Het lijkt bij veel mensen een ziekelijk afwijking om andere mensen te beoordelen en te veroordelen. 'La hantise de juger' hebben de Fransen het genoemd: de dwangmatige neiging om alsmaar te oordelen. Wij hebben ongetwijfeld een uitgebreid netwerk van gedetailleerde normen en regels; als we dat gebruiken om anderen te beoordelen, dan gaan we lijnrecht tegen het evangelie in (voor gelovigen!). Bovendien kunnen we ons daarbij enorm vergissen. Als wij zelf niet onbaatzuchtig en vrij genoeg zijn, als we de ander te weinig als ander WAAR - nemen, als we onbewust aan projectie doen, dan kunnen we de ander zwaar onrecht aandoen.
"Daarom de volgende geschiedenis die ons kan helpen om voorzichtig te zijn in ons oordelen.
Een dame gaat voor ee kleine lunch naar een cafetaria met alleen maar staanplaatsen. Ze neemt een bord soep en brengt het voorzichtig naar een van de hoge tafels. Dan hangt ze haar handtas onder de tafel en merkt dat ze haar lepel vergeten heeft. Ze gaat dus terug om een lepel te halen en neemt ook nog een servetje mee, dat ze ook vergeten had. Als ze weer bij haar tafel terugkomt, staat daar tot haar stomme verbazing een man die vlijtig haar bord leegeet. Hij ziet er niet als een Belg (Nederlander) uit, maar eerder als een Zuid-Europeaan, een Italiaan of een Griek of misschien een Turk. En die eet haar soep op! Eerst staat ze aan de grond genageld, helemaal perplex. Tien seconden later komt er een enorme woede in haar op; ze had hem wel iets kunnen doen. Nog ens tien seconden later is ze weer bij haar positieven en denkt: hij is brutaal - ik ook! Ze stapt resoluut naar de tafel en begint aan de andere kant van de tafel uit hetzelfde bord te eten. Je zou verwachten dat die man nu wel zijn excuses zou maken en zou afdruipen. Niets daarvan. Hij eet rustig verder, glimlachend. Nederlands verstaat hij kennelijk niet. Hij is uiterst vriendelijk en de glimlach is zijn wapen. Maar hij laat zich ook niet van de wijs brengen. Het toppunt komt als hij haar de helft van haar eigen worstje aanbiedt. Aan het einde van hun gemeenschappelijke maaltijd reikt hij haar zelfs de hand en zij is intussen zo afgekoeld dat ze die nog aanneemt ook. Hij gaat weg en zij grijpt naar haar handtas, maar die is verdwenen! Dat had ze toch vanaf het begin geweten, dat hij een brutale oplichter was. Nu heeft hij ook nog haar handtas gestolen. Ze rent naar de deur, maar hij is verdwenen. Dat ziet er somber uit: haar geld, haar rijbewijs, haar creditcard en wat al niet meer: allemaal weg. Hulpeloos kijkt ze nog één keer om en ziet dan op de tafel ernaast een bord soep staan, intussen koud geworden; en daaronder hangt haar handtas! En al die tijd is het geen ogenblik in haar hoofd opgekomen dat het mogelijk zou zijn dat niet hij, maar zij zich vergist had. Een treffend voorbeeld: we zijn zo van onszelf en onze vooroordelen overtuigd, dat we niet waar - nemen hoe het echt is."
Uit Piet van Breemen, Het gaat om de liefde. Meditaties voor elke dag, Lannoo / Tielt, 1999, p.100 - 101
|