Desiderius Erasmus
In Rotterdam geboren op 28 oktober 1466 - het kan ook 1469 zijn - zal Erasmus na een bewogen leven sterven in Bazel bij zijn drukker Johann Froben, in de nacht van 11 op 12 juli 1536. Zijn laatste woorden sprak hij in het Nederlands: 'Lieve God!' Het jaar voordien had hij zijn dierbare vriend Thomas More verloren, toen die op last van Hendrik VIII in de Tower was onthoofd. Toen Erasmus in 1516 het Nieuwe Testament kritisch uitgaf - in het Grieks, met een eigen Latijnse vertaling - voegde hij er vijf voorwoorden bij. Eén daarvan heet 'Paraclesis' of opwekking. Daaruit volgend uittreksel, zijn vereerde Origenis waardig:
Als men ons, christenen, een afdruk van Christus'voet kon tonen, welke vormen van aanbidding zou dat niet teweegbrengen! Waarom niet eerder zijn levend, ademend beeld vereren in zijn boeken ( = evangelies)? Als men de tuniek van Christus tentoonstelde, naar welke plaats op aarde zouden we niet willen vliegen om die te omarmen? En als en als zijn persoonlijke zaken zou tentoonstellen, dan nog zou niets met méér kracht en waarheid de Christus tonen dan zijn Evangelies. (...) Die geschriften geven u het levend beeld weer van zijn heilige geest, ze geven u Christus in persoon weer terwijl hij aan het spreken is, aan het genezen, aan het sterven, aan het herboren worden met heel zijn tegenwoordigheid. Als u hem met uw (lichamelijke) ogen waarnam, zou u hem minder goed zien!
Enige jaren later zal hij een vrijere Latijnse vertaling ( 'parafrase') o.a. van het Matteüsevangelie uitgeven. In de inleiding beschrijft hij prachtig de actuele impact van de evangelies op een echte leerling van Christus. Die werking werd reeds opgeroepen in de net aangehaalde woorden, vooral in dat geheimzinnige 'aan het herborenworden met heel zijn tegenwoordigheid'. Meteen zal blijken dat Erasmus het boek in dienst ziet van wat er actueel tussen Christus en zijn leerling ('ons') gebeurt:
Niets wordt in het Evangelie verteld, dat niet ieder van ons aanbelangt. Niets gebeurt daar, dat niet dagelijks in ons leven gebeurt: weliswaar op een meer geheime, maarook op een echtere wijze. Christus wordt in ons geboren en de Herodessen ontbreken niet om de nog zwakke zuigeling naar het leven te staan. Hij groeit en wordt ouder. Hij geneest elke soort ziekte, als men maar met vertrouwen zjnhulp inroept. De melaatsen stoot hij niet af, ook de bezetenen niet, noch wie aan onreine bloedvloeiing lijdt of blind of kreupel is. Er is geen ondeugde zo lelijk, zo ongeneeslijk, of hij kan ze wegnemen als we oprecht tot hem zeggen: 'Jezus, zoon van David, ontferm u!' en 'Heer, als gij wilt, kunt gij mij reinigen'.
Pater Surinzal meer dan een eeuw later schrijven dathet van groot belang is 'ons Jezus Christus te herinneren en ons van zijn tegenwoordigheid bewust te zijn'. Met zijn uitgave van het Nieuwe Testament wilde Erasmus niet 'geleerd doen' maar ons helpen 'ons Jezus Christus te herinneren'. En met zijn talrijke edities van kerkvaders - voor hem de bijbelverklaarders bij uitstek - wilde hij de christenheid helpen meer bewust te worden van Christus'tegenwoordigheid. Ook zijn eigen parafrases hadden geen ander doel. Erasmus, de prins van de humanisten, was een Christus'vriend - zoals Thoma a Kempis en Ignatius van Loyola...
Uit het driemaandelijks tijdschrift OUDE ABDIJ DRONGEN, april 1005, n°19, p.17 - 18. Op onze links kan je met de Oude Abdij contact opnemen.
|