Dagboek van een diaken uit de IVe eeuw
Om ons een gedacht te vormen over de priester van vandaag, kunnen wij alles dat over de priester werd geschreven lezen, maar wij kunnen ook kijken naar een priester zoals hij dag in dag uit leeft in zijn parochie. Op dezelfde manier kunnen wij te werk gaan om te weten hoe een diaken in de IVe of Ve eeuw zijn roeping beantwoordde en zijn dienst in de kerk volbracht, wij kunnen ons begraven in talrijke documenten die ons informeren over het gouden tijdperk van het diaconaat; maar wij kunnen proberen, vertrekkend van die documenten, het dagelijks leven van een diaken uit die periode te reconstrueren. Dat is wat wij hier geprobeerd hebben, er van uitgaande dat de auteur van dit dagboek leefde op het einde van IVe eeuw in een Middellandse zeehaven:
Op de volgende bladzijden zullen de lezers nauwelijks verwijzingen vinden, omdat het literair genre van een dagboek daar moeilijk bij past. Maar elke bewering steunt op een oude tekst.
Maandag
Deze morgen, ben ik naar het strand gegaa, in gezelschap van nog twee andere diakens van de stad. Na de storm die de laatste dagen te keer ging, kon men zich verwachten aan ongelukken. Inderdaad, wij vonden twee drenkelingen die de zee op het strand had terug geworpen. Wij hebben ze gekleed, want zij hadden niets meer om het lijf, en wij hebben ze begraven terwijl wij voor hen baden, zoals het trouwens onze plicht is.
Eens te meer, heeft mijn diaconaat mij geplaatst voor het aangezicht van de dood, en geconfronteerd met de dood van mensen die gewelddadig om het leven waren gekomen, in een gewelddadige storm, ver van de hunnen. Daar mijn rol er in bestaat hulp te bieden aan mensen die lijden, is het normaal dat ik dikwijls de dood ontmoet. Door mijn ambt begeleidt de Kerk deze twee mannen in hun overgang naar God. Maar ik denk ook aan hun familie, die geen nieuws van hen zal vernemen en voor wie ik niets kan doen.
s Namiddags ging ik naar het hotel dat de bisschop liet bouwen dichtbij de kerk en waar de bedevaarders worden ontvangen, en de reizigers die wachten op hun schip of hun karavaan, en veel mensen die zelf niet meer goed weten wat zij verwachten. Een deel van het gebouw is voorbehouden voor de zieken. De bisschop houdt evenveel van dit hotel als van de kerk: hij komt er dikwijls het slot van hoofdstuk 25 van het evangelie volgens Mattheüs herlezen. Hij heeft dit hotel toevertrouwd aan de zorgen van een van mijn broeders diakens. Die bezit meer organisatorische en administratieve begaafdheden dan ikzelf. Maar ik ga er dikwijls naar toe om mij ten dienste te stellen van de Heer die aanwezig is in al de zijnen.
Ik ben er dus naar toe gegaan om inlichtingen te verschaffen aan degenen die nood hadden aan inlichtingen, om te bemoedigen degenen die nood hadden aan bemoediging, om een half dozijn zieken te verzorgen, om een verlamde te wassen en in te wrijven met olie. Om deze dienst te vervullen heb ik, zoals gewoonlijk, mijn albe en stool aan gedaan: op die manier kunnen de mensen mij herkennen, en ik ben er mij van bewust een liturgische functie uit te oefenen. Welke vreugde om op die manier mijn namiddag met de Heer door te brengen, en wat een goede voorbereiding op de lezing van hoofdstuk 25 van Mattheüs dat ik in de kerk ging lezen na mijn werk voltooid te hebben in het hotel.
|