Bezinning (Bron: vrij naar Cromphout)
Wie zijn die wijzen uit het Oosten? zij die naar boven kijken, naar de hemel en zijn tekens, die thuis zijn in de nacht van de geheimen, die waken en uitzien naar de ster maar die ook oog hebben voor wat beneden ligt voor de aarde en haar wegen voor de dag en het licht, voor mensen als ik, als jij en als wij.
Die rijk zijn aan zilver en goud En toch bereid zijn alles achter te laten, die de Koning zoeken want goud en zilver zijn geen aanbidding waard, en zonder aanbidding blijft het leven leeg, en wie de koning niet zoek en niet vindt, zal zich zelf aanbidden en neerknielen voor valse koningen.
Wie zijn de wijzen? Die een valse koning ontmoeten en hem doorzien, En argeloos als kinderen vragen naar de echte koning.
Die omwegen maken Want wie lijnrecht op zijn doel afgaat Doet wereld en mensen geweld aan.
De wijzen zijn zij, die altijd op weg willen gaan, Altijd opnieuw willen beginnen, Want wat in één keer gevonden wordt of gemaakt Is voorbarig en onbetrouwbaar.
Wie zijn de wijzen? Die weten dat er een ster komt en gaat en ze verschijnt alleen als wij ze willen zien, en haar licht schijnt nergens anders dan in het hart dat trouw en geduldig wilt zoeken en wie de ster van vrede en vreugde volgt gaat vreemde wegen maar zal niet verdwalen.
Wie zijn de wijzen? Die bedrogen worden want vals is de gang van de wereld En de bedoelingen van de mensen gaan krom, En die toch het huis vinden de plaats van aanbidding, die een kind zien, weerloos, en de koning vinden die zij zoeken, die hulde brengen want er is goedheid in de mensen die kunnen neerknielen die hun schatten te voorschijn halen want wat niet gegeven wordt, gaar verloren.
Wie zijn de wijzen? die de waarschuwingen van hun dromen begrijpen en leren dat er méér is dan één weg naar hun land. Die terugkeren naar huis verdwijnen in de stilte terug naar hun werk en hun plaats onder de mensen want daar wacht het leven
|