Het was er stampvol, zodat niemand meer binnen kon. 'Kerk maken vandaag: al ooit zo gezien?
Eén van de mooiste en meest kleurrijke verhalen uit het evangelie is dat over die verlamde man in Kafarnaüm, een opstandingsverhaal dat de evangelist Marcus helemaal vooraan in zijn evangelie heeft geplaatst, als een soort beginselverklaring. Het begint zo: "Toen Hij enkele dagen later weer in Kafarnaüm kwam, hoorde men dat Hij thuis was. Er liepen zoveel mensen te hoop dat ze zelfs niet meer bij deur konden komen, en Hij sprak hen toe." (Mc 2, 1 - 2)
Een bomvol huis dus, daar in dat 'dorp van troost'. (In het Grieks staat er letterlijk: kai sunéchtesan polloi - en velen verzamelden zich). Het gaat hier om een werkwoordsvorm waarvan ook het woord 'synagoge' is afgeleid. Een verzameling van gelovige mensen dus, een wekelijks samenkomst. Maar Marcus suggereert nog meer. Hij situeert het gebeuren met opzet in een ruimte die doet denken aan de vegaderingen van de eerste christelijke gemeenten: ergens in één of ander huis kwamen de mensen samen (Hand 2, 46), en vaak was het er stampvol, zodat niemand meer binnen kon, en ze zelfs niet meer bij de deur konden komen. En Jezus kwam daar aan het woord, 'was' daar, omdat zijn verhaal er verteld werd het brood werd gebroken.
En plotseling gebeurt er iets tijdens die 'kerkdienst'. Vier mannen komen er aan met hun verlamde vriend op een brancard. Een vierspan met een erg hinderlijk vijfde wiel aan de wagen. Maar ze kunnen 'er niet inkomen', in die dienst. En zie: ze klimmen op het dak. Ze maken wat daktegels los. Ze hebben touwen bij zich en laten de verlamde man met bed en al naar beneden zakken. Marcus probeert ze inderhaast nog te verontschuldigen: omdat de gewone weg naar Jezus was versperd, notabene ook nog door een cordon van discussiërende schriftgeleerden, moést het wel zo zegt hij...
Ze namen duidelijk de moeilijkste weg, die vier. De weg van ploeteren, trekken en tillen. Zwetend en zwoegend hesen ze het dode gewicht omhoog, tegen alle zwaartekrachten in, en dan weer omlaag. Dat is natuurlijk altijd storend voor zo'n haag van godgeleerden die daar plechtige 'gezeten zijn' op de eerste rij.
Maar Jezus voelde wat Hem boven het hoofd hing. Hij hoorde tijdens zijn preek van die ont-dekking die de vrienden daar deden. Met het stof nog in de verbaasde ogen keek Hij omhoog - ja, Hij keek er letterlijk naar op. En dan staat er dat ontroerende zinnetje: Bij het zien van hun vertrouwen zei Jezus tegen de verlamde: "Vriend, uw zonden worden u vergeven." (Mc 2, 5).
Een verlamde - het woord drukt het in zijn passieve vorm precies uit - is vaak iemand die 'lam gemaakt is (met nadruktekens op beide a's!), vastgezet, levend dood gemaakt. De verlamden van deze wereld zijn: alle mensen die niet meetellen, niet in beweging kunnen komen, zich niet gaande en staande kunnen houden. En zonde is: dat je nergens meer thuis hoort, overal buiten gesloten wordt. Zonde is diabolisch: af - zonde - ring, uitsluiting. Vergeving is symbolisch: heelmaking, genezing. Jezus van Nazareth was een ervaren heelkundige. Hij was de grote Heelmeester en Verloskundige voor alle kwetsbare en gekwetste mensenlevens...
Dit is het eerste deel van een tekst van priester Geert Dedecker, gepubliceerd in Kerk en Leven van 22 september 1999, p.16. Tweede deel volgt. Als christen en diaken heb ik er veel mogen uit leren. Mag ik het met jullie delen?
|