De begrafenis van de parochie
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Na vele jaren een bloeiend bestaan te hebben gekend, begon de parochie weg te kwijnen en na een lange tijd van geleidelijk wegkwijnen en vergaan van verveling, overleed zij.
De pastoor constateerde de dood en schreef een plechtige rouwbrief, waarin hij het overlijden aankondigde van de parochie en waarin hij iedereen uitnodigde om naar de rouw- en afscheidsdienst te komen aanstaande zaterdag om half elf.
De zaterdag brak aan.
En de kerk was overvol, zo vol als hij de laatste twintig jaar niet meer geweest was. Het was niet duidelijk of het geloof ineens zo was toegenomen, zeker was dat niemand er iets van begreep. Zeker was ook dat alle parochianen geweldig nieuwsgierig waren naar wat de pastoor te zeggen zou hebben. Wat een vreemd geval was het. Daar was vriend en vijand het over eens.
Bij de preek aangekomen deed de pastoor, wat hij altijd bij alle overleden had gedaan. Hij prees de kwaliteiten van de overledene, de verdiensten die de parochie lange tijd voor de gemeenschap had gehad. Hij prees de moed van de overledenen pastoor, vond dat de parochie niet geruisloos begraven mocht worden. Vandaar deze rouwdienst.
Hij uitte zijn blijdschap en dankbaarheid dat de mensen in zo grote getale waren gekomen. Tot slot van zijn preek nodigde hij alle parochianen uit om nog eenmaal langs de baar te lopen, een blik in de kist te werpen en zo afscheid te nemen van de aanvankelijk toch zo dierbare parochie.
Iedereen toog naar voren en in twee lange rijen defileerde de parochianen langs de baar, terwijl de pastoor de rij sloot. En ieder zag, terwijl hij in de kist keek, op de bodem een grote spiegel liggen en kijkend naar de overleden zag hij zichzelf.
Naverteld uit mondelinge traditie
|