WOENSDAG
Heel de dag door heb ik in de stad rondgelopen. Vele zieke broeders hadden mij gevraagd om hen te bezoeken. Aan enkelen heb ik geld gegeven, aan anderen olie om zich te verzorgen, aan anderen nog heb ik eten laten bezorgen. Voor allen heb ik geprobeerd het gelaat van de Heer te openbaren, die niet gekomen is voor degenen die zich goed voelen, maar voor degenen die lijden. Ik heb ook de communie gebracht aan een priester de bedlegerig is. Ik heb mij het lot van drie wezen aangetrokken, en ik heb een familie gevonden die hen wil opnemen in huis. Daarna ben ik gaan bidden bij een arme bejaarde waarvan men mij het overlijden had laten weten; ik heb hem gewassen, ik heb hem gekleed en ik heb hem naar het kerkhof vergezeld met enkele leden van zijn familie. Op de terugweg heb ik aan de gedaanteverandering van deze man gedacht, die wij alleen maar op de rug hebben gezien.
Mijn dag was barstenvol gevuld: ik heb kilometers gelopen, ik heb veel mensen gezien, ik heb veel gepraat, ik heb enkele diensten kunnen verlenen. En nochtans heb ik mij afgevraagd of ik mijn rol als diaken wel goed heb gespeeld. Ik ben dikwijls bevreesd dat deze dienst van de caritas veel te uitsluitend wordt verzekerd door de bisschop en door ons, zijn diakens. Er zijn veel vrijgevige christenen in onze gemeenschap en wij hebben nooit te kort aan geld, nog aan graan en olie. Maar wordt deze vrijgevigheid op de duur geen alibi voor de echte caritas? Blijven deze rijke christenen niet op afstand van hun arme broeders? Voelen zij zich wel voldoende lid van dezelfde gemeenschap en van het hetzelfde lichaam van Christus? Voor ik diaken werd, heeft men mij verteld dat een van mijn essentiële diensten er in zou bestaan van de verzamelde gemeenschap te informeren over hen die in nood verkeren. Deze gedachte blijft mij achtervolgen. Het volstaat niet fondsen te verwerven om enkele families in nood te depanneren, maar wij moeten de christenen er toe bewegen zichzelf te compromitteren (prijs te geven) in de caritas, zoals dat gezin dat helemaal niet rijk de drie wezen heeft geadopteerd. De armen hebben nood aan vriendschap,en niet alleen aan geld. Ik moet er de bisschop over spreken, opdat hij het goede geweten van de gemeenschap wakker schudt.
|