DONDERDAG
Gisterenavond is een diaken uit Rome aangekomen. Hij wordt door zijn bisschop naar Jeruzalem gestuurd met een vertrouwelijke boodschap. Hij heeft bij ons de nacht doorgebracht, en deze morgen hebben wij lang met elkaar gepraat. Hij vertelt mij dat er tegenwoordig een crisissfeer heerst onder de geestelijken van Rome. Deze wordt vooral veroorzaakt door de rivaliteit tussen priesters en diakens. Enkele maanden geleden heeft een zekere Ambrosiaster ( dat moet een schuilnaam zijn) een pamflet in het Latijn tegen de diakens gepubliceerd. Het pamflet draagt de vriendelijke titel: De jactantia romanorum levitarum[1] Als men het pamflet mag geloven, laten de Romeinse diakens alle functies die hen een beetje te eenvoudig lijken en die de schijn zouden kunnen wekken dat zij de dienaars van de priesters zijn, over aan lagere geestelijken: bijvoorbeeld, het feit dat zij naar het altaar de gewijde vaten brengen tijdens de eucharistische liturgie, ofwel aan de priesters water aan bieden opdat zij zich de handen kunnen wassen. De een of de andere diaken zou de gewoonte hebben om te gaan zitten tijdens de liturgie van het Woord, zoals de priesters, in plaats van recht te blijven staan. Tijdens hun bezoeken in de stad, gaan zij minder vaak binnen bij de armen en de zieken en meer bij de rijken, die hen een beetje te goed behandelen en hen overladen met geschenken om van hen een aanbeveling te verkrijgen bij de bisschop. Veel ernstiger zijn de sombere geruchten over geheime financiële onderhandelingen en het verduisteren van fondsen. Gezien de belangrijkheid van de gemeenschap, hebben de Romeinse diakens aanzienlijke fondsen te beheren: de een of de andere zou op schandalige wijze een fortuin hebben verzameld en kijkt van uit de hoogte neer op de arme priesters die slechts een bescheiden loon ontvangen.
Volgens mijn gesprekspartner van deze morgen is er in dat alles een deel overdrijving en vlugge veralgemening. Maar er is ook een deel van waar: sommige diakens beschouwen zichzelf als prinsen van de kerk, en de Romeinse synode van 378 heeft de diaken Concordius, die zijn kop uitwerkte tegen paus Damasianus, moeten afzetten. Volgens mij komt al het kwaad voort uit het feit dat de Romeinse diakens met zo weinigen zijn, slechts zeven voor heel die wereldstad. Door een materiële letterlijke trouw aan die passage uit de Handelingen, waarin wordt verteld dat de Apostelen zeven diakens hebben gewijd, heeft Rome nooit dat getal willen overschrijden. Het gevolg is dat in deze onmetelijke stad, waar er zoveel ongelukkigen zijn, en waar er gemiddeld vijftienhonderd zieken in het hospitaal verblijven, zijn de diakens maar met zeven, terwijl de priesters de honderd ruim overschrijven. Men kan begrijpen, dat in die omstandigheden, de Romeinse diakens zouden bekoord worden om zich de heilige Laurentius te wanen en er voor te zorgen dat het niet wordt vergeten. Het schijnt dat de priester Hiëronymus, vroegere secretaris van paus Damasianus, die Rome heel goed kent en op dit ogenblik de gebeurtenissen commentarieert van uit zijn hulppost in Bethlehem, de volgende puntige uitspraak heeft gedaan: Alles wat zeldzaam is wordt meer gezocht. In India is de winde duurder geprijsd dan de peper. De zeldzaamheid maakt de diakens achtenswaardig, het grote getal van de priester maakt hen verachtelijk[2]. Hoe ver staat dat allemaal af van het evangelie: Vorsten oefenen heerschappij uit over de aan hen onderworpen volken, en wie macht heeft laat zich weldoener noemen. Maar dat mag bij jullie niet zo zijn! De belangrijkste van jullie moet de minste worden en de leider de dienaar! (Lc 22, 25 26)[3]
[1] La jactance des lévites romains, dans P.L. 35, Col. 2301 2303 Cf. P. PRAT. Les prétentions des diacres romains au IVe siècle, dans Recherches de science religieuse, III (1912), p. 463 475.
[2] De heilige Hiëronymus. Lettre 146; éd. Labourt, tome VIII, Paris 1963, p. 118. De winde is soort munt die in Italië veel voorkomt, terwijl de peper, uit het Oosten ingevoerd, er zeer duur is.
[3] De Nieuwe Bijbelvertaling, 2004.
|