Ik ben Journée Wilfried , en gebruik soms ook wel de schuilnaam PAPOUM.
Ik ben een man en woon in LANDEN (België) en mijn beroep is gepensioneerde , slapen, goed eten en drinken..
Ik ben geboren op 04/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wielersport en tafeltennis, geschiedenis, reisverhalen, chansons, humor..
C'est plein d'Uylenspiegel Et de ses cousins Et d'arrière-cousins De Breughel l'Ancien
Le plat pays qui est le mien.
Tous les chemins qui mènent à Rome Portent les amours des amants déçus et les mensonges des anges déchus.
Pelgrim
Wat zich gaande voltrekt in de ziel van de pelgrim is niet een toenemend verlangen naar het bereiken van zijn reisdoel, niet het vinden van het heilige aan het einde van zijn bedevaart, maar zijn overgave aan de ruimte, aan de kiezels op zijn pad, zijn besef van niet-weten, zijn afdalen in de leegte.
Zijn benen worden zijn vrienden, de regen zijn lijden, zijn angst wordt gericht naar de honden langs de weg, het vele legt hij af en hij rust in het Ene. Al trekkend komt hij nergens, voortgaande bereikt hij niets, maar zijn vreugde neemt toe om een bloem en een krekel, om een groet en een onderdak.
Zijn reisdoel en zijn thuis vloeien samen aan de horizon, hemel en aarde vinden elkaar op het kruispunt van zijn hart. Het heilige verdicht zich in de dieren en de dingen. Zijn aankomst ligt verborgen in de wijsheid van het Zijn.
Catharina Visser
De Weg.
In de verte gaat een pelgrim, eenzaam over het pad. Met een blik voorwaarts, eindeloos turen naar het pad. Het pad dat hem leidt, de wind die hem begeleidt. Samen èèn met de natuur, de geur,het geluid en omgeving. Daar toont de schepping hem, nederig dat het pad van zand zo hard als steen is. Soms ook warm,koud en nat. De pelgrim stapt over het harde pad, met als enige vriend zijn schaduw. Samen op hun weg.
When we got to the sea at the end of the world We sat down on the beach at sunset We knew why we had done it To know our lives less important than just one grain of sand.
En camino de Santiago Sur le chemin de St Jacques Iba una alma peregrina Allait une âme pérégrine Una noca tan obscura Une nuit si obscure Que ni una estrella lucia ; Que ne brillait aucune étoile ;
Le patron de toutes les filles C'est le saint Jacques des Bourdons; Le patron de tous les garçons C'est le saint Jacques des Coquilles. Nous pouvons tous les deux nous donner un bouquet, Coquilles et bourdons exigent que l'on troque; Cet échange affermit l'amitié réciproque, Et cela vaut mieux qu'un œillet.
Dat een pelgrim bij terugkomst niet wordt herkend door de mensen thuis, is een geliefd thema in middeleeuwse pelgrimsverhalen. Waarschijnlijk wil de legende daarmee aanduiden, dat de pelgrim door zijn bedevaart een ander mens is geworden; hij is op Christus gaan lijken. Dat wordt uitgedrukt door de omstandigheid dat de mensen van vroeger de teruggekeerde pelgrim niet meer herkennen: hij beantwoordt niet meer aan het oude beeld, dat zijn nog hebben; de pelgrim is een nieuwe mens geworden.
Betrouw geen pelgrim met een baard Die met een schooikroes geld vergaart Al beed'lend langs de wegen sjokt En met een deerne samenhokt.
Priez pour nous à Compostelle - Barret et Gurgand - 1977.
Par milliers, par millions, le besace à l'épaule et le bourdon au poing, ils quittaient les cités, les chateaux, les villages, et prenaient le chemin de Compostelle. Gens de toutes sortes et tous pays, ils partaient, le coeur brulant, faire leur salut au bout des terres d'Occident, là où la mer un jour avait livré de corps de l'apotre Jacques.
Ik had het eerst niet in de gaten, en opeens zàg ik het spoor dat jij voor mij hebt nagelaten.
Mon père .
Assis dans un vieux fauteuil Recouvert d'un plaid usé, Il rêve de son passé, En attendant le sommeil.
La fumée d'un cigare Flottant au-dessus de lui, D'une auréole, pare, Sa tête grise, de nuit.
Vêtu d'un pantalon gris, Chemise de flanelle Sous le tablier bleu sali. Sa casquette est belle.
Il sait déjà que demain, Sera le grand jour pour lui. Mais il ne regrette rien, Et partira seul sans bruit .
***
La mort .
Le jour où tu viendras, A l'aube d'un matin, Me tendre les bras Me chercher par la main, Entre comme moi Par le fond du jardin.
Tu essuyeras tes pieds Sur le grand paillasson, Pour ne pas marquer Tes pas dans le salon, Et n'oublie pas d'ôter Ton noir capuchon.
La table sera mise Et le vin bien chambré, Quand tu sera assise Nous pourrons le goûter, Avant que je ne suive Ton ombre décharnée .
Mais si tu préfères Par surprise me faucher, Au début de l'hiver Ou au soir d'un été, Pousse la barrière Elle n'est jamais fermée.
Avant de m'emporter, De rendre ma valise, Laisse-moi griffonner Une dernière poésie Où je ferai chanter La beauté de la vie.
Ce n'est pas ce matin Que je quitterai le port, Puisque de mes mains J'ai caressé si fort Ses lèvres de satin Que je t'oublie, la mort.
+++
SEUL SUR LE CHEMIN .
J'ai traversé des villes, J'ai longé des cours d'eau J'ai rencontré des îles J'ai cotoyé le beau !
Tout au long du voyage Rien ne m'a retenu Même pas un signe de croix Tracé d'une main tremblante.
Le vent, la mer, la pluie M'ont façonné le coeur. Je suis leur propre image, Immuable douleur.
Je fais signe aux oiseaux, Seuls amis de ce monde, Qui m'entraînent dans une ronde A m'en crever la peau.
J'ai traversé des coeurs, J'ai rencontré des bras, J'ai caressé des fleurs, J'en ai ceuilli pour toi.
TENNIS DE TABLE MESATENISTA PING PANG QIU TISCHTENNIS TABLE TENNIS
photos courtesy ITTF
乒乓球 Stolni tenis Tenis Stolowy
ITTF TABLE TENNIS Classement mondial 26 - 08 - 2012 World Ranking Weltrangliste Ranking Mundial Värlen Rangordning Classifica Mondiale MESSIEURS : 1. ZHANG Jike - CHN 2. MA Long - CHN 3. XU Xin - CHN 4. WANG Hao - CHN 5. MIZUTANI Jun - JPN 6. MA Lin - CHN 7. BOLL Timo - GER 8. CHUANG Chih-Yuan - TPE 9. OVTCHAROV Dim - GER 10. WANG Liqin - CHN 11. JOO Se Hyuk - KOR 12. OH Sang Eun - KOR
-- DAMES : 1. DING Ning - CHN 2. LI Xiaoxia - CHN 3. LIU Shiwen - CHN 4. GUO Yan - CHN 5. ISHIKAWA Kasu - JPN 6. FUKUHARA Ai - JPN 7. FENG Tianwei - SIN 8. KIM Kyung - KOR 9. GUO Yue - CHN 10. WANG Yuegu - SIN 11. WU Yang - CHN 12. TIE Yana - HKG
De noodklok belt slechts éénmaal Komt weldra de ultieme speeltijd Ademen voor de laatste maal Gelukkig geen haat noch nijd Toch af en toe een flater Een zorg is dit voor later Lopen van os naar ezel Toch af en toe een flater Niet knikkers tellen, wel het spel Lopen van os naar ezel Dagelijks goed aan de kost Niet knikkers tellen, wel het spel Verwachtingen zelden ingelost Dagelijks goed aan de kost De beste blijft mijn moeder Verwachtingen zelden ingelost Water is het kostelijkste voeder De beste blijft mijn moeder Om bestwil een toontje lager zingen Water is het kostelijkste voeder Op zoek naar de diepte der dingen Om bestwil een toontje lager zingen Komt het varksken met de lange snuit Op zoek naar de diepte der dingen Nu is dit pantoumeke bijna uit Komt het varksken met de lange snuit Ademen voor de laatste maal Nu is dit pantoumeke bijna uit De noodklok belt slechts éénmaal.
Tibertyn. ***
Kleine mensenhand strooit op winterse dag kruimels voor de mus.
Schelpen op het strand die worden door de branding voor ons kind gebracht.
Molens in de wind draaien, draaien, en draaien in het vlakke land.
Kerstman in de straat borstelt met grote bezem sneeuw weg van de stoep.
De dode takken breken af bij felle wind van de avondstorm.
Kreten in de nacht van kikkers in de vijver lokken de reiger.
Hulpeloos jong lam verloren tussen struiken waar de wolf vertoeft.
De werkzame bij zoekt in de roze bloesems lekker naar honing.
The country with the biggest population in the world, the People's Republic of China, regards this sport as the most important.”
De pelgrim.
Hij is op de weg alleen al weet hij nog niet waarheen maar ergens stond geschreven dat hij die richting moest gaan en aarzelt hij soms even langs de eindeloze baan terwijl hij in zijn hart voelt dat velen eerder gingen mijmerend over dingen terwijl een windje afkoelt .
Verder dan Rome loopt de weg.
Ervaringen van een pelgrim.
15-01-2010
In januari 1960 stierf Fausto Coppi.
Fausto Coppi, luomo solo al comando della corsa con la sua maglia biancoceleste. Coppi dal petto abnorme, con una capacità polmonare fuori dal comune, Coppi con le ossa di cristallo .
De bleke, magere, slungelachtige boerenzoon Coppi uit Castellania stond als 20 jarige belofte-onafhankelijke aan de start van de Ronde van Piemont op 4 juni 1939 ( dat was precies vijf jaren voor mijn geboorte) voor beroepsrenners. Hij was gekleed in de kanarie-gele trui van de fietsen Santamaria-Fiorelli uit Novi Ligure en kreeg als rugnummer 98. Hij had een week eerder te vlug een eerste contract getekend bij Girardengo, waardoor hij meerdere mensen ongelukkig had gemaakt en hij had ook een lelijke steenpuist op zijn zitvlak. Coppi volgt gemakkelijk het tempo opgelegd door de knechten van Gino Bartali. Op 60 km van de meet rijdt hij nog altijd mee in een kopgroep met befaamde renners zoals Bartali,Vicini , Valetti, Bizzi, Leoni en Del Gancia. De jonge onafhankelijke waagt tijdens de doortocht van Castelnuovo een aanval. In de beklimming die daarna komt , gaat hij recht op de pedalen staan en wanneer hij na enkele kilometers eens omkijkt is geen achtervolger te bespeuren. Hij blijft een mooi tempo aanhouden.
Die jonge kerel gelijkt op een hongerige roofvogel. Twee jaren eerder droeg hij nog als 'garzone de salumeria' met zijn fiets de worsten en salami's van een beenhouwer naar de klanten, en op dat ogenblik overtroeft hij de vedetten in een koers voor beroepsrenners. Hij bewaart zijn voorsprong tot dicht bij de wielerbaan van Turijn, waar de sportliefhebbers Gino Bartali verwachten. De leider van de koers is totaal onherkenbaar door zijn vuile trui en onleesbaar rugnummer. Wie is hij ? Op de Moriondo, omwille van te grote zenuwachtigheid heeft de aanvaller problemen met zijn ketting waardoor hij in die bergop helemaal stil valt. Op dat ogenblik vliegt de grote Bartali hem voorbij. Maar de jonge renner geraakt terug in het wiel van de winnaar van de vorige Tour de France. De campionissimo uit Firenze is zeer verwonderd. Wie is toch deze snotneus ?
Er volgt een hergroepering, maar diep in de finale springt Bartali dan toch weer onweerstaanbaar weg om deze Giro del Piemonte 1939 te winnen. Na de aankomst zal de sportieve Gino de jonge renner uit Castellania feliciteren. Met een derde plaats in deze belangrijke koers die werd ingericht sedert 1906 was de entourage van Coppi zeer tevreden, en in het bijzonder Biagio Cavanna de blinde verzorger met wie Coppi ruzie had. Die avond gingen zij allemaal samen eten in het hotel waar de ploeg Legnano van Bartali logeerde en Coppi tekende er een tweede contract voor een maandloon van 700 lires, terwijl zijn eerste contract bij Girardengo werd vernietigd volgens de wens van Cavanna, de ex-boxer die met zijn magische handen de spieren van Fausto dagelijks masseerde.
Alzo stapte Fausto Angelo Teodoro Coppi zoon van Domenico en van Angiolina Boveri de wereld van de grote wielrennerij binnen. Hij leverde weldra prestaties die hem onvergelijkbaar maakten met zijn generatiegenoten en daardoor werd hij een van de meest bewonderde wielrenners uit de geschiedenis. Zijn naam zal nooit worden vergeten.
Tussen de 153 overwinningen die op zijn naam staan zijn er kanjers als de Giro d'Italia (5), de Tour de France (2), het wereldkampioenschap op de weg en in de achtervolging op de wielerbaan, de Ronde van Lombardije (5), Milaan-San Remo (3), Parijs-Roubaix en de Waalse Pijl. Verder het werelduurrecord op de Vigorelli, 22 ritten in de Giro en 9 ritten in de Tour, 31 dagen in roze trui en 19 dagen in gele trui, en dozijnen overwinningen in de 5km achtervolging. In zijn land werd hij viermaal nationaal kampioen op de weg en won hij : Giro di Romagna (3), Giro dell'Emilia (4), Drie Valleien Varese (3) Giro del Veneto (3). Meestal kwam deze campionissimo alléén binnen na een prachtige aanval en dat vonden zijn ' tifosi' toch zo geweldig.
In vele regio's van het na-oorlogse Italië werd de wielersport waanzinnig populair door de rivaliteit tussen Coppi en Bartali. De tweede wereldoorlog, valpartijen met ernstige breuken, de dood van zijn broer Serse, en de langdurige liefdesaffaire met De Witte Dame, zijn nadelig geweest voor het palmares van deze unieke wielerkampioen. Fausto Coppi kende de hoogste vreugden die voor een man mogelijk zijn, maar tijdens zijn mythische levensloop moest hij ook door veel pijn, ellende en verdriet. Tijdens zijn laatste seizoenen voelde hij zich enkel nog gelukkig en vergat hij zijn problemen op zijn fiets en in de natuur. Dat was de reden waarom hij nog steeds koerste toen hij al versleten was en waarom hij ook in december 1959 naar Burkina Faso vloog voor een criterium en om op jacht te gaan. Hij werd daar in Afrika ziek en hij stierf plots door malaria op 2 januari 1960 omdat hij geen goede medicatie had gekregen.
Vijftig jaren na zijn dood blijft Fausto Coppi voor de oudere wielerfanaten nog steeds een belangrijk figuur. Hierna een aantal foto's van deze grote wielerkampioen. Over hem werd veel geschreven. Zijn leven was een saga. Over hem bestaan boeken, een opera, een musical, toneelstukken, liedjes,films, en op internet biedt www.youtube.com in deze tijd vele video's waarop de grote Fausto Coppi terug kan worden gezien.
Wachtende treinen, evenwijdige rails, in het enorme station van Roma Termini en dan uiteraard de vele mensen die met snelle stap binnenkomen of die zitten, wachten, slenteren tot op een vertrekuur. In een aanpalende wachtzaal draait een film uit de fifties op nog een echt wit filmdoek van toen. Mijn laatste ijsje koop ik, bij een sympathieke kerel aan een karretje op het perron, van een ijsboerke met een stootkar. Voor onderweg schaf ik me twee panini aan met kaas en prosciuto. Ik sta met mijn fiets en met mijn bagage op perron 6, maar na wat rondkijken en begrip van de plaatselijke toestanden, begrijp ik dat mijn trein zal vertrekken op spoorlijn 5 . Nog langer dan één uur zal ik echter moeten geduld hebben.
Nabij een fonteintje met drinkwater vind ik weldra een betere plaats. Met mijn stalen kabel en koperen slot bind ik mijn fiets en mijn reistassen veilig vast. Met al dat volk weet je immers nooit of er geen ladri di biciclette zouden kunnen toeslaan, en ook mijn panini en mijn tros bananen mogen niet verdwijnen. Ik wandel op en af over het perron tot als ik moe ben. Dan ga ik ergens zitten op een houten koffer en ik zwijmel wat weg in een waakhondslaapje met een half oog nog open om op mijn bezittingen te letten.
Plotseling holderdeboldert een verschrikkelijk lange achteruitrijdende trein op spoorlijn 5 binnen tot diep in de stationshal waar bumpers en balken zijn staart tegenhouden. Terminus. Nu moet ik wakker zijn. De vele mannen en vrouwen, meisjes en kinderen, reistassen, dozen, valiezen, manden, een dikke pastoor uit God-weet-welke-parochie, een vlag van de boerenbond uit de streek van Bologna, en een dwerg uit Milaan, zetten zich in beweging, avanti popolo. Tijdens mijn slaapje had het aantal treinliefhebbers zich geweldig vermenigvuldigd en nu snap ik plots hoe belangrijk dat kaartje wel is voor de reservatie van een plaatsje op deze trein. Aan een officieel ogende man in uniform, met fluitje en kepie, vraag ik waar mijn fiets kan worden opgeladen op zijn trein. Hij wijst me dat het helemaal vooraan is en dat is wel op 150m, verder kan niet. Ik spurt op Olive naar de speciale wagon waarop een plaatje vasthangt met de afbeelding van een fiets. De deur staat open, maar er is daar niets of niemand in die wagon. Ik klauter zelf binnen, nadat ik eerder mijn reistassen op de grond gegooid heb, haak vast omhoog het voorste wiel van mijn geliefde, en voor méér zekerheid bind ik fietskader en rode pothelm met de weer nuttige kabel en slot goed vast aan de wand van de treinwagon. Mijn stressmeter klimt naar rood terwijl ik die voorste wagon verlaat en ik spurt in 10"2/10 terug over het perron tot waar al die mensen in de trein kruipen. Het zweet parelt op mijn voorhoofd, mijn oksels zijn nat, mijn lijf is te groot en mijn reistassen zijn zwaar en lomp, en als een te dikke paling tussen de andere reizigers op de smalle gang bereik ik eindelijk wagon 313, couchette 95. Dit wordt de eerste rit van mijn leven op een nachttrein !
Een oude man, en een jongere man met zijn zoontje, zullen mijn medereizigers zijn. Zij bereikten eerst de treincoupé en nemen al hun tijd om zich met hun bagage te installeren. Chi va piano va sano e va lontano ! Ik wacht. Dat doet mij goed want ik moet toch terug op adem komen, mijn zweet wegvegen en kalmeren. De kleine jongen sleurt een zware rugzak mee. Zijn vader is zeer bezorgd om twee dozen met flessen wijn en met flessen olijfolie. De oudste man heeft één enkele valies. Zodra hij zijn plaats heeft ingenomen neemt hij uit die valies een magazine over computers waarin hij leest zonder nog aandacht te schenken aan de andere mensen in dat coupé. Wanneer alles wat rustiger is geworden op de 100% gevulde trein, doe ook ik mijn intrede om plaats 95 te bezetten. Ik heb amper ruimte om beide groene Karrimors en mijn blauwe sporttas van de ASLK op te bergen, hoog waar ik zal moeten slapen. Ik glimlach, vertel de anderen dat ik een Vlaming ben, en slechts enkele woordjes Italiaans kan spreken. Ik meen dat het past dat ik aan die medereizigers de hand geef, hetgeen ik dan ook doe, maar dat schijnt in geen goede aarde te vallen. Tijdens de vele volgende uren zal ik noch geestescontact noch gesprek kunnen hebben met deze medereizigers.
Met twintig minuten vertraging vertrekt de internationale trein naar Basel. Op het ritme van deze nachttrein eindigt mijn dagenlange onderdompeling in Italia. Ik zag in dat land veel schoonheid, beweging en levensvreugde. Afscheid nemen van Roma is altijd droevig voor het hart.
Een dag op de trein - 2. Pensieri in treno italiano.
Ik lig boven. Er zijn lakens. Het plafond is zeer laag en mijn bed is veel te kort.Toch zal ik er kunnen liggen omdat ik mijn voeten kan schuiven waar nog plaats is voor een valies. Ik denk even terug aan die arme meester Michelangelo die gedurende vier volle jaren op een smalle houten stelling had gelegen om het plafond van de Sixtijnse Kapel te schilderen. De huid op zijn achterwerk werd toen te kort en dat op zijn buik smeet rimpels en plooien. Zijn ingewanden groeiden scheef en zijn armen werden krom. Eigenlijk zou ik niet mogen klagen omdat mijn couchette zo klein is !
De wagonbegeleider brengt ons flesjes water en douaneformulieren. Hij neemt ook mijn identiteitskaart en mijn reservatieticket mee. Hij knikt goedkeurend. Een tijd later stopt de trein reeds te Bologna, een stad die ik ook nog eens zou moeten vereren met een bezoek. Ik had geldstukjes in de Trevi Fontein geworpen zodat ik weet dat ik tijdens mijn aardse leven zeker nog eens naar Rome zal terugkeren. Ik zweer dus dat ik dan Bologna zal bezoeken. Het is een warme nacht. Mijn bovenlijf is bloot en de lakens van de Italiaanse Spoorwegen vangen mijn zweet op. Ik slaap met kleine stukjes en word steeds weer wakker. Er wordt me acrobatie gevraagd om van dat bovenste bed weer op de vaste vloer te geraken en omgekeerd. Dat moet gebeuren langs een metalen laddertje van amper één voet breed. Ik ben nog fit en lenig genoeg. De trein vordert, rammelt, stopt en vertrekt, en terwijl ik wakker lig denk ik aan die vele Italiaanse gastarbeiders die eens met deze trein naar België spoorden met de 'flussi migratori' om steenkolen voor onze kachels te gaan uithakken in stof en duisternis of om een spaghetti restaurant te beginnen. Maar ik denk ook aan de sportmannen en de artiesten waarmee zij ons land rijker maakten, zoals Pino Cerami, Enzo Scifo, Elio di Rupo, Rocco Granata, Salvatore Adamo, ... allemaal zeer bekende Belgen. Zelfs de grote Fausto Coppi, nog maar net uit de armoede opgeklommen, kwam op een winterse dag gehuld in een zware overjas met een kartonnen valiesje en een koersfiets naar Brussel waar hij door onze Lomme Driessens werd opgevangen. Dall'Italia é possible raggiungere direttamente il Belgio in treno. Ik denk ook aan de verliezers, de pechvogels, de Belgische renners die zonder prijs, met kapotte armen en benen, terug naar huis moesten sporen na opgave in de grote Italiaanse koersen. Van mezelf droom ik dat ik de roze trui had gewonnen, maar daarna volgden op mijn heerlijke wielerdroom vage erotische beelden, niet voor publicatie geschikt. In het diepste van de nacht zink ik eindelijk weg in het zwarte moeras van een echte slaap .
Una stazione. Ik word wakker.Toch genoeg gerust. De oudste man is verdwenen. De twee anderen kleden zich al beter aan. Douaniers komen de coupé binnen en de Italiaan uit Sicilië die in Helvetia woont, want ik kon onderussen in de ochtend toch een praatje met hem maken, moet nogal veel invoerrechten betalen voor zijn flessen. De wagonbegeleider brengt ontbijtkoeken, koffie of thee. Omdat mijn coupégenoten niets eten mag ik de drie porties binnenspelen. De vader en zijn zoontje verlaten me. Ik ruim het coupé wat op, trek het raam open, laat frisse wind binnenwaaien , en ja, ik snuif berglucht op want we rijden terug door Zwitserland !
Er is ondertussen veel minder volk op de trein en daarom ga ik op zoek naar de toiletten voor een stoelgangnummertje. Het is een zeer proper kamertje, met veel papier en heet water. In de spiegel bekijk ik mijn oud gezicht. Ik ontdek een grote meeëter net onder mijn onderlip. Ik nijp hem er uit, een gewoonte van me, maar dat is geen goed initiatief want ik heb geen eau de cologne om te ontsmetten omdat ik nog niet thuis in eigen badkamer ben aangekomen. De trein blijft lang staan te Bern. Ik stap even uit om op het perron wat te bewegen, wat aan ochtendgymnastiek te doen. Met grote happen zuivere Zwitserse lucht vul ik mijn mannelijke borstkas.
L'image des sportifs et des artistes chinois en général et des joueurs de pingpong chinois en particulier est celle de personnes impénétrables, des robots qui n'ont pensé qu'à s'améliorer dans l'exercice de leur spécialité depuis des années, sans aucun contact avec le reste du monde. Cela expliquerait leur niveau et leur domination. C'est une perception périmée à présent. Ainsi celui qui a l'occasion de rencontrer les joueurs de l'équipe nationale de Chine, des gars qui ont tout gagné dans leur sport, sera d'avis que ces gens si terribles à la table de ping sont modestes, charmants et agréables. Le péril jaune ne viendra jamais de ces hommes et femmes-là qui sont champions du monde ou championnes olympiques. Comme partout ailleurs il y a en Chine tous les caractères parmi la population. Cependant la perception périmée citée plus haut, inquiète encore beaucoup Liu Guoliang l'entraîneur-chef de l'équipe masculine nationale du sport si populaire dans le plus grand pays de notre planète.
Montrer plus de personnalité. Liu Guoliang, et il rejoint ainsi en pensée Adham Sharara le président de la fédération internationale, est de plus en plus d'avis que son sport a besoin de vedettes, des joueurs avec de la personnalité, des cracks capables de faire parler d'eux souvent et en diverses circonstances. Maintenant le monde entier sait que c'est toujours un chinois qui a été le meilleur, mais le nom de ce chinois ne brille pas assez, sa victoire reste un peu fade. Il faudrait que tous les sportifs connaissent les grands du ping, les voici d'ailleurs sur base des derniers classements mondiaux du 3 janvier 2010.
Hommes : MA Long, WANG Hao, MA Lin, WANG Liqin, HAO Shuai, CHEN Qi, ZHANG Jike, XU Xin , JIN Yixong, CUI Qingleu , SHANG Kun, YAN An, FANG Bo (photo), YIN Hang, ZHENG Peifeng, LIN Gaoyun, LIN Chang , DING Hongce, ZHANG Yuntao, SU Zhizhong .
Ce sont les meilleurs, toutes catégories confondues, mais il y en a encore une quantité énorme en Chine populaire, sans parler des pongistes chinois immigrés ou nés dans tous les autres pays. Femmes : LIU Shiwen, ZHANG Yining, GUO Yue, GUO Yan, LI Xiaoxia, DING Ning, WANG Nan, FAN Ying, WU Yang (photo), LI Xiadan, GU Yuting, SHENG Dandan, XUE Siyu, LIU Xi, YANG Yingxu.
Le célèbre coach estime donc que son sport a besoin de joueurs plus enigmatiques, car sans cela il y aura une baisse de popularité auprès des fans et moins de sponsors. Selon China Daily du 31/12/2009 le grand Liu Gioliang va s'efforcer à modifier l'impénétrabilité des caractères de ses joueurs. Voilà ce qui est bien nouveau ! En effet, il y a 3 ans un garçon qui ne manquait pas d'asservité ni d'agressivité et qui était déjà champion olympique, avait été plaçé avec le bonnet d'âne dans un coin de la classe. CHENG Qi avait jeté sa palette et il avait donné un coup de pied dans une chaise, après défaite en finale de Coupe d'Asie contre son équipier WANG Hao. Le joueur à mauvais caractère a été expédié le lendemain vers une région lointaine où à l'armée il devait suivre une formation dans un bataillon disciplinaire. Les fonctionnaires chinois de la fédération de tennis de table conseillent parfois cela parce que c'est très bon pour le ' bing jui zhi zen', ce qui signifie ' guérir le malade et sauver le patient' .
A présent l'ami CHEN se conduit mieux, il est même cité en exemple. Il est le tout-conquérant au bon moment et il se calme à temps. Il a beaucoup de tempérament et son coach en a fait à présent un modèle et l'aime beaucoup. Ce ne sera pas le méchant garçon de hier qui fera baisser demain la popularité du passe-temps national en Chine. Car en Chine nouvelle maintenant, gagner tout dans les concours internationaux n'est plus intéressant, ce que l'on veut voir c'est de la personnalité individuelle qui mène au succès. Il faut montrer qu'on a du coeur, du panache et des émotions. Il y a en effet déjà cinq mille ans que les hommes de Peking sont supérieurs en tout aux barbares des régions situées au-de-là des grandes murailles, pensent pas mal de têtes aux yeux bridés.
Pendant 50 ans, une gestion stricte a permis aux chinois de dominer sur la scène mondiale en tennis de table. Les médailles d'or ne contentent plus les fans. Il faut au public des stars, des vedettes avec du 'glamour' , des victoires qui symbolisent le succès de l'individu qui se distingue, qui dépasse les autres, qui fait rêver et qui fait naître des nouvelles ambitions.
Il y a peu de temps, l'équipe nationale revenant à l'aéroport après avoir gagné des matches de ping extraordinaires face au Japon, à Taiwan et à la Corée, les éternels ennemis de la civilisation chinoise, Liu Guoliang avait été abasourdi par le peu de supporters et par l'absence de compliments à leur retour. Gagner est devenu normal. Perdre serait une honte. Or pour devenir champion d'Asie en tennis de table anno 2009, c'était encore bien plus difficile que lors des années dans le passé. Graver l'image de ses champions dans les esprits de tous sera dorénavant une préoccupation importante de Liu Guoliang. Le coach a fait remarquer qu'à une autre époque lorsque sortir du rang, se faire applaudir individuellement, était bien mal considéré par l'organisation politique et administrative de son pays, il était devenu le premier pongiste qui avait aligné des victoires aux championnats du monde, aux jeux olympiques, et en coupe du monde, et qu'il s'était rasé complètement le crâne pour faire parler de lui, pour avoir un look terrible, une image qui aux yeux de tous était celle d'un gladiateur , d'un extra-terrestre très différent du simple mortel.
MA LONG 21 ans - Nouveau numéro 1 depuis le 3 janvier 2010 -
Ik begin aan mijn laatste avond te Rome met een wandeling langs de Viale delle Olimpiadi en daarna brengen de zolen van mijn Mephisto's me in de richting van het Vaticaan. Zoals wordt beweerd ligt daar immers het centrum van de wereld en van alle zaligheden. Even krijg ik de kans kostendelend per taxi met jongeren uit de jeugdherberg mee te rijden, maar ik sla dat voorstel af. De duivelse naam van mijn wandelschoenen moet me zoals de grote Goethe laten genieten van de avondstond en mijmerend flaneer ik verder. Eerst telefoneer ik naar huis om te melden dat ik de volgende dag met de trein de terugreis zal maken. Zonder veel avontuur, zonder veel inspiratie, zwerf ik verder. Vesta de godin van de huiselijke aard wijst me erop dat ik thuis nog een prachtige echtgenote en twee flinke dochters heb die ik weldra zal terugzien. Het is goed geweest. Ik zal maar geen domme of geldverslindende dingen doen in het Dolce Vita van Roma by Night. Ik kom aan een snack waar veel volk zit. Daar zal het wel goed en niet duur zijn. Het wordt noch het voedsel van de epicuriër noch de slokpartij van de barbaarse huurling. Stoïcijns langzaam eet ik frietjes, balletjes en erwtjes en af en toe slurp ik eens aan mijn glas rode wijn. Met mijn stadsplan onder de arm beweeg ik me in een grote boog terug naar mijn bed in de Ostello. In een wijk met flatgebouwen hoor ik plots lawaai. Twee vrouwelijke flikken hebben een wagen klemgereden. De bestuurder koos het hazenpad. Hij sprong op vuilbakken en kon zo over hoog hekwerk in een tuin verdwijnen. Een agente staat daar met een pistool in de hand en de andere telefoneert voor versterking. Ik spoed me vlug weg terwijl verschillende andere politiewagens komen aangestormd.
Een kwartier later bereik ik de bar van de jeugdherberg waar ik zonder aandringen terug de grote bierpot krijg die ik met één liter Carlsberg laat vullen. Nunc est bibendum. Een andere eenling komt naast me zitten na het bestellen van ook zo'n stevig biertje. Hij stelt zich beleefd aan mij voor. Brian McGarvey uit Canada, scheikundige uit de voedselnijverheid gespecialiseerd in pesticiden. Hij voelt zich ongelukkig omdat hij te Rome kwam solliciteren voor een job van internationaal niveau, doch hij werd afgewezen. Hij logeert zo goedkoop mogelijk omdat hij op zijn dertigste reeds een vrouw en vier kinderen heeft.
Terwijl ik Carlsberg slik denk ik 'Hola, die slaapt zeker in een igloo met een eskimowijfje. Daar in de koude kruipen zij dicht samen onder een berenvel en dan volgen de kindjes rap.' 'Ik ben blij dat ik met een Belg een bier mag drinken, want in uw land maken zij vele goede brouwsels, niet waar...!' stamelt hij in 't Engels. Jazeker, bevestig ik. 'Komt U uit Saskatchewan' vraag ik, om te laten horen dat ik iets weet over Canada, alhoewel die naam zomaar op mijn lippen komt. Dan krijg ik het bewijs dat men zo maar niet op de eerste gedachte iemand in een vierkantje moet klasseren. Brian heeft helemaal geen lijfelijke omgang met een vrouwelijke eskimo. Hij woont in Vineland Ontario, in een gebied met een microklimaat waar veel zonneschijn is en er daarom wijn kan worden gemaakt. Goede conversatie. Ik krijg zijn adres in Canada en ik ben welkom om daar te fietsen. Ja, tussen Canadezen en Vlamingen klikt het wel !
Wanneer ik op kamer 12 kom, ligt er verdorie iemand in mijn bed te slapen. Geen probleem want er zijn genoeg bedden vrij. De slaper wordt wakker. Hij komt uit Duitsland. Ik maak hem duidelijk dat hij mag blijven liggen ook al heb ik het bewijsstuk voor bed 10, omdat mijn voornaam Wil Fried is en de door mij meest geliefde voetballer Wil Mots heet, de ster uit de Bundesliga, en dat ik ook een Tischtennisspieler ben die de Duitse fairplay kent, en dat ik al weken op reis ben met op zak enige bladzijden van Johann Wolfgang Goethe, und das wir in Belgien schön zweimal Weltkrieg hatten mit jungen aus Deutschland, und dat ik toen ik zijn leeftijd had veel tango's heb gedanst op Duitse schlagers, en .... stop maar jong, zeg ik tegen me zelf ... gij zijt al een beetje zat van die liter bier. Ik doe mijn tassen niet meer open om kledij voor de nacht te nemen. Om te slapen in dat andere bed zonder nummer doe ik het nieuwe T-shirtje aan dat ik voor 5000 lires had gekocht nabij de muur van het Vaticaan.Op mijn borst staat nu de tekening van Leonardo da Vinci met het prototype van de eerste fiets. Ik doe ook mijn zwembroek aan. Deze had ik tijdens mijn reis nooit gebruikt en wordt mijn laatste propere onderbroek.
Zeven uren later. De jonge Duitser is blij dat hij niet meer ambras met mij heeft gehad. Hij is reeds klaar om op ontdekkingstocht door Rome te gaan. Ik wil nog wat rusten. Hij is een student in bedrijfseconomie. Ik ben op prepensioen omdat mijn bedrijf aan economie heeft gedaan. Oude en te dure jongens worden buiten geborsteld in onze maatschappij van het einde van de twintigste eeuw. Wij praten een tijdje. Hij studeert te Mannheim. Ik ben een man die op deze dag de weg naar zijn heimat terug zal nemen. Amper op tijd voor het ontbijt. Alle langslapers protesteren omdat de eetzaal zal gesloten worden. Het is een dagelijkse situatie. Met het voorziene oranje bonnetje bekom ik toch koffie en brood. Zij willen ook hier mensen te vroeg buitenborstelen want eigenlijk zegt het reglement dat ontbijt mogelijk is tot 10u00 . Neen, het is hier gesloten om 10u00 ! Dat is wat anders. Dat is de juiste zienswijze.
Wat moet ik met deze dag aanvangen? Ik maak mijn fiets los en plaats mijn zware Karrimors achteraan met daarboven ook nog die sporttas. Mijn bierkameraad Brian en een Australiër kijken toe. Een man die de gang komt dweilen, dwingt ons tot vervroegd afscheid. Weg uit de Ostello ben ik, maar 200m later stop ik, omdat ik mijn bril heb vergeten, althans de bril die mijn ogen beschermt tegen het stof van de weg tijdens het fietsen, want ik heb ook nog een goedkoop leesbrilletje bij, een zonnebril, en de Lacoste bril die ik onderweg had gevonden. Terug. Slaapkamers reeds afgesloten, maar omdat kuisvrouwen bezig zijn, kan ik toch gaan zoeken op kamer 12. Eureka ! Mijn bril met witte glazen lag boven op de ijzeren kast waarin ik mijn bagage had geplaatst. Toch één mirakel tijdens deze pelgrimstocht, want ik zal met al mijn brillen terug thuiskomen !
Ik bezoek nog eens het Sint Pietersplein. Zoals iedere dag ons door de goden geschonken, lopen op de grote piazza bezoekers rond uit alle windstreken. In de helderheid van de zonnige dag tekenen de kerktoppen, de obelisk, de fonteinen, de 372 zuilen, zich betoverend af. Ik fiets verder en kom op de Via Aurelia die me tot hier had gebracht. Geen enkele klok luidt wanneer ik mij verwijder in de richting van Trastevere. Ik volg straten waar weinig is te zien, behalve dan een winkeltje waar ik koude melk koop die ik drink tijdens het bestuderen van het stadsplan. Ik wil naar ergens anders maar éénrichtingsverkeer verplicht me van een bepaalde route te nemen. Het is weldra moeiljik bergop en te voet kom ik aan een kerkje op een plein. Tot mijn verwondering is het de Basiliek van San Pancratio. Is dit een toeval of Gods wil ? Op een zomerdag van het oorlogsjaar 1944 werd ik immers gedoopt te Waasmont in de parochiekerk van St-Pancratius, een lang vergeten heilige bij ons, maar die te Rome nog erg belangrijk is. Ik bezoek deze kerk en offer verschillende geldstukken. Eindelijk ben ik terug zeker van mijn weg. Een tijd later kom ik aan de zeer belangrijke kerk van de Heilige Paulus. Deze is kleiner dan de kerk van de Heilige Petrus en valt veel meer in mijn smaak. Het reusachtig beeld van Paulus maakt indruk op mij. Het zou, volgens wat wordt verteld, kunnen gebeuren dat de wereld vergaat op de dag dat in de muur van deze kerk alle niches zouden zijn gevuld met beelden van een paus. De grote Corinthische zuilen van deze kerk zullen dan breken onder het gewicht van de zonde en van de schande van deze wereld. Deze instorting zal verschrikkelijke aardbevingen doen losbreken, met fatale gevolgen voor onze planeet. Laten we dus maar hopen dat alle komende pausen lang zullen leven, in glorie en goede gezondheid. Nabij deze Basilica Patriarchale di San Paolo blaas ik wat uit. Stiekem loop ik naar een parking om op een schaduwrijke plek in het Rome van buiten de muren een simpele mannelijke plas te maken. Op de discrete plaats waar ik dat wil doen staan stille wagens geparkeerd. Ik kom ongewenst langs een Fiat waarin sexuele activiteiten bezig zijn. Zij is ergens met haar hoofd aan de onderkant van het stuur en hij, met de blik op oneindig en het verstand op nul, heeft al uitpuilende ogen.
Wat later brengt Olive Green me terug door het vieze Rome dat op het warme middaguur stinkt van de wierook van haar vijfhonderd kerken, van de geur van capuccino uit haar ontelbare koffiebars, van de geur van uitlaatgassen van twintigduizend auto's, van het puin en de afval van zevenentwintg eeuwen geschiedenis, van de geur van het zweet dat nu ook in mijn zwembroek zit, en van nog veel meer dampen en zintuigelijk waarneembare luchtjes.
Ik heb nog meer op mijn programma. Zal ik op zoek gaan naar het beeld van de wolvin met Remulus en Romulus, of zal ik fietsen tot in Cinecitta waar een tentoonstelling loopt over 100 jaar Italiaanse Films. Plots alea iacta est ! Er scheelt wat aan mijn achterste buitenband. Stop! Ik kijk en stel vast dat mijn achterwiel niet langer het teveel gewicht verdraagt. Ik zie een bobbel en weldra zal de buitenband van de velg springen en mijn binnenband ontploffen. Snel laat ik daarom alle lucht uit de binnenband langs het ventiel ontsnappen. Oef ... dat was op het nippertje ! Midden in het gevaarlijke verkeer sta ik op dat ogenblik stil met platte band en slecht geladen bagage. Geen auto heeft mij geraakt en op een pleintje ga ik veilig op een bank zitten om deze situatie te analyseren. Ik sjor de sportzak vast aan mijn stuur, wring de achterste buitenband weer op zijn plaats, pomp opnieuw lucht in de binnenband. Ik fluit de match af voor wat betreft de toeristische activiteiten van deze dag, en langzaam met een zwaar beladen fiets, zoals een Vietnamees op de Ho-Chi-Minh route, begeef ik me naar Stazione di Roma Termini.
Ondertussen, wegens die sporttas op het stuur, heb ik mijn kilometerteller moeten verwijderen. Ik noteer evenwel de cijfers en reken uit hoelang mijn tocht is geweest. Ik moet rekening houden met deze allerlaatste kilometers zonder teller en ook met de onderbreking in Zwitserland door nattigheid. Zo besluiten mijn fiets en de boekhouder die ik ben, dat mijn pelgrimstocht de geschiedenis zal ingaan voor een totale lengte van 3.070 km.
Omstreeks 15u00 bereik ik het station. Ons internationaal vervoer vertrekt pas om 19u50. We moeten dus nog zeker vier uren invullen. Ik koop een ijsje en de Gazzeta dello Sport. Het koude ding verdwijnt te snel in mijn gulzige keel en in de roze sportkrant staat er naar mijn goesting ontzettend teveel calcio en te weinig ciclismo. Deze krant is alleen geschikt om je billen te beschermen wanneer je op de koude vloer van het station gaat zitten. Terwijl Olive tegen de muur rust, zit ik te kijken naar de bonte menigte die zich in het station beweegt.
Het Centraal Station van Rome is een van de meest grandiose stationsgebouwen ter wereld. Naar schatting zouden jaarlijks 150 miljoen mensen van dit station gebruik maken. De brede voorhal is 128m breed en 32m diep. Vittorio de Sica draaide er in 1953 de bekende film Stazione Termini met de acteurs Jennifer Jones, Montgomery Clift, Gino Cervi, waaraan ook de schrijver Truman Capote zijn medewerking gaf.
Om de tijd te vullen probeer ik een klein fastfoodmenu met frietjes, een hamburger en een cola. Maar ik zal nog zo lang in dat station moeten blijven. Daarom huur ik een safe voor mijn bagage en verkies ik van nog een fietstoch te maken in de buurt van het station. Het is een omgeving met vele hotels, van de duurste tot de goedkoopste. Uit nieuwsgierigheid probeer ik het zogezegde jeugdhotel Famiglia te vinden, dat me dagen eerder werd aanbevolen door die plakkerige Iraanse Amerikaan uit Duitsland. Het is me vlug duidelijk dat op dat adres het gaat over een appartement waarvan de huurder voor een prijsje op een paar kamers bedden onderverhuurt aan jonge individuele reizigers. Niet erg legaal ! Wellicht ook enkel geschikt voor homo's !
Overal is het 'senso unico' om de drukte van het verkeer te beperken. Maar dat is niet plezant voor iemand die wat rond rijdt. Omdat tijdens de siësta de winkels gesloten zijn, koop ik aan een tafel op straat bananen, cola en water. Ik aanvaard dus dat wachten mijn lot zal zijn. Mijn fiets en mijn bagage breng ik weer op dezelfde plaats als een uurtje eerder. Ik herbegin, koop nogmaals een ijsje, en zet mijn billen weer op de roze Gazetta op de koude vloer van het station. Weldra zink ik weg in een slaapje, doch ik was wel wijs genoeg om me met een schoenveter vast te knopen aan een pedaal, zodat niemand stilletjes stiekem met mijn fiets zou kunnen verdwijnen. Een tijd later voel ik me weer beter, ben ik opnieuw goed wakker.
Het publiek van de grote wachtzaal levert me een boeiend en gratis schouwspel. In mijn verbeelding ben ik een aartsengel die de goddelijke opdracht had gekregen van in Roma Termini mannetjes en vrouwtjes te verzamelen, een goede selectie van 'primussen inter pares' om mee verder te kweken, zoals Noé dat moest doen om zijn ark te vullen. Deze aartsengel vermomd als een pelgrim moest van de Schepper vijftig exemplaren van het menselijke ras komen kiezen om die te brengen naar een andere planeet. Op onze aardbol, waar Rome ligt, zou alles immers spoedig vergaan tijdens wervelstormen van vuur en water. Het is vreemd, maar zo denk ik dus dat het aan mij is om die vijftig ultieme exemplaren van de homo erectus te kiezen tussen voorbijgangers in deze stationshal. Mijn normen zijn streng. De uitverkorenen mogen niet te klein of niet te lelijk zijn. Geen individuen die zich moeilijk voortplanten zoals homo's, lesbiennes, paters en nonnen, venten die te miniem geschapen zijn of moeders zonder brede heupen met borsten zonder melk, twintig mannen en dertig vrouwen wil ik uitzoeken voor het belangrijk plan dat de wijze God de Vader heeft bedacht. Ik zoek potentiële vaders en moeders van diverse huidskleur, blondjes met kontjes en kerels met een dikke zwarte snor. Met een dergelijke menselijke cocktail van sterke kwaliteit wil ik met mijn shuttle naar de toekomst te vliegen.
Ik ervaar echter in werkelijkheid dat op zo'n gewone namiddag er niet veel schone specimens Roma Termini binnenkomen. Neen, aartsengel, terug naar de melkweg a.u.b., laat deze boel verder scheef lopen tot het bitterste einde. Maar is dit wel een aartsengel die mijn brein zo vertroebelt ? Misschien is het de duivel en in dat geval schreeuw ik met al mijn krachten ' Vade retro, Satana ! ' .
Lang stilzitten heb ik nooit gekund, al van toen ik een jongetje was die superactief was en soms zelfs stout, met als gevolg oorvegen, in de hoek staan, en straf schrijven. Daarom verplaats ik me naar de kant waar een rij openbare telefoons staan. Ik ledig mijn Italiaanse phonecard door een babbel met het thuisfront. Twee verzamelaars springen op de plastieken kaart die ik laat liggen. Zij vechten er bijna voor ! Zijn het honden of zijn het mannen ?
Mijn studie, van de mensheid die zich in Roma Termini beweegt, gaat door. Na twee uren in deze ruimte zie ik duidelijk dat er hier tussen de massa bewegende elementen zijn en ook stationerende elementen. Er zijn personen die hier beroepshalve en in een officiële functie vertoeven zoals de spoorwegbedienden en de ordehandhavers, te herkennen aan hun uniformen, en als zij geen uniformen dragen en bevelen uitdelen dan zijn deze aanwezigen zelfs chefs. Er zijn winkeliers, obers, krantenverkopers, bloemenverkoopsters, die voor hun handel aanwezig zijn. Er zijn toeristen, pendelaars, dagjesmensen, reizigers op de lange et op de korte afstand. Vanaf nu ga ik het hebben over die andere mensen nog, mannen en vrouwen van alle leeftijden, die in de spoorwegtempel van Rome rondhangen zonder duidelijke functie, zonder klare redenen. Wie zich stil houdt, lang genoeg observeert, zal uiteindelijk gaan beseffen wat zij er eigenlijk doen, en zal ook verwonderd zijn over hun aantal. De werkelijkheid van het bestaan van deze mensen ligt ver af van de gilden en ambachten die er een vaste stek hebben.
Het is wat angstaanjagend. Doch onder het prachtige glazen dak van Roma Termini huizen als ratten en muizen vele nietsnutten, bedelaars, daklozen, dealers, gauwdieven, prostituées en prostitués, beschermers, handlangers, verslaafden, of nog andere lui die al heel lang niet meer te biechten zijn geweest, en armen die behoren tot 'de vierde wereld'. Terwijl ik zittend op mijn krant, als een broedende oude kip rondkijk, begin ik grapjassen en deugnieten, onbetrouwbaren en zonderlingen, te kennen. Zo volg ik al een poos het rondslenteren van een oude hoer en alcoholiste, te zien aan de wallen onder haar ogen, die op de vloertegels van de stationshal ' de trottoir doet'. Mijn blik was vergeten van haar verder te volgen, en ' spiegeltje, spiegeltje aan de wand ...' opeens komt zij op een paar passen van mij postvatten. Zij kijkt me vlak in de ogen en ik schrik omdat zij toch zo lelijk is van dichtbij, alhoewel zij van op afstand nog zeer sexy oogt. Ik laat geen krimp en zij ook niet. Wellicht kreeg zij een tip van een van haar kennissen die hadden opgemerkt dat ik interesse voor haar heb en dat ik waarschijnlijk een broek vol goesting heb. Zij wiebelt vakkundig met haar billen als zij met haar roze lange broek en op hoge hakken langs me loopt.Toch spreekt zij geen man aan, raakt zij met haar hand niemand. Volgens de wet is de oudste stiel natuurlijk niet toegelaten in het gebouw van de Italiaanse Spoorwegen. Carabinieri zijn nooit ver en kunnen ingrijpen. Een kleinere eerder onopvallende vrouw, ook op hoge hakken, staat al twee uren kaarsrecht tegen de muur op dezelfde tegel. Zij wacht ook discreet op een kandidaat voor amore con soldi. Het is een ondankbare stiel waarmee op dit uur weinig wordt verdiend. Maar dat is niet zo voor een andere dame, ook op hoge hakken, een blondje met veel sex-appeal dat al voor de derde maal van ergens terugkomt. Ja, en er zijn drie mannen die glimlachen en goedkeurend knikken naar dit paardje van betere klasse. De oude tippelaarster zit op dat ogenblik, niet op een kruiwagen voor aardappeloogst, maar op zo'n houten platte kar van de pakjesdragers uit het station. Zij rust op haar mager achterste omdat zij moet overgeven. Terwijl zij daar is, buigt zij het hoofd tussen de benen en haar witte handtas ligt in het braaksel. Dat spektakel doet mij walgen en ik besluit van met have en goed, met mijn pelgrimsziel en met de inhoud van mijn zwembroek, naar een andere afdeling van Roma Termini te verhuizen. Ik laat mijn vervoerbewijzen knippen, stap door de controle met mijn mijn fiets en mijn bagage, en weldra kom ik op de perrons waar mensen zijn die de trein willen nemen, want ik had lang genoeg vertoeft in het vagevuur waar dames van lichte zeden mij wat in de war brachten.
Het was nog vroeg in de bleke ochtend toen ik wakker werd, en ik wist zo'n twintig nare seconden werkelijk niet wie de man was die in dat bed had geslapen. Ik voelde mij iemand anders, een vreemdeling, een voorbijganger, daar op die kamer, doch ik had geen angst. Mijn lang leven was een gekwelde tijd geweest. Voorbij negentienduizend dagen, een afgerolde bobijn, voorbij twee derden van mijn bestaan, en precies was ik gekomen op de scheidingslijn van de som van de twee eerste delen, jeugd en volwassenheid en van dat volgende deel, mijn toekomst, mijn oude dag. In de prille ochtend, daar en toen, werd ik echt wakker toen ik in de frisse badkamer stond van het Hotel Flora. De weg die verder loopt dan Rome had ik ver genoeg afgelegd. Nu brak voor de oudere mens die ik was geworden een nieuwe dag aan die me terug huiswaarts zou laten keren. Al de andere dagen van de rest van mijn leven waren in aantocht. Ik moest weer op pad. Om sterk te zijn nam ik een heerlijk ontbijt met water, koffie, broodjes met honing, kaas en hesp. Daarna op de hotelkamer sorteerde ik mijn spullen. Al wat ik niet meer nodig zou hebben was bestemd voor de afvalberg van de lieflijke stad Frascati. Met enige moeite kon ik overschakelen van zes tassen naar twee volle Karrimors en een sportzak. De rekening werd betaald met een Golden Eurocard om te bewijzen dat iemand die met de fiets reist even kredietwaardig is dan zij die met dure wagens hotels bezoeken. Mon ami l'africain was nog altijd van dienst. Die keurige kerel kwam me 'bonne chance' wensen toen ik wegreed.
Goeie vaart tussen de bomen in de bergaf van Viale Veneto, maar even is het toch weer ' ik-riskeer-mijn-leven ' op de steenweg tussen de wagens. Terwijl de mooie stad van Stan Ockers achter me nog in de zon blinkt rijd ik terug door de campagna romana op de Via Appia Antiqua. Ik stop weer aan de winkel op vier wielen die ik al de vorige dag bezocht en daar koop ik blikjes cola. Tiens, ... die oude erotische werkster van gisteren zit er nog steeds op haar stoel en zij is in slaap gevallen met een flink stuk van haar Dolce Vita bloot. Zo'n kleine zelfstandige hoer klopt dus nog langere werkdagen dan de vrachtwagenchauffeurs in het internationaal vervoer. Dezelfde oudste stiel van het zwakke vlees wordt wat verder op de antieke heirbaan eveneens uitgeoefend door zwarte meisjes, die met de heren achter de struiken verdwijnen 'per amore con soldi' . Wat later, doch nog steeds een stuk voor het middaguur, zie ik een schitterende negerin in een te klein geel kleedje uit een grote wagen stappen.Minder dan twéé minuten later rijdt zij me al weer voorbij gezeten achteraan op een 50cc motor, met een vrouwenliefhebber met zwarte bril die haar prijs kent en voor haar diensten een hele week had gespaard.
Ik bereik de Catacomben van San Sebastiano. Daar werd, zéér lang vooraleer wielrenners de martelaren van de weg werden genoemd, een imposant kerkgebouw gezet ter ere van de Heilige Sebastiaan, de allereerste martelaar van het vroege christendom. Ik integreer me tussen een groep Engelse bezoekers en daal met hen mee neder naar de ondergrondse wereld, de catacomben die reeds in de XIXde eeuw door de toeristen werden bezocht. Het bezoek is aangenaam alhoewel wat akelig. In de geheime labyrinten waar de eerste gelovigen van de Kerk zich hadden verscholen is het heerlijk fris en zijn er geen onaangename geuren. In de donkere zerkgangen, vol met het stof van massa's lichamen van heiligen, vrome maagden, martelaren, en van duizenden onbekenden, wordt zelfs een moedige pelgrim kleintjes terwijl het begrip ' Memento, homo, quia pulvia es et in pulverem reverteris ' door zijn hoofd wriemelt. Maar de sfeer van de tweeduizend jaren oude begraafplaats wordt op dat moment wat bedorven door enkele boys die onder de grond zich als geile jonge mollen gedragen en hun girlsfriends die giechelen omdat zij in die duistere omgeving gekieteld worden buiten het oog van hun groepsleider.
Nabij Sint Jan van Lateranen post ik de allerlaatste zichtkaartjes van Rome, voor personen die ik bijna vergeten was.Mijn stratenplan is ondertussen verfrommeld maar nog steeds van veel nut. Het is ondertussen lunchuur in Roma City en dus minder druk omdat velen pasta aan het eten zijn. Alzo kom ik vlot tot Roma Termini. In dat spoorwegstation schuif ik aan in de rij voor reservaties om wanneer het eindelijk mijn beurt is te vernemen dat op de trein die ik wil nemen geen plaats meer is. Zo word ik gedwongen van nog één dag langer te blijven. Ik moet nadien aan een ander loket gaan aanschuiven, terwijl mijn fiets en reistassen op korte afstand blijven omdat ook tijdens de laatste uren van een reis de dieven kunnen toeslaan. Het is daar trouwens vol met allerlei onhebbelijk volk. De spoorwegbedienden willen geen kredietkaart aanvaarden en zo verdwijn ik weer uit de rij van de internationale treinreizigers om op zoek te gaan naar een geldautomaat. Iedereen is hier zenuwachtig, vooral ikzelf. Niemand is vriendelijk achter de loketten. Geen flauwe kul, vreemdeling ' Dica ...' wat gij moet hebben, stel geen domme vragen, en ga verder want wij hebben toch zoveel werk en zelfs niet de tijd om een koffietje te gaan drinken. Voor Roma-Namur moet ik 255.700 lires afdokken, en daarbij komt nog 40.600 lires om mijn plaats te reserveren, alsook 24.000 lires voor mijn fiets. Ik betaal met het geld dat ik tien minuten eerder uit de automaat kon halen. Oef, wat duurde dat lang, maar nu heb ik in mijn hand drie kaarten die mij de zekerheid geven dat ik binnen 30 uren zal mogen zingen van ' Arrividerci Roma '. Gelukkig is het toch geen eeuwigheid meer dat ik in deze eeuwige stad zal verblijven, en daarom wil ik nog even doorgaan met een sterk gespierd toeristisch programma. Maar, ik moet eerst en vooral toch nog slaapgelegenheid zoeken voor de komende nacht. Ik beweeg me terug door de drukke straten die ik al redelijk goed begin te kennen. Bij Rosati op de Piazza di Popolo neem ik plaats op het terras en bestel er een fles spuitwater van het merk Appia, insalata, lasagne, voor 35.000 lires. Een uurtje later bereiken Olive Green, ikzelf, en drie barstensvolle reistassen weer de ons vertrouwde jeugdherberg van de Foro Italico. Op kamer 12 krijgen we het bed 10. Het personeel aan de balie bestaat nog steeds uit dezelfde gezichten, maar het bonte jeugdige klienteel is helemaal veranderd, behalve dan het blonde meisje met de gekrulde vlechten en met de Bo-Derek-look. Zij is er nog steeds, vreemd en mooi, een zeemeermin op het droge, een engel die romans leest. Een zwerm jongens drumt zich rond haar, maar niemand krijgt blijkbaar een kans. Zij wacht op de kunstschilder voor wie zij model zal mogen zijn, of op de Marcello Mastroiani van haar dromen.
( tekening van Pieter Breugel die te voet naar Rome was gegaan)
Nog twee dagen en dan moet ik weer naar België, zo is mijn lot, maar mijn toekomst oogt goed want ik zal niet meer moeten werken, vermits ik op vervroegd pensioen ben met een schoon gewaarborgd inkomen. Ik zou wel eens naar Mauritius willen vliegen, geboorteland van de barman die me een nieuwe Carlsberg heeft ingeschonken.
' Il faut le faire, mon cher monsieur...' is zijn goede raad. De barman loopt even naar een tafeltje waar ondertussen twee mensen zijn komen zitten. Watertje voor haar en cognac voor hem. Tijdens mijn legerdienst toen ik twintig jaar oud was, ben ik ook barman geweest , op het Kasteel Arenberg bij de paracommando's te Marche-les-Dames. Ik zie hoe de barman de fles buigt en het mooie glas een weinig vult. Ik trakteer de beleefde zwarte op een expresso. Hij drinkt nooit alcohol. ' Ik sta hier jusqu'au matin' , zegt hij.
Mannen gezeten op een barkruk met een grote pint in de hand praten graag over vrouwen , en dat doen wij ook. ' Ik heb veel mooie Afrikaanse vrouwen gezien langs de weg die ik per fiets heb afgelegd. Zij waren eigenlijk te schoon om de oude stiel zo ergens langs de steenweg te doen. Wat is uw mening als Afrikaan over dat ... ? ' vraag ik. ' 50.000 lires. Het is rap verdiend. Maar die meisjes zelf hebben er niet veel aan. Het zijn goed georganiseerde mannen die deze markt overheersen. Moderne harde business, met alarmsystemen, draagbare telefoons, brutale toestanden, bescherming van hogerhand, meer weet ik er niet over want het is niet mijn vak. Die dames komen niet uit mijn geboorteland, maar meestal uit Zaïre. Zij zijn zeer anders, verschillend van ras, moedertaal, godsdienst en opleiding. Wat hebben een Noorse en een Italiaanse gemeenschappelijk ? Wel, tussen Zaïre en Mauritius is het verschil nog veel groter.' Deze ober is iemand met een vlotte tong. Hij spreekt de Franse taal met een mooi accent, terwijl hij op zijn Italiaans de woorden bevestigt met grote beweeglijke handen. De andere man aan receptie en telefoon wenst even vervangen te worden, en zo komt aan ons gesprek een einde. La journée a été bonne. Bonne nuit. Met mijn oud lijf kruip ik onder de lakens van Hotel Flora.
- Op het plein voor de kerk is er altijd veel volk.
- Ingang van het hotel.
- De witte wijn van Frascati is reeds eeuwenlang geprezen.
Nu ben ik hier te Frascati, éénenveertig jaren en één maand later. Ik rijd die kleine stad binnen. Het is op een warme namiddag van september en op een toren wijst het uurwerk dat het bijna kwart voor drie is. Ik geen geval wil ik hier sterk finishen zoals wijlen Stan Ockers want niemand zal dat ooit nog kunnen omdat die prestatie van 1955 toch zo enorm was.
Ik moet trouwens niet meer presteren, in niets, sedert drie maanden ben ik uitgestapt uit de actieve bevolking. Ik kon mijn prepensioen bekomen op 52 jarige leeftijd na de fusie van de ASLK en de GENERALE die werden verenigd onder de nieuwe naam FORTIS. Ik ben iemand van de derde leeftijd en heb nu alle tijd om te fietsen. Ik heb daarom 3.022 km gereden van Landen tot Frascati. Mijn tocht eindigt op deze zondag. De Giro, de Vuelta, en de Tour, eindigen op een zondag, en mijn pelgrimstocht doet dat ook. Op zoek naar een hotel toer ik even rond door Frascati. Vandaag mag het wat meer kosten, want dit is een speciale dag. Ik vind een grote villa met naam Hotel Flora, de bloemen voor mijn aankomst over de eindmeet. Op deze ultimo giorno boek ik een kamer met ontbijt voor 140.000 lires. Het is een prachtige kamer, met kleurentelevisie, badkamer in witte keramiek, en ik gooi mijn vuile en vieze fietstassen op een hoopje in een hoek. Dertig seconden later ben ik al poedelnaakt en in de badkamer draai ik de kraan van het warme water open. In de badkuip geniet ik een half uur in veel schuim. Nadien ga ik languit op het grote bed liggen met twee grote witte handdoeken over vermagerd lijf dat er beter uitziet dan aan mijn vertrek, na het verlies van ongeveer acht kilo's vet. Ik voel me als een Imperator, een Keizer van Rome.
Van zodra Antwerpen op de hoogte kwam dat een Sinjoor wereldkampioen was geworden begonnen daar grote feestelijkheden. Stan Ockers kreeg een uitnodiging voor een audiëntie bij de paus, maar zijn vliegtuig staat al klaar om naar huis te vliegen en hij weet dat in de buurt van het Centraal Station zoveel gewone mensen op hem wachten. Inderdaad te Melsbroek staan 5000 gelukkige supporters. Een lange reeks plechtigheden, feesten en ontvangsten zijn gepland. Maar merkwaardig is wel dat Stan en zijn gevolg van Melsbroek eerst naar het kabinet van de Minister van Volksgezondheid en Sport Edmond LEBURTON worden gebracht. - ( zie op datum van 10/10/2009 op deze blog waar niet zonder reden Leburton tussen de heiligen stond ) - . In een open wagen wordt de verse wereldkampioen daarna plechtig langzaam naar Antwerpen gebracht. Langs de wegen staan ontelbare sportliefhebbers om hem toe te juichen. In het centrum aan de Gemeentestraat en op het Astridplein verzamelden 20.000 mensen. De volgende dag wordt de wielerheld ontvangen door Koning Boudewijn op het paleis te Laken. Tijdens die week wordt de sympathieke sportman ook ontvangen door de burgemeester van Antwerpen en weer vieren duizenden supporters feest. Aan de jonge prins Alexander van België schenkt Stan Ockers de fiets waarmee hij had gewonnen. Zo stond toch in alle kranten en dat was een geslaagde publicitaire stunt van fietsenconstructeur Léon Vanderhulst van Elvé-Peugeot.Na de dagenlange feestvreugde moest er weer worden gekoerst, voor dikke contracten uiteraard, maar ook in Parijs-Tours en in de Ronde van Lombardije, met als inzet de Desgrange-Colombo Trofee. Stan Ockers zou Louison Bobet achter zich laten en hij wint dan ook nog dat jaarklassement. Stanneke Ockers uit Antwerpen was een zeer bijzondere wielerheld.
19u 00 . Ik poets mezelf op en vertrek uit mijn hotel voor een wandeling. Iedere zondag stuurt Rome veel van haar verliefde paartjes naar het leuke Frascati met de vele restaurants en wijnkelders.Op het plein voor de kerk staan tenten opgesteld. Een tentoonstelling verzamelt geld voor de gehandicapten en voor de kinderen uit de Derde Wereld. Elders is het markt met plaatselijke delicatessen en wijnen. Bakkers bevelen koeken aan in de vorm van vrouwen die drie borsten hebben. Op de straathoeken laten schilders en artistieke handarbeider hun kunde zien. Voor een portie ijs moet men niet ver lopen. Overal geraken de slenteraars wel van hun lires af. Maar het frissere Frascati, waar wat wind de avond zalig maakt, is vooral bekend door een ring van terrassen. Vanaf de Piazza Marconi is er een wijds uitzicht tot Rome met verrukkelijke silhouetten tussen hemel en aarde.
De akkers, bomen, kastanjebossen, planten, water, lucht en mensen van Frascati behoorden altijd toe aan de rijke Romeinse patriciërs en prelaten. Het landschap ligt er nog zoals tijdens de Renaissance, op voorwaarde dat de ogen van de hedendaagse toeschouwer de auto's niet willen zien. Tussen huisgevels die afschilferen, temidden van volk op straat en rode pannen op de daken, ga ik op zoek naar om het even wat, maar ik vind het nog niet. Soms blijf ik staan omdat ik stil word na het aanschouwen van een oude steen, een fontein, een straatmuzikant, een bloem of een mooie Italiaanse vrouw. Mijn honger wordt ondertussen te groot. Ik stap een gewelfde kelder binnen waar een oven heerlijke pizza's bakt. Ik vertel de ober dat ik per fiets vele dagen heb gereden omdat mijn jeugdidool, de campionissimo uit Antwerpen Stan Ockers in 1955 te Frascati campione del mundo was geworden. Hij zegt flauwtjes dat hij toen nog niet was geboren, noteert antipasta, pizza peperoni, vino bianco, gelati della casa, en loopt vervolgens naar de keuken.
Wat later komt een andere man me een aperitivo special aanbieden. Hij is de baas van het restaurant en de vader van de ober. Hij vult twee glaasjes met een vocht van gele kleur en zegt ' Bravissimo, Stan Ockers ...." . Op 28 augustus 1955 was hij een van de tienduizenden razende tifosi die het allemaal hadden gezien op die warme dag van toen. Over zijn lippen komen de namen ... Monti, Ockers, Coppi, Derrick... maar bij het zeggen van die vierde naam ... slikt hij nog wat aperitief.
Het restaurant is een eenvoudige maar inspirerende ruimte, waar ik me goed voel. Dit uur, waarop mijn grote overwinning in alle stilte gevierd wordt, laat in mijn diepste plooi een onvergetelijke herinnering achter. De lichten van Frascati zijn aangestoken en in de verte fonkelt Rome.Wat onder invloed na een fles wijn stap ik in de richting van mijn luxueuze slaapstee Flora. Aan de receptie is de jonge vrouw van de namiddag vervangen door twee keurig geklede mannen, een kleine Italiaan met grijze haren en een Afrikaan. Deze laatste zegt beleefd ' Bonsoir, Monsieur ...' om te laten horen dat hij ook Frans spreekt. Op de kamer kijk ik wat naar de televisie, maar ondanks mijn gezap kan ik uit die kleurenkast niets halen. Ik ga daarom terug naar beneden in de open lucht om te zien hoe mijn tweewieler het maakt, mijn Olive Green. Mijn tochtgenote staat achter een muurtje, vastgeketend aan zware maar propere vuilbakken, op de parking van Hotel Flora. Vermits onweder dreigt, gebruik ik twee plastieken vuilzaken om haar wat te bedekken. Op dezelfde plaats staan schone wagens van de merken Saab, Mercedes, B.M.W. en Lancia. Luxe-auto's die misschien nog nooit van Rome naar België reden of ooit zullen rijden, terwijl mijn vervoermiddel dat al wel kon.
Vermits ik na het nemen van mijn bad reeds had gerust, heb ik nu nog geen vaak. De bar van het hotel lijkt me een oplossing om nog een uur verder te geraken op weg naar mijn oude dag, want nu ik alle wegen tot Rome heb afgelegd, welke zal in mijn toekomst de volgende bestemming worden. Ik vraag een grote Carlsberg en probeer daarover na te denken aan de toog met veel glitter. Nadat een groepje mensen vertokken is, zit ik daar alleen. Ja, natuurlijk liggen op dit uur al de kerels die met hun schone wagens op de parking staan ondertussen reeds onder de lakens met een aan hun voorkeur aangepaste schone dames.
De negro-barman heeft niet veel werk en wil dus wel wat praten. Ik vraag uit welk land hij komt, want dat is toch een treffelijk begin volgens mij. " Ik ben Zwitser van nationaliteit antwoordt hij ! " " Ze zijn daar in princiepe toch niet zwart ...' vervolg ik. Hij vertelt me dat hij reeds 43 jaar oud is. Hij weet dat iedereen hem jonger schat. " Ma vie s'est déroulée en Ile Maurice, à Paris, Genève, Zürich, et maintenant Rome. Sans famille, sans frontières, mais toujours dans la restauration et dans les hotels. " Hij vindt Rome de beste plaats om te leven, te vergelijken met nergens. Er zijn wel enkele maanden nodig om er zich thuis te voelen. Men moet wat geduld hebben. C'est super sympa ici. !
Vermits de banden mijn eigen fietsje weer plat waren, omdat ik veel door steegjes reed tussen de doornenhagen of door holle weggeven waar mosselschelpen en glasscherven lagen, nam ik mijn moeders fiets en op die bewuste zondag 28 augustus 1955 reed ik naar mijn grootmoeder in het nabije dorp. Daar was het immers kermis. Dan kregen alle kleinkinderen een dubbele zondagse pree en was daar koffie en taart. Maar ik koesterde ook het heimelijke plan om de velobanden te gaan platsteken van twee jongens die om mij te pesten me wat eerder een voetbalschoen hadden afgepakt na een match in een weide die vroegtijdig was gestopt door ruzie, scheldpartijen en vuistslagen. Ik verwachtte dat die jongens in de Nova zouden bezig zijn met tafelvoetbal en dat hun fietsen daar wel zouden staan. Ik kon toeslaan maar ik verdween daarom ook vlug van de kermis om geen pak slaag te krijgen van mijn vijanden en niet in een situatie te komen van één tegen allen.
Ik bevond me dus om 18u weer aan de familiale tafel bij mijn grootmoeder waar toen mijn binnenkomende nonkel Réné aan mijn nonkel Jef vertelde dat Stan Ockers wereldkampioen was geworden. Zo verneem ik plots dat mijn groot idool gewonnen had te Frascati alhoewel hij tijdens de radioberichten van het middaguur helemaal in verliezende stelling werd gesignaleerd. Vanaf de lente 1952 was ik, als jongen van het tweede studiejaar die pas leerde lezen, geboeid hoor het proza van de wielerverslaggevers van Dagblad Het Volk en van de strips van Marc Sleen. Van alle kampioenen, pechvogels, wielergoden en wielerduivels, was het Stan Ockers die ik verkoos. Hij was dikwijls de tweede, in het wiel van de onklopbaren, maar hij verloor nooit zijn glimlach. Hij was niet de sterkste, maar wel een heel slimme en moedige die altijd zijn best deed, en daarom ook verdiende deze Antwerpenaar de aanmoedigingen van zeer velen. Wij verzamelen zijn foto's. Wij laten hem altijd winnen tijdens fictieve wielerspelen op de speelplaats, in de Molenbeek, in de zandbak van Zwembad Olympia, op onze tekeningen of tijdens spelletjes met de speelkaarten. Als het moet vechten wij voor hem, zeker tegen de supporters van Coppi, Van Steenbergen, Kubler of Impanis.
Maar, in het verre Zuiderse Frascati, hoe was de koers daar verlopen tijdens die namiddag ? Toen waren er nog geen televisietoestellen in onze huiskamers om de koers te volgen. De radio, met min of meer gekraak, was er voor onze oren en pas s'anderendaags volgde uitgebreid het wielerverhaal van die dag op de sportbladzijden van de kranten.
Het wereldkampioenschap 1955 te Frascati liep over 14 ronden van bijna 21 km. Dat betekende in het totaal 293 km en 14 beklimmingen van de Crocifisso, een helling van 7,4 %. Na de schermutselingen van de eerste koersuren, lijkt de strijd gestreden omdat 12 vluchters een grote kloof hebben geslagen op een uitgedund peleton waarin nog slechts 18 renners met goede pedaalstoot vorderen. De helft van de gestarte renners zijn na 189 km niet meer in wedstrijd. Maar dan gebeurt er iets merkwaardigs in het peleton dat op 10' werd gechronometreerd tijdens de doortocht aan de tribunes. Hij heeft gewacht tot aan km 200 en voor eigen publiek stormt Bruno Monti plots naar voren wanneer de achterstand is opgelopen tot 11 minuten. Op deze demarrage kan slechts Pierre Molineris reageren. Deze graatmagere Fransman was in grote vorm en dat was bekend in de Peugeot middens. Stan Ockers was van dit op de hoogte en hij gaat dan ook zeer diep om in het wiel te komen en te blijven van de twee mannen die wegsprongen. Een Romein, een Normandiër en een Antwerpenaar vormen een trio dat door vele waterslangen van de tifosi wordt bespoten. Molineris die op deze warme dag te weinig heeft gedronken kan weldra door krampen het tempo niet meer volgen en ook heeft hij een leeglopende tube, zodat hij moet afhaken. Monti die uit Albano is en van wie honderdduizend supporters langs de weg staan is niet meer in te tomen. Een overwinning zou hem de vrijgekomen plaats van Bartali opleveren in de hiërarchie van de Italiaanse wielersport anno 1955. Tijdens een achtervolging van 50 km overbrugt hij een groot deel van de achterstand terwijl de lepe Stan in zijn wiel blijft, hetgeen sportief aanvaardbaar is omdat in de kopgroep nog altijd twee Belgen rijden waaronder Germain Derycke, de bekende flandrien die in maart van dat jaar Milaan-San Remo had gewonnen en in 1953 te Lugano tweede was geweest tegen de sterkste Coppi ooit. Met twee rijden tussen een kopgroep met zeer sterke aanvallers en een peleton met Bobet, Coppi, Kubler, zou normaal moeten uitdraaien op "chasse patate", maar dat is zo niet want zelfs de allergrootsten die na Monti en Ockers volgen en worden uitgejouwd door de toeschouwers hebben lood in de wielen en vooraan zitten zij na 250 km ook allemaal dood. Monti heeft als een derny gereden, een gangmaker voor onze Stan, die een meester is om uit de wind te blijven en een uur lang 28% minder energie heeft verbruikt dan Bruno, de Romeinse stormram. Hier mag wel vermeld worden dat Ockers in 1948 met 56,001 km/u achter tandem en in 1956 met 61,745 km achter derny werelduurrecordman werd in het Antwerpse Sportpaleis en dat hij reeds sedert 1940 bij de beroepsrenners heel veel ervaring opdeed. Bruno Monti begint te verzwakken en dan pas gaat Ockers de forcing voeren, wanneer het bord van de Italiaan leeg is. Nog één minuut moet hij goedmaken wanneer Monti moet lossen. Na 260 km springt Ockers op en over de kopgroep. Maar daarna blaast de ontketende Stan even uit en overschouwt hij de situatie. Zij lopen hem terug in. Is ook hij doodmoe ? Neen, hij verrast ze allemaal. Hij is ontketend. In de laatste beklimming van de Crocifisso begint hij aan zijn eindrush. Nog even kan de Luxemburger Jempi Schmitz, die op die dag de koers van zijn leven reed, nog bijna terug op zijn wiel komen. Maar Stan geeft nog meer gas. Maurice Dieudonné meldt via de radio aan heel België dat hij een minuut voorsprong heeft en dan volgt voor alle luisteraars een verschrikkelijke stilte, weliswaar opgevuld door muziek, maar niemand gelooft dat het waar kan zijn. En, daar komt hij dan .... de volksheld uit Antwerpen... geliefd in al onze gewesten en niet in het minste in Wallonië ... Stan Ockers. Ongenaakbaar, met panache, met brio, met de juiste taktiek, klein maar zo dapper, met een bijna bovenmenselijke krachtinspannig volgehouden tot aan de meet, wint hij de wereldtitel bij de beroepsrenners. Stralend, de armen wijd open, met de glimlach, verovert hij de regenboogtrui.
UITSLAG VAN HET WERELDKAMPIOENSCHAP 1955 TE FRASCATI :
1. STAN OCKERS - 293 km in 8u 43'29" ( gem.33km597) 2. Jean-Pierre (Jempy) SCHMITZ op 1'03" 3. Germain DERYCKE op 1'15" 4. Gastone NENCINI 5. Marcel JANSSENS op 1'40" 6. Jacques ANQUETIL 7. Pasquale FORNARA op 1'50" 8. Raphaël GEMINIANI op 2' 45" 9. Antonin ROLLAND op 7'35" 10. Bruno MONTI op 12'52" 11. Pierre MOLINERIS op 13'39" 12. Agostino COLETTO op 16'32" 13. Nino DEFILIPPIS op 17'52" 14. Ferdi KUBLER op 18'58"
Op oudere leeftijd gekomen doorloopt een man soms zijn leven, periode na periode, en zo botst hij dan terug op de ene of andere dag die eens belangrijk was geweest omdat de gebeurtenissen van die ene dag nooit meer werden vergeten. Zo is 28 augustus, de laatste zondag van de grote vakantie 1955 voor mij zeer belangrijk. Ik was elf jaar oud en van de stoute kapoentjes van mijn straat , van mijn dorp zelfs, was ik op die leeftijd de grootste, de slimste, de dapperste, omdat ik door de Goden op deze wereld werd gezonden als oudste zoon van Fille van Lenkes en dat was toen een sterke manspersoon. Die vader van mij had enige tijd eerder de beslissing genomen om me uit het dorpsmilieu te ontrukken en me te plaatsen in het strenge internaat van het Klein Seminarie te Sint -Truiden waar ik samen met 51 andere jongens de klas van het voorbereidend jaar, het zevende studiejaar van de lagere school, zou bevolken. De stokoude schoolmeester Ballings, geholpen door de eerwaarde studiemeesters Stuka en Fonske, zouden daar verder zorgen voor mijn opvoeding en toekomst. Het was een christelijke school waar in die dagen de betere geesten werden gekweekt in de klaslokalen en goede voetballers op het schoolplein. Naast die plaatsen waren er nog de gangen, de eetzaal, de slaapzaal, de trappen, de grote kerk met harde knielbanken, de bezoekerszaal, de speelzaal, de kamers van de geestelijke leiders, en de Napoleon trap die leidde naar het bureel van kannunnik Dupas, directeur van de school. De soep was er slecht en de worst was er heel dun. De missen, de vespers en het lof, duurden er oneindig lang. Gewijde Geschiedenis was in het Kleine Seminarie het voornaamste vak, in afwachting van Latijn en Grieks. De straffen vielen er talrijk en om het tussen die muren uit te houden tot aan de verlofdagen van Allerheiligen was het erg zwaar. Op 28 augustus 1955 waren mijn moeder en mijn tante reeds op al mijn kleren een strookje met mijn naam aan het naaien, want mijn valies lag reeds klaar. Mijn verbanning was nabij. Ik zou worden opgesloten bij de priesters van de prinsbisschop. Mijn kinderjaren werden met één jaar ingekort want het zesde studiejaar zou ik alzo nooit doen, omdat ik werd omhoog gestampt naar het zevende studiejaar. Alhoewel ik het in die klas goed deed ,want ik scoorde hoog in opstel, geschiedenis en Franse taal, waardoor ik me algemeen vierde of vijfde klasseerde op mijn rapport. Ook op de speelplaats was ik goed en zelfs voetbalde ik daar met kameraden uit Wallonië waaronder de latere Rode Duivel Roger Claessen. Toch eindigde mijn opleiding tot pastoor, missionaris, of pater, reeds na tien maanden omdat ik op de andere hoger geciteerde plaatsen me te vaak had laten opmerken door babbelen, lachen en vooral door vechten tegen leerlingen van hogere klassen. Zo scoorde ik eens nul op gedrag en daarom zou ik op het einde van dat schooljaar na het beklimmen van de Napoleon trap moeten horen dat ik buiten die school moest wegens ongehoorzaamheid, weinig godsvrucht en totaal geen respect voor hiërarchie.
Frascati, zondag 28 augustus 1955. Aan de start van het wereldkampioenschap op de weg voor beroepsrenners staan die ochtend 65 deelnemers uit 10 landen. Duitsland met Hans Junckermann, Hans Preiskeit, en Heinz Muller (wereldkampioen 1952). Australië met Russell Mockridge (een crack op de wielerbaan) België met Jean Brankart, Fred De Bruyne , Germain Derycke (winnaar Milaan-San Remo '55), Stan Ockers (groene trui Tour '55, winnaar Ardeens Weekend '55), Briek Schotte, André Noyelle (Olympisch Kampioen), Marcel Janssens, Emile Van Cauter (kampioen van België), acht zeer sterke mannen die allen kunnen winnen in zo'n zware koers over 293 km. Rik Van Steenbergen en Raymond Impanis ontbraken. Spanje met Miguel Poblet en Bernardo Ruiz, felle kleppers die snel en taai zijn. Frankrijk met de gebroeders Jean en Louison Bobet(wereldkampioen '54, winnaar Tour '55 en Ronde van Vlaanderen '55), Jacques Anquetil, Raphaël Geminiani (le grand fusil), André Darrigade( champion de France), met drie ploegmakkers die in grote forme zijn Pierre Molineris, Antonin Rolland en Gilbert Scodeller. Jean Forestier (winnaar Parijs-Roubaix '55 en Ronde van Vlaanderen '54) is niet van de partij. Engeland met de uitstekende Brian Robinson en waar wielrennen op dat moment na jarenlange ruzies weer opbloeit. Nederland met hun nationale kampioen Thijs Roks, Jos Hinsen ( winnaar Zürich- Thonon les Bains in de Tour '55), Jan Nolten en Hein Van Breenen , maar zonder de legendarische Wim Van Est en Wout Wagtmans. Italië dat na verschillende selectiekoersen koos voor de regionale vedette Bruno Monti( 2 X winnaar Rome-Napels-Rome) en voor de jonge Gastone Nencini, terwijl de campionissimi Fausto Coppi en Fiorenzo Magni omringd werden door Pasquale Fornara, Nino Defilippis, Aldo Moser en Agostino Coletto. Gino Bartali nam wat eerder zijn pensioen. Luxemburg met Marcel Ernzer, winnaar van het Ardeens Weekend '54, Willy Kemp (winnaar van Namen-Metz in de Tour '55- ex-wereldkampioen studenten) en Jempy Schmitz, een jonge klasbak . Zwitserland was aanwezig met superman Ferdi Kubler en met de winnaar van de Giro '55 Carlo Clerici. De mooie Hugo Koblet was afwezig.
Een dag eerder stonden drie Italiaanse amateurs op het podium. Vele landen vaardigden in 1955 slechts amateurs af naar de wereldkampioenchappen.
DE KOERS : De brandende hete zon spoorde de beroepsrenners aan tot een voorzichtige start. De Hollanders van Kees Pellenaars waren toen vaak de aanvallers, de 'baroudeurs de la première heure' en in de tweede ronde is Degroot weg met Bovay. Verschillende acties op het geaccidenteerd terrein brengen een tiental renners in de tegenaanval, terwijl het peleton in lange sliert volgt op meer dan 5 minuten. Daan Degroot die in de Tour na een lange vlucht in de warmte Millau-Albi won is weer goed bezig maar hij rijdt tegen een toeschouwer en smakt tegen de grond. Geminiani en Schmitz komen uit de achtergrond sterk naar voren. Ook de Belgen Janssens en Schotte proberen dit, maar de tweevoudige ex-wereldkampioen moet zich rechtzetten want hij is in geen goede dag. De Bruyne en Derijcke rijden mee vooraan in een kopgroep die afbrokkelt en dan weer samenkomt. De grote favorieten Fausto Coppi en Louison Bobet sparen hun krachten, doch zij sleuren het peleton mee naar een achterstand van 10 minuten.
Tijdens de nieuwberichten van 13.00 u meldt het N.I.R. via haar reporter ter plaatse Maurice Dieudonné dat twee Belgen vooraan in de koers meedoen , Janssens en Derijcke, maar dat de zes anderen geen goede indruk geven. Zij hebben last van de grote warmte en volgen daarom met moeite in het uitgedunde peleton of zelfs daarachter.
Foto's van enkele renners die in 1955 meereden te Frascati :
Terwijl ik een blikje cola leegslurp, weeg ik af wat ik zal gaan doen. Ik beslis van te durven wat ik niet mag. Met groot risico breng ik mijn zwaarbeladen tweewieler al lopend over de helft van de snelweg. Daarna til ik mijn velo over de vangrails, doe een stap tussen het onkruid, en observeer het rijdend gevaar aan de andere kant. Tijd om fit te zijn en goed uit te kijken is dit. Ik vul mijn longen met lucht en snel als een kat naar de andere vangrails waarover ik wip en verdwijn. Was dit cyclocross van hoog niveau ofwel buitenmaatse waaghalzerij ? Kwaad getoeter en protest van aanstormende wagens bewijzen dat ik dit toch maar niet had mogen riskeren. Oef, ... dat was nipt, en te gevaarlijk... ! Ja, eigenlijk was het tweeduizend jaren geleden in de arena als gladiator tussen de wilde beesten niet gevaarlijker dan tijdens deze jump over de autosnelweg. Zo kan ik wel verder de Via Appia Antiqua volgen. Weldra is deze nog maar berijdbaar voor landbouwrijtuigen. Ik fiets doorheen een niemandsland op een weg in slechte staat. Dit is een ontgoocheling, maar weldra komt ten Oosten van Rome Ciampino en daar ligt een kleine luchthaven.
Ik doe daar een poging om een ticket naar Brussel te kopen. Mijn zwak Italiaans is onvoldoende om te begrijpen wat zij me daar allemaal willen uitleggen. Even later verschijnt gelukkig een man die Frans spreekt. Met Viking zou ik op die zondagavond om 20u00 ofwel de volgende ochtend maandag om 8u.00 naar huis kunnen vliegen tegen een gunstige prijs en dit op een mogelijk lege zitplaats die echter niet meer kan gereserveerd worden op dat uur. Mijn fiets mag gratis mee op voorwaarde dat hij is ingepakt, op platte banden staat met stuur en pedalen afgeschroefd. Net voor mijn vertrek zal een eenvoudige telefoon naar Viking Brussel voldoende zijn om met mijn Golden Eurocard te betalen. Dit is toch een onzekere oplossing die me wellicht zal verplichten om een nacht in de wachtzaal van de vlieghaven van Ciampino door te brengen. Maar plots besef ik dat ik op deze zonnige zondag nog niet rijp ben om al terug naar huis en naar vrouw, dochters en hond te gaan. Ik verlaat Ciampino met een spurtje en ben maar al te blij dat ik nog wat langer pelgrim kan zijn in de buurt van Rome.
Het is me nu duidelijk dat ik toch maar met de trein mijn terugreis zal maken. Ik had al ervaring met luchtreizen. Toch ben ik niet vertrouwd en vind ik het niet zo denderend in luchthavens met al die boardingpassen en landingsbanen, piloten en airhostessen, Boeings en terminals, security en douane, en met al het andere dat daar rondfladdert, te zien en mee te maken valt. Nooit werden mijn jongensdromen daarmee geanimeerd. Te Ciampino meevliegen met zo een Vikingvogel was niets voor mij. Terwijl ik weer als een jonge arend op mijn fiets zit, denk ik aan Icarus die zo hoog wou vliegen tot waar de zon de was van zijn vleugels deed smelten en hij zonder valscherm moest landen op zee waarna niets meer van hem werd gehoord. Icaros was een Griek en geen Romein. Hé, zouden me niet verder fietsen tot Griekenland, tot Olympia ?
Ik moet de teletijdmachine in mijn kopje wat terugdraaien naar deze eeuw.Weg van mij die antieke dagdromen ! Rome lost me niet uit haar krachtige greep, want zij is een oude grote inktvis en een wolvin.Haar tentakels, tepels en klauwen blijven me vasthouden. Ik ben haar welp. Zoals zij met velen deed die voor een week, voor een maand, naar haar zeven heuvels kwamen, wil zij ook mij voor een langere tijd als haar gast en haar vriend. Zij is een vreemde goede moeder die niet wil dat wij naar huis gaan.
Lekker trappen dan maar op onze pedalen in de richting van Castel Gandolfo waar de Heer Johannes-Paulus II zijn adres heeft op Italiaanse bodem. Zo betaalt hij waarschijnlijk minder belastingen aan de duivelse fiscus van het Vatican en van Polen. Ondertussen zal de hoogmis die hij voor deze voormiddag opdraagt al zijn afgelopen. Ik verlies mijn gewoontes niet. In de hoogmis van de parochie uit mijn jeugd , Sint Lambertus te Walshoutem, waar " Toine de Suisse" fier paradeerde met zijn speer, kwam ik meestal te laat tot ergernis en zelfs tot woede van mijn christelijke ouders. Niet de hoogmis was belangrijk toen, maar wel het kleine café aan de kerk. Daar kregen we altijd schone troefkaarten in de hand, dronken we onze eerste pintjes, rookten wij al sigaretten. Er was ook een jukebox, een vogelpikblok, een houten tabel met voetbalklassementen, alsook een foto en een beker van een vroegere wielerkampioen. Marie stond in de Rio met haar zware borsten achter de tapkast, wij hoorden moppen en zattemanspraat, en reeds vooraleer we moeders soep moesten gaan eten was onze zondagse pree al op, zodat er weer plaats in onze lege broekzak kwam.
Nadat ik in de Campagna Romana weer grotere wegen bereik, daagt de vermaarde klim van Castello op. Ik blaas even uit en rijd dan gezwind naar omhoog. Is dit nu de Rocca di Papa waar de campionissimo Alfredo Binda in 1932 ten aanval trok om wereldkampioen op de weg te worden of lag die klim ergens anders ? Hoge tuinmuren versmallen de weg. Olive en ik bereiken fier en vrolijk de top. Niet veel later arriveren wij aan de woonst van de paus. Aan zijn voordeur staan mannetjes van de Zwitserse Garde, soldaten-hellebardiers, in rood, geel, blauw uniform. Traditie en folklore uit de XVIe eeuw, maar toch dreigen zij daar met een levensgevaarlijke lans. De veiligheid van de hoogste leider van de Kerk is een belangrijke taak voor deze soldaten. Reeds vaak probeerden gestoorde kerels de paus te vermoorden om verschillende redenen, ook al was het maar om in de headlines van het wereldnieuws te komen. De jongens van die fleurige Zwitserse Garde ruilen daarom ook na hun wachturen aan de voordeur of elders hun gekende kledij en gekleed als gewone burgers of ook als getrainde beroepssoldaten van de 'special forces' staan zij steeds paraat om in te grijpen tegen terroristen. Deze Servizio di Vigilanza is niet te onderschatten. Vaticaanstad is maar 44 ha groot maar heeft een modern leger dat zeer veel geld kost .
In het koele water van de fontein op enige afstand van de deur van zijne hoogheid was ik even mijn kop en mijn armen. Nadien loop ik rond tussen de restaurants, antiekwinkels, als een nobody gemengd tussen de menigte. De prijzen om te eten zijn hoog en nergens lokken bepaalde spijzen me, zelfs niet de ijsjes die van matige kwaliteit en hoeveelheid zijn. Het gebrek aan ruimte op de stoepen geeft me geen goed gevoel en ook mijn eetlust is erg zwak.Vaarwel daarom Castel Gandolfo !
Want vandaag wil ik met mijn voorwiel verder naar Frascati. Af en toe vertraag ik wat om te genieten van de mooie panorama's. Ik bereik een prachtig meer. Groen, turkoois, blauw, bootjes, een diepe kom vol water, de krater van een vulkaan en wat is het in volle zon heet rond Lago Albano. Langzaam, geleidelijk, met veel moeite, schuift de weg onder mij voorbij. Ik voel me los van de onzinnige zorg van de stervelingen die zoeken naar geld en rijkdom, zinnelijk genot en macht over anderen. In fiets in het licht en in de warmte van de zon verder over een golvende weg. Puro e disposto a salire alle stelle. Ik voel me goed, zuiver geworden door mijn tocht en geschikt om op te stijgen naar de sterren. In een afdaling maak ik wat vaart. Mijn bewustzijn is weer troebel wegens het door de hitte zinderende wegdek en door mijmeringen die doorheen mijn hoofd lopen zonder dat ik er veel aandacht aan geef. Ik zie niet eens dat ik voorbij een groot bord fiets. Maar op dat ogenblik ontwaar ik ook een geschikt hoekje voor een korte sanitaire stop. Ontspannend plas ik in het droge spichtige gras. Da per tutto dove vuol. Daarna rijd ik toch maar eens 50m terug om met voldoende aandacht naar het bijzondere bord te kijken. Mijn ogen zien duidelijk dit : Frascati. Comune d'Europa. Gemellato con Bad Godesberg (D) - Kortrijk (B) - Saint Cloud (F) - Maidenhead (GB) - Frascati 322 m boven de zeespiegel. Ik ga even rustig op een betonblok zitten en pak een lauwe slok uit mijn bidon. Ik ben een gelukkig man.
Sedert 2002 heeft zij een ster op de Walk of Fame van de Hollywood Boulevard en dat betekent dat zij een heel grote dame van de film en de televisie is die Oscars en andere prijzen heeft gewonnen, vele liefdesaffaires en parties heeft overleefd, en miljoenen dollars op haar bankrekening heeft zien binnenstromen. Ondertussen is Susan Abigail Tomalin geboren op 4 october 1946 toch al 63 jaar oud geworden en moet zij regelmatig sporten om haar lijn te bewaren. Wereldberoemd werd deze actrice als Susan Sarandon (naam van haar eerste echgenoot) door films als Dead Man Walking, Thelma and Louise, The witches of Eastwick, The Client, Lorenzo's Oil, The Rocky Horror Picture Show, The Great Waldo Pepper. Zij heeft drie kinderen uit vroegere relaties maar is de laatste jaren ook fel in de politiek bij de liberalen bezig om haar huidige echtgenoot Tim Robbins te steunen. Bijna iedere dag is deze filmster nu te ontmoeten in de Spin Club NewYork op de Park Avenue te Manhattan. Daar speelt deze dame erg graag tafeltennis. Zij geeft toe dat zij wel nooit een topspeelster zal worden, maar haar inzet en haar passie zijn bijzonder groot. Zij traint ijverig om weldra twee Hollywood boys te kunnen kloppen, en dat zijn dan George Clooney en Jamie Foxx die reeds hebben beweerd goede tafeltennissers te zijn. Susan Sarandon is er van overtuigd dat pingpong een fantastische sport is omdat het zoals in geen ander domein gelijke kansen geeft aan mannen en vrouwen, aan spelers en speelsters van alle landen en rassen, aan jongeren en aan ouderen, aan magere en dikke mensen zowel als aan gespierde atleten. In haar club zijn leden van 80 jaar die nog mooie balwisselingen laten zien. Bij Spin New York vinden de leden 4000 m² oppervlakte . Er zijn 12 tafels, één Center Court Table voorbehouden aan de allerbesten, een bar, een vergaderzaal, private kleedkamers. Er zijn 12 trainers in dienst die tegen betaling zowel individuelen als groepen tafeltennis aanleren. Het merk Fred Perry heeft dit gefinancierd. In deze tafeltennisclub van ' the city that never sleeps' staan de deuren altijd open. Zowel amateurs, topspelers, als jongeren,veteranen en supporters zijn er welkom. Er is altijd wel wat te beleven in de Spin Club, zowel in de namiddag als in het diepste van de nacht, zowel in de sportzaal als in de bar. Op vrijdagavond is er steeds een tornooi gepland en wordt er voor geld gespeeld en dan spannen de leden zich 100% in om goed te presteren. De V.I.P. die Susan Sarandon is geworden wil met haar imago de tafeltennissport promoten. Zij hoopt van regelmatig acteurs te kunnen verzamelen aan de tennistafel. Ondertussen heeft zij reeds politiemensen en brandweerlui kunnen overtuigen om een eigen kampioenschap te organiseren. Wanneer Susan door Chinatown wandelt vragen alle Chinezen haar om een handtekening, want zij is de filmster uit Hollywood die pingpong speelt.
Ostello per la Gioventu - Foro Italico - Ik ontwaak tussen Duitse jongelingen van wie ik de vader zou kunnen zijn. Met hen kan ik geen goed gesprek voeren want het zijn nog snotneuzen. Aan de ontbijttafels zitten vele anderen en ik kom terecht tussen jonge kerels die Wieczoreck of Kraszinki heten. Met mijn zwaar beladen fiets wring ik me tussen al deze rugzaktoeristen naar buiten. Ik verlaat de jeugdherberg en ik fiets in de richting van het Sint-Pietersplein, een weg die ik nu al goed ken. Wat verder dan de Piazza Maresciallo Giardino ontwaar ik weldra weer de ontzettend grote cupola van San Pietro. Nabij het Vaticaan zie ik vele deftige heren in donker pak, en ook nog van die ouderwetse geestelijken met zwarte rokken. Op de stoepen bewegen ook dames, maar dan van die fiere kwezels of van die maagdelijke nonnetjes . In een winkel koop ik voor 25.000 lires een nieuw wegwerpcameraatje. Daarna rijden Olive Green en ik, met mijn rennersplunje weer aan, tot in het midden van het grote plein. Aan een glimlachende Aziaat vraag ik of hij even , met mijn nederige Fuji, een paar kiekjes van onze aanwezigheid wil nemen. In de prille ochtend met haar verse zonnestralen geniet ik van de geweldige omgeving met de vierdubbele zuilengalerij en met de erehaag van meer dan honderd beelden. Ik kwam van zo ver, ik was veertig dagen onderweg, en nu sta ik met mijn koersschoenen op deze heilige plaats. Ik groet nog even de grote apostelen Petrus en Paulus, richt mijn ogen op de voorgevel van de basiliek en naar het balcon waar de pausen de menigte komen zegenen, en dan spring ik op mijn zadel en zoek ik de richting van Napels, en de Via Appia Antiqua. Langs de Tiber en door Trastevere bereik ik vlug de brug naar Viale Marco Polo en Via Christoforo Colombo, grote reizigers die ik graag eer door even te fietsen op de straat die hun naam draagt. De lange schooljaren die ik in de Humaniora mocht doorbrengen lieten bij mij toch indrukken na die mij van de Romeinse en Latijnse cultuur lieten genieten tijdens mijn kort verblijf te Rome. Ik mijmer weer en denk aan een paar leraars uit mijn jeugd aan wie ik een zichtkaart wil zenden, nadat zij 35 jaren niets meer van mij gehoord of gezien hebben. Tijdens mijn vlotte pedaalstoten, want ik voel me vandaag heel fit, bedenk ik enkele zinnen om op de achterkant van deze kaartjes te schrijven. Ik zal mijn vroegere leraars Latijn danken, hen mijn gelukkige momenten van vandaag melden, en hen vertellen dat ik in mijn hart en in mijn kop geen zand heb, maar wel nog wat Humaniora-restjes die zij met veel moeite en geduld hadden opgelepeld aan de moeilijke teenager die ik eertijds was. Ben ik nog op de goede weg ? Ik twijfel even. Ik moet meer aandacht geven aan wat ik nu beleef en niet altijd blijven neuzen in bladzijden uit mijn verleden. Mijn parcours loopt door de heerlijke eenzaamheid van het Romeinse platteland, die de dichter Vergilius reeds ontroerde. Schoonheid van akker, tuin en boomgaard, voortdurend en echt eeuwenoud meesterwerk, vrucht van labor improbus, van de aanhoudende arbeid van een zeer belangrijk volk. Na het kruispunt met de zeven kerken ben ik op de Via Ardeatina. Na een tijdje 'extra-muros' rijden neem ik linksaf en daar, een beetje buiten het centrum, ontmoet ik dan meer beweging. Geuren van muntkruid en tijm prikkelen mijn neus. Het landschap is prachtig, en plots besef ik dat ik aan het rijden ben op de stenen van de Queen of Roads, op de echte Via Appia Antiqua. Emotie. Dit is veel meer dan Het Bos van Wallers uit Parijs-Roubaix. Langs de boorden van deze weg nagelden de Romeinen na de Spartacus Revolte van 73/71 voor Christus niet minder dan zesduizend slaven aan het kruis. Ik moet hier toch zeker van mijn fiets stappen, niet om te plassen maar wel om op deze gladde stenen te knielen en het wegdek te kussen. Zijne Heiligheid de Paus doet zoiets toch ook als hij op reis gaat in het buitenland. Of misschien zal ik even, mijn kop van links naar rechts zwierend, gewoon deze via antiqua wat borstelen met mijn baard. Geen straat ter wereld loopt rechter dan de goede oude Via Appia Antiqua, tussen Rome, Capua en Brindisi. Mijn wielen strelen het wegdek. Prachtige cipressen, pijnbomen,olijfbomen. Monumenten, fragmenten van ruïnes,en velerlei bizarre stenen, die daar 2.350 jaar geleden werden geplaatst, vragen aandacht. Wandelaars, zondagsfietsers, joggers, soms een schilder en ook wel eens een zwarte vrouw die haar lijf te huur aanbiedt, kom ik daar tegen. Ik voel me gelukkiger dan Roger De Vlaeminck, Rebry en Lapize, tesamen, wanneer de ongelijke stenen mijn stuur en mijn kader flink schudden. De oude heirbaan is nog steeds 4,10 m breed, voetgangers en voertuigen kunnen er zich overal kruisen, maar op vele plaatsen ligt nu hedendaags asfalt. Oorspronkelijk was deze weg geplaveid met basaltblokken en op de zijkanten was klei en gras. Alzo had de heirbaanbouwer Appius Claudius het gewild. Deze Via Appia had geen einde, rolde verder tot in finibus terrae, tot Constantopel, tot Jeruzalem, tot Samarkand .
Wat een prachtige zondagmorgen ! Ik besef dat ik bezig ben met een stukje zeldzaam fietsgenot uit heel mijn leven. Dit is een uur dat nooit zal wederbloeien. Kastanjebomen, azalea's, rododendrons, geven schaduw aan de smalle antieke ader met de nauw aansluitende stenen, die het hart van Rome verbonden heeft met de verste gebieden van haar imperium, tot aan de onmetelijke en onbekende bossen, steppen en wateren waar barbaren en andere volkeren de wetten stelden. Aan wandelaars vraag ik of zij op het knopje van mijn fototoestel willen drukken . Ik kom aan een kruispunt waar een autobus met Wisigothen of Longobarden is gestopt. Veel mensen en lawaai. Zij eten bijna allemaal ijsjes en luisteren echt niet genoeg naar de belangrijke uitleg van hun gids.Opeens wordt de historische weg afgesloten door een drukke snelweg. Onmogelijk verder te fietsen. Ik ben gekomen aan de Grande Raccordo Anulare tussen Uscita23 en Torricola. Ik rijd een rondje en zie dan dat er een winkel op vier wielen op die parking staat. Vlees, drank, en gebakken vis zijn te koop. Tijd om te rusten, om wat te drinken en te eten.
Roma 1996 - Fietsende pelgrim bezoekt de grote stad .
Geen enkele bezoeker van Rome mag aan deze kerk voorbij gaan. In Santa Croce di Roma worden immers relieken bewaard die zeer belangrijk zijn. Ongelooflijk maar toch waar, in deze kerk bevinden zich drie stukken van het echte kruis van Jezus Christus, één kruisnagel, twee doornen uit de doornenkroon, het INRI-plankje, de vinger van de ongelovige Heilige Thomas, originele stukjes van de kribbe van het Kerstkindje, en heilige grond uit Jeruzalem. Mirabilia Urbis. Het was de Heilige Helena die deze stukken verzamelde tijdens haar reis naar Jeruzalem in het jaar 329. Terwijl ik eerbiedig blijf zitten op een kerkbank, genietend van de koelte en van de stilte, zie ik plots daar voorbij strompelen een rasechte pater kruisheer. Hij is al oud. Hij loopt op sandalen zonder sokken. Zijn wit kleed is vuil. Rond zijn buik hangt een stevige lederen riem die ook de zwarte lap met het rode kruisje op zijn voorkant houdt. Deze magere man doet me denken aan wijlen pater Custers van de kruisheren van Hannut waar ik mijn humaniora voltooide. Een kwartier later kom ik aan de moeder van alle kerken van het christelijk geloof, de katedraal van San Giovanni in Laterano. De ingangsdeur is daar zo oud als het christendom zelf. Door de sfeer die daar voelbaar is dwingt dit oud gebouw respect af. Alles wat er te zien is in hoogte en breedte dateert uit de vierde eeuw. Geen glitter maar wel echte antiek. Dit is een kerk niet zozeer voor rondlopende toeristen, maar wel nog voor ernstige mensen die geloven en bidden. Ik adem er enkele malen diep in en dat is heerlijk voor mijn lijf, voor mijn kop en voor mijn ziel. Met de glimlach vind ik Olve Green terug. De ladri de bicicletta durfden niet toeslaan in de schaduw van dit heiligdom, maar dom was evenwel van mij dat ik mijn tweewieler met één kabeltje had vastgesnoerd terwijl ik toch twee kabels in mijn stuurtas meedraag. Ik zoek nu de Terme di Caracalla en vind hoge hopen bakstenen, oude muren vol met onkruid en struiken. Ik rijd over een leeg plein vol met kuilen, zeer ongezond voor de velgen van mijn fiets. Ik stap er te voet rond. Na een plasje in de vrije natuur vervolg ik mijn rit. Wat later bereik ik een kleine kerk verscholen tussen bomen en ruïnes, waar een huwelijk wordt gezegend. Romeinen van beide geslachten in allerbeste kledij, in gelukkige stemming, met orgelmuziek, beginnen er een gezellig en mooi feest op het kerkplein. Bloemen, wierook, bruidskindjes en veel wijnflessen, en ' la mariée est très belle', maar nergens zie ik de bruidegom. Wellicht heeft hij nog een kater te verwerken na een wilde nacht met vrienden om zijn celibaat te begraven.
28 september . Ik kijk nog eens op mijn stadsplan. Het Colosseo is niet ver. Zoals elke dag stromen de toeristen er naar toe. Wie lires wil geven voor een foto van zichzelf in gezelschap van een verklede antieke Romeinse soldaat of gladiator kan dat hier. Zij zijn nep, van hedendaags vlees en bloed. Plots tikt iemand op mijn schouder. Het is weer die American-German met Iraanse roots. Hij meldt me zijn vertrek uit Rome omdat hij een job in het onderwijs bekwam te Nordhagen nabij Dusseldorf. Hij is wat te plakkerig. Waarschijnlijk is hij gay. De man geeft me nog een kaartje met een goed adres om te logeren nabij het station, in een flatgebouw omgebouwd voor logement van rugzaktoeristen. Ik dank hem want het kan me nuttig worden. Het Colosseum is het grootste bewaard gebleven bouwwerk uit de Romeinse glorietijd. Het was de plaats voor BROOD EN SPELEN, waar mensen en dieren bloedig werden afgemaakt, waar de honger naar sensatie en geweld quasi grenzeloos was. Het is een immense constructie in onze tijd nog zichtbaar door kenmerken die zijn : afbrokkelende stenen, roest en onkruid, reusachtige galmgaten, muren die hoog naar de hemel rijzen.Verschillende Afrikaanse venters proberen er horloges, souvenirs, lederwaren, ivoor, videocassettes, en andere rommel te verkopen. Zij zijn opdringering, zoals ook mijn Duitse gezel. Ik wil niet langer in deze wirwar blijven en ook niet samen met die Nordhaagse filosoof of wat hij ook nog meer is. Ik het bonte verkeer beweeg ik me nu met meer schwung. Ik ben al wat thuis in Rome en dat is wellicht wegens mijn roots in de oude Pepijnstad waar eens 14 Romeinse villa's hadden gestaan. Met mijn olijfgroene fiets bol ik heerlijk langs straten en pleinen. Mijn tocht door Rome zal uiteindelijk 46 km lang worden. Er zijn duizenden auto's maar zijn tonen respect voor mij. Zij snorren wild voorbij doch zijn niet gevaarlijk, althans zo is mijn indruk. Deze stad is wel zeer groot, ook al verlaat ik het centrum niet. Hoge huizen, mondaine hotels, winkelende voetgangers, verliefde paartjes, zakenlieden, bekijk ik soms in nauwe straten waar het licht bijna niet meer binnendringt en dan weer in bredere ruimtes en op prachtige boulevards. Geur van geschiedenis en van knoflook, zuilen, fonteinen, bloemen, en hier en daar om al dat verkeer te regelen carabinieri, bangmakende mannen met bril, snor en kepie, in mooi en proper uniform. Het gebeurt ook dat er ergens een stevige politievrouw staat met grote oorbellen, witte tanden en rode lippen, glanzend zwart haar, en als ik zo een ferm wijf zie dan stuurt de kleine diabolo rosso die ergens in mijn brein zit me de vraag ' Met wie zal zij deze nacht slapen, koekjes eten en spelletjes spelen ... ? ". Vade retro Satana ! Ik neem de richting naar het eiland Tiberina. Dit is een bijzondere oppervlakte gevormd door de splitsing van de stroom Tiber.Wegens éénrichtingsverkeer moet ik te voet verder.Ik stap over de Ponte Fabricio. Wat een toeval ! Daar kom ik terug die Italiaan tegen die koeterwaals uit onze Borinage kon spreken . Ik roep : ' Héla, revoilà mon copain le carolo ...' . Ik vertel hem mijn mislukking in Pensione Lodi. Hij vermoedt dat er wel plaats was, maar dat de bazin er gewoon geen werk meer wil, wegens luiheid en liefdesverdriet. De carolo is nu netjes gewassen. Zijn haar is gekamd. Hij riekt naar aftershave. Hij heeft een schoon kostuum en een duur paar blinkende schoenen aan. Hij stelt me zijn vrouw voor. Ik geef haar een hand. Zij gaan eten in een restaurant op deze zaterdagavond. " Bonne soirée". Ik wuif met mijn handje en ik spring terug op mijn tweewieler. Waar moet ik nu naartoe ? Veel schoonheid van Italië met haar bekoringen en charmes is hier in deze buurt wel ergens terug te vinden. Ik zou in deze stad een maand of twee moeten kunnen wonen tussen de Romeinen om echt alles of dan toch veel te proeven. Rome is een doolhof, een bijna onontwarbaar geheel van resten, scherven en brokstukken uit vroegere tijden. Tempus edax rerum. Op zovele plaatsen, vooral wanneer de avond valt na een mooie septemberdag, heerst rijkelijk de unieke Romeinse sfeer. Ik neem de volgende brug en bereik weldra Trastevere, de schilderachtige arme volksbuurt. Het gonst er van gemoedelijke drukte. Ik probeer daar het Pension Nanny terug te vinden. In een oud reisverhaal van mijn vader uit 1967 las ik dat het daar zo goed was. Ik zwerf door straatjes en stegen. Zou in het stof van deze tijd nog iets bestaan van negenentwintig jaren geleden, in het Rome waar duizend jaar een peulschil is voor de historici ? Leuk is deze buurt wel, maar Fremdenzimmer Nanny is onvindbaar. De glorietijd van dit adres lag in de sixties en eerder, toen de Amerikanen te Trastevere rondliepen met de reisgids " See Europe for 5 $ a day ". Nu heet hetzelfde jaarlijkse boek " See Europe for 50 $ a day". Times are changing, of course. Heerlijke geuren van Italiaanse keukens. Kelners, pizzabakkers, fruitventers, straatmuzikanten, wijnproevers, wandelaars, of zij nu zitten, staan, of lopen, zij gelijken allemaal op aristocraten, de dames en heren hier in deze buurt aanwezig. De jongere meisjes die nog geen vent hebben zijn net godinnen en mooi, waardig, goed gekleed, met ringen aan de vingers, lepelen zij kwetterend hun veelkleurige ijsbekers leeg.
Ik verlaat de volkbuurt, fiets over de Garibaldibrug en dan draai ik naar links, zoekend naar de Via del Pellegrino en naar de Piazza Navona. Er vallen nu druppeltjes regen. Deze nattigheid doet de straten blinken. De gloeiende ogen van de wagens maken van de avondstond een feest. Ik vergeet de tijd en mijn maag vraagt niet naar eten of drinken omdat mijn ogen, oren, en neusgaten door zoveel worden verzadigd. Fugit irreparabile tempus.
Stop nu toch maar even, vriend pelgrim, niet overdrijven ... . In een pizzatent nabij een bushalte eet ik twee stukken pizza, en een gelato. Het bijhorend 'nunc est bibendum' biertje smaakt me. De westenwind, de ponentino, waait op dat uur over de stad. Door de duisternis kan ik tijdens het fietsen mijn stratenplan van Rome niet meer aflezen en ' op goedvallen uit ' stamp ik verder. Ik rijd niet verkeerd want weldra kom ik aan de Spaanse trappen en de Barcacciafontein. Ook de Trevi Fontein, de Via Vittorio Veneto, de Piazza Venezia, het Pantheon, de muren van Capitolino, de Foro Romano, zijn plaatsen waar ik even vertoef. De lichten, de schaduwen, de oude muren, bezorgen mij sterke indrukken die ik nooit meer zal vergeten. Voldaan, en nog steeds zeer fit, volg ik op het einde van deze dag de lange Via Flaminia. Met mijn verlichting had ik geen probleem en veilig kom ik tenslotte terug in de jeugdherberg, reeds ver voorbij middernacht. Ik neem toch nog vlug een heerlijke douche om het Roomse vuil van mijn armen en benen te spoelen. Terwijl het warme aqua over mijn lijf stroomt vraag ik mij af wat er toch is gebeurd met al die grote en schone Romeinse Goden, die eens zo belangrijk zijn geweest en waarvan ik de hele dag beelden had gezien. Minerva, Apollo, Mars, Jupiter, Neptunus, Juno, Bacchus, Diana, Vulcanus ... Quid ? Ik kruip onder de lakens. Zoals de schaapjes komen alle Romeinse goden één na één door mijn nog wat natte kop. Van op een wolkje duiken zij in de Trevi fontein die dampt als hete minestrone soep. Dit wordt toch geen nachtmerrie zeker. In cauda venenum ? Gelukkig niet, want vijf minuten later val ik in een diepe en gezonde slaap.
De fietsendieven. Film van Vittorio De Sica - 1948 - neorealisme .
Het verhaal is eenvoudig. Het bezit echter een universele aantrekkingskracht en daarom zal deze film steeds oprechte emotie blijven geven aan allen die hem zullen zien of herzien. Antonio moet in het Rome van kort na de Tweede Wereldoorlog zorgen voor vrouw en kind. Om uit de grote armoede te geraken hoopt hij werk te vinden. Hij vindt een job. Hij moet overal in Rome affiches gaan ophangen. Om zich te verplaatsen zal hij evenwel een fiets nodig hebben. Met de lakens van zijn bed als onderpand kan hij wat geld lenen. Zo groeit plots zijn kans op een beter leven. Maar reeds tijdens zijn eerste werkdag wordt zijn tweewieler gestolen . Met zoontje Bruno gaat Antonio op zoek naar de dief en zij zwerven samen door heel Rome in een tijd van crisis. Vader Antonio wil aan zijn telg bewijzen dat hij zijn fiets en zijn werk kan terugvinden want dat is nodig voor zijn gezin. De film toont een Italiaans maatschappij met veel onrechtvaardigheden waarin het individu alléén staat tegenover alles wat er in de stad bestaat en werd georganiseerd.De arme man, na uren dwalen doorheen de absurditeit, de eenzaamheid, de vervreemding, in het onmetelijke Rome, zal tenslotte geen andere oplossing vinden dan zelf ook van iemand anders een fiets te stelen. Maar hij is te onhandig en heeft pech, want de politie zal hem aanhouden tot groot verdriet van zijn kind.
Vittorio De Sica gebruikte niet-professionele acteurs uit de werkende klasse om de rollen te spelen. Volgens talrijke experten is Ladri de biciclette een mijlpaal in de filmgeschiedenis en hét meesterwerk van het neo-realisme dat de Italiaanse film in de jaren vijftig kenmerkt. Ladri di biciclette wordt nog steeds gerangschikt tussen de beste films uit alle tijden.
De fiets van Antonio van het merk Fides (= geloof ) ging verloren. Na ook zijn waardigheid kwijt te geraken door een dief te worden blijft voor het hoofdpersonnage het berouw en de hoop dat de nieuwe dag van morgen beter wordt. Ook is er altijd nog de liefde en dat is goed. Op een blog als deze mag de lezer niet meer analyses dan dit verwachten, die zijn wel elders te vinden indien nodig. Maar, de schrijver van deze lijnen, de fietsende pelgrim die Rome bereikte zal in zijn volgend stukje wat meer over het zwerven doorheen Rome vertellen, en ja, het is waar, op vele plaatsen merkte hij nog steeds gevaarlijk trillende wimpers op van potentiële Ladri di biciclette die het op zijn Olive Green hadden gemund. Nil nove sub sole a Roma.
De geniale grootmeester van het witte doek en van het theater die Vittorio de Sica was, werd geboren op 7 juli 1901 te Sora halfweg tussen Rome en Napels. Hij was de zoon van Umberto een bediende in bank en verzekeringen ( hé, dat was ook gedurende 31 jaren mijn stiel ...). Hij vertoefde in zijn jeugd te Napels, Firenze en Rome. Hij studeerde af voor boekhouder volgens de wil van zijn vader, maar reeds als 14-jarige werd zijn talent van acteur ontdekt tijdens optredens in een militair hospitaal waar gewonden van de oorlog herstelden. Als 23-jarige kiest hij voor het beroep van toneelspeler. Weldra krijgt hij met zijn uiterlijk en zijn 1m76 enkele kansen in de film. In 1932 brengt filmacteur Vittorio De Sica als eerste het klassieke wereldberoemde canzonetta napolitana Parlami d'amore Mariù. Hij kon dus ook goed zingen. Vanaf 1940 maakt hij zelf films. Een aantal van zijn films zijn echte meesterwerken, waarin sterren als Gina Lollobrigida, Sofia Loren, Marcello Mastroianni, de top bereiken. De Sica probeerde alles, hij kon alles, durfde alles. Hij laat een enorme nalatenschap achter. Soms heeft hij ook gegokt en verloren, waarna hij slechts door veel en hard werken terug kon bovendrijven. Jarenlang was hij voornamelijk in het theater, met mindere bezigheden, althans voor zij die het liefst naar de cinema gaan. Vittorio De Sica is op 13 november 1974 aan longkanker gestorven te Neuilly sur Seine nabij Parijs. In 1962 werd hij Fransman om te kunnen scheiden en hertrouwen. Dit na lange moeilijkheden met de Italiaanse wet die geen scheiding mogelijk maakte. Met zijn eerste vrouw had hij een dochter Emi, en met zijn tweede vrouw had hij twee zonen Manuel en Cristian, die ook beroepshalve in de filmwereld bekend zijn. Zie een aantal filmaffiches op de linkerzijde en probeer ook dit: :
La jugadora de tenis de mesa se caso con un millionario.
Zhang Yining heiratet reichen Geschäftmann.
De wereldkampioene sloeg ook nu de bal niet mis. Volgens Peking Times 'geraakte zij van de straat ' met de hulp van Li Ping, de ex-topturner die in China met Adidas en Nike concurreert nadat hij sedert 1990 niet minder dan 6000 sportwinkels heeft geopend. Li Ping, the King of Gymnastics, is een V.I.P. in het China van het begin van de XXIe eeuw. Hij was de man die stuntte op 8/8/2008 door - na een rondje door de lucht zweven- de olympische vlam aan te steken in het Vogelnest. Li Ping vond dat het tijd was voor de 28 jarige Zhang Yining, die in haar leven niet anders gedaan had dan pingpongen, om wat te denken aan romantiek, familie en sex, en hij zocht voor zijn superster een geschikte echtgenoot, helemaal naar plaatselijke traditie. De man aan wie Yining haar ja-woord heeft gegeven heet Xu Wei, een 46-jarige financier die belangen heeft in de hoofdstad en te Hong Kong. De ceremonie vond op 18/10/2009 plaats in het Hyatt Hotel. Alle spelers en speelsters van de onklopbare nationale ploeg waren aanwezig, alsook Wang Nan en Deng Ya Ping de voorgangsters van de wereldkampioene van vandaag. De bruid had ook haar leraars, coaches, en trainers uitgenodigd die haar begeleid hadden van uit de sportscholen Dongdan en Shicahaï naar de top van de sport. Cai Zhenhua de voormalig hoofdcoach die thans een belangrijk ambtenaar is geworden, was getuige voor dit huwelijk.
Vroeg uit de veren. Toilet. Ontbijt. Ik lek mijn lip al aan een straffe expresso. Tweede praatje met de Duits-American-Iraniër die alles over scheikunde weet. Om mijn verblijf te verlengen in het Ostello moet ik daarna in de rij gaan staan want alles wordt vandaag weer volgeboekt en ik wil bed 2 van kamer 2 nog één nacht langer. Een jonge Amerikaanse, met haar zo prachtige "Bo Derek look" , wenst ook te verlengen. Maar het ambetante manneke aan de balie, die me ook had geplaagd bij mijn aankomst in deze Ostello, is weer bezig, en hij geeft geen verlenging aan dat mooie meisje. Zij is woedend, radeloos, verwonderd, maar zij zal haar rugzak moeten nemen en vertrekken. Voor vanavond zal zij het op een ander moeten gaan zoeken. Zij zit wat later te pruilen aan een tafeltje. Ik stap naar haar toe en vertel haar hoe ik een dag eerder door dat mannetje werd behandeld. Hij heeft werkelijk een slecht karakter, maar zo'n kereltje is meestal toch niet slim. Ik raad haar aan volgende strategie te gebruiken: rustig wachten tot wanneer die kerel even achter zijn balie verdwijnt en wordt vervangen door de wat oudere dame, en dan beleefd een tweede poging doen. Blijkbaar zou dat Bo Derek lukken want de volgende ochtend zag ik die mooie meid nog in de jeugdherberg omringd door een zwerm jongens.
Ik bestudeer nog even mijn stadsplan en pomp rasechte Romeinse lucht in mijn banden.Eerst rijd ik naar het Olympische Stadion. Veel werkvolk is daar nog bezig met de afbraak van alles wat twee dagen eerder nodig was geweest voor het concert van Eros Ramazotti. Er is bewaking aan alle poorten, doch op één plaats niet en precies daar springen Olive en ik natuurlijk binnen. Ik duw mijn fiets tot boven in een tribune en van daar kan rustig het stadion, de grote grasmat, en de atletiekpiste waarnemen. Daarna over de Ponte Milvio en dat brengt ons in het olympisch dorp dat werd gebouwd in 1960. Na 37 jaren zijn de gebouwen van toen, waar de grote kampioenen verbleven, gedegradeerd tot sinistere kleine woonblokken. Het is een ellendige sociale wijk geworden voor mensen met een mager bestaan. De vele stukjes straat dragen nog steeds de namen van de deelnemende landen. Ik zoek België en dat zou evenwijdig liggen aan de Corso di Francia, maar ik vind het niet terug want vandalen of souvenirsjagers hadden de naamplaat verwijderd. De vermoedelijke Belgische straat stond trouwens vol onkruid en er lagen veel glasscherven op de grond, hetgeen ongezond is voor fietsbanden. Ik beweeg me vlot doorheen het drukke verkeer tot aan de Zoo, de Giardino Zoologico in Pinciano. Daarna bereik ik het Museum van de Moderne Kunst. Op deze plaats verlaat ik eventjes mijn fiets om in de museumshop postkaarten te kopen van de beroemdste schilderijen die er te zien zijn. Zonder rond te lopen in de enorme zalen zie ik zo toch werken van de grootste meesters, zij het dan op kleine reproducties. Doorheen het grootste park van Rome kom ik aan Villa Borghese. Dit beroemde paleis is ook volgepropt met kunstwerken. Sedert elf jaren lopen er verbouwingswerken en restauraties. Dat maakt een bezoek minder aantrekkelijk. Ik verstop Olive achter de houten schutsels van een aannemer en ik sjor haar goed vast aan een stalen kabel. Weldra, na het betalen van 4.000 lires, flaneer ik rond tussen charmante en klassieke beeldhouwwerken van Bernini en Canova. Welke schoonheid kan er toch uit harde steen geboren worden door het genie van de beeldhouwer ! Met mijn hand voel ik ongezien aan de gaafheid, aan de rondingen, van slapende of poserende vouwen in witte marmer. Een zekere Paolina, onverstoorbaar en bloot op haar bed, geef ik zelfs een kus.
Nog een tijd slenter ik door het park, onder oude en wijze bomen, waar François de Chateaubriand was komen wandelen, en waar zelfs Goethe de inspiratie had gevonden voor Faust. Het was ook waar in een ver verleden de schatrijke epicuriër Lucullus banketten had ingericht, antieke orgieën in de zwoele avond van Roma, en waar tussen de pijnbomen en de struiken de losbandige keizerin Messalina, moeder van Brittanicus, schaamteloos rondliep en werd vermoord. Zo kunnen bijna op ieder plekje, in elke tuin of straat, bekende namen uit de Latijnse tijden worden aangehaald.
Mijn wielen strelen de Piazza del Popolo, voeren me recht door de Via del Corso. Nu kom ik terecht tussen de duizendkoppige menigte in straatjes die kronkelen naar de Trevifontein. Het is drungelen en ik moet van mijn fiets af ook al toer ik maar op een miniverzet 32 X 24 . Ongelooflijk veel mensen. Het pleintje met de mooie fontein uit de film La Dolce Vita is belachelijk klein. Hoe kan het dat hier zo een wereldberoemde waterbak is gehuisvest ? Ook vandaag is het eeuwige Roma in de buurt van de fontein verzadigd van stranieri, toeristen, passanten, pelgrims, maffiosi, hoeren en priesters. Ik gooi mijn twee muntjes van ver in het klaterende water, over de koppen van de menigte die mij niet toelaat mijn hand nat te maken. Na deze belangrijke worpen mag ik er zeker van zijn : in mijn leven zal ik nogmaals naar deze stad mogen terugkomen (muntje één) en mijn geheime wens is dat ik nog met enkele veilige en mooie dagen mijn pelgrimstocht zal mogen afwerken (muntje twéé).
Geen bezoek aan Santa Maria Maggiore. Ik durf mijn fiets niet alleen laten. Een kleine knabbel, een broodje met tonijnsla, nabij Piazza Barberini geeft me wat sterkte. Ik moet nu zoeken naar Stazione Termini, het station van Rome om daar te vissen naar de nodige informatie om mijn terugreis naar België te organiseren. De bedienden zijn er ééntalig en weinig vriendelijk. Ik snap dat de nachttrein naar Bazel een oplossing is tegen een aanvaardbare prijs. Ik blijf nog kijken naar de borden met de uren van vertrek. Zo begrijp ik wat de bedienden mij probeerden uit te leggen. Slechts weinige internationale treinen nemen ook fietsen mee. Omdat ik twijfel om me weer te wagen in de jungle van de verkeersdrukte blijf ik nog wat zitten op een bank aan de ingang van het grote station. Al die werkmensen en dan ik die pas mijn pensioen kreeg en nooit meer naar kantoor zal moeten, nooit meer de dagelijks trein zal moeten nemen, dat geeft me een goed gevoel. De binnenstromende mensen probeer ik voor mijn eigen lol te klasseren in twee hoofdgroepen, volgens hun uiterlijkheid. Wie zijn de analfabeten en wie zijn de intellectuelen ? Dit tijdverdrijf blijkt vlug belachelijk te zijn. Ik stop er mee en spring terug op mijn tweewieler.
Van een Limburgse Italiaan had ik twee maanden eerder een goed adres bekomen. Pensione Lodi. Betrouwend op mijn ervaringen van verkenner en kaartlezer ga ik op zoek naar dat goede adres. Het is moeilijk te vinden. Ik wil het opgeven, maar dan kan ik nog een man aanklampen die uit een bar strompelt. Ik heb geluk want hij spreekt Frans omdat hij de helft van zijn leven te Charleroi had gewoond. Olympic ou Sporting ? Non, ... supporter du Standard ....! De ex-Carolo legt mij goed uit waar Pension Lodi is. Begrijpelijk dat ik het niet vond. Het is een onopvallend huis zonder nummer of naam. Ik bel driemaal aan de deur. Een bleke onverzorgde vrouw in jeansbroek opent. Zij beweert dat haar pension is volzet voor de volgende drie weken. Zij had een sigaret in de mond. Dat gaf mij reeds de indruk dat het daar toch niet zo goed was.
Ik freewheel rustig verder in die buurt, af en toe moet ik wel een spurtje doen, op te gevaarlijke kruispunten. Kerken. Boulevards. Stukken oude muren. Katten. Vuilbakken. Pleintjes. Getoeter. Autobussen. Italianen op brommers. Vrouwen met overvolle tassen. Moeders met baby. Jongetje met voetbal. Romeinse op hoge hakken wandelend met witte poedel. Winkels met open deur. Mensen en dingen te Rome. Zon, bloemen, waskoord met ondergoed, lege wijnflessen, en vuil op straat. Wat doen al die lui toch op de stoepen ? Ik zoem als een bijtje van de ene plaats naar de andere. Soms word ik meegezogen in de vloed van het verkeer, maar als een stoere zeeman in de storm vervolg ik mijn route. Ook stop ik regelmatig. Steeds met goede bedoelingen. In de kerk van Het Heilige Kruis ga ik binnen. Santa Croce.
Philippe Gilbert heeft vorige zaterdag de prestigieuze najaarsklassieker DE GIRO DI LOMBARDIA gewonnen tussen Varese en Como. Hij klopte nipt de olympische kampioen Samuel Sanchez uit Baskenland. Het was reeds 29 jaar geleden dat een Belgische wegrenner dit deed. Philippe won tijdens de voorbije 10 dagen nog drie andere grote koersen : de Coppa Sabatini, Parijs-Tours, en de Ronde van Piëmont. Hij eindigt in de ranking van de Union Cycliste Internationale 2009 op de negende plaats. Vlaanderen eerde hem reeds enkele uren na zijn overwinning in Italië, want Philippe Gilbert werd te Mechelen unaniem verkozen tot DE FLANDRIEN VAN HET WIELERSEIZOEN 2009. De kopman van de Silence-Lotto ploeg , samen met wereldkampioen Cadel Evans, is een zeer geliefd sportman. Hij werd geboren op 5 juli 1982. Zeer jong kreeg hij van La Française des Jeux een profcontract. De reeks grote overwinningen van de laatste dagen bewijst dat Philippe Gilbert de NUMMER EEN is in de Belgische wielersport. Tom Boonen draagt uiteraard de trui van nationaal kampioen en won driemaal Parijs-Roubaix. Stijn Devolder herhaalde schitterend zijn overwinning in de Ronde van Vlaanderen. Jurgen Van den Broeck en Kevin Seeldrayers toonden mooie vooruitgang in het grote Rondewerk. Maar toch waren de meeste wielerfanaten niet echt gelukkig. Het wielerseizoen op de weg is voorbij. Rust en vakantie voor de wegrenners volgt nu. Binnen zes weken reeds moet er weer ernstig worden gewerkt voor volgend seizoen. Tijdens mijn gevarieerde bezigheden in de rijke wielersport had ik tweemaal een groot genoegen. Nu dat Philippe onze grote wielerkampioen is, denkt een oude wielerfanaat daaraan graag terug. Op een avond voor de Trofee van Haspengouw te Aalst-bij-St-Truiden werd ik in extremis opgetrommeld om op het podium commentaar te brengen. Tijdens de eerste weken van elk wielerseizoen is dat niet zo gemakkelijk omdat er veel nieuwe renners zijn, en er vooral ook die nieuwe veelkleurige truitjes zijn. Ik maakte mij dat jaar toch redelijk nuttig door wat te praten in drie talen langs de luidsprekers. In die Trofee van Haspengouw won Reiner Honig bij de Elites/Beloften en Olivier Kaisen bij de Nieuwelingen. In de juniorskoers zou toen Philippe Gilbert zijn eerste overwinning behalen. Bij het ingaan van de laatste ronde reden mannen van vijf verschillende clubs op kop. Met veel moeite en met de hulp van toeschouwers had ik deze kunnen identificeren want zij waren vol slijk en gehuld in natte regenjasjes. Ik meldde dus de namen langs de micro. Het peleton was ongetwijfeld verslagen. Op het einde van die loodzware koers volgde het op één minuut. Ik hoopte dus van de naam van de winnaar te kunnen schreeuwen van zodra de sprint zou beslist zijn. Op het podium had ik een goede uitkijkpositie. Het zou zeker één van de vijf zijn die op mijn papiertje stonden. Toen de auto met de rode vlag over de meet was gereden en alle supporters zich waren aan het rekken, volgde niet een spurt met de vijf in de regenjasjes, maar een heel andere frisse renner in blauwe trui stak zijn armen in de hoogte. Hij was vanuit het peleton keihard er op en er over gereden. Bravo , Philippe ... formidable ...klonk het en een zwerm Luikenaars ging postvatten rond een bedeesde jonge kerel. Van de burgemeester kreeg hij de beker en van het bloemenmeisje kussen. Hij veegde zijn gezicht af en op het podium mocht ik hem vragen stellen. Philippe vertelde dat hij blij was voor zijn supporters, alsook dat hij graag fietste in Zuid-Limburg tussen de boomgaarden en op de niet te zware hellingen. Hij kon het zelf niet geloven dat hij zo sterk was en die eerste plaats nog had kunnen pakken. Enkele jaren later was ik vrijwilliger op de top van de Wanne,de Ardeense helling, als seingever voor een koers van beroepsrenners. Vermits ik een half uur te vroeg op mijn post stond, had ik de tijd om nog een biertje te drinken op een terras. Ik genoot van mijn Jupiler aan een tafel. Er waren nog drie lege stoelen. Plots kwamen een man en twee vrouwen ook aan dat tafeltje zitten. Vermits ik reeds was gekleed als een seingever met een tricolore band rond mijn arm, in een Lotto jasje, en gereed om met het wit-rode verkeersteken Verboden Doorgang te zwaaien, zagen deze disgenoten dat ik tot de koers behoorde. We maakten even kennis. De man bleek de voorzitter te zijn van de supportersclub van Philippe Gilbert en de beide dames waren niemand minder dan de moeder van Philippe en Marie-Rose Gaillard , de tante van Philippe die ooit wereldkampioene bij de dames was. Zij waren precies daar om aan hun Philippe te schreeuwen dat door een kleine wijziging in het parkoers de afdaling van de Wanne langs een slecht en gevaarlijk stuk weg zou moeten gebeuren. Het is goed te nu kunnen terugdenken aan die twee ontmoetingen op het ogenblik dat Phil een grote stap voorwaarts heeft gemaakt in het vak van wielerkampioen. Ja, wij wisten dat het zou gebeuren en nu is het gebeurd . Uit de schouw brandt witte rook : HABEMUS NOVAM SUPERCICLISTAM.
Infokantoor. Guichet en langue française. Daar kan ik wat opsteken. Er wordt mij verteld dat om een echte pauselijke audiëntie te bekomen ik me moet wenden bij de Portone di Bronzo, in het Prefettura della Casa Pontificia , op maandag en dinsdag. Dat is aan de andere zijde van het plein.De paus zelf is te zien op woensdag om 11u, alsook op zondag wanneer hij de H.Mis opdraagt. Maar dat gebeurt thans in zijn zomerverblijf van Castelgandolfo. Daar kan hij dan benaderd worden. Merci beaucoup. Dat weet ik nu ook weer. Met de vermoeide stapvan de fortunate senex kies ik langs de Via della Concillazione de richting van de Engelenburcht. Ik voel dat museumbezoek, kerkbezoek, en vooral de 346 treden van de hoge cupola mijn voorraad goede wil en kracht hebben aangetast. Rome is oneinduig groot.Ik heb besloten van vandaag nog niet de Tiber over te steken. De Rubico overstak ik reeds een tijd geleden nabij Rimini. Ik wil me beperken tot het grondgebied van Citta del Vaticano en omgeving . Weldra bereik ik het ronde stenen fort gebouwd door Hadrianus. Castel Sant'Angelo. Ik gluur daar even rond doch ik pas voor betaald bezoek. De reden is eenvoudig. Ik ben moe en heb een bank ontdekt om een dutje te doen. Dit is een ongure plaats. Wanneer heersers over Rome in gevaar waren, kwamen zij zich in deze burcht verschansen. Dat gebeurde in geval van opstand, invasie, storm, builenpest,wapengekletter. Velen die de macht van de Urbs hadden bekampt zijn in de kerkers van dit stevige fort opgesloten geworden of kregen er een vreselijke en oneerbare dood. In de grachten rond het fort is geen water meer, maar wel veel onkruid en zwerfvuil.Tijdens de mistige nachten in de wintertijd is deze buurt zeer ongezellig. Er werd altijd verteld in de oude verhalen dat de manes, de geesten van zij die in de kerkers werden gedood, af en toe nog wel eens terugkwamen als spoken om zich op de levenden te wreken. Na mijn rustpauze en na enige studie van het stadsplan , leg ik met kordate stap de terugweg af naar de jeugdherberg. IK kom langs de Piazza Giuseppe Mazzini. Om 19.30 u ben ik weer in de Ostello om te eten. Het wordt macaroni met gebakken vis. Nadien neem ik een douche en tot 22u00 ga ik op mijn bed liggen. Dit was een zware dag voor mijn voeten en mijn benen. Ik maak nog een wandeling in de avond om te kijken wat er op straat gebeurt en dat is een typisch Romeins tijdsgebruik. Maar in tegenstelling met de vorige avond toen Eros Ramazotti daar zoveel actie en geluid bracht, is er op dat moment niets te beleven op de Viale delle OlympiadI. Maar het is toch de moeite waard om te wandelen en te kijken naar de vele beelden. De bar van de tennisclub is gesloten. Terug naar de Ostello dan maar, in de hoop van iemand te vinden om te praten. Maar er is daar niemand en ik slurp op mijn gemak een fruitsap leeg. Niet veel later vlag ik deze lange en zware Romeins-Vaticaanse dag af. Ik verlangde sterk naar Rome, en ik had gehoord van de schoonheid van deze stad. Na deze eerste volle dag ben ik moe, gefrustreerd en teleurgesteld. Ik verwachtt meer van mijn onderdompeling in deze stad. Word ik als voetganger verpletterd door de afmetingen van Roma en zal ik morgen openbloeien. Zal ik kunnen reageren, mijn plan trekken, bewijzen dat ik van alle markten thuis ben ?. Kan ik me in verschillende talen uitdrukken, en het goede en het kwade scheiden.? Een stad, hoe oud en groot dan ook, is nooit meer dan een decor. Ik ben een voorbijtrekkende Arlequino. Morgen zal ik beter dan vandaag mijn rol kunnen en moeten spelen
Rome 1996 - Zichtkaart uit Rome aan Alina Wauters.
Vrijdag 27/9/96
Aangekomen ! Na 2907 km fietsen en vele dagen , zolang als een hele grote paternoster. Hier waakt het Vatikaan over het geweten van de wereld en de gelovigen. Als mieren ritselen de vele deftige heren over het St-Pietersplein. Ook vele nonnetjes die in alle talen babbelen en bidden, zie je hier. Er zijn ook negerinnen in kort rokje die de zonde van onkuisheid verkopen en ijsventers die de zonde van gulzigheid verkopen. Veel offerblokken laten je toe af te dokken voor de verzekering van je eigen zielezaligheid. Latijnse groeten uit Rome. Willy Journée.
Quand on partait de bon matin Quand on partait sur les chemins A bicyclette Nous étions quelques bons copains Y avait Fernand y avait Firmin Y avait Francis et Sébastien Et puis Paulette
On était tous amoureux d'elle On se sentait pousser des ailes A bicyclette Sur les petits chemins de terre On a souvent vécu l'enfer Pour ne pas mettre pied à terre Devant Paulette Faut dire qu'elle y mettait du cœur C'était la fille du facteur A bicyclette Et depuis qu'elle avait huit ans Elle avait fait en le suivant Tous les chemins environnants A bicyclette
NATHALIE.
La place Rouge était vide Devant moi marchait Nathalie Il avait un joli nom, mon guide Nathalie... La place Rouge était blanche La neige faisait un tapis Et je suivais par ce froid dimanche Nathalie... Elle parlait en phrases sobres De la révolution d'octobre Je pensais déjà Qu'après le tombeau de Lénine On irait au café Pouchkine Boire un chocolat... La place Rouge était vide Je lui pris son bras, elle a souri Il avait des cheveux blonds, mon guide Nathalie... Nathalie Dans sa chambre à l'université Une bande d'étudiants L'attendait impatiemment On a ri, on a beaucoup parlé Ils voulaient tout savoir, Nathalie traduisait Moscou, les plaines d'Ukraine Et les Champs-Élysées On a tout mélangé et on a chanté Et puis ils ont débouché En riant à l'avance Du champagne de France Et on a dansé... La, la la... Et quand la chambre fut vide Tous les amis étaient partis Je suis resté seul avec mon guide Nathalie... Plus question de phrases sobres Ni de révolution d'octobre On n'en était plus là Fini le tombeau de Lénine Le chocolat de chez Pouchkine C'était loin déjà... Que ma vie me semble vide Mais je sais qu'un jour à Paris C'est moi qui lui servirai de guide Nathalie... Nathalie
Marianne de ma jeunesse Ton manoir se dressait Sur la pauvre richesses De mon rêve enchanté
Les sapins sous le vent Sifflent un air étrange Où les voix se mélangent De nains et de géants
Marianne de ma jeunesse Tu as ressuscité Des démons des princesses Qui dans moi sommeillaient
Car ton nom fait partie Marianne de ma jeunesse Du dérisoire livre Où tout enfant voudrait vivre
Marianne de ma jeunesse Nos deux ombres enfuies Se donnèrent promesse Par-delà leurs joies et leur vie
Marianne de ma jeunesse J'ai serré sur mon cœur Presque avec maladresse Ton mouchoir de pluie et de pleurs
Il avait poussé par hasard Dans notre cour sans le savoir Comme un aveugle dans le noir Mon arbre Il était si petit Que c'était mon ami Car j'étais tout petit Comme lui J'attendais de lui le printemps Avec deux ou trois fleurs d'argent Un peu de vert, un peu de blanc Mon arbre Et ma vie s'accrochait A cet arbre léger Qui grandissait Comme je grandissais
Chanson de GILBERT BECAUD
Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde Quand tu n'es pas là S'arrètent de chanter Et se mettent à pleurer Larmes de pluie au ciel d'été Quand tu n'es pas là Le silence qui gronde Me donne si froid Qu'un jour ensolleillé Me fait presque pleurer Larmes d'ennui malgré l'été La ville fait de grâces La lune des grimaces Qui me laissent sans joie Les cantiques d'églises Malgré tout ce qu'ils disent Me font perdre la foi Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde La nuit sur mon toit Viennent se rassembler Et pour me consoler Chantent tout bas ' Elle reviendra ' Quand tu reviendras De l'autre bout du monde Quand tu reviendras Les oiseaux dans le ciel Pourront battre des ailes Chanter de joie Lorsque tu reviendras !
Le Pianiste de Varsovie Gilbert Bécaud
Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Chopin Je l`aime bien, Chopin Je jouais bien Chopin Chez moi à Varsovie Où j`ai grandi à l`ombre A l`ombre de la gloire de Chopin Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur Plus de sentiment Plus de mouvement Plus d`envolée Bien bien plus léger Joue mon garçon avec ton coeur Me disait-il pendant des heures Premier concert devant le noir Je suis seul avec mon piano Et ça finit par des bravos Des bravos, j`en cueille par millions A tous les coins de l`horizon Des pas qui claquent Des murs qui craquent Des pas qui foulent Des murs qui croulent Pourquoi? Des yeux qui pleurent Des mains qui meurent Des pas qui chassent Des pas qui glacent Pourquoi Le ciel est-il si loin de nous? Je ne sais pas pourquoi Mais tout cela me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur
What does not destroy us makes us stronger.
Rondvraag / Poll
Wie wordt wereldkampioen 2012 bij de profs ?
À la claire fontaine
M'en allant promener, J'ai trouvé l'eau si belle, Que je m'y suis baignée.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Sous les feuilles d'un chêne Je me suis fait sécher, Sur la plus haute branche, Un rossignol chantait.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Chante, rossignol, chante, Toi qui as le coeur gai, Tu as le coeur a rire, Moi, je l'ai à pleurer.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
J'ai perdu mon ami Sans l'avoir mérité, Pour un bouquet de roses, Que je lui refusai.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Je voudrais que la rose Fût encore au rosier, Et que mon doux ami Fût encore à m'aimer
Turning and turning, the world goes on We can't change it, my friend Let us go riding now through the days Together to the end Till the end
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Spinning and spinning, the dreams I know Rolling on through my head Let us enjoy them before they go Come the dawn, they all are dead Yes, they're dead
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Julia Tulkens .
Hebben wij elkaar gevonden in dit land van klei en mist waar tussen hemel en aarde ons leven wordt uitgewist ?
Ben ik nog schaduw, ben ik al licht, of is d'oneindigheid mijn aangezicht ?
Treed ik in wolken of in hemelgrond ? Er ruist een hooglied aan mijn lichte mond. In uw omarming hoe ik rijzend ril ... Mijn haren wuiven en de tijd valt stil .
Julia Tulkens.
SONNET POUR HELENE
Quand vous serez bien vieille, au soir, à la chandelle, Assise auprès du feu, dévidant et filant, Direz, chantant mes vers, en vous émerveillant : Papoum me célébrait du temps que j’étais belle.
Lors, vous n’aurez servante oyant telle nouvelle, Déjà sous le labeur à demi sommeillant, Qui au bruit de mon nom ne s’aille réveillant, Bénissant votre nom de louange immortelle.
Je serai sous la terre et fantôme sans os : Par les ombres myrteux je prendrai mon repos : Vous serez au foyer une vieille accroupie,
Regrettant mon amour et votre fier dédain. Vivez, si m’en croyez, n’attendez à demain : Cueillez dès aujourd’hui les roses de la vie.
Regretting my love, and regretting your disdain. Heed me, and live for now: this time won’t come again. Come, pluck now — today — life’s so quickly-fading rose.