Veertig jaar geleden huurden wij in dit dorp, gelegen in het stiltegebied van Oost-Vlaanderen, een huis. Wij zouden er zeker niet lang blijven wonen, hoogstens tot wij een beter, gezonder huis zouden vinden. Op zekere dag, bij het opstaan, zagen wij vanuit de keuken dat er plakkaat stond op de grond naast ons huurhuis: "Bouwgrond te koop" lazen wij. Wij kochten de grond en bouwden er een huis op. Als je eenmaal met de voeten in de grond zit, ga je niet meer zo makkelijk weg. Daarom wonen wij hier al meer dan veertig jaar. Dit is slechts inleiding bij mijn verhaal over de grote filosoof.
Volgens de overlevering zou in dit dorp vroeger een grote filosoof gewoond hebben. Waarom was hij een filosoof? Omwille van zijn wijze uitspraken. Zijn lijfspreuk was: "Wij leven niet om te werken, maar wij werken om te leven". En ook: "Het zou spijtig zijn als ik later zou moeten terugkeren". De filosoof wilde zeggen: "Het zou spijtig zijn dat ik vergeten zou hebben om te leven". Inderdaad een filosoof. En een grote filosoof, hij was bijna twee meter groot. Je kon hem regelmatig vinden in de enige herberg die dit dorp toen en nu nog kende, namelijk 'Den Engel". 'Den Engel' ligt vlak naast de kerk én het kerkhof van dit dorp. "Waar kan je beter je tijd doorbrengen dan in 'Den Engel' ", was een van zijn filosofische uitspraken. Hij speelde graag met de kaarten. Hij dronk graag een pint bier en genoot van praten aan de toog.
Op het dorp leefde toen ook een kleine, maar grote boer. Klein: de boer was nauwelijks één meter vijfenzestig groot. Groot: hij bezat zeer veel hectaren grond, een grote stal koeien, veel geld op de bank en nog zoveel meer. Wij mogen zeggen: hij boerde groot. Die boer werkte van 's morgens tot 's avonds en op de duur van 's avonds tot 's morgens. De grote filosoof zegde van hem: "Dat ventje wroet zo hard in de grond tot hij erin zal zitten". Daarom was hij ook een filosoof. Het klopt dat die boer nooit te zien was in 'Den Engel'. Dat was zonde van zijn tijd en van zijn geld. Twee zaken waar een mens altijd tekort van heeft. En toch, op zekere dag, het moet toch lukken, staan de grote filosoof en de kleine-grote boer naast elkaar aan de toog én elk met pint bier in de hand. De filosoof kon het plagen niet laten. Hij klopte op de schouder van de boer en: "Hoe komt het boer dat gij nu een pint bier drinkt? Dat is zeker omdat het voor niets is!?". Jullie begrijpen dat de boer zo maar niet zijn tijd en geld in 'Den Engel' kwam verdoen. Er werd grond verkocht en die wilde de boer kopen. En jullie kennen het ritueel: het behoort tot de gebruiken dat de notaris de aanwezige kooplustigen een pint aanbiedt. De boer was natuurlijk in zijn gat gebeten. "Gij, gij", zegde hij, "gij hebt nog geen nagel om uw gat te krabben". De grote filosoof legde doodkalm zijn hand op de schouder van de kleine-grote boer:"Manneke", zegde hij, "Als wij hiernaast zullen liggen, op het kerkhof, dan zal ik méér grond hebben dan gij!". Opnieuw bewees de filosoof dat hij een grote filosoof was.
Mag ik jullie vragen: Zijn jullie ook grote filosofen?
|