Een moeder is brug tussen haar schoot en het leven Een vriend is brug tussen alleen en samen Een verpleegster is brug tussen leven en dood Een priester is brug tussen mensen en God Een diaken is brug tussen God en mensen Want: niet uit onszelf én niet voor onszelf Een vader is brug tussen klein en groot Een oudje (1) is brug tussen verleden en toekomst Een dichter is brug tussen werkelijkheid en droom Een kind is brug tussen reeds en nog niet Een meisje is brug voor haar jongen Een jongen is brug voor zijn meisje Een vrouw is brug voor haar man Een man is brug voor zijn vrouw Ouders zijn brug voor hun kinderen Kinderen zijn brug voor hun ouders De nacht is brug tussen gisteren en morgen Een zoen is brug tussen spreken en zwijgen Een lied is brug tussen klank en woord
Ieder van jullie kan een brug zijn waarover ik loop. En ik vraag jullie: zorg dat ik veilig kan overgaan. Ik zal je herkennen als de rots in de rivier als de steen in de bedding als de steunende hand als het woord dat mij draagt. Ik zal hardop je naam noemen als jij me draagt.
vrij naar: M.Ploem - H.Roefars in : ' Als een zachte bries...', geciteerd in Geert Dedecker, Ziet daar komt de dromer, Lannoo, Tielt, 1992, p. 158. De zinnen: ' Een vrouw is brug voor haar man. Een man is brug voor zijn vrouw. Ouders zijn brug voor hun kinderen. Kinderen zijn brug voor hun ouders", evenals de zin: 'Een diaken is brug tussen God en mensen. Want: niet uit onszelf én niet voor onszelf', heb ik er zelf aan toegevoegd. Je mag raden waarom? (1) Ik hoor niet graag spreken over 'oudje' : het is toch niet omdat je ouder of oud wordt, dat je dan 'kinds' wordt. Dat je opnieuw als een kind moet aangesproken worden.
Er gebeurt zoveel goeds in en tussen mensen...thuis, in de buurt, op het werk,i n bewegingen en actie-groepen...er gebeurt zoveel goeds. Er schuilt zoveel aan goede bedoelingen en goede wil bij zo veel mensen. Het is als kiemend zaad dat morgen al zal groeien en rijp worden voor de oogst. Er ligt nog zoveel zaad tussen rotsen en op harde weg, of het wordt overwoekerd door fel opschietend onkruid.
Wie bindelt morgen de krachten? Wie helpt oogsten en maakt het mee tot voeding voor velen? wie helpt ons weerstand bieden aan het onkruid? Zonder de Heer zal dat niet gaan.
We moeten dat "samen" doen.
Maar enkelen zullen ten dienste moeten staan van allen om gedurende een tijdje lang daarbij te helpen, niet omdat ze slimmer zijn, niet omdat ze geloviger of beter zijn, maar gewoon omdat ze genoeg vertrouwen genieten van velen en omdat ze gevraagd worden om dezedienst aan allen te vervullen. Vraag is: wil jij dat ook doen? Zul je je er altijd kunnen voor vrijmaken? Dat zien we dan wel, als men ook u daarvoor vraagt.
Parochieploeg is de leiding vande parochie, in verstandhouding met het bisdom, in biddend en bezinnend contact met de Heer, in aandachtzaam contact met de gemeenschap.
Niet mis te verstaan: leiding, zoals in deze tijd de meeste leidingen gelegd worden: ondergronds, onzichtbaar, maar toch zo noodzakelijk voor het gemeenschapsleven. Water, gas, telefoon, elektriciteit, riolen... het ligt allemaal onder de grond. Deze leidingen beoefenen geen eersterangsfunctie (wie pluimkes zoekt, moet elders zijn!),maar neem deze ondergrondse leidingen weg en het individu staat nergens voor. Zo ook met ons christen-zijn.
Ja,wij werken echt aan een leiding voor de parochiegemeenschap. Het is soms vuil en onaangenaam werk, maar ook met veel voldoening, als het in gelovige dienstbaarheid gebeurt. Voorwaarde: Van de mensen houden op de wijze van Jezus! Hoe? Dat leren we samen verder in groep!
Uit een interview met Adriaan van Luyn, bisschop van Rotterdam
(...) Blijkens studies wordt in de rijke havenstad Rotterdam de meeste armoede van alle Nederlandse steden vastgesteld.
Welk antwoord heeft de Kerk hierop te bieden?
De rol van de kerk is het evangelie te verkondigen. Het belangrijkste is God liefhebben met heel je hart en de naaste als jezelf. Of spiritualiteit en solidariteit, en als noodzakelijke voorwaarde soberheid. (Het programma van de drie s'en!). Dit is een tegenbeweging die de westerse maatschappij hard nodig heeft. In mijn bisdom Rotterdam ligt de klemtoon op de solidariteit, ook vanwege het voorbeeld van de patroonheilige van de stad, de heilige Laurentius.
Toen de Romeinse keizeer Valerianus paus Sixtus II in het jaar 258 arresteerde en diens diaken Laurentius opdroeg alle pauselijke goederen aan de keizer over te maken, deelde deze laatste alle kostbaarheden uit aan de armen. Drie dagen later vertoonde hij zich, samen met alle armen van de stad, aan de keizer en zei: "Zie hier, de schatten van de Kerk." Daarop werd ook hij gearresteerd. Hij stierf de marteldood, op een brandend rooster.
In onze Kerk heeft de nadruk vaak te lang op de spiritualiteit gelegen. Er werd altijd veel aandacht besteed aan de liturgie. We moeten Matteüs (25,35) weer beter gaan lezen. "Want ik had honger en jullie hebben Me te eten gegeven." Het evangelie heeft een voorkeur voor de armen. De individualist is zoals de man, beschreven door de evangelist Lucas, die tegen zichzelf zegt: "Je hebt daar nu heel wat liggen, jongen, je kunt jaren vooruit. Rust nu maar eens uit, eet, drink en neem het ervan!" Nog diezelfde nacht echter, zo waarschuwt Jezus, komt iemand je leven opeisen. Wat ben je dan met je rijkdom? (Lucas 122, 19) De enige optie voor een gelukkig leven is de solidariteit.
Solidariteit heeft ook veel te maken met soberheid. Dat begrip ligt over het algemeen iets minder goed in markt?
Om de solidariteit te kunnen belven, moeten we ook soberder gaan leven. Door onze consumptiedrift schaden we de natuur. Uit respect voor de Schepper moeen we soberder gaan leven. Soberheid betekent in die zin ook rechtstreekse solidariteit met de komende generaties die wij een vervuilde wereld dreigen na te laten.
Tijd is één van de mooiste geschenken die een mens kan geven. Heel veel mensen komen om in eenzaamheid. Bejaarden, allochtonen, jongeren... We moeten dus sober omgaan mt onze tijd en niet alle vrije tijd voor onszelf opeisen, zodat we aandacht kunnen besteden aan wie een beroep op ons doet. Soberheid is als evangelische opdracht inderdaad nog moeilijker te leren dan solidariteit. Maar de band tussende twee in onmiskenbaar."
In abdij die moeilijke tijden doormaakte, woonden nog slechts vijf monniken, de abt en vier anderen, allen boven de 70, de zaak stond op uitsterven. In zijn nood besloot de abt de raad in te winnen van een naburige rabbi. Wellicht dat deze hem van advies zou kunnen dienen waardoor de abdij gered kon worden. De rabbi verwelkomde de abt hartelijk, maar toen deze hem het doel van zijn bezoek had uitgelegd zei de rabbi: "Ik weet hoe dat is. De Geest is uit de mensen verdwenen. Hier in de stad is het hetzelfde liedje. Er komt haast geen mens meer naar de synagoge." En de oude abt en de oude rabbi weenden tezamen. Daarna lazen zij enige paragrafen uit de Tora en spraken zachtjes over diepe dingen. Maar toen de tijd kwam voor de abt om afscheid te nemen herhaalde hij nog eens zijn vraag: "Is er dan werkelijk niets dat u mij zou kunnen zeggen, dat mijn stervende klooster kan redden?" - "Nee, het spijt me," antwoordde de rabbi, "alleen dit misschien: Eén van u is de Messias!"
In de dagen, weken, maanden die hierop volgden, dachten de monniken hierover na en vroegen zich af of de woorden van de rabbi een zin konden hebben. Voor ieder van hen viel wel wat te zeggen als mogelijke Messias, maar echt overtuigend was eigenlijk niemand. En de rabbi kan zeker mij niet hebben bedoeld, ik ben tenslotte maar een doodgewoon mens. Maar stel je voor dat hij toch mij bedoelt? Stel dat ik de Messias ben? O God, alstublieft niet ik! Ik kan toch onmogelijk zoveel waard zijn in uw ogen, of toch?
En terwijl zij zo nadachten begonnen de monniken als vanzelf elkaar met buitengewoon respect te behandelen, voor het geval de ander de Messias zou zijn. En met het oog op die minieme kans dat elk van de monniken zelf de Messias zou kunnen zijn, begonnen ze zichzelf met bijzondere hooghachting te behandelen. En de mensen die kwamen om te genieten van de schoonheid van de abdijkerk en gebouwen, voelden de uitstraling van buitengewoon respect die de vijf monniken begon te omgeven. De sfeer van heel de abdij was ermee vervuld, en het was geen wonder dat er jongeren kwamen om zich bij hen aan te sluiten.
Jaren geleden leerde ik dit verhaal kennen. Ik bleef het min of meer onthouden, maar de pointe kon ik er nog nauwelijks inleggen. Vandaag ontdekte ik het verhaal opnieuw. In het, helaas, verdwenen tijdschrift 'De Nieuwe Boodschap', 116e jaargang, januari 1989, p.18 vond ik 'per toeval' terug. Ik ben blij dit verhaal met jullie te mogen delen. Wij kunnen dit verhaal als ondertitel leggen op ons leven in gemeenschap: gezin, familie, buurt, parochie, dekenaat, klooster, ..., vul maar in. Probeer het voor je eigen situatie te vertalen. Misschien mogen wij delen in je ontdekkingen!
Waarom is God onzichtbaar? Omdat Hij zich heeft weggeven!
WAAROM IS GOD ONZICHTBAAR? OMDAT HIJ ZICH HEEFT WEGGEGEVEN!
Ooit leerde ik het volgende verhaal kennen.
Twee jongemannen gaan het seminarie binnen van een congregatie die haar leden uitstuurt naar missielanden. Samen hadden zij hun humaniora doorlopen en samen maakten zij nu hun seminariejaren rond. Eens priestergewijd werd Jan naar Congo gestuurd en Piet naar Zuid-Amerika. Na de 'indépendance' verkoos pater Jan ook naar Zuid-Amerika te trekken. Op doorreis wou hij zijn vroegere studiegenoot en vriend, pater Piet, een bezoek brengen. Pater Piet was missionaris op een eiland, een eiland dat vooral werd bewoond door melaatsen. Aan land gekomen vroeg hij een van de melaatsen waar pater Piet ergens kon gevonden worden. "Het zou mij niet verwonderen dat je hem in de kerk vindt", antwoordde de melaatse. Toen pater Jan in de kerk rondkeek zag hij alleen melaatsen die aan het bidden waren of een of andere karwei afwerkten. Nergens was pater Piets te bespeuren. Pater Jan wou opnieuw de kerk verlaten om elders te gaan zoeken, toen hij eraan dacht te roepen: "Weet iemand onder jullie waar ik pater Piet kan vinden?" Vele melaatsen keken op en één van hen antwoordde: "Ik ben pater Piet!".
Waarom had pater Jan zijn vriend en studiegenoot niet kunnen herkennen? Omdat pater Piet melaats met de melaatsen was geworden. Pater Piet had zich helemaal weggegeven. Hij was volledig één geworden met de melaatsen.
Waarom is God onzichtbaar? Omdat Hij zichzelf heeft weggegeven. Hij is mens met de mensen geworden.