Nog iets over trappen aan boord op het gevaar af langdradig te worden. Maar dank zij de vraag van SK over hoogtevrees heb ik ineens een focus.
Er is nog een trap. Die ene, die men niet kan vermijden of men geraakt niet aan boord : de gangway, de scheepsladder, the accommodation ladder. De stand van de gangway varieert met de situatie van het schip. Er is een groot verschil of het schip tegen de kaai ligt en men de klim kan aanvatten van op de begane grond of het schip op anker/aan de boei ligt en men de klim van uit de service boat start.
Als het schip tegen de kaai ligt is de overstap van op de vaste grond naar de onderste trede van de gangway relatief veilig, of zou dat moeten zijn. Soms hangt er wel een vangnet, maar niemand wil daarin vallen. Er doen wel sterke verhalen de ronde, uit lang vervlogen tijden, dat dronken zeelui in het net hun roes uitsliepen omdat ze de gangway niet meer opraakten, maar hoeveel daarvan waar is weet ik niet.
Als het schip op anker of aan de boei ligt is de overstap opletten geblazen want de situatie is minder stabiel. De serviceboat die mensen en goederen naar boord brengt, ligt op het water en water kan woelig zijn. Meestal is het woelig daar buiten de haven. De serviceboat danst soms hevig en dan klapt hij het benedenplatform van de gangway omhoog. Het platform is breder en groter dan te traptreden en daar staat men met twee voeten op alvorens de stap naar de gangway te nemen. Of omgekeerd, in het afdalen, alvorens de stap naar de serviceboot te wagen
Hier een foto in relatief kalm water, de boot is al langszij maar vaart eerst tot de kraan van het schip om proviand en spullen te lossen.
foto 01. service boat.jpg
Een tweede groot verschil is of het schip wel of niet geladen is. Wanneer het schip volledig geladen is ligt de gangway haast horizontaal. Wel, zo goed als. We kijken niet op die paar graden helling. Wanneer het schip niét geladen is, is het een ander verhaal.
Niet-geladen heet 'in ballast' omdat een schip zonder lading zeewater in de ballasttanks pompt want er moet een bepaalde diepgang zijn om de schroef voldoende onder water te houden. Onder andere daarvoor dient het gewicht van het ballastwater. Maar zelfs wanneer het schip in ballast is, zonder lading dus, ligt het hoog op het water en kan de gangway zéér steil staan.
Wanneer we de gangway op moesten van een schip dat in ballast was én op anker lag, ging LM voorop, zodat ik niet tussen de treden kon kijken naar de lege ruimte voor mij. Hij was zo vriendelijk op mijn tempo te klimmen. Ik volgde hem en ik keek recht op de knieholten van zijn jeans en concentreerde me op iets anders dan op de klim. Op een liedje waarvan ik te weinig woorden kende. Dat zong ik in stilte, want ik had mijn adem nodig om te klimmen. Inwendig zocht ik ondertussen naar de ontbrekende tekst. Dat was mijn focus. Mijn favoriete hulpliedje was jarenlang 'Leonardo', vooral het refrein en het mantra op het einde van het refrein : Leonardo is een tovenaar. Daarmee klom ik naar boven. Met LM en Leonardo raakte ik boven, want ooit zullen we …
Dit is het liedje :
Leonardo woont boven in een toren Bouwt vogels van hout en perkament Hij laat ze vliegen uit het raam En ziet ze vallen en zoekt Naar het geheim dat niemand kent
Refrein: Leonardo, hij gelooft wat hij doet Hij gelooft dat het moet De mensen zullen vliegen De mensen zullen vrij zijn
Niemand houdt van Leonardo Leonardo houdt van niemand
Vol van bijgeloof en inteelt Onder bruine vilten hoeden Kruipt het stadsvolk bij elkaar Leonardo is een tovenaar (8x) en stug klimmen maar
tekst : Lennaert Nijgh - muziek : Boudewijn de Groot - zang : Rob de Nijs
Hieronder een paar foto’s van een serviceboat & gangway. Het schip vaart in dead slow én het is in ballast, het ligt dus hoog op het water.
foto 03. serviceboat.jpg
Onderstaande foto’s heb ik gemaakt bij kalm weer, 2006/08/25 - Singapore Strait. Elders dan in Singapore Strait zou ik die derde foto niet durven maken hebben. In Singapore komt zelden deining, voor zover ik weet. Hoogstens moesson en wind.
foto's van gangway ofte scheepsladder
Die laatste foto was heel snel gemaakt hoor. Juist kadreren, klik, en opgelucht weer weg van dat groen bovenplatform, vooral weg van die gapende diepte.
m – HiH-06/2017, bijgewerkt - met eeuwige dank aan LM en aan Leonardo
Dit is de laatste inzending over scheepstrappen. Beloofd. Er is wel een manier om de gangway te vermijden, dat is de basket. Met een basket wordt men aan boord gehesen door de kraan. Maar niet elk schip heeft een basket en als die er is, wordt die niet elke keer in gebruik gesteld want daar is dan bijkomend voorbereidend werk mee gemoeid. De gangway gebruiksklaar maken duurt zonder dat ook al flink wat tijd.
Gangway op en af doet men -indien men dat wil- maar twee keer per contract. Eén keer bij het aanmonsteren omhoog aan boord en één keer bij het afmonsteren omlaag. De tussenliggende maanden kan men aan boord blijven. Er zijn mensen die dat doen, in haven niet aan de wal gaan. 'k Heb nooit gevraagd waarom, maar ik kan wel een paar redenen bedenken. Zoals walkoorts bestaat ook walvrees.
Er is één trap waaraan absoluut niet te ontkomen valt, dat is de trap naar de lifeboat. Wekelijks is er oefening, iedereen op post (all hands on deck), elke zaterdag vanaf 15h20 tot wanneer de captain tevreden is.
De oefening is soms firedrill, soms oilspill of soms boatdrill. De firedrill en de oilspill zijn breed opgezette simulaties van brand en van olielek. Het nodige materiaal moet snel en efficiënt aangebracht worden. Iedereen in de weer. Brandblussen wordt gewoonlijk geoefend in of rond de bewoning. Olielek bestrijden gebeurt aan deck. Boatdrill gebeurt bij en in de lifeboat.
Om in de lifeboat te raken moet men een trap op. En die staat volledig vrij van elke wand of visueel ankerpunt. Hier is zo'n trap. Op bovenstaande foto is het niet zo duidelijk dat men tijdens het klimmen door de treden naar lucht en water kijkt en visueel helemaal 'los' staat, maar het is de enige foto die ik voor het ogenblik kan vinden. Ik heb ergens een betere. In afwachting is het die daarboven.
m – HiH-06/2017, bijgewerkt - foto uit 2004, gekregen van iemand aan boord
Wanneer ik toch eens een buitentrap op moest, dan viel dat wel mee omdat ik het grootste deel van de klim binnen de bewoning deed. Natuurlijk is het niet élke keer mogelijk een buitentrap te vermijden.
Wanneer ik naar de monkey bridge wou om er foto's te maken bvb, dan was die laatste trap wel een buitentrap want de binnentrap gaat maar tot aan de brug. Wie op het allerhoogste deck wil raken, op het dak van de brug, moet die ene buitentrap nemen.
De monkey bridge wordt ook monkey island genoemd, naar analogie met het vroegere kraaienest, omdat dit deck het hoogste punt van het schip is. Daar staan antennes in alle mogelijke vormen en formaten, voor alle ontvangst- en zendapparatuur van het schip.
Als de trap naar de monkey bridge naar de wand van de brug gericht staat, zoveel te beter. Dan heb ik die wand voor mijn neus.
Als die trap naar stuurboord of bakboord gericht staat, met zicht op de verte, dan heb ik tegenslag. Dan kijkt men tussen de treden door tot aan de horizon. Als ik op die trap mijn ogen op de horizon wist te houden, viel het nog wel mee. Niet naar dingen vlakbij kijken, maar ver weg blijven kijken. Hoe verder hoe beter. Blik op oneindig. De klim duurt niet lang, het is maar één trap. Op voorhand de treden tellen helpt ook.
Eens op de monkeybridge was er voor mij geen risico op angst meer. En tijdens het naar beneden gaan ook niet meer, dan kon ik bij elke stap focussen op elke trede vóór mij.
Hier twee fotootjes van ’t Net, van de trap naar de monkeybridge gezien van op de wing. Die laatste trap naar hoger staat natuurlijk achter de brug en deze staan gericht naar een blind schot. Een blinde wand betekent geen zicht op diepte, zodus geen hoogtevrees voor mij.
Het gaat over twee verschillende schepen, dat is onder andere te zien aan de vorm van de schouw:
Hieronder een illustratie die ik gevonden heb, een stukje vaste ladder. De eigen foto die ik had zit waarschijnlijk opgesloten in een vorige, kapotte laptop. Jammer.
Hoe deed je dat op een schip? Daar zijn toch ook vaak grote hoogteverschillen, zeker tussen binnen en buiten? Of tussen dek en ruim? SK
Grote hoogteverschillen wist ik te vermijden. In de bewoning ging ik via de binnentrappen op en af tot op het deck waar ik zijn moest en stapte daar pas naar buiten. Ook al omdat binnen airco is en buiten niet. Wie niet dapper is moet slim zijn.
En de luiken (het ruim) moest en mocht ik niet in. Daar mag enkel bevoegd personeel komen. 'k Beklaag de matrozen en de stuurlieden die op een bulkcarrier (vervoert stortgoed, droge lading) tussen het lossen in de ene haven en het laden in de volgende haven de luiken moesten kuisen. Vooral wanneer het afdalen en klimmen in de luiken met 'Australian' ladders ging en niet via vaste ladders.
Op een vaste ladder heeft men tijdens het dalen of klimmen de ogen naar de wand gericht. Met ziet de diepte niet. Met hoort de diepte wel galmen in zo'n luik, maar men ziet ze niet en dat helpt:
Van op een fictieve wenteltrap durf ik wel maar beneden kijken, maar in het echt zal ik dat niet doen. Toen ik 38 was kreeg ik plots hoogtevrees. Waarom of hoe weet ik niet maar plots wemelde het toen ik een stapelbed aan het opdekken was en naar buiten keek. En dat is zo gebleven. Niet dat ik sindsdien elke dag stapelbedden op te dekken heb, maar het gevoel dat ik mijn eigen lijf niet kon betrouwen was toen zeer sterk. En dat is zo gebleven, ook al had ik het anders gewild, ook al ging ik daar toen tegenin.
Twee jaar later heb ik mijn lesje geleerd: niet tegenin gaan. Ik moet mezelf toestaan bang te zijn eer de paniek toeslaat. Bang zijn dient als bufferzone, want in het volgende stadium, de paniek, word ik een overlast voor anderen.
LM wou een torentrap beklimmen en ik zou mee naar boven gaan. In Barcelona was dat, Sagrada Familia 1992. Wat kon me overkomen? LM was er bij! In een torentrap kijkt men niet naar beneden, er staat een steunkolom in het midden. Dat wist ik van ooit een kerktoren ergens in de Westhoek. Die zag er ongeveer zo uit :
foto van 't Net
De torens van de Sagrada Familia zijn iets hoger dan een klokkentoren in de Westhoek en ik was de gaten voor daglicht vergeten (buitenkijken moet en mag ik niet doen!)
Ergens op een kwart van de hoogte had ik door dat we boven een brug over moesten naar een andere toren en dat daar pas de afdaling kon beginnen. Door een van de gaten zag ik die brug, hoog in de lucht. Het parcours besloeg dus een klimtoren, een loopbrug en een afdaaltoren. Had ik dat maar op voorhand geweten.
Tegelijk was dat lichtgat in de klimtoren een luchtgat zonder glas, met een zeer laag relinkje onder bekkenhoogte, onder tuimelhoogte dus. Ineens was ze daar, de angst, nog niet de paniek, maar de angst voor paniek. 'Als ik hierboven paniek krijg, moeten ze me komen halen, ik moet beneden zijn eer de paniek begint' Zo ging ik die trappen weer naar beneden. Snel en sneller wou ik.
Alleen, de toren was voorzien op enkelrichtingsverkeer. In deze toren ging men naar boven, en pas via de loopbrug zou men in de volgende toren naar beneden kunnen. Die loopbrug waar ik van weg wou.
Zonder LM te verwittigen maakte ik rechtsomkeer en begon ik aan de afdaling. Ik daalde tegen de klimrichting, ik was aan het spookdalen. En dat verwachtten de klimmers niet, dat er een haastige daler hun klim zou kruisen : - Sorry, Scusi, Pardon, Perdóname, Entschuldigung … Zo ben ik beneden geraakt.
Op de begane grond heb ik op LM gewacht. Of hij mij gevolgd was of hij via de andere toren afgedaald was, dat weet ik niet meer. Ik was bang, maar 'k ben zonder paniek beneden geraakt, dat weet ik nog wel.
Toen we bij de wagen kwamen was er ingebroken. Wel, dat is dan weer een situatie die ik aankan. Fluitje van een cent.
Lang geleden hadden we het met een paar mensen over tijd. Over het begrip tijd.
Iemand vertelde dat zij de tijd zag als een enorm lange ladder, langs waar men naar boven gaat, naar de toekomst, want de toekomst ligt boven. Haar zus zag tijd als een trap, langs waar men afdaalt naar de toekomst. Volgens haar lag de toekomst beneden. En toen keken ze naar mij.
- Is een wenteltrap ook goed? vroeg ik. Dat mocht, als ik maar vertelde waarom. - Op een wenteltrap kan men én naar boven én naar beneden kijken. De trede waarop men staat is vandaag. In de ene richting ziet men het verleden, dat zijn de herinneringen. In de andere richting ziet men de toekomst, dat zijn de plannen. En de hoop ook. - En ligt de toekomst bovenaan de trap of onderaan ? - Op mijn trap ligt die boven.
De zus vond dat jammer. En ik vond het jammer dat ze dat jammer vond. 'k Wou nog iets zeggen over de uitdrukking 'het klimmen der jaren'. Dat was niet meer nodig, ik was dus een klimmer. Zijzelf was een daler.
Op mijn trap staat elke winding gelijk met een jaar. Wanneer ik 68 word, zal ik 68 windingen onder mij liggen hebben. De trap begint veel dieper natuurlijk, die begint in de oertijd. Maar zo ver kan ik niet kijken.
Ik zie ook windingen boven mij. Zover mijn mensenoog reikt en nog hoger. Maar hoeveel treden daarvan nog voor mij bestemd zijn, dat weet ik niet. Ergens is een zijdeurtje met mijn naam op en daar verlaat ik ooit de trap. Achter dat deurtje begint mogelijk de ladder van de andere zus, of een lift, of iets dat er op lijkt. Beam me up, Scotty!
Van op een fictieve wenteltrap durf ik wel maar beneden kijken, maar in het echt zal ik dat niet doen.
Op de werf merkt er ene dat de ploegbaas een oorring draagt. Geen O-ring, een oorring. Hij maakt de anderen er op attent. In stilte. Met een hoofdgebaar. Ze grijnzen. Ze vinden het vreemd, die buikige patser zo ineens met een glittersteentje naast zijn smoelwerk. Vanwaar zo die ommeslag ? Wordt de werf een catwalk ? Midlife, is de eerste conclusie.
Tijdens de middagpauze werken ze hun dagelijks brood naar binnen.
- Ey, zegt ene, met een elleboogstoot, een oorring, baas? Nooit gedacht … - Doe gewoon, 't is maar een oorring, bromt de ploegbaas. Ze eten zwijgend verder.
Toch port die dappere de baas nog eens : - Sinds wanneer draagt gij dan een oorbel ? - Sinds gisteren, bromt de baas, sinds mijn vrouw ze gevonden heeft op de achterbank.
Karel was al langer van oordeel dat het zo niet verder kon, en op een dag vond hij de moed om er ook eens iets aan te doen. Hij verliet de zolder, stapte naar zijn vrouw en zei: lieverd het kost mij moeite om het te zeggen maar het kan niet verder zo. Zijn vrouw die net de aardappelen stond te schillen, keek haar man vragend aan,
- Wat kan zo niet verder Karel ? - Alles, Anna, zei Karel. Alles. - Alles?, is dat niet een beetje veel, vroeg de vrouw die eigenlijk Annafrid heette, maar het frid er al lang afgelaten had. - Goed niet alles dan , maar toch bepaalde dingen, zei Karel die uit zijn lood was geslagen, en de draad kwijt was. Ja euh, zoals de werkloosheid hé Anna. - De werkloosheid, wat hebben wij daar rechtstreeks mee te maken vroeg Anna.
Karel droop af en ging terug aan de slag op de zolder, maar nog geen tien minuten later stond hij terug in de keuken. - Ik was het belangrijkste vergeten, maar het is mij zonet terug te binnen geschoten, Anna, zei hij meteen, ik bedoelde vooral: zo kan het niet verder tussen ons. - Ha, dat is wat anders, zei Anna en ze veegde haar handen af aan haar schort, en waarover héb je het nu precies. - Héwel die ellendige zakenadvocaat natuurlijk. - Oh, mijn minnaar zei Anna en wat is daarmee? - Ik ga hem neerschieten, zei Karel ijzig. - Waarmee vroeg Anna? - Ik heb op de zolder het jachtgeweer van mijn vader teruggevonden. - Oh, zei Anna, en wanneer wou je dat doen? - Na het eten, zei Karel. En daarmee was de kous af.
Maar even later tijdens de maaltijd kwam Anna terug op het onderwerp. - Zeg ge gaat Dolf toch niet in de rug schieten?, dat zou een beetje laf zijn. - Dolf, vraagt Karel verbaasd, wie is in godsnaam Dolf? - Wel die zakenadvocaat tiens, zei Anna. - Maar die kerel heet toch Filip? - Maar Karel toch, lacht Anna, je snapt het niet hé. Ik had een relatie met Filip. En via Filip heb ik Dolf leren kenen. Hij is ook zakenadvocaat, vandaar de verwarring. En nu heb ik dus iets met Dolf. En Filip is daar kapot van. Hij heeft gezworen dat hij Dolf van kant gaat maken. - Jamaar, had dat dan gezegd, riep Karel verontwaardigd, ik zit een halve dag plannen te maken om die Filip neer te knallen en nu blijk je een Dolf te hebben. En hoe lang duurt dat al? - Poeh, een week of zes denk ik, zei Anna, niks om je druk te maken hoor. - Ik maak mij niet druk riep Karel, en zeker niet over die Dolf, het gaat mij enkel om het tijdverlies. Ik zit een halve dag plannen te maken om de verkeerde vent om te brengen, gewoon omdat ik niet over de nodige informatie beschik. - Oh ik begrijp het al zei Anna, het is weer allemaal mijn schuld zeker, ik heb het altijd gedaan. Straks ga je me nog vertellen dat het aan mij ligt als je om het even wie niet neergeschoten krijgt. Ik ben het beu en nu is het genoeg geweest. Dit is psychische terreur! Zo kan het niet verder tussen ons.
Met deze woorden verliet Anna de tafel, sloeg met alle deuren en viel snikkend op het bed. - Tja dacht Karel, terwijl hij aan het dessert begon, die pudding is verdomd lekker. Zou ik haar portie durven opeten? (bron onbekend) – P²
- Ik ga hem neerschieten. - Wanneer wou je dat doen ? - Na het eten.
Het heeft bijna iets kinderlijks. Na het eten. Omdat eten belangrijk is. LM vond het een geldig argument, eerst en vooral moet er gegeten worden. Knap theatraal slot met slaande deuren en tranen op het hoofdkussen, Dolf en Filip uit beeld, en Karel die naar de pudding lonkt. Puur vaudeville. Za-lig.
Visjes hebben het ook graag comfortabel. En men gunt ze dat, zoiets spreekt vanzelf.
Deze ochtend kreeg ik bovenstaande foto's binnen. Daar moet ik dan iets bij verzinnen. Of er een zinnige uitleg bij schrijven. Dat tweede vind ik moeilijk.
'k Denk dat het badkamerinterieur een inzetstuk is, drie wanden en een vloertje in één geheel, in een soort plastic dat kan dienen voor voedingswaren, dat onschadelijk is voor kleine huisdieren. Want de vissen ademen via dat water hé. Dat water spoelt continu door hun lijfje. Daarom kunnen we dus geen giftig plastic gebruiken. Waarschijnlijk mag het aquariumdecor in de vaatwasser ook. Misschien best zonder poeder, maar dan is het toch heel grondig gespoeld. Wel, persoonlijk zou ik het in de vaatwasser zetten, zo eens per week.
En ik zou om de week ook het decor veranderen. Of hebben vissen dat niet graag, dat hun omgeving al eens veranderd? 'k Stel me zo al rijen en rijen aquariumdecors voor in de winkel, met een keuze aan kamers alsof het voor Barbiepoppen zou zijn.
Voor een sluiervis mag het iets wufter. Sluierstaartvissen zwemmen een ganse dag in een luxueus negligé rond, daarom had ik voor hen aan een boudoir gedacht.
En voor de guppies wordt het een podium waar ze in hun Abba-pakjes kunnen optreden :
Maar de vissenbak en/of bokaal zou ik nu wel afdekken want "ALTIJD afdekken" las ik zeer onlangs op een vissensite. Wij hebben geen vissen, maar ik onthou die raadgeving wel.
Iets meer dan 40 geleden, toen Toppié nog kon opgevoed worden, gingen mijn zussen en ik geen enkel obstakel uit de weg. Nu het dochtertje van Tina 45 is, is opvoeden niet meer aan de orde. Zij voedt nu ons op.
Toen ze klein was vonden we dat moeilijke woorden moesten kunnen en Toppieke sprak dus vlot mee over piplioteek en uniffessiteit en fernissaache en andere rijkdommen in onze samenleving. Lange woorden met veel lettergrepen schrikten haar niet af.
Mijn zussen en ik woonden toen in twee kleine huisjes op 4km van het ouderlijk huis, in de stadsrand van Brussel. We deelden het kind. Zodanig dat de buren niet wisten van wie ze de dochter was. Temeer omdat ze Tina aansprak met de voornaam of met een troetelnaampje. Nu nog.
Voor een keer zag père iets goed in onze aanpak, die lange woorden waren goed voor haar intellectueel peil. Intellectueel Peil. We hoorden de hoofdletters bijna. Straks Cultureel Niveau ook nog zeker? 's Avonds in ons eigen thuisje dronken we een glas en alles bleef zoals het was.
Een dag of twee later vroeg Toppieke : intellueel, wa wilta segge? 'k Weet niet meer wie er toen thuis was maar intellectueel is iets dat moeilijk is en waar ge tóch verstandig slim van wordt. Daar nam de kleine genoegen mee, dat zag ze zelfs zitten. Daar wou ze bij zijn.
In de dagen die volgden kwam regelmatig de vraag : Is dat intellueel? Want anders wou ze geen moeite meer doen voor vervelende dingen. Ja Toppieke, dat is intellectueel. Handenwassen werd intellueel en bord leeg eten en intijds gaan slapen was het soms ook. Allemaal intelluele dingen waar men later verstandig en slim van wordt.
Bij het portret van Leopold III dacht ik : Wie zet er nu de koning in een poëzie-boek … wat een royalistisch gedoe zeg! Wanneer men de afbeelding vergroot is de tekst duidelijk leesbaar :
Aandenken van Paul Alice en Paula Clubvrienden Antwerpen, 25-6-42
Vandaag is het 77 jaar geleden dat die tekst geschreven werd. Dat is een mensenleven. om te vergroten, klik :
De datum doet nadenken natuurlijk. 1942, pal tijdens het Duits militair bestuur, De Bezetting. Misschien waren de ondertekenaars niet echt royalisten maar diende dat portret als getuigenis van anti-Duitse gezindheid. De Belgische vlag leek wat veel op de Duitse vlag, dus zette men dan maar de kop van de toenmalige koning. En misschien was dat gevaarlijk in 1942, wegens te royalistisch, te vaderlandslievend, te anti-Duits.
Clubvrienden? Hoe was het gesteld met het verenigingsleven tijdens de Bezetting? Ik vermoed dat het clubleven niet floreerde tijdens het Duits militair bestuur : er was samenscholingsverbod, er was avondklok, er waren geen middelen door de schaarste … Over welke club zou het kunnen gaan? Een 'club' waar de kop van de koning een betekenis heeft. Het Verzet?
Waren Paul, Alice en Paula samen met Georgette bij de Weerstand? Alleen de naam van Georgette Lenaerts is dan zeker. Want Paul, Alice en Paula zouden schuilnamen kunnen zijn.
Stel dat die vier mensen bij het verzet waren, dan denk ik dat zij piepjong waren. Want in volle bezetting het portret van de koning in een poëziealbum zetten, dat is jeugdig bravoure. Stel dat Georgette haar boekentas ergens staat en dat … nu wordt die ene bladzijde van het poëzieboekje bijna een filmscenario. 'k Zou graag het verhaal van die ene bladzijde kennen. Maar dat verhaal achterhalen is niet meer mogelijk vrees ik. Een verhaal van stille helden. Of van jeugdig lef.
'k Hield per vakantie een aantal musea en kerken bij de hand voor 't geval het slecht weer zou zijn en we binnen-activiteiten wilden of moesten doen. Om de dag dan niet kleumend te verlummelen met uren in een bar-tabac te zitten kijken naar de regen had ik wat fiches in mijn achterhoofd, voor 't geval. Die kwamen soms van pas. LM kon dan zo opgelucht kijken, gelijk een klein jongetje : er valt toch nog iets te doen op een regenachtige namiddag!
Dat ik die suggesties gewoon uit de reisgidsen haalde was bijzaak. Zolang hij zelf niks moest verzinnen was hij gelukkig met ongeveer alles wat ik voorstelde. Want LM kan moeilijk kiezen. Voor de job moest hij soms snel beslissingen nemen en knopen doorhakken, maar daarbuiten verliest hij zich al eens in de veelheid van het aanbod.
In Grasse moesten we schuilen voor de zon. Het was mei en al bloedheet dat jaar. Ik denk dat het 2001 was. Binnen de oude stad staat de kathedraal en daar zou het volgens mij koel zijn. Wanneer de zon brandt zijn oude kerken & kathedralen met hun dikke muren altijd goed, gelijk van welke stijlperiode ze zijn. We vonden een parkeerplaats ergens wat men volgens het stadsplan de Kleine Ring rond Grasse zou kunnen noemen, waarschijnlijk hebben daar ooit de stadswallen gestaan. Vandaar ging het te voet naar de kathedraal. Naar boven. Een serieuze klim. Maar 't is een bouwsel in een soort Romaanse stijl, helemaal mijn meug, dat klimmen had ik er voor over. En LM klom mee, want binnen in de kathedraal zou het koel zijn. Dat had ik beloofd.
Boven lieten we ons neerploffen op een bankje, of een muurtje. Steil en warm, heel die klim. We moesten efkes uitblazen want naar de deur van de kathedraal was het nóg een aantal treden omhoog.
Die deur was dicht. Zoals op de foto. De deur eronder ook. Alles gesloten van 11h30 tot 15h. Bij zulk een hitte moet zelfs de almachtige siësten.
We waren niet van plan om daarboven zonder drinken te zitten wachten tot 15h en zo komt het dat we die drie werken van Rubens niet kunnen zien hebben.
foto Jean-Jacques Giordan
De openingsuren van de kathedraal zullen wel in reisgids & folders gestaan hebben, maar door de hitte heb ik waarschijnlijk over de kleine lettertjes gelezen. Zelfs in de schaduw was het warm³. We zaten daar zo wat te rusten. En na te denken. Ik moest nog bekomen van mijn stommiteit ivm de openingsuren, toen LM ineens zei : "Hebben wij een parkeerticket gekocht, daar beneden?"
Owee-ojee-onee! Een boete! Weggesmeten geld. In Grasse dan nog wel. Dat gaat af van het parfum-budget! Een flesje minder! We zijn traagjes terug naar de stadswallen afgedaald. Traag, dit keer niet zozeer vanwege de hitte, maar omdat we het niet wilden weten of zien : er zou een papiertje onder de ruitenwisser zitten … en het papiertje zat er. Onder de ruitenwisser.
We hebben de parkeerautomaat vol gedouwen met centen, zoveel als hij kon slikken en we zijn op zoek gegaan naar de instantie waar men in Frankrijk parkeerboetes betaalt. Postkantoor? Politiekantoor? Neen. In Frankrijk betaalt men een parkeerboete in een horecagelegenheid, in een bar-tabac.
Daar zaten we dan. In de oude binnenstad. Boete betaald, koele drank, comfortabele barkruk, en dikke muren die al eeuwen de hitte buiten houden. In een bar-tabac. Wat wil een mens nog meer bij zo'n warm weer.
(…) Salinger koos voor een teruggetrokken leven. Waarom hij dat deed of waarmee hij moeite had, hoe en of dat met zijn ego te maken had laat ik over aan de kenners, GD.
“betekend het dat jij heel duidelijk het onderscheid kan maken tussen ego en ?” (sic)
Waarschijnlijk wel hé GD, het betekent dat ik heel duidelijk onderscheid kan maken tussen mezelf als individu en mezelf als lid van een groep, en ook als lid van het diersoort mens, en zeer snel tussen die twee (of drie) posities kan overschakelen. Als ik dat niet kon dan zou ik gedurende 31 jaren een pover bemanningslid geweest zijn. Zeer pover. Zo pover dat ze me daar al die jaren niet gehouden zouden hebben.
Maar men moet niet gaan varen om het eigen ego (het 'ikke' dan) te leren uitschakelen. In het dagelijks leven hebben we allemaal ooit van die situaties beleefd, die maken dat men doet wat er gedaan moet worden, omdat de situatie groepswerk eist. Niet vraagt, eist.
Bij de evaluatie achteraf blijkt dan dat ik niet zo adequaat gereageerd heb. Dan moet ik mijn ego uitschakelen om te horen en te bevatten wat er beter kon, en wat beter zou moeten in het vervolg. Daar zit volk bij. Dat kan gênant worden. Maar die mensen moeten leren uit andermans/mijn fouten. Daar dient de evaluatie voor. Het gaat eigenlijk niet over mij, het gaat over mijn fouten en vergissingen in die specifieke situatie. Dat noem ik het ego uitschakelen, luisteren hoe de eigen fouten ontleed worden.
Bovenstaande is maar één voorbeeld natuurlijk. Er zijn nog situaties waar mensen hun ego op nul zetten. Omwille van de lieve vrede, bvb. Of omdat er belangrijke zaken op het spel staan. Vanmorgen nog meegemaakt. Men (ik) laat een zijdelingse neerbuigende opmerking blauwblauw, omdat het gesprek met die persoon uiteindelijk belangrijker zal zijn dan wat ik van die opmerking of van die persoon vind. Als ik inga op die laatdunkende opmerking dan komt er mogelijk een confrontatie van, dan ontaardt het gesprek en dan geraak ik zeer waarschijnlijk niet aan de informatie die ik nodig heb omdat hij/zij het dan afbolt met slaande deuren. En dat is het énige waarvoor die persoon voor mij op dat moment van nut is : bepaalde informatie. Al de rest, ál de rest, mijn ego incluis, is bijzaak.
een poëziealbum tijdens WOII, het poëziealbum van Georgette Lenaerts
In de nieuwsbrief van de Kringwinkel las ik een artikel dat me direct deed denken aan een ander verhaal. Aan het verhaal van het teruggevonden poëzieboek van JVD, met daarin een tekening van haar broer. Hier een gelijklopend verhaal, een gevonden poëzieboek. Naar een tekst van Fenna Bouve van https://kringwinkelverhalen.wordpress.com/ :
Er komen niet enkel spullen toe bij de kringwinkel, vaak zitten er ook ‘personalia’ tussen. Per ongeluk meegegeven, of vooral bij inboedelopruimingen. Dan krijgen we door fotoalbums, brieven, plakboeken, tekeningen, en poëziealbums wel eens zicht op een leven. Of toch enkele glimpen.
Ik word zowaar melancholisch van het terugvinden van zoiets van iemand die ik niet ken. En die nooit had kunnen vermoeden dat haar/zijn memorabilia in een kringloopcentrum zou terechtkomen. De vergankelijkheid van een leven, het feit dat de tijd schrijdt en dat alles wat wij bezitten en koesteren ooit verdwijnt. Zoals dit poëziealbum uit de oorlogsjaren. Vandaag vond ik het poëziealbum van Georgette Lenaerts, gestart op 13 januari 1939.
OM DE FOTO’S TE VERGROTEN, DUBBELKLIK
Er staan ook soldatenvrienden van Georgette in. Elke vriend en vriendin van Georgette deed echt zijn of haar best een mooi beeld en boodschap neer te pennen. En niet altijd even luchthartig.
Als iemand van haar familie dit toevallig leest en het poëziealbum terug wil en/of problemen heeft met de online publicatie ervan, laat het weten! fenna.bouve@dekringwinkelantwerpen.be
spiegelei-spielerei 'k Kan me voorstellen hoe deze foto er gekomen is.
foto van 't Net
Iemand kijkt door het objectief naar de slapende kat. Maakt een fotootje. Op het tafeltje in de woonkamer staat een fruitschaal. Daarin ligt een appelsien knaloranje en rond te wezen.
Een ingeving : die oranje appelsien moet op de witte kat. Efkes maar. Voor nog een foto. Voor de lol.
Dan wordt het een toer om de appelsien zo zacht op de kat te leggen dat het poezebeest er niet wakker van wordt. Want ze moet mooi opgekruld blijven liggen of het idee spiegelei-spielerei verdwijnt en komt niet meer uit de prent.
Misschien waren er meerdere pogingen nodig. Op telkens andere dagen. 'k Kan me voorstellen dat deze foto niet in 1-2-3 gemaakt werd. 't Is bijna een wondertje dát de foto gemaakt werd. Hoe leg ik een appelsien op Minoes terwijl ze slaapt. Ja, dat houdt een mens bezig. En wakker. Want Poes Minoes ligt op het bed.
In de beginjaren toen ik vaarde moest ik vertrekken naar een schip dat ergens in de States lag. 'k Ben vergeten waar. En het jaar weet ik ook niet meer. Het was na '78. Het was wel de eerste keer dat ik voor een schip naar de States vloog. Met een ticket van de rederij wil dat zeggen, en dat gaf de onderneming iets feestelijks want de vorige keren was het op eigen kosten.
Het appartement was klaar voor zes maanden leegstand. De planten waren naar een vriendin, de post werd doorgestuurd naar mijn zus Tina, de vuilbak was leeggemaakt, uitgewassen en de zak was buitengezet, er lag enkel nog droge voeding in de kasten, alle stekkers waren uitgetrokken, alle ramen en gordijnen waren dicht, het water was afgesloten, de gas ook … het wachten was op mijn vervoer naar Zaventem.
Op de fruitschaal lag nog één appel, die zou ik onderweg opeten bij wijze van ontbijt. En een hardgekookt ei lag daar ook gereed, dat stopte ik in mijn andere jaszak.
Onderweg naar de luchthaven zat ik teveel te babbelen om aan het ei of aan de appel te denken. In de luchthaven trakteerde mijn galante chauffeur me op een ontbijt, de appel en het ei verdwenen helemáál naar de achtergrond. Jammer, ik had ze hem toen moeten meegeven. Maar ik wist van niks. En had ik ze hem meegegeven dan had ik nu geen verhaaltje natuurlijk.
Vóór het landen moest men een kaart invullen waarop men verklaarde (in eer en geweten) dat men van alles niet bijhad. Dat ik niets het land poogde binnen te brengen, en dat ik weshalve nothing aan te geven had. Ook geen voedsel.
In de luchthaven van aankomst was er de migratiecontrole en de douanecontrole. Al Qaida & consoorten moesten nog uitgevonden worden dus veiligheidscontrole was er niet.
Bij de douane doorzochten ze niet mijn valies, wel mijn reistas en mijn handtas én de zakken van mijn jasje. Daar verschenen één verkreukeld ei en één appel met blutsvlekken. Erg fris zagen ze er niet meer uit, na een reis in het bagagerek, gepropt en gedrukt tussen de handbagages.
- What is this? - An apple. And an egg. My breakfast. (van gisteren) - Really? vroeg de douanier, denkt ge dat ge in de States geen eten zult krijgen?
Met een slaapkop van de vlucht en groggy door het tijdsverschil -mijn Engels was navenant- stond ik uit te leggen hoe dat zo gekomen was. En dat een appel en een ei, toch niet echt 'voedsel' waren. Dat was toch maar just een apple en een egg. You see?
Hij heeft mijn verboden goederen in beslag genomen, mij de les gespeld en ik mocht verder. Zonder boete. Voor een appel en een ei ging hij zichzelf geen papierwerk aandoen.
Toen ik dat later aan boord vertelde zeiden ze dat ik veel geluk had gehad. En dat ik op 'ne goeie' gevallen was. Want ze hadden me niet alleen kunnen beboeten maar ze hadden me ook kunnen vasthouden voor valse verklaringen tot de rederij de boete betaald had. Of de ambassade. 'k Zou in elk geval het schip gemist hebben. Bye bye broodwinning. Want zo'n stommiteit betekent ontslag waarschijnlijk.
De controles en de procedures waren toen nog bijlange zo streng niet als nu, maar wanneer ik er aan terug denk … ja ik heb toen geluk gehad dat ik met mijn appel en mijn ei op 'ne goeie' gevallen was.
'k Was aan het snuffelen en surfen over het Huis van Oranje. Vraag me niet waarom, ik weet het toch niet meer. En bij prinses Beatrix (°31/01/1938) schoot me een verhaal te binnen van een correspondente uit Nederland die zich Beatrix noemde. Het is wel al een aantal jaren geleden en het was op een mailgroep. Ik vroeg haar waarom ze juist dié schuilnaam gebruikte. Het was geen schuilnaam, liet ze weten, het was haar échte naam.
Ik bleef naar het scherm zitten staren en onder mijn hersenpan ging het raderwerk in een hogere versnelling. Ze heet écht Beatrix. Kermille, dacht ik, dat formeel taalgebruik, die meervoudsvorm zo vaak … zou het kunnen dat … Ja, waarom niet. Ze wil incognito blijven, dus zoekt ze een Belgische mailgroep. Geen Nederlandse. Maar dan nog had ze beter de naam Bea gebruikt, want de –trix deed velen van ons dezelfde kant uitdenken. Er werden vragen gemaild en de Beatrix in kwestie moest bekomen van zoveel belangstelling eer ze kon antwoorden.
Ze was geboren op 31/01/1939, exact een jaar later dan de troonopvolgster. daarom hadden haar ouders besloten, vooral haar vader, dat ze Beatrix zou heten. Niet omdat hij royalist was, integendeel, hij was een rooie rakker en republikein. En dan tóch een dochter naar een prinses vernoemen, hoe valt zoiets te rijmen ? Kan een rooie rakker zomaar zijn principes verloochenen ? Wel, zijn hart liep over van liefde voor hun eigen klein prinsesje. Dan verdwijnen principes naar de achtergrond.
'Als dan later de vlaggen wapperen voor de koningin, is het voor onze dochter ook een beetje feest' Daarom heette ze Beatrix, omdat hij vlaggen wou voor zijn dochter, en tot lang, heel lang nadat hij er niet meer zou zijn.
Toen ik zo ongeveer 12 jaar was kwam ons moemoe de hele winter bij ons logeren, omdat het een heel strenge winter was en wij centrale verwarming hadden. Ons moemoe had veel last van haar gewrichten als het vochtig en koud was, ze moest zich behelpen met een stok. We hadden speciaal voor haar een bed beneden gezet en ik mocht bij haar slapen. We sliepen natuurlijk niet direct en ze deed niet liever dan vertellen over haar kindertijd, haar zus en haar 4 broers, over wat ze allemaal uitgespookt hadden, ze kon dat op zulke humoristische manier dat ze er zelf zo'n slappe lach van kreeg waar ze bijna niet uit geraakte, en ik natuurlijk ook, ik moedigde haar zelfs aan zodat ze zo hard lachte dat ze de clou van haar verhaal niet meer over haar lippen kreeg.
Dat duurde zolang tot ons moeder naar beneden kwam en we beiden een serieuze uitbrander kregen! "En nu wil ik jullie niet meer horen!" klonk het dan. We fluisterden daarna nog wel verder tot we in een deugddoende slaap vielen ... wat een mooie tijd! RSL
Wat een prachtige situatie, RSL. Dat soort herinneringen zijn Gouden Momentjes. 'k Zie het voor me : uw Ma die tegelijkertijd én haar moeder én haar dochter moet berispen. Een dochter kan men naar haar kamer sturen. Maar hoe berispt men de eigen moeder? 'Morgen geen dessert' - of zoiets?
'k Voel mee met uw Ma. Toen van de sandwich-generatie. Maar misschien had ze achteraf zelf de slappe lach.
van MML
Twee weken geleden was de Kleinzoon (6,5j) samen met zijn moeder aan het dollen, en ja, je weet wel van spelen komt kwelen. Dus het spel werd afgebroken. Komt Kleinzoon ineens naar mij toe, handen in de zij en met en een zeer ernstige snoet zei hij : “Moemie, nu moet je Mama straffen, ze heeft het verdiend.” Ik vraag hem waarom ik zijn moeder zou straffen. Hij antwoordde: 'om-dat-zij-uw-kind-is' MML
Ja, da's toch duidelijk hé, wie anders dan de Moemie kan de Mama straffen? Wat ik echt en absoluut wil weten, MML : hebt ge u toen serieus kunnen houden ?
Natuurlijk kon ik me in de plooi houden. Ik heb haar zelfs in de hoek gezet. Alleen de regel van een minuut per jaar dat ze oud was, was onmogelijk uit te voeren omdat de soep op tafel stond. Je kan je indenken hoe de Kleinzoon genoten heeft. Zijn mama ook eens in de hoek. MML
help ! een tuin vol junkies Tja, wie buiten kattenkruid heeft staan mag zich aan dit soort situaties verwachten hé.
"Katten houden van kattenkruid. Ze lijken erdoor te worden gedrogeerd. Elke kat reageert op zijn eigen manier op kattenkruid. Nadat ze de geur ervan hebben opgesnoven of van de plant hebben gegeten, rollen sommigen zich dramatisch miauwend of jankend over de grond, schurken ze tegen de plant aan of blijven ze onbeweeglijk staan met een doffe blik in de ogen. Soms bedekt het derde ooglid het oog. Kwijlen en spinnen komt ook voor. Na tien à vijftien minuten is de 'betovering' verbroken."
Zoveel katten bijeen en geen geharrewar? Geen hoge ruggen, geen grauwen, geen klauwen? Och nee, na het kattenkruid kan het hen allemaal niet meer schelen. 't Is al Love & Peace & Understanding.
"Territoriumkwesties? pfft … !" "Sociale rangorde? laamenilache … " "Hoe dit opgelost geraakt? Wie 't weet die mag het zeggen." Aldus de katten. m – HiH-06/2015, bijgewerkt - http://nl.wikipedia.org/wiki/Kattenkruid , wie de poezebeesten geteld krijgt, laat iets weten hé.
Hij loopt gans de dag achter u aan, gaat in de weg zitten als ge iets doet, hij legt zijn kop in uw schoot, geeft u natte likjes in het gezicht. Ge duwt hem weg maar hij verstaat dat niet en denkt dat ge wil spelen. Hij bepaalt wanneer hij wil gaan wandelen, als ge uw schoenen aandoet denkt hij dat hij mee mag met de auto. Hij kijkt zo triest als het niet mag, dat ge toch maar toegeeft. Hij heeft in uw huis de beste plaats, tegen de verwarming in een mand. Als ge niet oppast kruipt hij bij u in bad en hij wil ook in uw bed. Hij krijgt zowat de beste stukjes van het eten, alhoewel ge u hebt voorgenomen hem niet te voeren aan tafel, maar voor die ene keer kan dat geen kwaad. Daarom is hij te dik. Uw zetels en uw vloer hangen vol haar want hij is in de ruif, maar ja, dat is zijn natuur daar kan het beest niet aan doen.
Als er dingen zijn die hem niet aanstaan, gromt hij, om te zeggen: "Hela baas, ik ben hier ook nog hé, ik wil u wel een pootje geven, maar al die stomme spelletjes van zitten en liggen en uw gazet halen, niet met mij hé!" Maar hij gromt ook als er iemand te dicht bij u komt. Ge zijt zijn bezit, ge zijt zijn baas. Hij legt ook hoopjes die gij moet opkuisen. Hij gaat soms op zijn rug liggen met zijn poten in de lucht, dan moet ge weten dat ge hem eens moet krabben. Zijn water- en etensbak hebben een vaste plaats in huis. Ge kunt maar best zorgen dat het water fris is, met een handdoek bij de hand om zijn druipend bakkes af te vegen. Het was alsof hij wist welk uur het was als ik van mijn werk kwam, stond hij daar in de deur te wachten al kwispelend, ik aaide hem dan, en dan was het goed. Een hondenleven, maar dan een luxe hondenleven.
Ik zag dat hij wat hinkte, hij werd 8 jaar, dus ermee naar de veearts. Die trok een bedenkelijk gezicht toen hij mijn maat onderzocht, het beest jankte zachtjes als men zijn schouder aanraakte. De arts zei: "Ik heb zeer slecht nieuws. Uw hond heeft botkanker, alle bewegingen die hij maakt doen enorm pijn." Ha, daarom wilde hij niet meer gaan wandelen en keek hij gans de dag in mijn gezicht. Ik kreeg hem terug mee naar huis met wat pijnstillers, men sprak van chemo.
Het is geen mens, het is maar een hond dat weet ik maar al te goed, maar hem zo zien lijden kon ik niet meer. Hij geraakte nog met moeite in de hof, zo rap ging het. Ik sliep niet meer, ik waakte bij hem, hij kreunde van de pijn. Hij keek mij aan alsof hij wilde zeggen, maat, we hebben het samen goed gehad maak er maar een eind aan.
's Anderendaags heb ik hem laten inslapen, het kon niet meer zijn. Hij kreeg een spuitje tegen de pijn zodat ik afscheid kon nemen. Ik nam hem in mijn armen, ik weende hardop. De arts begreep het, zei hij. De hond was een deel van de familie geworden.
Van een vriend gesproken die ge mist, gans de familie was dagen aan een stuk triestig. Wat een dier kan betekenen. Hij was zo trouw, hij miste juist de taal zegt men soms. Ik heb zijn spulletjes weggeborgen. Mensen toch, ik zie er iedere dag van af, ben er ziek van. ‘Het was toch maar een stomme hond …’ door Rocor, 06/2009 - http://blog.seniorennet.be/rocor/archief.php?startdatum=1243807200&stopdatum=1246399200