonne nuit. Met mijn oud lijf kruip ik onder de lakens van Hotel Flora.
- Op het plein voor de kerk is er altijd veel volk.
- Ingang van het hotel.
- De witte wijn van Frascati is reeds eeuwenlang geprezen.
Nu ben ik hier te Frascati, éénenveertig jaren en één maand later. Ik rijd die kleine stad binnen. Het is op een warme namiddag van september en op een toren wijst het uurwerk dat het bijna kwart voor drie is. Ik geen geval wil ik hier sterk finishen zoals wijlen Stan Ockers want niemand zal dat ooit nog kunnen omdat die prestatie van 1955 toch zo enorm was.
Ik moet trouwens niet meer presteren, in niets, sedert drie maanden ben ik uitgestapt uit de actieve bevolking. Ik kon mijn prepensioen bekomen op 52 jarige leeftijd na de fusie van de ASLK en de GENERALE die werden verenigd onder de nieuwe naam FORTIS. Ik ben iemand van de derde leeftijd en heb nu alle tijd om te fietsen. Ik heb daarom 3.022 km gereden van Landen tot Frascati. Mijn tocht eindigt op deze zondag. De Giro, de Vuelta, en de Tour, eindigen op een zondag, en mijn pelgrimstocht doet dat ook. Op zoek naar een hotel toer ik even rond door Frascati. Vandaag mag het wat meer kosten, want dit is een speciale dag. Ik vind een grote villa met naam Hotel Flora, de bloemen voor mijn aankomst over de eindmeet. Op deze ultimo giorno boek ik een kamer met ontbijt voor 140.000 lires. Het is een prachtige kamer, met kleurentelevisie, badkamer in witte keramiek, en ik gooi mijn vuile en vieze fietstassen op een hoopje in een hoek. Dertig seconden later ben ik al poedelnaakt en in de badkamer draai ik de kraan van het warme water open. In de badkuip geniet ik een half uur in veel schuim. Nadien ga ik languit op het grote bed liggen met twee grote witte handdoeken over vermagerd lijf dat er beter uitziet dan aan mijn vertrek, na het verlies van ongeveer acht kilo's vet. Ik voel me als een Imperator, een Keizer van Rome.
Van zodra Antwerpen op de hoogte kwam dat een Sinjoor wereldkampioen was geworden begonnen daar grote feestelijkheden. Stan Ockers kreeg een uitnodiging voor een audiëntie bij de paus, maar zijn vliegtuig staat al klaar om naar huis te vliegen en hij weet dat in de buurt van het Centraal Station zoveel gewone mensen op hem wachten. Inderdaad te Melsbroek staan 5000 gelukkige supporters. Een lange reeks plechtigheden, feesten en ontvangsten zijn gepland. Maar merkwaardig is wel dat Stan en zijn gevolg van Melsbroek eerst naar het kabinet van de Minister van Volksgezondheid en Sport Edmond LEBURTON worden gebracht. - ( zie op datum van 10/10/2009 op deze blog waar niet zonder reden Leburton tussen de heiligen stond ) - . In een open wagen wordt de verse wereldkampioen daarna plechtig langzaam naar Antwerpen gebracht. Langs de wegen staan ontelbare sportliefhebbers om hem toe te juichen. In het centrum aan de Gemeentestraat en op het Astridplein verzamelden 20.000 mensen. De volgende dag wordt de wielerheld ontvangen door Koning Boudewijn op het paleis te Laken. Tijdens die week wordt de sympathieke sportman ook ontvangen door de burgemeester van Antwerpen en weer vieren duizenden supporters feest. Aan de jonge prins Alexander van België schenkt Stan Ockers de fiets waarmee hij had gewonnen. Zo stond toch in alle kranten en dat was een geslaagde publicitaire stunt van fietsenconstructeur Léon Vanderhulst van Elvé-Peugeot.Na de dagenlange feestvreugde moest er weer worden gekoerst, voor dikke contracten uiteraard, maar ook in Parijs-Tours en in de Ronde van Lombardije, met als inzet de Desgrange-Colombo Trofee. Stan Ockers zou Louison Bobet achter zich laten en hij wint dan ook nog dat jaarklassement. Stanneke Ockers uit Antwerpen was een zeer bijzondere wielerheld.
19u 00 . Ik poets mezelf op en vertrek uit mijn hotel voor een wandeling. Iedere zondag stuurt Rome veel van haar verliefde paartjes naar het leuke Frascati met de vele restaurants en wijnkelders.Op het plein voor de kerk staan tenten opgesteld. Een tentoonstelling verzamelt geld voor de gehandicapten en voor de kinderen uit de Derde Wereld. Elders is het markt met plaatselijke delicatessen en wijnen. Bakkers bevelen koeken aan in de vorm van vrouwen die drie borsten hebben. Op de straathoeken laten schilders en artistieke handarbeider hun kunde zien. Voor een portie ijs moet men niet ver lopen. Overal geraken de slenteraars wel van hun lires af. Maar het frissere Frascati, waar wat wind de avond zalig maakt, is vooral bekend door een ring van terrassen. Vanaf de Piazza Marconi is er een wijds uitzicht tot Rome met verrukkelijke silhouetten tussen hemel en aarde.
De akkers, bomen, kastanjebossen, planten, water, lucht en mensen van Frascati behoorden altijd toe aan de rijke Romeinse patriciërs en prelaten. Het landschap ligt er nog zoals tijdens de Renaissance, op voorwaarde dat de ogen van de hedendaagse toeschouwer de auto's niet willen zien. Tussen huisgevels die afschilferen, temidden van volk op straat en rode pannen op de daken, ga ik op zoek naar om het even wat, maar ik vind het nog niet. Soms blijf ik staan omdat ik stil word na het aanschouwen van een oude steen, een fontein, een straatmuzikant, een bloem of een mooie Italiaanse vrouw. Mijn honger wordt ondertussen te groot. Ik stap een gewelfde kelder binnen waar een oven heerlijke pizza's bakt. Ik vertel de ober dat ik per fiets vele dagen heb gereden omdat mijn jeugdidool, de campionissimo uit Antwerpen Stan Ockers in 1955 te Frascati campione del mundo was geworden. Hij zegt flauwtjes dat hij toen nog niet was geboren, noteert antipasta, pizza peperoni, vino bianco, gelati della casa, en loopt vervolgens naar de keuken.
Wat later komt een andere man me een aperitivo special aanbieden. Hij is de baas van het restaurant en de vader van de ober. Hij vult twee glaasjes met een vocht van gele kleur en zegt ' Bravissimo, Stan Ockers ...." . Op 28 augustus 1955 was hij een van de tienduizenden razende tifosi die het allemaal hadden gezien op die warme dag van toen. Over zijn lippen komen de namen ... Monti, Ockers, Coppi, Derrick... maar bij het zeggen van die vierde naam ... slikt hij nog wat aperitief.
Het restaurant is een eenvoudige maar inspirerende ruimte, waar ik me goed voel. Dit uur, waarop mijn grote overwinning in alle stilte gevierd wordt, laat in mijn diepste plooi een onvergetelijke herinnering achter. De lichten van Frascati zijn aangestoken en in de verte fonkelt Rome.Wat onder invloed na een fles wijn stap ik in de richting van mijn luxueuze slaapstee Flora. Aan de receptie is de jonge vrouw van de namiddag vervangen door twee keurig geklede mannen, een kleine Italiaan met grijze haren en een Afrikaan. Deze laatste zegt beleefd ' Bonsoir, Monsieur ...' om te laten horen dat hij ook Frans spreekt. Op de kamer kijk ik wat naar de televisie, maar ondanks mijn gezap kan ik uit die kleurenkast niets halen. Ik ga daarom terug naar beneden in de open lucht om te zien hoe mijn tweewieler het maakt, mijn Olive Green. Mijn tochtgenote staat achter een muurtje, vastgeketend aan zware maar propere vuilbakken, op de parking van Hotel Flora. Vermits onweder dreigt, gebruik ik twee plastieken vuilzaken om haar wat te bedekken. Op dezelfde plaats staan schone wagens van de merken Saab, Mercedes, B.M.W. en Lancia. Luxe-auto's die misschien nog nooit van Rome naar België reden of ooit zullen rijden, terwijl mijn vervoermiddel dat al wel kon.
Vermits ik na het nemen van mijn bad reeds had gerust, heb ik nu nog geen vaak. De bar van het hotel lijkt me een oplossing om nog een uur verder te geraken op weg naar mijn oude dag, want nu ik alle wegen tot Rome heb afgelegd, welke zal in mijn toekomst de volgende bestemming worden. Ik vraag een grote Carlsberg en probeer daarover na te denken aan de toog met veel glitter. Nadat een groepje mensen vertokken is, zit ik daar alleen. Ja, natuurlijk liggen op dit uur al de kerels die met hun schone wagens op de parking staan ondertussen reeds onder de lakens met een aan hun voorkeur aangepaste schone dames.
De negro-barman heeft niet veel werk en wil dus wel wat praten. Ik vraag uit welk land hij komt, want dat is toch een treffelijk begin volgens mij. " Ik ben Zwitser van nationaliteit antwoordt hij ! " " Ze zijn daar in princiepe toch niet zwart ...' vervolg ik. Hij vertelt me dat hij reeds 43 jaar oud is. Hij weet dat iedereen hem jonger schat. " Ma vie s'est déroulée en Ile Maurice, à Paris, Genève, Zürich, et maintenant Rome. Sans famille, sans frontières, mais toujours dans la restauration et dans les hotels. " Hij vindt Rome de beste plaats om te leven, te vergelijken met nergens. Er zijn wel enkele maanden nodig om er zich thuis te voelen. Men moet wat geduld hebben. C'est super sympa ici. !
Vermits de banden mijn eigen fietsje weer plat waren, omdat ik veel door steegjes reed tussen de doornenhagen of door holle weggeven waar mosselschelpen en glasscherven lagen, nam ik mijn moeders fiets en op die bewuste zondag 28 augustus 1955 reed ik naar mijn grootmoeder in het nabije dorp. Daar was het immers kermis. Dan kregen alle kleinkinderen een dubbele zondagse pree en was daar koffie en taart. Maar ik koesterde ook het heimelijke plan om de velobanden te gaan platsteken van twee jongens die om mij te pesten me wat eerder een voetbalschoen hadden afgepakt na een match in een weide die vroegtijdig was gestopt door ruzie, scheldpartijen en vuistslagen. Ik verwachtte dat die jongens in de Nova zouden bezig zijn met tafelvoetbal en dat hun fietsen daar wel zouden staan. Ik kon toeslaan maar ik verdween daarom ook vlug van de kermis om geen pak slaag te krijgen van mijn vijanden en niet in een situatie te komen van één tegen allen.
Ik bevond me dus om 18u weer aan de familiale tafel bij mijn grootmoeder waar toen mijn binnenkomende nonkel Réné aan mijn nonkel Jef vertelde dat Stan Ockers wereldkampioen was geworden. Zo verneem ik plots dat mijn groot idool gewonnen had te Frascati alhoewel hij tijdens de radioberichten van het middaguur helemaal in verliezende stelling werd gesignaleerd. Vanaf de lente 1952 was ik, als jongen van het tweede studiejaar die pas leerde lezen, geboeid hoor het proza van de wielerverslaggevers van Dagblad Het Volk en van de strips van Marc Sleen. Van alle kampioenen, pechvogels, wielergoden en wielerduivels, was het Stan Ockers die ik verkoos. Hij was dikwijls de tweede, in het wiel van de onklopbaren, maar hij verloor nooit zijn glimlach. Hij was niet de sterkste, maar wel een heel slimme en moedige die altijd zijn best deed, en daarom ook verdiende deze Antwerpenaar de aanmoedigingen van zeer velen. Wij verzamelen zijn foto's. Wij laten hem altijd winnen tijdens fictieve wielerspelen op de speelplaats, in de Molenbeek, in de zandbak van Zwembad Olympia, op onze tekeningen of tijdens spelletjes met de speelkaarten. Als het moet vechten wij voor hem, zeker tegen de supporters van Coppi, Van Steenbergen, Kubler of Impanis.
Maar, in het verre Zuiderse Frascati, hoe was de koers daar verlopen tijdens die namiddag ? Toen waren er nog geen televisietoestellen in onze huiskamers om de koers te volgen. De radio, met min of meer gekraak, was er voor onze oren en pas s'anderendaags volgde uitgebreid het wielerverhaal van die dag op de sportbladzijden van de kranten.
Het wereldkampioenschap 1955 te Frascati liep over 14 ronden van bijna 21 km. Dat betekende in het totaal 293 km en 14 beklimmingen van de Crocifisso, een helling van 7,4 %. Na de schermutselingen van de eerste koersuren, lijkt de strijd gestreden omdat 12 vluchters een grote kloof hebben geslagen op een uitgedund peleton waarin nog slechts 18 renners met goede pedaalstoot vorderen. De helft van de gestarte renners zijn na 189 km niet meer in wedstrijd. Maar dan gebeurt er iets merkwaardigs in het peleton dat op 10' werd gechronometreerd tijdens de doortocht aan de tribunes. Hij heeft gewacht tot aan km 200 en voor eigen publiek stormt Bruno Monti plots naar voren wanneer de achterstand is opgelopen tot 11 minuten. Op deze demarrage kan slechts Pierre Molineris reageren. Deze graatmagere Fransman was in grote vorm en dat was bekend in de Peugeot middens. Stan Ockers was van dit op de hoogte en hij gaat dan ook zeer diep om in het wiel te komen en te blijven van de twee mannen die wegsprongen. Een Romein, een Normandiër en een Antwerpenaar vormen een trio dat door vele waterslangen van de tifosi wordt bespoten. Molineris die op deze warme dag te weinig heeft gedronken kan weldra door krampen het tempo niet meer volgen en ook heeft hij een leeglopende tube, zodat hij moet afhaken. Monti die uit Albano is en van wie honderdduizend supporters langs de weg staan is niet meer in te tomen. Een overwinning zou hem de vrijgekomen plaats van Bartali opleveren in de hiërarchie van de Italiaanse wielersport anno 1955. Tijdens een achtervolging van 50 km overbrugt hij een groot deel van de achterstand terwijl de lepe Stan in zijn wiel blijft, hetgeen sportief aanvaardbaar is omdat in de kopgroep nog altijd twee Belgen rijden waaronder Germain Derycke, de bekende flandrien die in maart van dat jaar Milaan-San Remo had gewonnen en in 1953 te Lugano tweede was geweest tegen de sterkste Coppi ooit. Met twee rijden tussen een kopgroep met zeer sterke aanvallers en een peleton met Bobet, Coppi, Kubler, zou normaal moeten uitdraaien op "chasse patate", maar dat is zo niet want zelfs de allergrootsten die na Monti en Ockers volgen en worden uitgejouwd door de toeschouwers hebben lood in de wielen en vooraan zitten zij na 250 km ook allemaal dood. Monti heeft als een derny gereden, een gangmaker voor onze Stan, die een meester is om uit de wind te blijven en een uur lang 28% minder energie heeft verbruikt dan Bruno, de Romeinse stormram. Hier mag wel vermeld worden dat Ockers in 1948 met 56,001 km/u achter tandem en in 1956 met 61,745 km achter derny werelduurrecordman werd in het Antwerpse Sportpaleis en dat hij reeds sedert 1940 bij de beroepsrenners heel veel ervaring opdeed. Bruno Monti begint te verzwakken en dan pas gaat Ockers de forcing voeren, wanneer het bord van de Italiaan leeg is. Nog één minuut moet hij goedmaken wanneer Monti moet lossen. Na 260 km springt Ockers op en over de kopgroep. Maar daarna blaast de ontketende Stan even uit en overschouwt hij de situatie. Zij lopen hem terug in. Is ook hij doodmoe ? Neen, hij verrast ze allemaal. Hij is ontketend. In de laatste beklimming van de Crocifisso begint hij aan zijn eindrush. Nog even kan de Luxemburger Jempi Schmitz, die op die dag de koers van zijn leven reed, nog bijna terug op zijn wiel komen. Maar Stan geeft nog meer gas. Maurice Dieudonné meldt via de radio aan heel België dat hij een minuut voorsprong heeft en dan volgt voor alle luisteraars een verschrikkelijke stilte, weliswaar opgevuld door muziek, maar niemand gelooft dat het waar kan zijn. En, daar komt hij dan .... de volksheld uit Antwerpen... geliefd in al onze gewesten en niet in het minste in Wallonië ... Stan Ockers. Ongenaakbaar, met panache, met brio, met de juiste taktiek, klein maar zo dapper, met een bijna bovenmenselijke krachtinspannig volgehouden tot aan de meet, wint hij de wereldtitel bij de beroepsrenners. Stralend, de armen wijd open, met de glimlach, verovert hij de regenboogtrui.
UITSLAG VAN HET WERELDKAMPIOENSCHAP 1955 TE FRASCATI :
1. STAN OCKERS - 293 km in 8u 43'29" ( gem.33km597) 2. Jean-Pierre (Jempy) SCHMITZ op 1'03" 3. Germain DERYCKE op 1'15" 4. Gastone NENCINI 5. Marcel JANSSENS op 1'40" 6. Jacques ANQUETIL 7. Pasquale FORNARA op 1'50" 8. Raphaël GEMINIANI op 2' 45" 9. Antonin ROLLAND op 7'35" 10. Bruno MONTI op 12'52" 11. Pierre MOLINERIS op 13'39" 12. Agostino COLETTO op 16'32" 13. Nino DEFILIPPIS op 17'52" 14. Ferdi KUBLER op 18'58"
Op oudere leeftijd gekomen doorloopt een man soms zijn leven, periode na periode, en zo botst hij dan terug op de ene of andere dag die eens belangrijk was geweest omdat de gebeurtenissen van die ene dag nooit meer werden vergeten. Zo is 28 augustus, de laatste zondag van de grote vakantie 1955 voor mij zeer belangrijk. Ik was elf jaar oud en van de stoute kapoentjes van mijn straat , van mijn dorp zelfs, was ik op die leeftijd de grootste, de slimste, de dapperste, omdat ik door de Goden op deze wereld werd gezonden als oudste zoon van Fille van Lenkes en dat was toen een sterke manspersoon. Die vader van mij had enige tijd eerder de beslissing genomen om me uit het dorpsmilieu te ontrukken en me te plaatsen in het strenge internaat van het Klein Seminarie te Sint -Truiden waar ik samen met 51 andere jongens de klas van het voorbereidend jaar, het zevende studiejaar van de lagere school, zou bevolken. De stokoude schoolmeester Ballings, geholpen door de eerwaarde studiemeesters Stuka en Fonske, zouden daar verder zorgen voor mijn opvoeding en toekomst. Het was een christelijke school waar in die dagen de betere geesten werden gekweekt in de klaslokalen en goede voetballers op het schoolplein. Naast die plaatsen waren er nog de gangen, de eetzaal, de slaapzaal, de trappen, de grote kerk met harde knielbanken, de bezoekerszaal, de speelzaal, de kamers van de geestelijke leiders, en de Napoleon trap die leidde naar het bureel van kannunnik Dupas, directeur van de school. De soep was er slecht en de worst was er heel dun. De missen, de vespers en het lof, duurden er oneindig lang. Gewijde Geschiedenis was in het Kleine Seminarie het voornaamste vak, in afwachting van Latijn en Grieks. De straffen vielen er talrijk en om het tussen die muren uit te houden tot aan de verlofdagen van Allerheiligen was het erg zwaar. Op 28 augustus 1955 waren mijn moeder en mijn tante reeds op al mijn kleren een strookje met mijn naam aan het naaien, want mijn valies lag reeds klaar. Mijn verbanning was nabij. Ik zou worden opgesloten bij de priesters van de prinsbisschop. Mijn kinderjaren werden met één jaar ingekort want het zesde studiejaar zou ik alzo nooit doen, omdat ik werd omhoog gestampt naar het zevende studiejaar. Alhoewel ik het in die klas goed deed ,want ik scoorde hoog in opstel, geschiedenis en Franse taal, waardoor ik me algemeen vierde of vijfde klasseerde op mijn rapport. Ook op de speelplaats was ik goed en zelfs voetbalde ik daar met kameraden uit Wallonië waaronder de latere Rode Duivel Roger Claessen. Toch eindigde mijn opleiding tot pastoor, missionaris, of pater, reeds na tien maanden omdat ik op de andere hoger geciteerde plaatsen me te vaak had laten opmerken door babbelen, lachen en vooral door vechten tegen leerlingen van hogere klassen. Zo scoorde ik eens nul op gedrag en daarom zou ik op het einde van dat schooljaar na het beklimmen van de Napoleon trap moeten horen dat ik buiten die school moest wegens ongehoorzaamheid, weinig godsvrucht en totaal geen respect voor hiërarchie.
Frascati, zondag 28 augustus 1955. Aan de start van het wereldkampioenschap op de weg voor beroepsrenners staan die ochtend 65 deelnemers uit 10 landen. Duitsland met Hans Junckermann, Hans Preiskeit, en Heinz Muller (wereldkampioen 1952). Australië met Russell Mockridge (een crack op de wielerbaan) België met Jean Brankart, Fred De Bruyne , Germain Derycke (winnaar Milaan-San Remo '55), Stan Ockers (groene trui Tour '55, winnaar Ardeens Weekend '55), Briek Schotte, André Noyelle (Olympisch Kampioen), Marcel Janssens, Emile Van Cauter (kampioen van België), acht zeer sterke mannen die allen kunnen winnen in zo'n zware koers over 293 km. Rik Van Steenbergen en Raymond Impanis ontbraken. Spanje met Miguel Poblet en Bernardo Ruiz, felle kleppers die snel en taai zijn. Frankrijk met de gebroeders Jean en Louison Bobet(wereldkampioen '54, winnaar Tour '55 en Ronde van Vlaanderen '55), Jacques Anquetil, Raphaël Geminiani (le grand fusil), André Darrigade( champion de France), met drie ploegmakkers die in grote forme zijn Pierre Molineris, Antonin Rolland en Gilbert Scodeller. Jean Forestier (winnaar Parijs-Roubaix '55 en Ronde van Vlaanderen '54) is niet van de partij. Engeland met de uitstekende Brian Robinson en waar wielrennen op dat moment na jarenlange ruzies weer opbloeit. Nederland met hun nationale kampioen Thijs Roks, Jos Hinsen ( winnaar Zürich- Thonon les Bains in de Tour '55), Jan Nolten en Hein Van Breenen , maar zonder de legendarische Wim Van Est en Wout Wagtmans. Italië dat na verschillende selectiekoersen koos voor de regionale vedette Bruno Monti( 2 X winnaar Rome-Napels-Rome) en voor de jonge Gastone Nencini, terwijl de campionissimi Fausto Coppi en Fiorenzo Magni omringd werden door Pasquale Fornara, Nino Defilippis, Aldo Moser en Agostino Coletto. Gino Bartali nam wat eerder zijn pensioen. Luxemburg met Marcel Ernzer, winnaar van het Ardeens Weekend '54, Willy Kemp (winnaar van Namen-Metz in de Tour '55- ex-wereldkampioen studenten) en Jempy Schmitz, een jonge klasbak . Zwitserland was aanwezig met superman Ferdi Kubler en met de winnaar van de Giro '55 Carlo Clerici. De mooie Hugo Koblet was afwezig.
Een dag eerder stonden drie Italiaanse amateurs op het podium. Vele landen vaardigden in 1955 slechts amateurs af naar de wereldkampioenchappen.
DE KOERS : De brandende hete zon spoorde de beroepsrenners aan tot een voorzichtige start. De Hollanders van Kees Pellenaars waren toen vaak de aanvallers, de 'baroudeurs de la première heure' en in de tweede ronde is Degroot weg met Bovay. Verschillende acties op het geaccidenteerd terrein brengen een tiental renners in de tegenaanval, terwijl het peleton in lange sliert volgt op meer dan 5 minuten. Daan Degroot die in de Tour na een lange vlucht in de warmte Millau-Albi won is weer goed bezig maar hij rijdt tegen een toeschouwer en smakt tegen de grond. Geminiani en Schmitz komen uit de achtergrond sterk naar voren. Ook de Belgen Janssens en Schotte proberen dit, maar de tweevoudige ex-wereldkampioen moet zich rechtzetten want hij is in geen goede dag. De Bruyne en Derijcke rijden mee vooraan in een kopgroep die afbrokkelt en dan weer samenkomt. De grote favorieten Fausto Coppi en Louison Bobet sparen hun krachten, doch zij sleuren het peleton mee naar een achterstand van 10 minuten.
Tijdens de nieuwberichten van 13.00 u meldt het N.I.R. via haar reporter ter plaatse Maurice Dieudonné dat twee Belgen vooraan in de koers meedoen , Janssens en Derijcke, maar dat de zes anderen geen goede indruk geven. Zij hebben last van de grote warmte en volgen daarom met moeite in het uitgedunde peleton of zelfs daarachter.
Foto's van enkele renners die in 1955 meereden te Frascati :
Terwijl ik een blikje cola leegslurp, weeg ik af wat ik zal gaan doen. Ik beslis van te durven wat ik niet mag. Met groot risico breng ik mijn zwaarbeladen tweewieler al lopend over de helft van de snelweg. Daarna til ik mijn velo over de vangrails, doe een stap tussen het onkruid, en observeer het rijdend gevaar aan de andere kant. Tijd om fit te zijn en goed uit te kijken is dit. Ik vul mijn longen met lucht en snel als een kat naar de andere vangrails waarover ik wip en verdwijn. Was dit cyclocross van hoog niveau ofwel buitenmaatse waaghalzerij ? Kwaad getoeter en protest van aanstormende wagens bewijzen dat ik dit toch maar niet had mogen riskeren. Oef, ... dat was nipt, en te gevaarlijk... ! Ja, eigenlijk was het tweeduizend jaren geleden in de arena als gladiator tussen de wilde beesten niet gevaarlijker dan tijdens deze jump over de autosnelweg. Zo kan ik wel verder de Via Appia Antiqua volgen. Weldra is deze nog maar berijdbaar voor landbouwrijtuigen. Ik fiets doorheen een niemandsland op een weg in slechte staat. Dit is een ontgoocheling, maar weldra komt ten Oosten van Rome Ciampino en daar ligt een kleine luchthaven.
Ik doe daar een poging om een ticket naar Brussel te kopen. Mijn zwak Italiaans is onvoldoende om te begrijpen wat zij me daar allemaal willen uitleggen. Even later verschijnt gelukkig een man die Frans spreekt. Met Viking zou ik op die zondagavond om 20u00 ofwel de volgende ochtend maandag om 8u.00 naar huis kunnen vliegen tegen een gunstige prijs en dit op een mogelijk lege zitplaats die echter niet meer kan gereserveerd worden op dat uur. Mijn fiets mag gratis mee op voorwaarde dat hij is ingepakt, op platte banden staat met stuur en pedalen afgeschroefd. Net voor mijn vertrek zal een eenvoudige telefoon naar Viking Brussel voldoende zijn om met mijn Golden Eurocard te betalen. Dit is toch een onzekere oplossing die me wellicht zal verplichten om een nacht in de wachtzaal van de vlieghaven van Ciampino door te brengen. Maar plots besef ik dat ik op deze zonnige zondag nog niet rijp ben om al terug naar huis en naar vrouw, dochters en hond te gaan. Ik verlaat Ciampino met een spurtje en ben maar al te blij dat ik nog wat langer pelgrim kan zijn in de buurt van Rome.
Het is me nu duidelijk dat ik toch maar met de trein mijn terugreis zal maken. Ik had al ervaring met luchtreizen. Toch ben ik niet vertrouwd en vind ik het niet zo denderend in luchthavens met al die boardingpassen en landingsbanen, piloten en airhostessen, Boeings en terminals, security en douane, en met al het andere dat daar rondfladdert, te zien en mee te maken valt. Nooit werden mijn jongensdromen daarmee geanimeerd. Te Ciampino meevliegen met zo een Vikingvogel was niets voor mij. Terwijl ik weer als een jonge arend op mijn fiets zit, denk ik aan Icarus die zo hoog wou vliegen tot waar de zon de was van zijn vleugels deed smelten en hij zonder valscherm moest landen op zee waarna niets meer van hem werd gehoord. Icaros was een Griek en geen Romein. Hé, zouden me niet verder fietsen tot Griekenland, tot Olympia ?
Ik moet de teletijdmachine in mijn kopje wat terugdraaien naar deze eeuw.Weg van mij die antieke dagdromen ! Rome lost me niet uit haar krachtige greep, want zij is een oude grote inktvis en een wolvin.Haar tentakels, tepels en klauwen blijven me vasthouden. Ik ben haar welp. Zoals zij met velen deed die voor een week, voor een maand, naar haar zeven heuvels kwamen, wil zij ook mij voor een langere tijd als haar gast en haar vriend. Zij is een vreemde goede moeder die niet wil dat wij naar huis gaan.
Lekker trappen dan maar op onze pedalen in de richting van Castel Gandolfo waar de Heer Johannes-Paulus II zijn adres heeft op Italiaanse bodem. Zo betaalt hij waarschijnlijk minder belastingen aan de duivelse fiscus van het Vatican en van Polen. Ondertussen zal de hoogmis die hij voor deze voormiddag opdraagt al zijn afgelopen. Ik verlies mijn gewoontes niet. In de hoogmis van de parochie uit mijn jeugd , Sint Lambertus te Walshoutem, waar " Toine de Suisse" fier paradeerde met zijn speer, kwam ik meestal te laat tot ergernis en zelfs tot woede van mijn christelijke ouders. Niet de hoogmis was belangrijk toen, maar wel het kleine café aan de kerk. Daar kregen we altijd schone troefkaarten in de hand, dronken we onze eerste pintjes, rookten wij al sigaretten. Er was ook een jukebox, een vogelpikblok, een houten tabel met voetbalklassementen, alsook een foto en een beker van een vroegere wielerkampioen. Marie stond in de Rio met haar zware borsten achter de tapkast, wij hoorden moppen en zattemanspraat, en reeds vooraleer we moeders soep moesten gaan eten was onze zondagse pree al op, zodat er weer plaats in onze lege broekzak kwam.
Nadat ik in de Campagna Romana weer grotere wegen bereik, daagt de vermaarde klim van Castello op. Ik blaas even uit en rijd dan gezwind naar omhoog. Is dit nu de Rocca di Papa waar de campionissimo Alfredo Binda in 1932 ten aanval trok om wereldkampioen op de weg te worden of lag die klim ergens anders ? Hoge tuinmuren versmallen de weg. Olive en ik bereiken fier en vrolijk de top. Niet veel later arriveren wij aan de woonst van de paus. Aan zijn voordeur staan mannetjes van de Zwitserse Garde, soldaten-hellebardiers, in rood, geel, blauw uniform. Traditie en folklore uit de XVIe eeuw, maar toch dreigen zij daar met een levensgevaarlijke lans. De veiligheid van de hoogste leider van de Kerk is een belangrijke taak voor deze soldaten. Reeds vaak probeerden gestoorde kerels de paus te vermoorden om verschillende redenen, ook al was het maar om in de headlines van het wereldnieuws te komen. De jongens van die fleurige Zwitserse Garde ruilen daarom ook na hun wachturen aan de voordeur of elders hun gekende kledij en gekleed als gewone burgers of ook als getrainde beroepssoldaten van de 'special forces' staan zij steeds paraat om in te grijpen tegen terroristen. Deze Servizio di Vigilanza is niet te onderschatten. Vaticaanstad is maar 44 ha groot maar heeft een modern leger dat zeer veel geld kost .
In het koele water van de fontein op enige afstand van de deur van zijne hoogheid was ik even mijn kop en mijn armen. Nadien loop ik rond tussen de restaurants, antiekwinkels, als een nobody gemengd tussen de menigte. De prijzen om te eten zijn hoog en nergens lokken bepaalde spijzen me, zelfs niet de ijsjes die van matige kwaliteit en hoeveelheid zijn. Het gebrek aan ruimte op de stoepen geeft me geen goed gevoel en ook mijn eetlust is erg zwak.Vaarwel daarom Castel Gandolfo !
Want vandaag wil ik met mijn voorwiel verder naar Frascati. Af en toe vertraag ik wat om te genieten van de mooie panorama's. Ik bereik een prachtig meer. Groen, turkoois, blauw, bootjes, een diepe kom vol water, de krater van een vulkaan en wat is het in volle zon heet rond Lago Albano. Langzaam, geleidelijk, met veel moeite, schuift de weg onder mij voorbij. Ik voel me los van de onzinnige zorg van de stervelingen die zoeken naar geld en rijkdom, zinnelijk genot en macht over anderen. In fiets in het licht en in de warmte van de zon verder over een golvende weg. Puro e disposto a salire alle stelle. Ik voel me goed, zuiver geworden door mijn tocht en geschikt om op te stijgen naar de sterren. In een afdaling maak ik wat vaart. Mijn bewustzijn is weer troebel wegens het door de hitte zinderende wegdek en door mijmeringen die doorheen mijn hoofd lopen zonder dat ik er veel aandacht aan geef. Ik zie niet eens dat ik voorbij een groot bord fiets. Maar op dat ogenblik ontwaar ik ook een geschikt hoekje voor een korte sanitaire stop. Ontspannend plas ik in het droge spichtige gras. Da per tutto dove vuol. Daarna rijd ik toch maar eens 50m terug om met voldoende aandacht naar het bijzondere bord te kijken. Mijn ogen zien duidelijk dit : Frascati. Comune d'Europa. Gemellato con Bad Godesberg (D) - Kortrijk (B) - Saint Cloud (F) - Maidenhead (GB) - Frascati 322 m boven de zeespiegel. Ik ga even rustig op een betonblok zitten en pak een lauwe slok uit mijn bidon. Ik ben een gelukkig man.
Sedert 2002 heeft zij een ster op de Walk of Fame van de Hollywood Boulevard en dat betekent dat zij een heel grote dame van de film en de televisie is die Oscars en andere prijzen heeft gewonnen, vele liefdesaffaires en parties heeft overleefd, en miljoenen dollars op haar bankrekening heeft zien binnenstromen. Ondertussen is Susan Abigail Tomalin geboren op 4 october 1946 toch al 63 jaar oud geworden en moet zij regelmatig sporten om haar lijn te bewaren. Wereldberoemd werd deze actrice als Susan Sarandon (naam van haar eerste echgenoot) door films als Dead Man Walking, Thelma and Louise, The witches of Eastwick, The Client, Lorenzo's Oil, The Rocky Horror Picture Show, The Great Waldo Pepper. Zij heeft drie kinderen uit vroegere relaties maar is de laatste jaren ook fel in de politiek bij de liberalen bezig om haar huidige echtgenoot Tim Robbins te steunen. Bijna iedere dag is deze filmster nu te ontmoeten in de Spin Club NewYork op de Park Avenue te Manhattan. Daar speelt deze dame erg graag tafeltennis. Zij geeft toe dat zij wel nooit een topspeelster zal worden, maar haar inzet en haar passie zijn bijzonder groot. Zij traint ijverig om weldra twee Hollywood boys te kunnen kloppen, en dat zijn dan George Clooney en Jamie Foxx die reeds hebben beweerd goede tafeltennissers te zijn. Susan Sarandon is er van overtuigd dat pingpong een fantastische sport is omdat het zoals in geen ander domein gelijke kansen geeft aan mannen en vrouwen, aan spelers en speelsters van alle landen en rassen, aan jongeren en aan ouderen, aan magere en dikke mensen zowel als aan gespierde atleten. In haar club zijn leden van 80 jaar die nog mooie balwisselingen laten zien. Bij Spin New York vinden de leden 4000 m² oppervlakte . Er zijn 12 tafels, één Center Court Table voorbehouden aan de allerbesten, een bar, een vergaderzaal, private kleedkamers. Er zijn 12 trainers in dienst die tegen betaling zowel individuelen als groepen tafeltennis aanleren. Het merk Fred Perry heeft dit gefinancierd. In deze tafeltennisclub van ' the city that never sleeps' staan de deuren altijd open. Zowel amateurs, topspelers, als jongeren,veteranen en supporters zijn er welkom. Er is altijd wel wat te beleven in de Spin Club, zowel in de namiddag als in het diepste van de nacht, zowel in de sportzaal als in de bar. Op vrijdagavond is er steeds een tornooi gepland en wordt er voor geld gespeeld en dan spannen de leden zich 100% in om goed te presteren. De V.I.P. die Susan Sarandon is geworden wil met haar imago de tafeltennissport promoten. Zij hoopt van regelmatig acteurs te kunnen verzamelen aan de tennistafel. Ondertussen heeft zij reeds politiemensen en brandweerlui kunnen overtuigen om een eigen kampioenschap te organiseren. Wanneer Susan door Chinatown wandelt vragen alle Chinezen haar om een handtekening, want zij is de filmster uit Hollywood die pingpong speelt.
Quand on partait de bon matin Quand on partait sur les chemins A bicyclette Nous étions quelques bons copains Y avait Fernand y avait Firmin Y avait Francis et Sébastien Et puis Paulette
On était tous amoureux d'elle On se sentait pousser des ailes A bicyclette Sur les petits chemins de terre On a souvent vécu l'enfer Pour ne pas mettre pied à terre Devant Paulette Faut dire qu'elle y mettait du cœur C'était la fille du facteur A bicyclette Et depuis qu'elle avait huit ans Elle avait fait en le suivant Tous les chemins environnants A bicyclette
NATHALIE.
La place Rouge était vide Devant moi marchait Nathalie Il avait un joli nom, mon guide Nathalie... La place Rouge était blanche La neige faisait un tapis Et je suivais par ce froid dimanche Nathalie... Elle parlait en phrases sobres De la révolution d'octobre Je pensais déjà Qu'après le tombeau de Lénine On irait au café Pouchkine Boire un chocolat... La place Rouge était vide Je lui pris son bras, elle a souri Il avait des cheveux blonds, mon guide Nathalie... Nathalie Dans sa chambre à l'université Une bande d'étudiants L'attendait impatiemment On a ri, on a beaucoup parlé Ils voulaient tout savoir, Nathalie traduisait Moscou, les plaines d'Ukraine Et les Champs-Élysées On a tout mélangé et on a chanté Et puis ils ont débouché En riant à l'avance Du champagne de France Et on a dansé... La, la la... Et quand la chambre fut vide Tous les amis étaient partis Je suis resté seul avec mon guide Nathalie... Plus question de phrases sobres Ni de révolution d'octobre On n'en était plus là Fini le tombeau de Lénine Le chocolat de chez Pouchkine C'était loin déjà... Que ma vie me semble vide Mais je sais qu'un jour à Paris C'est moi qui lui servirai de guide Nathalie... Nathalie
Marianne de ma jeunesse Ton manoir se dressait Sur la pauvre richesses De mon rêve enchanté
Les sapins sous le vent Sifflent un air étrange Où les voix se mélangent De nains et de géants
Marianne de ma jeunesse Tu as ressuscité Des démons des princesses Qui dans moi sommeillaient
Car ton nom fait partie Marianne de ma jeunesse Du dérisoire livre Où tout enfant voudrait vivre
Marianne de ma jeunesse Nos deux ombres enfuies Se donnèrent promesse Par-delà leurs joies et leur vie
Marianne de ma jeunesse J'ai serré sur mon cœur Presque avec maladresse Ton mouchoir de pluie et de pleurs
Il avait poussé par hasard Dans notre cour sans le savoir Comme un aveugle dans le noir Mon arbre Il était si petit Que c'était mon ami Car j'étais tout petit Comme lui J'attendais de lui le printemps Avec deux ou trois fleurs d'argent Un peu de vert, un peu de blanc Mon arbre Et ma vie s'accrochait A cet arbre léger Qui grandissait Comme je grandissais
Chanson de GILBERT BECAUD
Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde Quand tu n'es pas là S'arrètent de chanter Et se mettent à pleurer Larmes de pluie au ciel d'été Quand tu n'es pas là Le silence qui gronde Me donne si froid Qu'un jour ensolleillé Me fait presque pleurer Larmes d'ennui malgré l'été La ville fait de grâces La lune des grimaces Qui me laissent sans joie Les cantiques d'églises Malgré tout ce qu'ils disent Me font perdre la foi Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde La nuit sur mon toit Viennent se rassembler Et pour me consoler Chantent tout bas ' Elle reviendra ' Quand tu reviendras De l'autre bout du monde Quand tu reviendras Les oiseaux dans le ciel Pourront battre des ailes Chanter de joie Lorsque tu reviendras !
Le Pianiste de Varsovie Gilbert Bécaud
Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Chopin Je l`aime bien, Chopin Je jouais bien Chopin Chez moi à Varsovie Où j`ai grandi à l`ombre A l`ombre de la gloire de Chopin Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur Plus de sentiment Plus de mouvement Plus d`envolée Bien bien plus léger Joue mon garçon avec ton coeur Me disait-il pendant des heures Premier concert devant le noir Je suis seul avec mon piano Et ça finit par des bravos Des bravos, j`en cueille par millions A tous les coins de l`horizon Des pas qui claquent Des murs qui craquent Des pas qui foulent Des murs qui croulent Pourquoi? Des yeux qui pleurent Des mains qui meurent Des pas qui chassent Des pas qui glacent Pourquoi Le ciel est-il si loin de nous? Je ne sais pas pourquoi Mais tout cela me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur
What does not destroy us makes us stronger.
Rondvraag / Poll
Wie wordt wereldkampioen 2012 bij de profs ?
À la claire fontaine
M'en allant promener, J'ai trouvé l'eau si belle, Que je m'y suis baignée.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Sous les feuilles d'un chêne Je me suis fait sécher, Sur la plus haute branche, Un rossignol chantait.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Chante, rossignol, chante, Toi qui as le coeur gai, Tu as le coeur a rire, Moi, je l'ai à pleurer.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
J'ai perdu mon ami Sans l'avoir mérité, Pour un bouquet de roses, Que je lui refusai.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Je voudrais que la rose Fût encore au rosier, Et que mon doux ami Fût encore à m'aimer
Turning and turning, the world goes on We can't change it, my friend Let us go riding now through the days Together to the end Till the end
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Spinning and spinning, the dreams I know Rolling on through my head Let us enjoy them before they go Come the dawn, they all are dead Yes, they're dead
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Julia Tulkens .
Hebben wij elkaar gevonden in dit land van klei en mist waar tussen hemel en aarde ons leven wordt uitgewist ?
Ben ik nog schaduw, ben ik al licht, of is d'oneindigheid mijn aangezicht ?
Treed ik in wolken of in hemelgrond ? Er ruist een hooglied aan mijn lichte mond. In uw omarming hoe ik rijzend ril ... Mijn haren wuiven en de tijd valt stil .
Julia Tulkens.
SONNET POUR HELENE
Quand vous serez bien vieille, au soir, à la chandelle, Assise auprès du feu, dévidant et filant, Direz, chantant mes vers, en vous émerveillant : Papoum me célébrait du temps que j’étais belle.
Lors, vous n’aurez servante oyant telle nouvelle, Déjà sous le labeur à demi sommeillant, Qui au bruit de mon nom ne s’aille réveillant, Bénissant votre nom de louange immortelle.
Je serai sous la terre et fantôme sans os : Par les ombres myrteux je prendrai mon repos : Vous serez au foyer une vieille accroupie,
Regrettant mon amour et votre fier dédain. Vivez, si m’en croyez, n’attendez à demain : Cueillez dès aujourd’hui les roses de la vie.
Regretting my love, and regretting your disdain. Heed me, and live for now: this time won’t come again. Come, pluck now — today — life’s so quickly-fading rose.