Opzij, opzij, opzij... Geen tijd, geen tijd, geen tijd... (Bron: Herman Van Veen)
Opzij, opzij, opzij maak plaats, maak plaats, maak plaats wij hebben ongelooflijke haast Opzij, opzij, opzij want wij zijn haast te laat we hebben maar een paar minuten tijd We moeten rennen, springen, vliegen, vallen, duiken opstaan en weer doorgaan We kunnen nu niet blijven we kunnen nu niet langer blijven staan een andere keer misschien dan blijven we wat slapen en kunnen dan misschien als het echt moet wat over koetjes, voetbal en de lotto praten nou dag, tot ziens, adieu het ga je goed. We moeten rennen, springen, vliegen, duiken, vallen opstaan en weer doorgaan We kunnen nu niet blijven we kunnen nu niet langer blijven staan...
Een Zuidzee-opperhoofd spreekt over de blanke man:
De papalagi is altijd ontevreden over zijn hoeveelheid tijd en hij klaagt de grote Geest aan, omdat die hem niet meer tijd gegeven heeft. Ja, hij lastert God en zijn grote wijsheid, doordat hij iedere dag volgens een zee concreet plan indeelt. Aldus snijdt hij die in stukken, net zoals men met een kapmes kruisgewijs door een witte kokosnoot gaat. Alle delen hebben hun eigen naam: seconde, minuut, uur. De seconde is kleiner dan de minuut, en die weer kleiner dan het uur en men moet zestig minuten en nog veel meer seconden hebben, voor men zoveel heeft als een uur. Er zijn in Europa maar weinig mensen die werkelijk tijd hebben. Misschien wel niemand. Daarom rennen de meesten ook door het leven als een steen die wordt weggegooid. Ze kijken onder het lopen bijna allemaal naar de grond en slingeren heftig met hun armen om zo vlug mogelijk vooruit te komen. Als je ze staande houdt, roepen ze onwillig:'Waarom stoor je me? Ik heb geen tijd. Zorg dat je eigen tijd goed besteedt.' Ze doen net of iemand die vlug loopt meer waard is en flinker is dan iemand die langzaam loopt. Ik geloof dat de tijd hem ontglipt als een slang in een natte hand, juist omdat hij hem te veel vasthoudt. Steeds jaagt hij met uitgestrekte handen achter hem aan, hij geeft hem geen kans in de zon te gaan liggen. Hij moet steeds vlakbij zijn en iets zingen en zeggen. Maar de tijd is stil en vredelievend en houdt van rust en van breeduit op de mat liggen. De blanke man kent de tijd niet en begrijpt hem niet; daarom mishandelt hij hem.
|