Doordenken van het doopsel: zo wordt dudelijk wat de kerk eigenlijk zou moeten zijn
Ik zou graag het boek van van Gerhard Lohfink, Heeft God de kerk nodig?, Carmenitana, Gent, 2de druk 2001, herlezen of beter er in grasduinen. Duin je mee in het gras van dit meer dan lezenswaardig boek?!
WAT ZOU DE KERK EIGENLIJK MOETEN ZIJN?
Het is de moeite waard de kwestie van de kinderdoop nog wat nauwkeuriger te onderzoeken - en wel omdat, zoals in een brandpunt, aan de hand van die vraag nogmaals duidelijk wordt wat kerk eigenlijk zou moeten zijn.
Men dringt wel het snelst door tot de kern van het probleem, wanneer men uitgaat van de bezwaren van de hedendaagse ouders die zeggen dat hun kind ooit zelf moet beslissen of het christen wil worden of niet. Tot aan dit moment zou het geheel vrij opgroeien zonder indoctrinatie, zonder zich door anderen te laten beïnvloeden, als het ware in een neutrale ruimte. Dat klinkt schijnbaar als een een verlicht standpunt. In werkelijkheid miskent deze stelling de realiteit van de wereld en van de mensen.
Zij is niet alleen daarom verkeerd omdat er in een samenleving geen 'neutrale ruimten' zijn. Zij is ook een volledige miskenning van wat die menselijke existentie is. Geen kind kan gevraagd worden of het op de wereld wil komen of niet, of het wil leven of niet. Zijn leven wordt hem van tevoren gegeven. Bij een kind blijkt dit van tevoren gegeven zijn niet alleen uit het feit dat zij voor een aanzienlijke tijd voor zijn leven verantwoordelijkheid moeten dragen. Wij stoten hier opnieuw op het fenomeen van de plaatsvervanging, zonder welke het leven in een menselijke samenleving niet mogelijk is. De ouders hebben leven verwekt en zorgen nu in zijn plaats, omdat het kind dat nog niet kan, voor voedsel, kleding, woning en opvoeding. Het kind kan over dit alles nog niet beslissen. Het heeft plaatsvervangers nodig.
En het heeft plaatsvervangers nodig die het in alles het beste geven wat zij hebben. Het is al duidelijk geworden dat dit niet alleen betrekking kan hebben op voedsel en kleding. Een kind heeft meer nodig. Het heeft behoefte aan liefde en geborgenheid, vorming en opvoeding. Van alles heeft het het beste nodig. In het geval nu dat de ouders gelovige mensen zijn en het geloof aanzien als het belangrijkste en het beste in hun leven, mogen zij dan hun kind het leven in de ruimte van het geloof onthouden? Mogen wij verhinderen dat het al vroeg tussen goed en kwaad, tussen menselijk en onmenselijk en ten slotte ook tussen wereld en God een onderscheid leert maken? Mogen zij verhinderen dat het niet alleen zijn uiterlijke zinnen aanscherpt, maar ook die zinnen waarmee de mens het woord van God opneemt en de werken van God aanschouwt? Mogen zij hun kind van de veelzijdige wereld van het geloof afsluiten die absoluut niet van de sacramenten te scheiden is en die Gods handelen in de wereld ontsluit?
Hoe absurd it alles zou zijn, toont het fenomeen van de taal. Alle ouders leren hun kinderen spreken. Leren spreken is toch meer dan alleen het beheersen van een geheel van klanken. Elke taal bemiddelt een wereld. Bij elke stap in het leven spreken wordt de wereld begrepen en geduid. De mening dat men een kind in een neutrale ruimte kan laten opgroeien waarin de wereld en het bestaan nog niet geduid zijn, is een volledige ontkenning van de verhouding tussen taal en werkelijkheid. Elk woord,elke zin, elke manier van spreken bemiddelt een wereld en duidt deze tegelijk. Het kind zuigt voortduren al geduide, ofwel juist geduideof verkort, vervormde, van haar zin beroofde wereld in zich op - sinds zijn eerste ademtocht. En hoe verstandiger het wordt, des te sterker wordt het overgeleverd aan de dan heersende idealen van de samenleving, haar maatstaven en machten. Het zou daarom juist onverantwoord zijn, wanneer gelovige ouders hun kind hulpeloos en zonder mogelijkheid tot onderscheiding zouder overlaten aan de wereldbeelden die op dit kind afkomen, en de meest omvattende duiding van de wereld die er is, voor hem niet zouden ontsluiten: Gods waardheid die in Jezus Christus definitief in de wereld is gekomen. Deze waarheid is echter niet in begrippen te vatten. Zij moet geproefd worden. Zij moet in geademd worden. Zij is een manier van leven. Het doopsel in intreden in deze manier van leven. (Wij grasduinen later verder!)