Cadaqués ligt in Spanje, volop in Dalì gebied. Dat was de laatste reisstop.
Vanaf daar rijden we uiteraard door Frankrijk voor de laatste tussendoortjes
naar België.
Deze keer gaan we uitzonderlijk niet noordwest, maar eens de grens over,
voorbij Perpignan en Narbonne, kiezen we resoluut voor het oosten,
de Provence kant.
We brengen een paar dagen door bij lang niet geziene vrienden, in de Var.
Via de autoweg rijden we voorbij enkele ons wel bekende plaatsen, zoals
Montpellier, Arles, Aix, Aigues-Mortes, de Camargue, kortom de diepe Provence.
Onze vrienden wonen in een klein stadje, Cotignac, een half uur rijden
van de autoweg, in de heuvels, op enkele honderden meter hoogte.
Zoals gewoonlijk moeten we zoekwerk doen om het adres te vinden,
maar dat is normaal in de Franse dorpjeslabyrinten.
Dit gezegd zijnde, na enkele tandenknarsingen en troebele gsm-gesprekken
met de vrienden, komen we uiteindelijk terecht in het domein van Luc en Lut.
Een beetje Provençaals uitrusten mag nu, zoals God in Frankrijk.
De dames kunnen wat bijkeuvelen, terwijl Luc en ik bijvoorbeeld een toertje
maken met de hond, of de problemen van de wereldpolitiek oplossen.
Lut stelt de tweede dag ook voor een “klein” wandelingetje te maken in de
omgeving van het dorp, met als bijkomende tip: “Je moet niks speciaals
aan je voeten doen”.
“Mon œil” zeggen ze in Frankrijk, als het niet helemaal klopt.
Het uitstapje houdt ons enkele uren bezig, maar de dames zijn in een goed humeur.
Laat ze dus maar hun gangetje gaan.
Er is wel wat leuks te beleven in Cotignac. Er loopt een bergrivier vlak in de buurt,
met enkele scherpe stroomversnellingen.
Niet direct zwemwater is dit, tenzij voor forellen en zalmen.
Een heerlijk fris meer is ontstaan aan de voet van deze
uit de kluiten gewassen waterval. We zitten aan de Cassolle
rivier (de casserolle bevindt zich een beetje verder, maar
er is minder water in).
We wandelen ook een stuk door de hoofdstraat van het dorp.
Typisch Zuidfrans natuurlijk, met de onontbeerlijke platanen.
Greta heeft al dadelijk zin om te gaan Petanquen, en ze stáát er op, dat
haar fameuze kampioen-Petanque-arm mee op de foto komt.
Kwestie van beroemd te worden.
Wie in een Frans dorp aan een verfrissing denkt, associeert dat onmiddellijk met
een fontein. In tegenstelling tot Spanje zijn de meeste drankgelegenheden
gesloten, als je ze nodig hebt. Een handvol water uit de Cassolle smaakt ook
natuurlijk als je echt met een droge keel rondloopt.
Dit is een merkwaardig gebouw. Eerst dacht ik aan het
stadhuis van Cotignac, maar als ik een kruis zie op de top,
moet het wel een kerk zijn.
Het is nog geen moskee, voorlopig.
De fonteinen en pittoreske drinkbakken klateren hier maar
in het rond. Typisch voor Zuid-Europese steden.
In België vind je dit nauwelijks.
Maar de alcoholische drinkbakken zijn daar dan wel meer open.
Vele huizen zijn stokoud, maar worden (zeker aan de
buitenkant) heel pittoresk en aantrekkelijk gehouden,
door de kleuren, de houten luikjes, de beplantingen.
Dat vormt natuurlijk een van de charmes van Zuid-Frankrijk.
Een middeleeuwse woning en een theater uit de Romeinse
tijd mag natuurlijk niet ontbreken in een dorp dat zichzelf respecteert. En het toneel
wordt vandaag nog gebruikt ook. Het podium is aan de linkerkant, buiten het beeld.
Het decor boven het theater is ook heel merkwaardig.
De bergwand lijkt wel gemaakt van gesmolten stenen.
De reden om het theater net hier te plaatsen zal wel geen toeval zijn.
De omringende flanken konden waarschijnlijk dienst doen als ondersteuning
voor de stemmen van de acteurs.
En hier is dan toch de top van de kerk. Het kruis is van op deze hoogte
beter te zien.
De beiaard wordt gevormd door één enkele klok.
Een flodderstructuur van smeedijzer vervolledigt de merkwaardige
torentop, en lijkt gemonteerd op een soort kasserol.
Van op de heuvel hebben we zicht over een deel van het dorp,
met zijn typische zuiderse daken, en over de valleien en
de landschappen in de omtrek.
In de steile bergwand doemt iets op wat op een huis lijkt.
Komt daar opeens een mannelijke figuur naar buiten kijken, door een open gat.
Is dit een late middeleeuwer?
Het zou ook een bakker kunnen zijn, met zijn witte hoed.
Via een katrolletje trekt hij allerlei dingen naar boven.
Maar hij staat er alleen voor. Dus moet hij telkens de (waarschijnlijk steile) trappen
af naar beneden, om de dingen aan een haak te bevestigen. We vragen hem dan
maar wat hij doet. Het blijkt een kunstenaar te zijn, die bezig is met een atelier
in te richten.
Prompt vraagt hij ons om een verfpot aan zijn haak te hangen.
De tweede dag zorgt Luc voor een stevige barbecue.
Dat is gewoonlijk mannenwerk, maar voor Luc is dit
een makkie. Hij is gewoon de huiskok.
Als dessert komt mijn favoriete spijs op de tafel:
Crème Catalane. Home made.
Dat kan je alleen maar zelf maken als je een goede brander hebt.
En die is aanwezig. De vlammen swingen de kasserol uit.
Als het oppervlak gecarameliseerd is, kan de pret beginnen.
Als ik ooit in de hemel kom ‘wat lang niet zeker is), en ik
kan dan à la carte eten, verkies ik dit gerecht, boven
rijstepap met gouden lepeltjes.
Het afscheid is gekomen en genomen, en de volgende dag zetten we
rustig onze weg verder. We rijden noordwaarts en verblijven nog een nacht
in het Time Hotel, tussen Langres en Toul. Mooi, nieuw, klein familiehotelletje.
De terugkomst in Knokke-Heist doet niet veel tussentijdse veranderingen
vermoeden. Het stadhuis staat er nog, en dat is het belangrijkste.
En de vlaggen wapperen de zomer tegemoet.
Vandaag bereiden we ons al voor op de terugkeer naar het zuiden van Spanje.
Morgen 8 oktober gaan we nog een dag naar Gent, waar Seniorennet de
“Dag van de Medewerkers” organiseert.
Naast de voorstelling van de nieuwe/toekomstige projecten van SeniorenNet,
zal er deze maal ook formeel tijd zijn om de bestaande problemen (met blogs, enz.)
op te lossen.
Ik kijk al uit naar de resultaten. Als er ook een oplossing komt voor mijn problemen,
dan mag je natuurlijk in de nabije toekomst de verdere avonturen nalezen.
12-10-2011, 00:00 geschreven door grob 
|