Er was een etentje bij vrienden. In het midden van de tafel stond een draaischijf met kommetjes met daarin sauzen en sausjes en toekruiden en kleine gesneden en vermalen frutseldingen die men naar believen op het bord mocht leggen.
Toppié was erbij. Misschien was ze toen nog wat jong om een maaltijd uit te zitten met de grote mensen, toen allen in de saaie leeftijdscategorie 25-35. Maar Toppieke was in een genadige gemoedsgesteldheid en ze gedroeg zich de hele maaltijd welopgevoed. Ze was de voorbeeldige dochter. Ze was een pronkdochter, die avond.
Het hielp natuurlijk dat die draaischijf er stond. Geboeid keek ze naar de bewegingen van het plateau en naar wat daarop carrousel hield. Draaien & stoppen en opnieuw, in haar ogen zeer onvoorspelbaar. Vanop haar hoogte kon ze zien dat er onder dat plateau een tweede cirkel stond, een houten ring met daarin het draaimechanisme.
- Hoe beweegt dat? vroeg ze aan Tina. - Als iemand er aan draait, zei Tina. - Onder de tafel? vroeg Toppieke verbaasd. - Nee, gewoon wij, iemand van ons, kijk, zó. En Tina draaide. Toppieke wou dat ook proberen, maar ze was nog te klein. Ze kon niet bij de draaischijf. - Straks, zei Tina, na het eten moogt gij ook draaien. Daar nam Toppieke genoegen mee. Een modelkind, die avond. - Wat ís dat? wou ze nog weten. Dat vroeg ze zeer nadrukkelijk. - Een lazy suzy, zei Tina. Toppieke liet de term tot zich doordringen.
Na het eten hielpen we de gastvrouw met borden en kommetjes en schoteltjes afruimen. De lege lazy suzy mocht op tafel blijven staan. Dat was voor later. Daarna verdwenen we allemaal naar de zithoek voor de koffie+.
Naar Toppieke hadden we geen omkijken, ze had gezelschap gevonden bij de hond des huizes. Een hanteerbaar model dat tot aan haar knietjes kwam.
Bij de koffie+pousse was er kout en wederkout maar misschien werd het tijd om Toppieke naar bed te brengen.
Het modelkind was op tafel geklommen en zat daar energiek met de lazy suzy te draaien. Op de draaitafel had ze speeltjes van de hond gezet. - Wat zijt ge aan het doen, Toppieke? - Wij spelen soezieloezie! zei ze ernstig.
Wanneer een speeltje van de lazy suzy viel wierp ze het weg van tafel en het hondje bracht het speeltje dan terug. Daarop werd weer driftig gedraaid en soms vielen er wel twéé speeltjes. Het hondje bleef geduldig en gewillig zitten, een eindje van de tafel weg. - Hij speelt dat graag, zei ze nog rap. Maar het was slapenstijd en ze werd van tafel geplukt. Het hondje bleef alleen achter.
Tina verontschuldigde zich dat de kleine op tafel geklommen was, maar de gastvrouw vond dat niet nodig. - Laat maar, het kind heeft de middelpuntvliedende kracht ontdekt. En soezieloezie is toch een mooi woord?
Nog dagen heeft Toppié tegen al wie in haar buurt leefde gesproken over de dingen die weg vliegen van de soezieloezie. - Want die drraait óórr!
Het is geen leven zonder lief, ik wou het aan en rap. Daarom schreef ik hem een brief. Zo zette ik mijn eerste stap op het pad der romantiek. Geen flauwe gedoe, geen violen en muziek, niks van kusje toe 'k wou het áán en daarmee gedaan.
Hij heette Bert Verschueren en hij had een pennemes hij was het zoontje van de buren, hij was zeven, ik was zes. Ik stal een omslag uit de la en ik deed er 't briefje in. Met op mijn mond nog chocola en ook wat op mijn kin likte ik twee keer de lijm en viel toen haast in zwijm :
De omslag zat vol vlekken, de envelop was echt heel vies en ik kreeg te plekke een eerste les gezichtsverlies. Zo kon de brief de deur niet uit, dit was voorwaar een blaam zo werd ik nooit een bruid want dit was werkelijk infaam, chocolade op een brief … en Bert werd nooit mijn lief.
Op 't Net vond ik Verschueren Bert. 'k Vertelde hem per mail waarom het nooit wat werd. Zijn antwoord zei niet veel.
-zucht-
Ik werd geen droomprinses en Bert zit aan de fles.
Het is heel vroeg in de ochtend, de uitlaatgassen van de vorige dag zijn verdwenen naar elders en de stank van de ochtendspits is er nog niet.
Na de bui ruikt de stad naar nat beton en naar natte stenen, bakstenen en straatstenen, met hier en daar een vleugje nat groen. Een boom of zo. Misschien een perk, misschien een ver plantsoen.
In de jaren '80 stond de fertiliteitsgeneeskunde niet waar ze nu staat. De behandeling kostte toen fortuinen. Waarschijnlijk nu nog meer.
Daar bovenop kwam nog de hinderlijke belangstelling van de Toekomstige Grootmoeders van toen Zij voelden zich gerechtigd om na een paar maanden al vragen te stellen : Én ? Nog niks op komst?
Dat die vraag zeer opdringerig is kwam niet bij hen op. Dat die vraag misschien pijn deed bij het koppel in kwestie, kwam niet bij hen op. Toekomstige grootmoeders, hun zussen, hun buurvrouwen en andere matrones gingen er van uit dat zij zoiets konden en mochten vragen. Hun zelfgenoegzaamheid en eigengerechtigheid was evenredig aan het aantal eigen (klein)kinderen.
En dan waren er de mannelijke commentaren : - Als ik moet komen helpen, zeg het maar … HA.HA.HA-wat ben ik grappig
Bij al die ongewenste belangstelling, platte nieuwsgierigheid eigenlijk, bij al die ongewenste commentaren, wiens strot zou men het eerst dichtknijpen … en toen dacht ik aan de stille oplossingen. Die bestaan. Die hebben altijd al bestaan. De oplossingen zonder de ha-wat ben ik grappig. ondertussen droomde ze wel van een kleinkind
1980
Ze ging een doos boeken afzetten bij haar oudste, die doos stond al weken in de koffer van haar wagen. Een doos die hij al lang had moeten komen ophalen. Er scheen licht uit het zijraampje. Het tuinpad lag oneffen, de doos was zwaar en het regende nog ook. En zijn fiets stond nog buiten ! Bij de deur keek ze door het zijraam van de erker. Het gordijn van het zijraampje was niet dicht. Zouden ze haar opmerken ? Dan moest ze de doos niet neerzetten om te bellen.
De eethoek bij het raam was leeg. Ze merkte beweging in de zithoek, er bewoog een dekentje. Ze deed een stap achteruit. Verdomme, dacht ze, als ze op dit uur willen liggen vrijen in de sofa, dan moeten ze hun gordijn beter dicht doen. Ze nam de doos weer mee. Men laat boeken niet achter in de regen. Verdommeverdommeverdomme. Men wil wel kleinkinderen maar men wil er niet bij staan wanneer ze gemaakt worden. Zo is dat.
Ze reed naar huis en was vastbesloten hen binnenkort iets te zeggen over dat zijgordijntje van de erker, in voorzichtige bewoordingen iets over inkijk zeggen. Diplomatisch. Want het was een delicate kwestie, moeder en vooral schoonmoeder zijnde. Hoe bracht ze dat haar schoondochter zachtjes aan het verstand dat er iets moest gebeuren met dat gordijn aan de zijkant.
De doos liet ze maar weer in de koffer staan. Door de regen haastte ze zich naar de deur en ze was blij dat ze binnen was. De keuken was warm. Haar man stond te roeren in iets lekkers. De tafel was gedekt voor drie. Aan tafel zat hun oudste. Ze voelde dat ze bleek werd. Ze ging zitten met haar jas nog aan. Als hun oudste hier was, wie was dan …
- Blijft gij ook eten? vroeg ze zwakjes. - Nee, ik ben sebiet weg mama, ik kwam die doos met boeken halen. - Vandaag? Ze staat in de koffer, zijt ge met de fiets ? - Met dít weer? Ik ben hier met de auto, hij staat in de straat hier achter. - Ah … - … - Waar is onze jongste, vroeg ze aan haar man. - Die is weg met de fiets, hij moest nog iets doen. Maar hij komt terug voor het eten.
Met de fiets. De fiets die in de regen stond.
De oudste ging de doos met boeken overbrengen en legde haar autosleutels naast haar neer. - Zoudt ge uw jas niet uitdoen ? Hij keek op de klok, zwaaide naar zijn vader, gaf zijn moeder een snelle kus op haar hoofd en verdween.
1999, de kleine had de middelbare school afgewerkt, foutloos parcours en er was een barbecue. Met een gelukkige grootmoeder mee op de voorgrond. Want de afgestudeerde was haar kleinkind. Genetisch gezien was hij haar kleinkind, al is over dat genetische nooit gesproken geweest. De jongeman was samen met opa druk in de weer met vuur en met vlees en met borden.
- Hij lijkt op ons ma, zei de oudste. - Ja, zei de jongste. - Gelijk hij daar staat, en praat, helemaal ons ma. - Ja.
2001, de 21-jarige kleine hield een korte toespraak op de begraafplaats.
- Als ze hem kan horen zal ze fier op hem zijn, gelijk hoe, zei de jongste. - Dat 'hoe' heeft ze altijd geweten, antwoordde de oudste. En hij vertelde zachtjes in twee woorden over die avond met de doos vol boeken. - De doos stond in de koffer, maar ze was nat. Ma is met die doos toen tot aan de voordeur geweest. Tot aan onze voordeur. Volgens mij heeft ze het altijd geweten. - Verdomme, zei de jongste, verdommeverdommeverdomme. En ze heeft daar nooit iets over gezegd ? - Nee … Maar nee! Ze heeft toch ook nooit iets gezegd over u en Serge.
Serge hoorde zijn naam en knikte eens. Vera kneep in de hand van haar man. Alle vier keken naar het kind. De pastoor sprenkelde wijwater over de urne.
Toen ik dit schreef in juni 2016 dacht ik, niet inzenden, dit gelooft toch geen kat. Iets meer dan een jaar later, in november 2017, kreeg ik een gelijkaardig verhaal te horen. Deze keer met een donor die niet weet dat hij donor was. Hij was een uitwisselingsstudent van het Erasmusprogramma. Hij zit al lang in weer in Scandinavië en het kind dribbelt hier nu energiek rond. Hier in België.
De tafelen, met dat begrip heb ik het in mijn kinderjaren moeilijk gehad. Ik begreep niet waarom lijsten (tabellen) tafels genoemd werden.
In het tweede of derde studiejaar kwamen in de rekenles de Tafels van Vermenigvuldiging. Dat ging vrij vlot, dat was woordjes opdreunen. Dat waren driloefeningen met een plezierige cadans, vooral bij het triomfantelijke 10 x 10 = 100! Waarbij honderd dan gezongen werd als hoondeurd!
Wanneer achteraf met die vermenigvuldigingen ook rekenoefeningen moesten gemaakt worden werd het veel minder plezierig. Dat was totaal iets anders!
De Tafels van Vermenigvuldiging stonden ook alle tien (of alle twaalf ?) op de achterkant van onze schriften gedrukt. Schriften in fletse kleurtjes. De slappe plastic hoes die om de schriften zat kon met één hand losgemaakt worden. Dat had ik onmiddellijk door. Waarom het moeilijk maken als gemakkelijk ook kan … en ik dacht dat het mocht. Opdreunen en rekenen waren voor mij twee totaal verschillenden bezigheden.
Mogelijk hetzelfde jaar of een jaar later werden in de les gewijde geschiedenis de Stenen Tafelen opgevoerd. Voor Gewijde Geschiedenis had ik ontzag want daar waren prenten bij, dat was allemaal echt gebeurd, dus ook die tien geboden op die twee stenen tafelen. Ook echt gebeurd. Wat men van de tafels van vermenigvuldiging niet kon zeggen. Die waren wel plezierig maar niet echt gebeurd.
Het heeft geduurd tot in de humaniora eer ik vernam en begrepen had waarom een lijst met geboden en lijsten met cijfers tafels genoemd worden. Het komt van het woord tabula, tablet in klei of in was, en vandaar een tabel, een lijst met gegevens. Allemaal dingen zonder poten, geen meubels dus.
Wanneer men op Google de woorden mulligatawny recept intikt verschijnen er een groot aantal kooksites op het scherm. Da's al een begin hé.
De recepten gaan van zeer simpel tot zeer bewerkelijk. Laat u niet imponeren door de lijst van ingrediënten. Men mag daar in snoeien want gewoonlijk heeft men toch niet alles in huis.
Voor vlees gebruik ik al eens een restantje van de dag tevoren. Of gehaktballetjes waar ik wat curry mee indraai. Alles kan dienen, behalve rundsvlees. Maar dat is een persoonlijke mening. Ofwel vis. Vis kan ook. Als het snel moet gaan gebruik ik een portie diepvries-koolvis/collin/pollack, onze noodvis. Look gaat er altijd bij in, gewoon om alle smaken te ondersteunen, dus niet in Provençaalse hoeveelheden. Bouillon van blokjes staat gereed in de koelkast, ontvet. Die maak ik per 4L want wij zijn grootverbruikers. Soepfanaten. Ongeveer alle groenten kunnen dienen, maar ik gebruik geen typische 'Vlaamse' groenten zoals bvb spruitjes of raapjes. De soep kan ook gemaakt worden met énkel groenten, dan mag er de mixer in.
Sommige mulligatawny-recepten halen een waas van authenticiteit uit een opsomming van kruiden. Daar heb ik ook een mouw aan gepast : de meeste van die kruiden zitten in het currymengsel van de supermarkt. En als men een titske wil upgraden dan is er nog altijd het curry-assortiment van Sharwood's natuurlijk, ook verkrijgbaar in de supermarkt.
Met een lepel of twee curry komt men al een heel eind. Soms wat cayenne toevoegen voor meer pit. Of een andere specerij naar keuze, naargelang de ingeving van het ogenblik. Specerijen hé, geen kruiden. En eventueel een wolkje (soja)room, als men de soep mixt. Wanneer ik ze niet mix, doe ik er geen room in. Dan moet de bouillon ongeveer helder blijven. Maar dat is een persoonlijke voorkeur.
't Is al bijna klaar zie. Een Indisch soepke maken is uiteindelijk geen Chinees hé …
Er bestaat ergens een tekst die ik ooit gelezen heb, lang geleden en nog voor het Internet bestond. Het verhaal is dus niet van mezelf, de woorden wel. Het ging ongeveer zo :
De vrouw was het zakelijk brein en ze zei dat hij een vrachtwagen moest kopen. Dan zou hij zijn ronde sneller kunnen doen en dan was hij tegen de middag thuis. Dan kon hij helpen met dingen allerlei. Moderniseren en rationaliseren.
Hij was verbouwereerd, wat moest er dan gebeuren met het paard? Het paard ging weg. Dat vreet en dat schijt. Weg oud paard. Het weiland zouden ze voor andere dingen gebruiken.
Hij was meegaand van aard. Hij kocht de vrachtwagen, want het brein had gesproken. Hij leerde dat ding besturen. Hij was inderdaad sneller thuis. Het brein had gelijk. Maar het paard deed hij niet weg.
Na het middageten ging hij naar het weilandje. Of naar de stal, afhankelijk van het seizoen, en dan sprak hij met het paard. Over hun goede oude tijd.
Soms keek het paard hem aan en dan wist de man dat zijn hart evenzeer gelijk had als het brein van zijn vrouw.
Dinner for One is een komische sketch die in de jaren '20 geschreven werd voor het theater door Lauri Wylie. De sketch wordt nog regelmatig in theaters opgevoerd. De sketch heeft in de loop der jaren verschillende varianten gekend, maar de kern van het verhaal blijft hetzelfde. Inhoud
Miss Sophie (May Warden) is een rijke Engelse dame die al sinds jaar en dag de gewoonte heeft om op haar verjaardag haar vier beste vrienden. Sir Toby, Admiral von Schneider, Mr. Pommeroy en Mr. Winterbottom uit te nodigen voor een verjaardagsdiner. Er is een probleem: Miss Sophie wordt negentig, en haar vier vrienden zijn inmiddels overleden. Miss Sophie vindt dit echter geen reden om met de traditie te breken.
Excentriek zijn was ooit gangbaar in de UK.
Daar de heren niet langer persoonlijk aanwezig kunnen zijn zal haar butler James (Freddie Frinton) voor zijn werkgeeftster de aanwezigheid van de vier gasten spelen, inclusief hun karaktertrekjes en eigenaardigheden. Daarnaast moet hij ook gewoon zijn taken als butler blijven vervullen.
Hoewel de sketch altijd wordt uitgezonden op oudejaarsavond Duitse en Oostenrijkse zender heeft het verhaal niets met oud en nieuw te maken. James, in zijn rol als Mr. Pommeroy, roept wel bij elke ronde wel "Happy New Year", maar dat is een verwijzing naar Miss Sophies verjaardag.
…
Bij elk van de gangen van het diner Mulligatawny-soepwordt vermeld op 01min29 en 01min32 kiest Miss Sophie een geschikt alcoholisch drankje. James serveert de drankjes niet alleen aan Miss Sophie, maar ook aan haar vier ingebeelde gasten. Bij elke volgende gang -vis, kip en fruit- brengt hij in de rol van elk van die vier heren een toost uit en drinkt hij het glas leeg. Zo drinkt hij bij elke gang vier glazen. Hierdoor raakt hij steeds meer onder invloed en wordt het steeds moeilijker voor hem om de drankjes in te schenken en het eten te serveren. Meesterlijk gedaan, hoe Frinton die toasts laat evolueren !
Vóór elke gang vraagt James aan Miss Sophie: "The same procedure as last year, Miss Sophie?", Zoals vorig jaar, Miss Sophie? waarop zij antwoordt: "The same procedure as every year, James!" Zoals élk jaar, James!
Aan het eind van het diner geeft Miss Sophie te kennen dat zij zich terug trekt, waarop James haar zijn arm aanbiedt om haar naar haar vertrekken te begeleiden. James vraagt : "The same procedure as last year, Miss Sophie?" en Miss Sophie antwoordt: "The same procedure as every year, James!". Met een knipoog naar de camera zegt James : "Well, I'll do my very best." Ik zal mijn uiterste best doen.
Let vooral op Freddie Frinton, in de rol van James. Vakwerk. Behalve misschien die knipoog op het einde, misschien is dat wat gechargeerd, misschien had dat subtieler gemogen. Maar goed, theater-acteren is geen camera-acteren. Daar moeten we efkes aanwennen. Onderstaande opname zou de originele zijn, van 1963, de scène speelt in de jaren ’20.
In 1986 verbaasde mijn Ma me met een uitspraak over voetbal. "Die Jean-Marie Pfaff, dat is nu toch echt nen toffe !" Noch zij, noch ik kenden iets van voetbal. Nu nog niet. Dat Pfaff in haar ogen zo ineens een toffe jongen was kwam door het Journaal. Er waren beelden getoond over de ontvangst in Brussel en over de rit naar het stadhuis.
Vooral over die rit had ze het : "Hij zat in die open auto met zo'n blij gezicht en hij wuifde en ge ziét aan die jongen zijn gezicht dat hij er van geniet." "Ja, zo'n jongen mag dat hebben zo'n moment van glorie, hij heeft er hard voor gewerkt." Mijn ma was ontroerd. Dichter bij huis waren ook mensen die hard werkten hoor, en zonder gloriol, maar dit ter zijde.
Over de rit van Pfaff & C° heb ik geen duidelijke beelden gevonden maar wel van de Grote Markt toen, met Pfaff op hetzelfde balkon als waar later mijn zus Tina en haar man gestaan hebben bij hun huwelijk. Oja, Flip & Mathil hebben daar ook eens gestaan, op dat balkon.
"Meer dan honderdduizend Belgen zakten eind juni 1986 naar Brussel af om de Rode Duivels te verwelkomen na hun vierde plaats op het WK. Jean-Marie Pfaff werd voor één dag koning van België, El Simpático was geboren."
"Fantastisch hé, ongelooflijk ... wat we in Mexico bereikt hebben, is uniek." De ogen van Jean-Marie Pfaff fonkelen als hij terugdenkt aan die bewuste zomer. Hoewel de doelman bij Bayern München tot een internationale ster werd gekatapulteerd, beleefde hij zijn hoogtepunt als sportman bij de Rode Duivels. "De ontvangst op de Grote Markt van Brussel blijft samen met mijn transfer van Beveren naar Bayern de mooiste herinnering uit mijn carrière."
Terwijl ik op 't Net aan het zoeken was wat die uitzonderlijke exploten van Pfaff in Mexico zouden geweest kunnen zijn kwam ik een artikel tegen : er is een remake geweest! Kregen we 30 jaar na datum een herkansing? Op 14/11/2016 was dat. Die toffe jongen van toen, samen met andere veterane rakkers, ging in Antwerpen wat demonstreren. Werd het een gezapige opa-match of werd het een revanche? Het veterane België klopte de Argentijnse opa's met 7–6, zaalvoetbal.
Markant theater dat aan het evenement vooraf ging : het gedoe en de smoezen van il divo Maradona die eerst wel en dan niet en toen wel/niet kwam opdagen. Niet dus.
Naar aanleiding van een krantenartikel hadden we het over genderneutraal. En hoe we zonder het te beseffen kinderen toch een bepaalde richting aangeven.
De mama in het gezelschap : - Wij doen ons best hoor, thuis houden we het zo neutraal mogelijk, zei ze. Alle taken kunnen evengoed door Wim als door mij gedaan worden. Theoretisch.
Ja, natuurlijk theoretisch. Ik zou hare Wim niet aan de strijk zetten. Daar komen vodden van. Letterlijk.
- Maar ze zijn nog klein, en ze moeten nog zoveel andere woordjes leren dan dingen over mannen en vrouwen. Heel veel woordjes leren.
Dat laatste zei ze tegen de jongste. Hij zegt nog niet veel. Hij bekijkt de wereld rondom hem nog met open mondje. In constante en oprechte verwondering ondergaat hij de stroom der gebeurtenissen, in waken en slapen. Qua woordenschat hanteert hij het principe van nodig-en-voldoende. Meer moet dat niet zijn want hij leeft wat zweverig, en regelmatig valt hij uit de lucht. De oudste is een taterwater, die heeft praat voor twee.
- Ja, want meisjes worden vrouwen, mengde hij zich plots in het gesprek. - Ja, vrouwen, zoals … - Mama. - En zoals wie nog? - Als Juf. - En wie nog? - Oma, rondde hij het lijstje vrouwen in zijn leven af.
De jongste doet nog niet aan lijstjes maar hij wachtte wel op het vervolg. Zijn ogen gingen traag van zijn broer naar zijn mama. De broer was al met iets anders bezig. Met de blokkendoos.
- En jongens worden … - Mannen. - Zoals … - Papa. - En wie nog? - Firmin. - En wie nog? - … (blokkendoos) - Wie nog Bertje? - Opa Snor.
Waarop plots de jongste, weer eens een en al verbazing:
De afgelopen week was er in de nieuwsberichten op het Net weer een en ander te doen over borstvoeding. Weeral heisa, helaas. Negatieve reacties op een zogende dame in Australië, negatieve reacties op een zogende dame in de US … en wat in de krant komt is maar een tipje van een ijsberg.
Meestal zijn het mannen die het gebeuren niet in zijn context kunnen plaatsen. Alsof naar hun mening gevraagd wordt, wanneer zij ter plekke, luidop en niet gehinderd door enige hersenarbeid, de wereld konde doen van hun eigen onbenul.
Dit kleintje, dat ver weg van dat soort volk bij de mama aanligt, laat met één vingertje weten wat het vindt van hun pover denkwerk :
LM heeft iets met klokken. Het moeten ronde zijn. Geen ornamenten, de pure lijn : rond. En met wijzers die draaien, niks digitaals.
Los van onze wekkers en alle tijdstoerustingen die in apparatuur ingebouwd zijn hebben wij vier grote ronde schijven aan de muren hangen. En er zitten nog twee andere in de verpakking. Hier thuis weten wij continu hoe laat het is. En dan nóg vergis ik me soms van uur omdat ik soms enkel naar de grote wijzer kijk. Kan dat? Eh ja, ik kan dat, de kleine wijzer niét zien. Dan roep ik LM dat de soep klaar is en ben ik er een uur te vroeg mee. Soms heb ik me staan haasten ook nog, om een uur te vroeg te zijn. Dat soort dingen.
Die voorkeur voor ronde klokken komt waarschijnlijk van zijn 40+ jaren op zee. Aan boord zijn alle klokken rond én betrouwbaar. Afbeeldingen van scheepsklok
Dat betrouwbare komt omdat er maar één masterclock is, en alle andere zijn slaveclocks. In het Nederlands betekent het dat de moederklok van de brug alle volgklokken stuurt, die in ongeveer alle werkruimtes en in alle woonruimtes hangen. De sturing van die klokken gebeurt elektrisch. En de voeding ook natuurlijk.
De volgklokken zouden in theorie tot op de seconde de moederklok moeten volgen, maar in de praktijk kan dat tegenvallen. Door goedkope makelij, door sleet … Mijn Dierbare hield daar rekening mee en met aandacht en zorg stelde hij wanneer nodig de wandklok in de cabine bij. Waarschijnlijk de andere klokken op zijn pad ook.
Toen kwam er een dag in 2006. 2006-10-27-vr om precies te zijn dat is de dag dat ik het grondig verkorven heb. Toen heb ik de klok van de cabine verprutst. Definitief kapot. Ik vreesde dat ik in de eerstvolgende haven oneervol van boord zou gezet worden wegens 'opzettelijk vernietiging van scheepsmateriaal'.
Die dag waren de mensen van het machien bezig aan dek, in de buitenlucht. Tropenlucht toen. Zij voerden grote werken uit aan een van de vier ventilatiekokers naar de machineruimte. Die kokers staan bovenop het ketelhuis. Door die werken zou LM die dag niet komen aandraven met typwerk. Zo kon ik me gerust aan de grote poetsenij begeven zonder onderbroken te worden. Hij grote manoeuvres, dan ik ook.
Aldus toog ik aan de taken die einde contract vooraf gaan. Alvorens de cabine over te laten aan de vervanger wast men de schotten ofte wanden en ook het plafond. 'k Had het moeilijkste wand vrijgemaakt, het schot waar het wandmeubel stond.
Dressoir afgeruimd want er was vlak naast de ingebouwde koelkast een fruithoekje met toebehoren, TV los gevezen en vrij gezet, DVD speler idem (in stoel gezet) Kortom, het was het schot dat tijd in beslag nam juist door het wandmeubel met alle apparatuur en alle spullen die er een plaats hadden.
Toen die wand vrij was, (zie foto boven) ging ik aan deck een aantal foto’s maken van de werkzaamheden bij de ventilatiekoker en toen ik weer binnen kwam vond ik dat ik van mijn eigen werk ook eens een fotootje kon nemen.
De ronde klok daarboven is dus een slaveclock, bediend van op de brug. Ze liep vier minuten achter. Omdat ik er nu bij kon wou ik LM de bekommernis van het bijstellen besparen en heb ik het glas opengemaakt. Ook om de nicotine aan de binnenkant van het glas te kunnen afwassen natuurlijk. Aan boord poetst men shipshape.
Terwijl ik de klok dan toch open had heb ik de grote wijzer vier minuten vooruit gedraaid. Vier keer klikken. Blijkbaar heb ik dat iets te snel gedaan want de vierde was geen klik maar een krak. Wat doet een krak in een klok? Die hoort daar niet. Niks. Ik bleef een tijdje stil. De klok zei ook niks meer. Geen tik of geen tak. Na de krak kwam ook geen beweging meer in de grote wijzer. De eerste minuut niet, de daaropvolgende evenmin.
En de dag was nochtans goed begonnen! Vroeg en vol goede moed, zo waren wij die dag, LM aan dek en ik in de cabine. Maar toen ik de krak hoorde ipv een klik verdampte mijn arbeidsvreugde op slag. Wanneer ik hem 's middags vertelde over de grote wijzer en de krak bleef hij efkes stil. - Zoiets kan gebeuren, zei hij toen. Oy, wat was ik opgelucht.
Daarom, wanneer LM hier ergens de zoveelste ronde klok wil ophangen, enkel en alleen omdat hij ze mooi vindt, dan zeg ik niks. Het steekt niet meer op een ronde klok. Als ons houwelijk maar rond draait.
Nog drie weken en de lente is voorbij. Alle dieren zullen nu wel hun ongeveer hun plicht volbracht hebben zeker? Overal nieuw leven, van de hoogste valk tot de diepste mol.
'k Heb ergens op een kippenforum gelezen dat kippen soms meekakelen met de kip die zojuist een ei gelegd heeft. Zij zouden voor de geleverde prestatie 'hoera! bravo! goed-zo-meid!' laten horen. Of dat waar is weet ik niet maar ik vind het een sympathieke gedachte. Solidariteit moet er zijn. Ook onder kiekens. Misschien vooral onder kiekens.
Als kind hebben we eens een kalfje weten geboren worden buiten in de wei, ttz : het lag er al toen wij daar langs kwamen. Botergeel en frêle. De zoon des huizes reed met de platte kruiwagen de wei in en mijn zussen en ik moesten achter de draad blijven staan. De koe stond bij het kalf en snoof eraan. Verderop waren de andere koeien aan het dansen gelijk zot. Een equivalent van blijdschap?
Die grote logge beesten, die 's avonds voldaan naar hun stal slenterden en 's morgens bedaard naar de wei stapten stonden te dansen. Ze hielden een feestje in rodeostijl. Het was line dancing eigenlijk, want zij blijven dames natuurlijk.
Van kalfjes kenden we wel het speels gehuppel maar zes grote dartelende koeien hadden we nog niet meegemaakt. En daarna nooit nog gezien.
Je inzet wordt niet altijd opgemerkt, soms kan het nuttig zijn om zelf de schijnwerpers op te zoeken. P²
Oelala, weet ge hoe warm het kan zijn in de schijnwerpers? Men begint te zweten, het kapsel valt plat, of omgekeerd, het haar begint te kroezen. De make-up loopt uit. De deodorant laat het afweten, denkt men. De schoenen beginnen te knellen en in de ogen verschijnt de blik die zegt : ik wil hier weg, helpt iemand mij hier uit? aub? In de schijnwerpers staan is afzien. Dat zijn de schijnwerpers op de rode loper.
Er zijn ook elders schijnwerpers. Mensen die gaan solliciteren moeten tijdens het gesprek zichzelf in het zonnetje zetten. Want onvermijdelijk komen de slotvragen. Huu, wat vind ik dat dwaze vragen wanneer ik ze lees in zo'n test-artikel à la Vacature. Bij mezelf antwoord ik dan :
- waarom vindt u zichzelf geschikt voor deze job ? - ik vind niks, het is aan ú om te oordelen of ik geschikt ben, ú bent de chef. (ontwijkend antwoord)
- waarom vindt u dat u past in ons bedrijf ? - anders zou ik hier niet komen solliciteren mevrouw/meneer. (ontwijkend antwoord)
- waarom vindt u dat wij u zouden moeten aannemen ? - 'k vind niks, het is aan ú om te oordelen of ik aangenomen word, ú bent de chef. (ontwijkend antwoord)
Foute antwoorden over heel de lijn. Compleet fout. Ik voel echt mee met de mensen die de ondervragingsmethoden van de moderne sollicitatie moeten doorstaan. Wie zichzelf niet genoeg in het zonnetje weet te zetten komt verkeerd over wegens niet zelfzeker. Wie zichzelf teveel in het zonnetje zet komt verkeerd over wegens té zelfzeker. Tussen snoeverij en bescheidenheid, wat is de gulden middenweg? Wat is de middenweg waarbij men zich nog comfortabel voelt … zonnetje, schijnwerpers, ni gemakkelijk voor iemand die in de luwte wil leven.
Als tegengewicht is er Vader Bontinck natuurlijk, de über die de spotlights als habitat heeft/had, zij het via zijn zoon :
loontje-boontje of De Ironie van het Lot ~ vervolg op tekst 485, die een aflevering uit Eigen Kweek zou kunnen zijn.
Mogelijk was het niet het Lot dat ingreep. Mogelijk was het de engelbewaarder van de man van Catherine die het geen tweede keer wou zien gebeuren dat zijn beschermeling door haar aanhoudend gejammer en gezeur van de stress in het ziekenhuis belandde.
De engelbewaarder bedacht dat hij Catherine misschien een lesje zou kunnen leren. Maar volgens de Beroepscode der Engelen mocht hij dat niet doen. Daarom ging hij kloppen aan een achterpoortje van de Russisch-Orthodoxe hemel en vroeg daar de hulp van een Russisch-Orthodoxe Heilige, want voor dat soort klussen gaat men best naar de Russen. En heiligen genoeg daar. Dit alles gebeurde natuurlijk in stilte en in het donker.
De engel had geluk, er was juist een heilige vrij die de klus wou klaren, Catherine eens doen schrikken. "Popugat, zastenchivyy" knikte de heilige en hij plukte aan zijn baard. Hij dacht na. "Dada" replikeerde de engel en hij was weg voor ze hem thuis zouden missen.
En moet iets fout gegaan zijn met de vertaling van Dada want de dag daarop viel Catherine van de trap. Definitief. Iederéén was nu geschrokken. En daarop volgde dan die diepe stilte die alom te horen was.
De engelbewaarder was er een tijdje niet goed van. Schuldgevoelens en zo. Maar toen hij zag dat zijn beschermeling en de kersverse Russische schoondochter samen dansten, verdampten die schuldgevoelens in een paar tellen. Hij stond op, rechtte zijn rug en strekte zijn vleugels. "Que será, será", dacht hij. Dat is Spaans, want die engelbewaarder van de Pa is een buitenlander, hij is van Argentinië. Maar dat heeft Catherine nooit geweten natuurlijk.
het verhaal van de zoon ~ naar een gegeven van CvT
“Toen ik trouwde stond zowat het halve dorp op zijn kop. Nieuwsgierigheid vierde hoogtij, niet alleen nieuwsgierigheid naar de bruid maar ook naar de reactie van de ouders van de bruidegom, mijn ouders. De bruid was namelijk iemand met een kleurtje, een mooi vriendelijk meisje met gitzwart haar en donkerbruine ogen. Ze zag er amper een jaar of 16 uit, wat haar nog meer in de belangstelling bracht.
Wat het dorp dacht, ach, dat kon mijn ouders niet zoveel schelen. De kersverse schoondochter was volwassen en zij waren blij met haar, dus niemand moest er iets op aanmerken. Alleen had Moeder geen rekening gehouden met de familieleden. Haar andere schoondochter kon er niet echt om lachen en al heel gauw stond haar moeder Catherine aan de deur.
Of mijn Moeder er echt geen voetje had kunnen voor steken, want van waar was die nieuwe ook alweer en hoe was haar naam en was ze echt nog maar 16 jaar. De Moeder antwoordde dat ze helemaal geen zin had om er een voetje te steken en dat de bruid 24 jaar was en ze kwam uit Thailand en haar naam is Prisana. Nadat ze een keer of vijf haar naam uitgesproken had begon Catherine helemaal te zeuren. Wat als er kinderen kwamen, en de taal, en het eten, en-en-en ...
Telkens mijn Moeder en Catherine mekaar tegenkwamen begon het mens over Prisana, maar hoe mijn Moeder ook praatte, ze kon haar niet overtuigen dat een huwelijk tussen 2 culturen best kans op slagen had. ‘Bij mij komt zoiets niet in huis! Wat hebben jullie wel gedacht! Nooit van mijn leven en mijn man zou het ook niet moeten weten!’ Zo ging het telkens.
Toen werden onze kinderen geboren en weer was Catherine er om te zeuren, en weer zei Moeder dat mocht haar eigen zoon met een buitenlandse naar huis komen Catherine niet anders zou kunnen dan de situatie aanvaarden. Dat werd dan telkens luid en ten stelligste ontkend.
De tijd gaat snel, mijn echtgenote en ik zijn niet meer dat prille koppel, maar Catherine zeurde nog steeds. En dan was er opeens een dag dat mijn jongste broer binnenkwam en zo langzaam als maar kon zei : ‘De zoon van Catherine heeft een lief ’. ‘Nu ja’ antwoordde mijn Moeder ‘Hij heeft er de leeftijd voor hé, dus waarom niet.’ En toen zei mijn broer langzaam ‘ze komt uit Rusland’.
Mijn Moeder dacht dat ze er zou inblijven, van het lachen dan, de tranen liepen haar over de wangen en ik dacht aan al die keren dat Catherine hier was geweest en iedere keer zeurde. Wat zou ze nu zeggen! Alleen, ze kwam niet meer. Iedere dag was er ruzie met de zoon, ze liep dagen huilend rond en haar man moest naar het ziekenhuis omdat hij door haar gedoe en gekijf ziek geworden was van de stress. Dit alles sleepte een jaar aan en het Russisch meisje werd niet aanvaard.
En dan was daar het lot. Verleden jaar viel Catherine van de trap en zij was op slag dood. Alle gezeur en lawaai, al het ruzie maken was zeer plots voorbij, er viel een diepe stilte. Van boosheid was niets meer te horen of te zien.
Het huwelijk werd gevierd in juni en de vader van de bruidegom danste met zijn schoondochter.
En ik ? Ik vind mezelf een sukkel want voel me schuldig, zeer schuldig, omdat ik zo vaak gelachen heb met Catherine haar zielige bekrompenheid.”
men schildert een stilleven, maar … het fruit ligt niet stil!
still life painting of fruit bowls Vasilis Jeannou
Wie zou beroering verwachten daar waar één banaan wat lag te smachten. Zij wou van krom naar recht en dat werd niet meer bijgelegd! 't Was revolutie in de schaal met fruit ... de artieste nam een kloek besluit: we fiksen het wel even, zoveel opstand in 't stilleven.
Het fruit riposteerde nog een poos met veel ah's en met veel oh's en de peer, de appel en de appelsien, ook zij verdwenen plots nadien in de grote beker van de rode smoothiemaker met gans onderin die kriek, rood vanwege haar paniek.
Nu ligge'r enkel nog de druiven. Die zijn dronken van het fuiven, beschonken door hun eigen sap. Een druivenleven, da's één grap. Banaan? Daar wordt niet meer om getreurd, er is immer niks gebeurd want tussen druif en wijn (hik) doet enkel 't persen ietwat pijn.
Politiekers ken ik niet en misschien is dat ook beter voor hen. 'k Zou hen toch maar aan het hoofd zeuren over losliggende stoeptegels of vragen tot wie ik me moet wenden ivm fietspaden of zebrapaden en jammeren dat er na zes maanden nóg niks aan de vijver of de hondenwei gedaan werd en dat het nu al de derde winter op rij was dat de sneeuw niet geruimd werd op de voetpaden van de sociale wijk hier rechtover en hoe het komt dat brandweer en hulpdiensten NOG ALTIJD verloren rijden in die wijk. De pizzajongens kennen er de weg wel!
Nee, een politica of politicus zou aan mij niet veel gezelligheid beleven. Betrokkenheid vinden ze oké -wanneer en indien en zolang het hen schikt- maar mijn naarstigheid zou al gauw tegensteken denk ik. Een dochter van mijn zus Laura heeft dat soort ijver ook. Toen Lien twaalf was, zag ze op een ochtend in juli dat aan het begin van de straat het bord SPELENDE KINDEREN nog altijd niet geplaatst was. Ze maakte rechtsomkeer, toog naar haar moeder en vroeg ernstig of zij soms wist waarom het zomerbord er nog niet stond. Nee, dat wist Laura niet.
- En de zomervakantie is al drie dagen bezig!
Dát wist Laura wel : ze had al drie dagen haar vier kalibers voltijds in huis. Zo nog gedurende ongeveer twee maanden.
- Ga het eens vragen aan de burgemeester, zei Laura. - Goed, zei Lien en ze beende de keuken uit. - Wacht Lien! Wacht efkes, het is zaterdag. Dan is hij niet op het gemeentehuis. - Waarom niet? vroeg Lien. - Omdat het zaterdag is Meisje. - Oh? Dan ga ik naar zijn huis, zei ze opgewekt. - Weet ge waar hij woont?
Nee dat wist Lien niet.
Laura droogde haar handen af, viste ergens een folder van tussen en las het adres voor. Lien kende die straat en fietste naar het huis van de burgemeester. Ze belde aan en Het Beleid hemzelve deed open.
Ze kwam met een vraag en ze mocht binnenkomen om gehoord te worden. Het gebeurde wel aan een terrastafel en de burgemeester was zoals haar pa in onderhemdje en de grasmachine luisterde mee maar dat deed niks af aan de ernst van de situatie.
Haar vraag werd genoteerd en hij zou zorgen dat het in orde kwam. Hij zei niet dat hij zou zien wat hij kon doen, hij zei dat hij 'zou zorgen dat het in orde kwam'.
Lien fietste naar huis. Haar koperkleurig kopke moet er feestelijk uitgezien hebben in de zon. - Hoe is het gegaan? vroeg Laura. - Goed. Hij zal zorgen dat het in orde komt. En hij heeft zijn telefoonnummer gegeven. Voor als er nog eens iets is. - Zijn telefoonnummer hebben we toch? zei Laura. Lien gaf haar het papiertje terwijl met haar andere hand haar schoen stond los te wrikken. - Het is zijn GSM-nummer, zei ze, alsof dat vanzelfsprekend was.
In de loop van de week stond het bord er.
Het GSM-nummer van de burgemeester heeft nooit moeten dienen, is nooit van pas gekomen. Maar hij zou nu, een aantal jaren later, zo’n mondige jongedame wel in zijn jeugdwerking kunnen gebruiken.
'Lezen is denken met andermans hoofd' ? Nee dank u, liever niet, 'k gebruik mijn eigen breintje wel.
Er is het soort lectuur/literatuur dat ons wíl doen denken met andermans hoofd, maar dat zijn de indoctrinatie en de demagogie en ook de platte propaganda. Zulke schrijvers willen ons doen denken zoals zijzelf. En dat werkt. Helaas werkt dat zeer vaak.
'Lezen is kijken door andermans ogen' ? Ja, graag, leen mij uw visie.
De tweede soort schrijvers beïnvloedt ons ook, maar deze mensen nemen ons denken niet over. Dat zijn ze zelfs niet van plan. Men kan wel in hun ban geraken natuurlijk. Ze kunnen ons optillen, ze kunnen ons doen zweven. Maar op het einde zetten ze ons toch weer neer met : 'bekijk het nu zelf'. Ze laten ons achter. Ze laten ons met rust. Ze laten ons alleen. Want nadenken is iets wat we rustig en ook alleen moeten doen, iets waar we alleen voor staan. Dat is de prijs voor de Vrije Wil, dat we nadenken alleen moeten doen. Soms is die prijs te hoog en geven we tijdelijk onze vrije wil op. Of minder tijdelijk, helaas …
Die tweede soort, dat zijn de integere schrijvers, zij die ons nadien achterlaten. Ze bieden ons een kijk aan, een visie, zonder ons denken te willen sturen. Ze sturen wel efkes onze kijk, maar ze nemen ons denken niet over.
Een week of wat geleden stond LM uit het raam te kijken.
- Is er iets te zien? vroeg ik. - Daar staan drie witte auto’s na mekaar geparkeerd, zei hij.
Hij deed me denken aan een klein jongetje dat zich verveelt. Of is dat voor jongetjes een bezigheid op zich, auto’s kijken?
- Dat gebeurt niet dikwijls, zei hij nadenkend, drie auto’s van dezelfde kleur. Daar zou een mens een fotootje moeten van maken. - Maak dat fotootje dan, stelde ik voor. Alsof hij op mijn fiat had staan wachten ging hij het toestel halen.
De dagen daarop keek ik ondanks mezelf wat vaker buiten, om te zien of ik auto's van eenzelfde kleur zag staan. Twee blauwe! Dat ging ik onmiddellijk melden. Maar twee op een rij is niet goed genoeg. Het moeten er minstens drie zijn. Hij kwam toch eens kijken. Ze waren niet van hetzelfde blauw, dus dat telde niet. Afgekeurd. Het is zijn spel, dus hij bepaalt de spelregels. Het heeft geen zin dat ik daaraan begin te sleutelen.
Gekleurde auto's zijn zeldzaam geworden. In deze straat toch. De meeste auto's zijn grijs. Grijze staan hier genoeg. Maar ze moeten alle drie van dezelfde tint grijs zijn. En weet ge hoeveel tinten grijs er bestaan? Juist ja.
Een paar dagen geleden hadden we een historisch moment, een mirakel, drie rode auto's op een rij. Knalrood, alle drie. Daar is ook een foto van natuurlijk.
Hoe komt het dat LM die dingen zoveel sneller gezien heeft dan ik? We kijken toch allebei uit hetzelfde raam.
Ik kijk af en toe naar de bomen, hoe ze erbij staan en ik probeer me in te denken hoe ze zich voelen. Ik kijk af en toe naar de lucht, daar valt ook van alles te zien en te bedenken. Naar de plantsoenen, vaak. Heel soms kijk ik naar de mensen.
LM kijkt telkens naar de lucht, de bomen, de plantsoenen, de stoepen, de rijweg en naar álles wat daar langskomt, vliegt, losloopt, beweegt en stilstaat. Dat is het verschil. Ik kijk óf er iets te zien is, hij kijkt naar wát er te zien is.