1 citaat van
Thérèse Martin
Het leven van Thérèse (1873-1897), karmelietes te Lisieux, werd in de vorige aflevering van dit tijdschrift reeds geschetst. Wat zij geschreven heeft, schreef ze uit gehoorzaamheid aan haar oversten (jeugdherinneringen, kloosterleven) of uit beleefdheid en naastenliefde (vooral: brieven aan familieleden en clerici, notas en gedichten voor medezusters). De bekende Franse priester, Jean-François Six hij schreef ooit een scherpzinnig boek over Charles de Foucauld heeft meermaals herinnerd aan de oorsprong en de aard van Thérèses geschriften. Zij heeft namelijk nooit een boek of autobiografie naar de regels geschreven. Alles is trouwens postuum verschenen.
Een recente Franse uitgave, in drie delen, van alles wat van de hand van Thérèse zelf is, mag hier niet onvermeld blijven:
Thérèse par elle-même. Présentation de J.-F. Six (uitgever: Grasset / Desclée de Brouwer, 1997).
Ondanks de (onvermijdelijke) slordigheden heeft deze uitgave drie grote pluspunten:
1/ Alle teksten zijn chronologisch afgedrukt, zodat de geestelijke evolutie van Thérèse en vele andere dingen duidelijker worden (o.a. dat zij nooit een boek heeft geschreven).
2/ Een korte situering bij afzonderlijke teksten helpt de draagwijdte ervan verstaan (o.a. de relaties van Thérèse, in het bijzonder met haar zussen en oversten).
3/ De inleiding op het eerste deel geeft een overzicht van de bijna dramatische geschiedenis van de kritische tekstuitgave (o.a. de pijnlijke ervaringen van Mgr. A. Combes en J.-F. Six zelf met het karmelietessenklooster te Lisieux).
Begin juli 1897, ruim twee maand voor haar pijnlijke dood, schrijft Thérèse voor haar geliefde overste Marie de Gonzague het geheim van haar leven neer. Ze is de uitputting nabij, en sinds meer dan een jaar in de nacht van de geest ondergedompeld (ze gelooft nog, omdat ze wil geloven; of zoals een Frans priester haar ervaring paradoxaal uitdrukte: Hoe heerlijk is het te rusten in de armen van een God die niet bestaat!). Zij schrijft hier al biddend, en het sterke is dat ze in haar heel persoonlijk liefdesavontuur met God, met Jezus, de haar gegeven mensen (hen die U mij gegeven hebt) intens betrekt, met Jezus eigen woorden trouwens.
U weet het, mijn God, het enige wat ik verlangde was U te beminnen. Ik streef niet naar andere roem. Uw liefde was mij sinds mijn kindertijd vóór en is met mij meegegroeid; nu is zij een afgrond waarvan ik de diepte niet meer peilen kan. Liefde wekt liefde op en zo gaat de mijne uit naar U, Jezus. Ze zou de afgrond willen vullen waardoor ze aangetrokken wordt. Maar mijn liefde is jammer genoeg slechts een dauwdruppeltje, verloren in de oceaan! Om U lief te hebben zoals U mij liefheeft, zou ik uw eigen liefde moeten lenen; dan alleen zal ik rust vinden.
O Jezus, misschien is het een illusie, maar ik denk dat U een ziel niet met meer liefde zou kunnen overladen dan U met de mijne gedaan hebt. En daarom durf ik U vragen hen die U mij gegeven hebt, lief te hebben zoals U mij hebt liefgehad. Als ik op een dag in de hemel zou ontdekken dat U hen meer liefheeft dan mij, dan zal ik me daarover verheugen. Ik erken nu al dat die zielen uw liefde meer waardig zijn dan mijn ziel. Maar hierbeneden kan ik me geen grotere liefde voorstellen dan die onmetelijke liefde die U mij om niet en in overvloed hebt willen schenken, zonder enige verdienste van mijn kant. (Volgens de vertaling door Drs. Pauline Kortekaas: Thérèse van Lisieux, Mijn Levensverhaal. Carmel-EdiT 2001, p. 266). Overgenomen van de website De Oude Abdij Drongen
|