p align="center"><a href="http://blog.seniorennet.be/hetbloggershoekje" target=_blank"><img alt="Welkom bij " src="http://i39.tinypic.com/yfhfq.jpg" bloggershoekje="het="border="0" /></a></p>
De gedachten komen er wel eens in mij op, hoe konden gedachten en gevoelens gelezen worden, als jij je gedachten en ogen in al zijn eenzaamheid sloot
Soms wenste ik dat ik ongevoelig geboren was, zo keihard, en gevoelloos als een marmere stoicijn Dat ik heel flegmatisch, overwogen, bedaard, kalm, maar vooral weer steeds gezond op aard mocht zijn. kende dan waarschijnlijk noch de eenzaamheid of pijn,
Ik wilde niet; dat het boek van mijn hart geopend werd, zodat mijn pijn en verdriet voor mij de hoek om rent!
Ik ben geboren en opgevoed als een keiharde Spartaan, mijn pijn en verdriet; dat gaat toch niemand wat aan! Al ben ik nu Volwassen, toch zou ik nu nog even graag, gaan naar mijn ouders, zo maar, of nu met een vraag!
Het doet me nu, na al die jaren, toch weer pijn, dat ik nooit meer bij hun; het zieke kind kan zijn.
Sterven doe je ook als je ziek bent, meestal niet zo maar niet in eens, maar steeds af en toe een beetje, en alle beetjes die je steeds stierf, 't is vreemd; maar die vergeet je.
Het is je ongemerkt zelfs ontgaan, maar je gezondheid staat opeens, weer veel verder bij je vandaan.
Dan zoek je weer wat levensmoed, maar soms dan merk en voel je, je ben nu aan je laatste eindje toe!
Als je hier dan over zou willen praten, maakt je dat zo diep en intens moe! Maar steeds dieper in mijn gedachten, vallen dan steeds ongemerkt de gaten. Je vraagt je dan wel eens verdietig af, wanneer zullen ze me daar boven, nu toch eindelijk eens met rust laten.
Ik voelde me eens heel moedeloos, daar op mijn stille plekje bij de sloot. Mijn handen al waren het vissen- vissen tussen de groene lissen, als een wak in het groene kroos. Toen heb ik in het kroos geschreven, zonder angst en zonder schroom, gomt u voor me uit, die boze droom!
Maar telkens als ik weer even snikte, en je knikte me dat je het al wist, liet jij het water weer even beven, en werd weer alles voor me uitgewist.
Weer het naderende 1 April je geschik, gesnik en getik. Dat wederzijds zegelgelik. Daar wil ik het in April niet steeds over hebben.
Ik ril om het uit te leggen Groene brieven aan mij gericht brengen niets vrolijks van binnen. Aanmaningen en waarschuwingen verpakt als dreigende herinnering.
De naam van je Inspekteur klinkt dan als een mes snijdend in het discrete tapijt die zich nooit vergist in deur.
Ze houd me in mijn gedachten zo onaantastbaar gevange,
de blik in haar ogen doen me brandden van verlangen. In mijn gedachte opgeslagen als een ontastbaar mysterie.
Het geeft me steeds het gevoel; een weinig dagen nog, en dan zal ik je wel nooit meer zien! Zeg me; wie is dat mysterie dat zo velen willen aanraken, voelen, strelen en zien?
Als ik verliefd je naam schrijf in het zand; dan is het, of zelfs het water weg kronkelt over het strand. Het is dan net als bij dat wonderlijke licht.......... Straks slaan wind en water mijn mooie boek weer dicht.
Wind en water spelen dan met mijn gevoelens, en schijnen te willen zeggen; Kom!
Maar het mysterie roert wel de lippen, maar blijft stom.