Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
fietsen in Zeeland
een potje Olaba petanque
avond in Burgos
koninklijke glasblazerij tegen Segovia
Expo Oostende voor Anker 2009
terug in Vatan
Salers runderen
als smakelijk hapje in Valencia
fontein in Vejer de la Frontera
kathedraal van Cadiz
standbeeld Tio Pepe in Jerez
trol met Greta in Bergen (Noorwegen) (trol staat bovenaan)
met kaasboerin in Edam
als vrome bedevaarder
met mijn Baskische vriend Joseba aan het Guggenheim in Bilbao
m.a.w. de weblog van Greta en boB
de bloemige blog die de avonturen van Greta en boB in BEELD brengt in België, Spanje, Frankrijk, enz.
De foto´s zijn meestal van Greta en de tekst van boB. Ook eigen (makkelijk na te maken) ervaringen in het cuisineren worden neergezet, ter streling van het virtuele gehemelte van de kijker/lezer of amateurkok.
Het is warm en zonnig, maar niet te veel. Ideaal om een flinke uitstap
te doen naar het historische gedeelte van Valladolid.
Aan het bushokje nemen we bus 16, richting centrum.
We stappen af aan de op één na laatste halte.
De eindhalte zelf is op de Plaza Mayor. Op dit gezellige pleintje met
sculpturen is net een (overdekte) markt aan de gang.
We kuieren hier door de gezellige verkeersvrije wandel- en winkelstraten, en drinken
op een verhoogd terrasje in een zijstraat een sublieme koffie, met een lekker broodje
er bij ‘on the house’. Mooi gerestaureerde - van toen er nog geld was - historische
gebouwen flankeren de rustige straten. In de verte steekt
de achthoekige toren van de kathedraal zijn kopje boven.
Een korte rustpauze is altijd meegenomen, zeker als je op
iemands schoot mag zitten. Veel terrassen zijn nog dicht.
Spanjaarden komen pas los als de dag al een tijdje gerijpt heeft
(en ze houden dat dan wel vol tot ’s morgens vroeg).
De zon begint haar traditionele opwarming, maar alle straten en pleinen
langs waar we stappen zijn goed voorzien van schaduwrijke plekken,
zoals op deze Plaza del Ochavo.
Dit plein heeft een bijzondere historische waarde, en heeft heel wat meegemaakt
in de tijd dat de Spanjaarden het voor het zeggen hadden in West-Europa.
Er was ooit een gevangenis, een stierenarena, de vestiging van de gilden
en ambachten (Cofradias), die vroeger en nu nog de jaarlijkse processies
organiseren tijdens de Semana Sancta.
Het plein is een veelhoek met acht zijden, en is een centraal punt voor allerlei activiteiten.
In het midden staat een mooie achthoekige fontein die het plein verfrist
(vandaag 19 augustus 2013 is de temperatuur 33°).
De fontein heeft heel veel charme en wordt de ‘Gouden Fontein’ genoemd.
Soldaten uit de 16de eeuw staan er onder meer op, met hun karakteristieke helmen,
zoals de Spanjaarden die toen ook droegen in de Nederlanden. Er staat ook
een Inca of Azteekse leider op, met in zijn handen een scepter en een fakkel.
Die knapen waren in die tijd heel populair (om ze leeg te plunderen bijvoorbeeld).
Deze bron werd uitgerust met vier buizen, een vijver en in het centrum, een voetstuk.
Hier zie je ook nog een Inca in beeld die het niet meer ziet zitten. Blazen maar!
We komen nu op de Plazuela de Santa Maria langs de hoofdingang van de
historische universiteit, een van de oudste van Spanje en van Europa.
Vóór de eigenlijke ingang rijzen negen kolommen op, die symbool staan
voor de toenmalige faculteiten: Retorica, Geometrie, Canoniek Recht,
Burgerlijk Recht, Astrologie, Medicijnen, Filosofie, Historie en Theologie.
Vlakbij zien we de kerk van Santa Maria de la Antigua, waarvan de bouw
gestart is in de 11de eeuw, zoals meestal op grondvesten van een Romeinse tempel.
De oudste Romaanse stukken gaan terug tot de 12de eeuw, maar het grootste,
Gotische deel is gebouwd in de 14de eeuw, waarbij de kathedraal van Burgos
als model werd genomen. Op een kleinere schaal natuurlijk.
Aan de kathedraal van Valladolid zijn een paar leuke anekdotes verbonden.
Koning Filip 2 (geen familie!), zoon van Keizer Karel
(in het Spaans ‘Don Carlos’) is hier geboren, en bracht in de stad veel tijd door.
Onder zijn hoge bescherming werd een nieuwe hoofdkerk gepland,
met maar even vijf torens: een op elke hoek, plus een ronde centrale koepel.
Tijdens de realisatie verkoos Filip een heel nieuwe hoofdstad te bouwen, Madrid,
net in het midden van het land.
De koloniale fondsen versluisden dus naar ergens anders, en er waren
nog slechts Peseta’s over voor een enkele toren, links vooraan.
Ja inderdaad, je ziet hem niet (meer) op de foto.
Als troostprijs verleende Filip de titel kathedraal aan de kerk. Kostte hem niks.
In 1755 was er de fameuze aardbeving in Lissabon, die de kathedraaltoren flink
door elkaar schudde. Later kwam dan Het Verschrikkelijk Onweer van Valladolid.
Hier laat ik je genieten van de letterlijke Google vertaling naar het Nederlands
(uit het Spaans). Ikzelf neem nu een korte pauze. Je zult van dit stukje smullen!
Quote :’De maand mei 1841 begon in Valladolid in zeer slecht weer, met zware regen en zeer harde wind. Op dag 31 werden de tweede dag van het feest van Pinksteren, gehouden i de kathedraal werden voorbereiden om naar de bedevaart del Carmen, volgens gewoonte. Op 0:00 de storm woedde water, wind en hagel en burgers moesten krijgen om te schuilen in hun huizen. Op 3 uur opgehouden de storm en het leven weer in hun dagelijkse werk. Uren later, in de buurt van de 5:00 Valladolid werd geschud met een vreselijke lawaai en nabijgelegen woningen voelde grote huiver als gevolg van het instorten van de toren, dat bijna volledig was ingestort, uit het laatste lichaam, de achthoekige, waar ze werden geplaatst toeters, veel slepen van de derde en tweede lichaam, met de klok opgenomen.
Dit was de eerste en enige toren van de kathedraal, dat nooit weer werd opgeheven.
De kathedraal was geen toren, geen toeters en geen klok. De klokken en klok waren een symbool en een noodzaak voor de bevolking zo zeker over of de andere, voor religieuze evenementen en andere middelen en de verdeling van zijn tijd. De toren van de kathedraal en keek op zijn horloge van overal in Valladolid en dat verzoek is voor altijd verloren. Zo, de naburige universiteit moest een toren van zijn eigen op te bouwen in 1857 een klok op het monteren, want tot 1841 het werd bestuurd door de kathedraal klok.’
Ziedaar, nu weet je het ook.
Kortom: In plaats van de voorziene vijf torens bleef er nu geen enkele meer over.
De trotse Spanjaarden konden dat natuurlijk niet over zich heen laten gaan,
en bouwden dan maar een toren aan de rechterkant, volgens schetsen van
de vroegere linkerkant.
We gaan nu wat verkoeling zoeken in de gebouwen van de univ. Prachtige koele
marmer wacht ons op, schitterende glasramen met het invallende zonlicht en overal
azulejo’s (gebakken schilderijen zeg maar).
Het is natuurlijk niet verwonderlijk dat de azulejo’s taferelen bevatten met de
nieuwste technologieën van die tijd: karvelen bijvoorbeeld. Dank zij die wendbare
scheepjes werd Amerika ontdekt (door de Italiaan Columbus, maar dat zeggen
de Spanjaarden nooit).
Columbus stierf in Valladolid in 1506, en werd begraven in een van de kloosters.
Maar hier laat ik de Google vertaling nog even aan het woord.
Het is +/- verstaanbaar nu.
Quote: ‘Na deze eerste begrafenis in Valladolid, werden de overblijfselen van de admiraal in 1509 overgebracht naar Sevilla, totdat het midden van de zestiende eeuw reisde naar Santo Domingo in de Dominicaanse Republiek, waar ze bleef tot 1795. In dat jaar, volgens sommige historici, werden Columbus' resten verplaatst naar Havana in 1898, terug naar Sevilla, twijfels bestonden zelfs als die in de kathedraal van Sevilla behoorde tot admiraal, in 2006 het Laboratorium team Genetische Identificatie van de Universiteit van Granada (UGR) bevestigde de dag van de eeuwfeest van zijn dood zou "zeker" Sevilla tempel botten waren de browser.‘
Ziezo.
Bijna elke azulejo is een kunstwerkje op zichzelf. Allemaal hand made.
Onbetaalbaar. Honderden zijn er hier.
We gaan verder naar de Plaza Mayor. Dit is een
marktplaats die er helemaal anders uitziet dan we gewoon zijn.
Vooral de grote open ruimte is erg aangenaam. Er staat een enorm
opzichtig beeld van Graaf Ansurez, die in de 16de eeuw als burgemeester
mee zorgde voor de ontwikkeling en de herbevolking van Valladolid.
Hij ligt ook aan de grondslag van de aanleg van dit plein en het stadhuis.
Tot dan was het politieke, economische, educatieve, sociale centrum gevestigd
op de net bezochte Plazuela de Santa Maria.
Het stadhuis heeft een bewogen en te lang uitgesponnen ‘leven’ achter
de rug. Ik laat voor de laatste maal ‘GoogleTranslate’ even aan het woord
in losse fragmentjes.
TIP: Als je op een dag toch eens opstaat met een lang gezicht,
neem dan een willekeurige tekst in een andere taal, en laat hem vertalen
door Google. Je humeur wordt top!
Quote:
‘Na de 1561 brand en de totale vernietiging van het milieu, de gemeenteraad besloten om de locatie van het stadhuis te veranderen, het bezetten van de plaats die heeft hervormd actualmentey Plaza Mayor voorzitten…’
…Een jaar later, in 1893, begon discrepanties tussen Iturralde en de stad, deze architect beschuldigd van het niet hebben van een stabiel project en fouten in de berekening van de totale kosten van de werkzaamheden. Ten slotte werd het werk stopgezet maart 1894 tot de dood van de architect in 1897 toen het contract kon ontbinden…
…De stad koos houd dan een loterij om een architect voor de voortzetting van de werken vinden, onder degenen die onlangs regisseerde de bouw van gebouwen had…
…In het centrale orgaan is meer slanke toren die hoek waar de klok is, het werk van Mozes Arroyo, en de vacht van Valladolid.
Nu weet je zoveel als ik, hoop ik.
Met al deze weetjes waarmee onze hersenen werden bijgevuld,
moeten we toch ook even aandacht hebben voor onze andere organen,
bijvoorbeeld onze maag.
We aarzelen dus geen moment en we dumpen onze stilaan vermoeide
lichamen op de terrasstoelen van een leuk restootje op de hoek
van het plein: Restaurant Otras Luces, Plaza Mayor 22.
Een licht lunchmenu met een fles water is net wat we nodig hebben.
Verduras, moussaka, tiras de ternera, en een paar
café con leches doet het hem.
Vanmiddag rijden we verder naar Salamanca, maar
eerst nog naar het hotel om de wagen te vervoegen.
We zijn rond 15u30 aan de bushalte, maar Greta wil onder
geen beding de bus op. Ze voegt een daad bij het woord en springt
gezwind op een van de Vallabici’s, zoals de stadsfietsen hier heten.
Eerst verwondert me dat, maar bij nader inzien kan ik haar begrijpen
Vanuit Niort is het een niet te lange, ontspannende rit naar de Landes,
langsheen Bordeaux, tot bij de Basken.
Het hotel is makkelijk bereikbaar, mits een lange U-bocht op 400 meter van de autoweg.
De avond brengen we grotendeels en aangenaam door in restaurant
“Aux Pigeons Blancs” in het centrum van Saint-Jean.
Een gezellig ingericht Baskisch restaurant, met een lekkere en gevarieerde keuken.
Het hotel, eventjes buiten de stad, is zeer modern ingericht.
Alles ligt op hetzelfde vloerniveau, en geschikt voor boeking via zelfbediening,
voor degenen die lang onderweg zijn.
Het ontbijt blinkt niet uit door zijn overdreven keuze.
Hoe dan ook, we zijn goed uitgerust, en we kunnen de nabijheid van de zee ruiken.
De wagen laten we voorlopig op de privé-parking van het hotel.
Een stevige wandeling tot in het centrum van Saint Jean langs de kust
is wat we gaan doen.
Enkele honderden meter volstaan om de kustlijn te bereiken.
Er is een wandeling bewegwijzerd, de “Sentier Littoral”, het kustpad.
We gaan eerst tot vlak aan het zilte water om te controleren of de Golf van Biskaje er nog ligt (“Viscaya” zeggen en schrijven de Basken, want een B of een V klinkt toch hetzelfde).
We voelen ons intussen goed thuis bij de Zuidfranse inboorlingen. We verbleven enkele jaren geleden al eens drie nachten in Bayonne, en verkenden zowel de kust als het binnenland. Ook in Saint Jean hebben we eerder al onze Belgische stappen neergezet.
Deze zee, soms ook de Golf van Gascogne genoemd,
is hier prachtig en overweldigend.
Als ze blauwer zou zijn, dan kon ik me terug in Hawaii wanen.
De golven beuken met een oorverdovend geluid tegen het strand
en de rotsen. In de achtergrond zien we Spanje liggen.
Het wandelpad is keurig aangelegd en onderhouden,
en geschikt voor krampachtige senioren,
want op verschillende plaatsen
staan rustbanken. Drinkplaatsen zijn heel schaars
of onbestaand,zoals gewoonlijk in Frankrijk.
We zullen dan maar zelf in de stad vloeibare voorraad indoen.
Gelukkig heeft Greta haar groene boodschappentas mee.
Bij deze wegwijzer steken enkele vragen en bedenkingen de kop op.
Om te beginnen moet je hier bijzonder opletten voor
vijf vallende stenen.
Waar en wanneer ze zullen vallen is niet geweten.
Naar links vervolgt de Sentier Littoral, het kustpad.
Als je rechts kiest, dan volg je een andere weg,
de Chemin Sans Issue, een weg zonder uitgang,
maar mét panorama.
De WC is 300 meter naar links, wat ver is.
Indien de nood heel hoog is, is er nog plan B.
Op 100 meter afstand heb je dan een alternatieve,
iets minder elegante oplossing.
Dat de golven hier serieus te keer gaan, wordt ons nog
maar eens duidelijk.
Planksurfers beoefenen hier ten volle hun machosport.
Aan de linker schuimende golf zijn er enkele aan het proberen
recht te komen. Rechts daarvan, in het midden van de foto
zijn er nog een paar zwarte stipjes, dat zijn hoofden van surfers
die in het water de goede golf afwachten.
Een eindje verder komen we een surfer tegen,
die uit het water is gekomen. De reden is duidelijk.
Door het beuken van de superhoge golven is zijn plank
doormidden gebroken. Ik heb wel een dubbel gevoel
bij het nemen van deze foto.
De surfer lacht begrijpelijk eerder groen voor de foto,
temeer omdat het volgens eigen zeggen
al zijn tweede plank is die deze week naar de haaien is.
P.S. Is er iemand die weet wat de haaien uitrichten
met al die gebroken planken?
We zetten de kustwandeling verder langs mooie en ruige landschappen, zoals dit bos op de rand van de zee.
Onderweg komen we ook wat bewoning tegen, en een riviertje
dat hier in de zee terecht komt.
Er staat zelfs een bord “Snackbar, Restaurant Oceanic”.
Het blijft bij een bord. De zaak zelf is uiteraard gesloten.
Kijk wie of wat hier zit in het riet! Een karekiet?
We weten het niet. En bijna niemand die het ziet.
Het kustpad slingert zich tussen grasvelden en bosjes. Het weer is weer fantastisch bij de Franse Basken.
Hier en daar heeft de machtige Golf behoorlijk grote gaten geslagen
in de kustlijn, en kleine baaien doen ontstaan, waarin het water zijn kalmte terug vindt.
We passeren HOTEL & RESIDENCE “La Réserve”.
In Knokke-Heist is er een filiaal.
Vandaag is het zondag, de dag van de Heilige Mis.
Dank zij de Voorzienigheid vinden we op onze weg het
volmaakte gebedshuis om te voldoen aan onze religieuze behoeften.
Het is een typisch Baskisch gebouw, in dezelfde stijl van de lokale woningen.
Nu we het toch hebben over de Baskische huizenstijl,
moet je eens kijken. Zoals je weet vind je recht tegenover
elke kerk of kapel een bakker en een café.
In Frankrijk is dat alleen een bakker.
Deze bakker hier had wel een probleem: de naam
die hij wou gebruiken was te lang (of zijn paaltje is te kort).
Hij wil eigenlijk vermelden: Bakkerij “Krokante Zak”,
maar door plaatsgebrek heeft hij zijn tekst moeten inkorten.
De heerlijke wandeling leidt ons ook langs brokken natuur
met prachtige bloemen, vooraleer we aankomen in de stad.
Op het kaartje komen we van rechts, en zijn we nu op een knikpunt
De meesten onder ons hebben een grondige hekel aan dagelijkse sleur, maar tegelijk vertonen veel mensen heel wat weerstand tegen verandering. Welnu, hier is een gerechtje, Chili con Carne, dat buiten de dagelijkse sleur valt, maar toch vooral gebaseerd is op eenvoudige en herkenbare ingrediënten.
Ideale combinatie dus. Bovendien kan iedereen het bereiden, want deze jongen hier is ook maar een pover amateur-kokje, eigenlijk meer een veredelde kommies.
Chili con carne is Spaans, of beter Mexicaans voor chilipeper met vlees. Hieronder krijg je een idee hoe men Chili con (of sin?) carne bereidde in 1939. Het gerecht stamt oorspronkelijk uit het grensgebied tussen Mexico en de US. Ik ga het toch maar eetbaar maken op een enigszins afwijkende manier, denk ik.
Wat hebben we nodig? In de eerste plaats bonen. En meer bepaald (rode) nierbonen. Niet dat deze exemplaren naar een nier zouden smaken. De naam slaat uitsluitend op de vorm. In Spanje noemt men een dergelijke boon: alubia. Als een Spaans woord begint met ‘al…’, bedenk dan dat het van de Moren komt.
De gebruikte bonen zitten gewoon in een plastic zakje, en ze zijn zo hard dat je ermee kan knikkeren. Om ze mals te maken mogen ze een nachtje in het water. Deze gebruikte soort zijn de alubia pinta. Dat wil helemaal niet zeggen dat je verondersteld wordt pinten te drinken tijdens het weken, of dat je de bonen moeten vermalsen in gerstenat. Pinta betekent gewoon dat ze een kleurtje hebben. Je kunt evengoed boontjes nemen, die al gekookt zijn, en koopbaar in blik of in glas.
Bij de andere ingrediënten zien we een groepje tomaten, een oude boterham en een paar chilipepertjes. Met deze gedroogde stokjes, die we hier in huis “duiveltjes” noemen,
moet je heel erg oppassen, want ze zijn verduiveld pikant!
We kunnen eraan beginnen. Een beetje snijwerk oefent eerst de vingertjes.
ingrediënten voor 4
bereiding
800g gekookte bonen (blik of glas)
schil de uien en snijd ze in dunne plakken
1kg stoofvlees, gesneden in blokjes
braad het vlees aan in de olie, in verschillende delen
2 à 3 laurierbladeren
fruit de uien en de look in dezelfde pot
pezo
deglaceer de pot met wat water, en doe het vlees er terug in
3 uien, in plakjes gesneden
bestrooi met pezo en doe de laurierbladen bij het vlees
2 looktenen, fijn gesneden
bestrooi met de bloem en zet het vlees net onder water
2 el olijfolie
leg de snede brood op het vlees en laat een uur zacht stoven
1 blikje tomatenconcentraat
na een uur met het deksel erop, neem het eraf
4 rijpe tomaten, in stukken
controleer dikte van de saus, en laat eventueel deksel er af
1 el bloem
laat nog een half uur stoven, voor de eindafwerking
1 (oude) boterham
doe de chili erin met de bonen en de tomaten + concentraat
chili(poeder): pepertjes en/of pasta
roer goed, laat het deksel er af en controleer de pikantheid
droge oregano, salie, komijn
voeg nu ook al de resterende kruiden toe
(mogelijk de saus dikken met maïsbloem (Spanje: espezante)
serveer met aardappels, rijst, tortillachips of andere
Het vlees is na een uur al ver gevorderd, de boterham is opgelost
en heeft de saus wat aangedikt. De laurierbladeren mogen eruit.
De eindafwerking is nu dichtbij. Het tomatenconcentraat zit te popelen om in de pot te mogen meezwemmen.
Het gerecht kan onder andere gecombineerd worden met stokbrood en kruidenboter, tortillachips, rijst of aardappels. Dikwijls wordt er ook guacamole of zure room of slagroom geserveerd bij het gerecht. Als pittige afwerking gebruikt men vaak geraspte cheddar. Dat is dan een West-Europese variant.
De twee kleine chilipepertjes maken de Chili net niet pikant genoeg voor mijn smaak.
Gelukkig hebben ze hier chilipeper in pastavorm, waarmee je nauwkeuriger kunt bijdoseren. Je kunt dit ook doen met gewone chilipoeder, Cayennepeper enzovoort. De Chilimoét voor mij een minimum aan body hebben, anders is hij niet echt.
Maar dat is volgens ieders smaak natuurlijk. Je maakt hem zo spicy als je zelf wil.
Al de andere kruiden gaan er in, en als de saus nog niet dik genoeg is, dan gaat een beetje maïsbloem gemakkelijk redding brengen.
Er zijn enorm veel variaties mogelijk. Zoals: toevoeging van gesneden paprika, plakjes of blokjes rookworst of chorizo, selder, tot zelfs fruit: ananas, perzik of mango.
Nu de bladeren stilaan van de bomen vallen, is dit een gerechtje dat je verwarmt. We hebben er tweemaal van gegeten, en het gerecht kreeg een 5/5 van Greta.
Vanaf nu heb ik een boontje voor Chili con carne.
Yammie.
Bereid in Spanje met het kookboek ‘TimeLife Meelspijzen en Peulvruchten’, pag. 148, vertaald uit
Honderden hazen en één schildpad in Niort (deel 2)
Ik kom nog even terug op ons verblijf in Niort vorig jaar. We dachten dat we alles hadden gehad na de beleving van Carabosse en de lange wandeling de volgende morgen.
Niets is minder waar. Als we terug in het centrum komen na het stappen worden we langs alle kanten geconfronteerd met honderden of wellicht duizenden straatlopers.
Op zoek naar een dorstlessend middel – het is behoorlijk warm - belanden we op het plein achter de donjon, gebouwd door Richard Leeuwenhart, met daarnaast de markthallen. Op deze plaats is het loopcircuit afgesloten met nadar afsluitingen.
Om de stratenloop zo weinig mogelijk te hinderen nemen we rustig plaats op een terrasje om de enige Franse smaakvolle pils nog eens aan de smaakproef te onderwerpen: de “1664” van Kronenbourg.
Komt daar een vreemd schepsel langs. Ofwel bevat de “1664”
een hallucinerend middel, ofwel zie ik een (uiteraard groen)
marsmannetje, met een draagbare UFO op zijn rug.
Blijkt het een schildpad te zijn, die de confrontatie wil aangaan met de paar duizend (?) straathazen.
We wandelen verder door de stad, en overal waar we kijken krioelen de lopers van alle leeftijden in het rond. Hier staan we aan een brug dicht tegen ons hotel. Ons probleem is dat we nu onze weg willen vervolgen naar het zuiden, maar we geraken met de wagen de straat niet op, omdat de lopers vandaag voorrang krijgen. Uiteindelijk vinden we een gaatje en kunnen we verder naar onze volgende favoriete plaats: Saint-Jean-de-Luz
Verplaats je nu even naar een jaar later. Ook dit jaar (2012) houden we een stop in Niort op weg naar het zuiden. Het grote verschil is dat we aankomen op zondag, een dag later dus dan vorig jaar. Het verschil is groot: geen Carabosse spektakel, geen stratenloop, geen andere attracties of toeristische activiteiten. Direct na aankomst en check-in in het hotel doen we nog een kleine wandeling in de buurt van het centrum. Het water in de rivier is nog even glashelder als vorig jaar.
Aan het water zit een eenzame visser. Bij nader inzien blijkt deze loze visser hier niet te zitten om vis boven te halen. Wat dan wel, zult u zeggen? Door nieuwsgierigheid geprikkeld vraag ik het hem op de man af. Hij blijkt te behoren tot het Carabosse gezelschap, en heeft als taak de marcellekes te recupereren ( zie vorig stukje) die vorig jaar per ongeluk in het water gevallen zijn bij het opruimen. Hij heeft er vandaag al twee gevangen, en ze hangen keurig over de armleuning van zijn stoel.
We zetten onze wandeling voort langs de stille waters, bruggen en oevers van Niort,
in een heerlijk zonnetje.
De zon geeft nog wel warmte, maar glijdt toch langzaam naar beneden.
We komen niemand tegen. De zondagrust is compleet.
Alles is rustig, wijzelf inbegrepen. Tussen de boom- en waterpartijen staan
hier en daar ook uit kluiten gewassen kunstwerken.
Het is zondag, dus moeten we ook even een religieus moment inbouwen.
Met de kerk van St-Hilaire in zicht komen we tot volledige bezinning i
n de zonnige vooravond.
We bezoeken opnieuw enkele leuke plekken waar we vorig jaar ook waren.
Dit jaar zijn er minder bloemen zichtbaar. Maar we zijn dan ook een volle dag later in Niort.
Het einde van de wandeling komt nu in zicht. Ook dit jaar zijn we weer verrast door de
onvoorspelbaarheid van de uitzichten. Ergens doet dit enigszins aan Brugge denken,
maar dan wat rustiger.
De vraag aan de hotelreceptie naar leuke restaurantjes levert niet zo heel veel resultaat op. Op zondag valt elke activiteit stil, en de restaurants delen in de trend. We krijgen toch een interessante tip, en slaan de beentjes nog even uit richting het reusachtige plein La Brèche. Net voor het plein maakt Greta nog kennis met een ferme zeeslang. Ze is zo’n 10 à 15 meter lang, en heeft nog een broertje of zusje iets verder op. Als we volgend jaar terugkomen, dan gaan we ze eens goed bekijken in daglicht.
Het aanbevolen restaurant is gespecialiseerd in eten uit de Elzas, wat voor mij geen enkel probleem vormt. Om ook respect te tonen voor andere religies besluiten we om vandaag hallal te eten. Ik kies voor een van de mogelijke choucroute varianten. Naast mijn bord staat nog een verwarmde schotel die voor mij bestemd is. Greta houdt het op pasta.
Taverne Le Relais d’Alsace, zoals je op het raam kunt aflezen, geeft al zijn geheimen prijs, en voldoet ruimschoots aan onze culinaire verwachtingen.
Bij onze bestelling hadden we terloops gezegd dat we afkomstig zijn uit België.
Groot is onze verbazing dat de chef voor zijn buitenlandse gasten
hoogstpersoonlijk mijn gerecht komt serveren. Hieronder zie je het bewijs.
Tegelijk mogen we ook kennis maken met zijn lijfspreuk.
Tot zover onze belevenissen in Niort tijdens onze twee passages.
Nu trekken we verder richting De Landes.
Een beetje geduld, want het volgende stukje zal over Kokeneten gaan,
Wat doe je normaal op de zaterdagavond in de buurt van 15 oktober?
Naar de cinema gaan? Kruiswoordraadsels?
Als je echt eens niet weet wat te doen, en je bent in de buurt van Niort, dan moet je absoluut daar eens gaan kijken.
Op weg naar het zuiden was dat vorig jaar toevallig onze eerste stop.
Gewoon fantastisch, en we wisten het niet vooraf.
Dit jaar verbleven we er weer, maar nu op zondag, en het verschil tussen die dagen gaat jullie achteraf duidelijk worden.
We hebben geboekt in hotel “Du Moulin”, een eenvoudig hotel in het centrum van Niort.
Niort is een middelgrote stad in het Franse departement Deux-Sèvres, regio Poitou Charentes, met 60 000 inwoners. Daar zijn we dan ongeveer 700 km van onze Belgische stek verwijderd. De stad is doorsneden met rivieren, en ons hotel ligt vlak naast een brug over de Sèvre Niortaise, de naam van de hoofdrivier.
Het is vanavond verstikkend warm en we gaan de stad in om een oplossing proberen te vinden voor de opkomende dorst.
Na vijftig meter zijn we al aan de brug, en het spektakel hier tart elke beschrijving.
Boven het water zien we een massa verlichte “marcellekes”, witte onderhemden, zwevend in de lucht. Het moeten er honderden zijn, maar de camera kan ze zo ver niet registreren. Elk hemdje bevat een metalen structuur die het stijf houdt, en een lichtelement.
Op het water zelf drijven overal vlottende vuurpotten die het spektakel nog meer glans geven.
We zijn nog niet bekomen van onze verbazing of in de verduisterde straat langs de rivier verschijnt een grote mysterieuze verlichte figuur.
De foto is wel degelijk scherp, maar de grijze schijn is niets anders dan rook die wordt ontwikkeld in de buurt van de reusachtige pop. Ook de andere zintuigen worden getest, want rond deze reuzin snuiven we een intense zwavelgeur op, alsof we al in de hel zitten. Dat is nog iets te vroeg.
De reuzenpop wordt stabiel gehouden en voortbewogen door
een tiental personen met behulp van lange metalen staven.
Voor zover we kunnen vermoeden stelt deze grote figuur een dame voor die lichtjes zwanger is, maar de volle betekenis ontgaat ons. We komen wel aan de weet dat heel dit spektakel ontworpen is en uitgevoerd wordt door Carabosse.
Dit doet misschien niet onmiddellijk een belletje rinkelen?
Carabosse is een genootschap dat afkomstig is uit de streek van Niort,
dat vooral bekend staat voor zijn vurige spektakels.
Ze zijn enkele jaren geleden in de straten van Antwerpen al spectaculair op de proppen gekomen met verschillende reuzen, een duiker en een olifant.
Dat is wel algemeen bekend, en dat bracht ook heel wat sensatie teweeg.
Het spektakel grijpt ons zodanig aan dat we in eerste instantie onze dorst volledig vergeten. Na enige tijd doet de natuur toch opnieuw zijn heilzame werk, en we gaan op zoek naar een geschikte plaats om de dorst te laven. Die plaats vinden we vrij snel op een reusachtig plein, La Brèche, meer specifiek op het terras van een Ierse pub.
Het is laat op de avond, het is half oktober, en het is heerlijk warm.
De terrassen zitten goed vol.
Greta gaat voor een tweetal Kilkenny’s, en ik houd mezelf gedeisd met een paar flessen Delirium Tremens, want vooral de Belgische biertjes zijn hier welbekend.
Deze biertjes zorgen ook voor een weldoende nachtrust. Als we de volgende morgen een wandeling gaan maken stoten we direct op de afbraakwerken van de vorige avond. Een groot deel van de marcellekes en de drijvende vuurpotten heeft men al verwijderd vanuit bootjes op de rivier. We hebben een gesprek met de ploegbaas van Carabosse die regelmatig in België komt voor hun spektakels.
Ze zijn al langs geweest in Brugge, Antwerpen, Neerpelt, Eigenbrakel enz.
Wie wat meer details wil weten, klik even op www.ciecarabosse.fr, of nog beter: Google op “Carabosse”, en klik dan op “Afbeeldingen van Carabosse”
Echt, echt de moeite om dit te bekijken!
Je zult ook hier merken dat Carabosse een hoog Cirque du Soleil gehalte heeft.
Ze zijn doorlopend onderweg, en je ziet in hun agenda dat ze op 24 en 25 augustus in Hingene waren. Dat was voor het vuurspektakel in het kasteel van Hingene/Bornem.
Hun thuisbasis blijft echter de regio van Niort, hoewel ze door heel Europa toeren.
Het weer zit vanmorgen volledig mee, en dat laat ons toe een heerlijke wandeling te maken in en rond Niort.
De grootste blikvangers van de stad zijn de donjon en de stadshallen, met een grote overdekte markt, zoals te zien op deze vogelvlucht affiche.
Aan één kant staat de donjon aan de rivier, en aan de andere kant geeft hij uit op een groot vernieuwd plein.
Niort ligt aan alle kanten aan het water, met eilanden die met elkaar zijn verbonden door een reeks bruggen.
We wandelen langs het water de stad uit, en komen onder meer terecht op een plek met een uit de kluiten gewassen circuit voor skateboarders en roller bladers. De plek is “opgesmukt” met graffiti, maar wel van het betere soort.
Aan aanplantingen, infrastructuur is er geen gebrek, en Greta geniet ten volle
van de omgeving in het stedelijke landschap.
Vlak bij ons hotel en aan het water is er een verzorgd en druk bezocht
cultureel centrum en een mediatheek.
Het lijken wel druiventrossen, maar Greta neemt hier even afscheid van jullie tussen de kleurige herfstbladeren, hoewel de temperaturen een zomerse allure hebben.
Tot zover al een dosis info over de stad Niort, maar ik zal er nog even op terug komen in de volgende episode.
Voor deze Player heeft Nic Balthazar model gestaan.
Alleen zijn velletje is wat ruwer. Maar de zee krijgt dat
wel glad. Deze robuuste kunstwerken kan je gerust
aanraken met alles wat je maar wil. Meestal mag dat niet,
maar deze knapen kunnen er tegen.
Het geeft trouwens een heel speciaal metaalgevoel.
Sommige Players worden omringd door Olabas, maar ook door personen
in boerkini of iets dergelijks.
Zoals in het voetbal blijkt elke Player dus zijn eigen fans te hebben.
Over honden gesproken: hieronder kan je zien dat alleen witte honden op het strand
zijn toegelaten, enkel aan de leiband weliswaar.
Zwarte honden mogen het strand niet betreden.
In dit verband heeft Gaia, samen met het Centrum voor
Gelijke Kansen, een klacht neergelegd bij het ‘Europees
Hoog Gerechtshof voor de Rechten van de Hond’.
Van Koksijde trammen we naar Oostduinkerke.
Aan een rotonde dicht bij het strand krijgen we snel de
bevestiging dat we in de juiste gemeente rondstappen.
Volledigheidshalve krijg je er de juiste coördinaten bovenop.
Als je eens de drang krijgt om tot daar wil rijden, kan je
gewoon deze getalletjes in je GPS steken.
Normaal ligt dit voorwerp een eind in zee.
Deze is een “aangespoelde”, zoals ook regelmatig
gebeurt met mensen die vanuit het binnenland komen.
Deze creatuur, hoog op het strand van Oostduinkerke,
is ontworpen door een vrouw, Melita Couta, die in een
vorig stadium de koffiezakjes heeft bedacht.
Grapje natuurlijk, want deze Cypriotische jonge vrouw
exposeerde al in een groot aantal wereldsteden.
Artistiek Directeur van Olaba(*) Erik geeft de juiste duiding
bij dit figuur aan de andere cultuurhongerige Olabas.
The Wanderer is een faun, een Oudgrieks mythologisch
figuur die wezenloos en ongenaakbaar hoog naar de
zee staart, met geheven hoofd en open mond.
Dit suggereert het blazen van wind, zoals tekeningen
van mythologische wezens op middeleeuwse zeekaarten.
De kunstenares heeft zich voor het maken van dit werk
speciaal verdiept in het bijgeloof van de vissersfolklore
in de streek van Koksijde (geen grap).
De faun draagt een gouden hoorn op zijn hoofd die
functioneert als lichtbaken om de vissers veilig thuis
te brengen. De lange paal verwijst naar een bootmast.
Enz enz, te veel om hier uit de doeken te doen.
Tijdens de uitgebreide duiding door Erik heeft OlaLut zich
even in het malse zand genesteld, om vanuit die positie de Wanderer
het meest optimaal te kunnen bekijken.
Jammer genoeg, door te lang te liggen, weigeren een aantal spieren van Lut de
normale dienst. Geen nood echter, een enkel kort telefoontje volstaat al om de
Life Guard, met nummerplaat ICQ 113, te laten langskomen.
Een korte, doelgerichte massage volstaat om Lut weer voor 200% op te knappen.
Moet er geen zand zijn? We geven al het zand dat we vandaag geschept hebben
terug aan de duinen en het strand. Die kunnen het beter gebruiken dan wijzelf.
De tram naar Oostende is blij dat hij ons terugziet. In de buurt van de binnenhaven
trekt Olaba zich discreet terug in restaurant “De Kleine Garnaal”.
Deze Oostendse Waterzooi ligt uitnodigend naar mij te lonken.
Ook de andere Olabas, eens het zeezand afgeschud, geven zich over aan
de lokale culinaire geneugten. In 2015 is er opnieuw een Beaufort.
Misschien kan ik dan nieuwe avonturen uit de doeken doen.
Deze mooie dag kan ideaal samengevat worden door één enkel beeld, in plaats
van door honderd woorden. Dit beeld van OlaMarc zegt werkelijk alles.
Het was weer een echte Oladag!
P.S. Marc is werkelijk getekend door het Lot!
Bijna bij elke Olaba activiteit valt er toevallig (?) een of ander hoofddeksel
voor zijn voeten. Zeer eigenaardig. Vandaag wil het gelukkig toeval dat het
hoofddeksel in kwestie perfect geassorteerd is met zijn polo.
Goed gedaan Marc!
(*) OLABA staat voor “Organisation de Loisirs Agréables et Blabla Amical”, zoals de meeste lezers al wel weten, en wordt bevokt door slechts acht leden: vier West-Vlamingen en vier Antwerpenaars.Olaba viert dit jaar zijn tiende verjaardag! Voor meer details, zie vroegere en volgende stukjes.
te hebben die niet alleen zelf een begaafde artiest is, maar ook
moderne kunst minutieus kan duiden en laagdrempelig kan maken
voor de Olaba collega’s.
Laten we deze persoon Erik noemen voor het gemak.
’s Morgens om acht vertrekken we al in een lege tram in Knokke,
en Erik heeft de touwtjes al volledig in handen.
De touwtjes zijn wel heel dun. Op de foto kan je ze nauwelijks zien.
Onze eerste artistieke tramstop is langs het strand van De Haan.
Op het strand ligt de “Sandworm”, van de Fin Marco Casagrande.
“Casagrande” past hier wel bij, want deze houten worm is
40 tot 50 m lang.
Het daglicht sijpelt in strepen door de takkenhuid.
Er is een binnenruimte, maar je bent toch ook buiten.
De schepper is een prof architectuur, en hij heeft met een team
een aantal weken ter plaatse gebouwd aan deze luchtige constructie.
Het vlechtwerk met wilgentakken beslaat zo’n 700 vierkante meter.
De “O” van Olaba heeft hij, mits toestemming, gebruikt als
vormgeving aan een van de ingangen.
Vanaf het strand keren we op onze stappen terug naar
tramhalte “Konijnenpad”. Trammetje komt zo.
Tot op de Spinoladijk in Bredene, op zoek naar een blikvanger van
een rasecht Vlaams artiest, Nick Ervinck. Dit werk in de duinen,
uit polyester en ijzer in zijn opvallend gele kleur, is acht meter hoog.
Alleen een blinde zou er voorbijlopen, en dan nog.
Als eerste indruk doet het je denken aan een bizar ruimtewezen.
Van Mars kan het niet afkomstig zijn, daar zijn de mannetjes groen.
Ook de naam is eigenaardig: Olnetop. Ik heb geprobeerd de naam
achterstevoren te lezen, maar ook dat werkt niet. Enkele andere
werken van de artiest dragen als naam: Agrieborz, Bortoby, Edniriaorz.
Maar daar gaat het natuurlijk niet om.
Het prachtige beeld is een geel monster dat refereert naar de
opspattende golven.
Erik legt de Olnetop fotografisch vast vanuit een bijzondere invalshoek.
Het lijkt alsof het beeld hem elk moment kan opslokken.
Gelukkig is dat niet gebeurd, want dan waren we
onze gids kwijt.
Een beetje verder op de dijk vraagt M., nog een
merkwaardige Olaba snuiter, de weg naar Oostende
aan deze struikenman op het strand. De struiker
wijst in al zijn naïviteit naar links, in tegenstelling
tot de persoon op het verkeersbord, die verwarring
brengt, en naar boven wijst.
Ik wil even aanstippen, dat we op deze plaats
slechts een paar honderd meter van Oostende
verwijderd zijn. We zien trouwens voor onze ogen
de reusachtige hoop rode verfrommelde Beaufort04
rotsdozen van Arno Quinze op de Oostendse dijk liggen.
M. wil gewoon met zijn vraag deze jongen,
wat men in Antwerpen noemt: “een zak opgeven”.
Het wordt nog beter als M. op de jongen zijn
aanwijzingen reageert met “Dat kan niet, want we
komen vandaar”. Echte Olaba toestanden.
We zoeken opnieuw de tram op, we vinden hem,
en we rijden mee tot Westende. Een klein stukje te voet,
en vlakbij hotel Bellevue staat dan “I can hear it”.
Dit werk is speciaal voor deze locatie ontworpen en ineen gestoken.
Het is duidelijk geënt op de Belle Epoque stijl van het hotel.
Het ontwerp is van Ivars Drulle, uit Litouwen. Deze jongeman werkt
veel met geluidselementen. De twee stalen hoorns zijn dertien
meter lang, en wegen elk een halve ton. Het gieten, in een bedrijf
in Eeklo, en het opstellen ervan nam een volledige maand in beslag.
De hoorns zien er vredig en onschuldig uit, maar toch is het werk
gebaseerd op Drulle’s research in militaire engineering.
Dit soort apparaten werd gebruikt in de pré-radar periode om
vijandige vliegtuigen te detecteren.
Hier plaatst de kunstenaar geen militair aan het apparaat, maar
twee vrouwen uit de mondaine, culturele Belle Epoque periode.
De ene zegt, met haar oor aan de buis: “I can hear it”,
en de andere “Amai, moet dat hier nog lang duren?”
Eén tramhalte verder stappen we af voor een
verfrissing en een sanitaire stop.
Op het terras van “The Champs” is het leuk vertoeven met een
Leffe van het Vat, ook met een prijskaartje uit de Belle Epoque.
Vlakbij de tramhalte, in de St. Theresia kapel hangt een Beaufort
werk van de Roemeen Adrian Ghenie, “Selfportrait as Charles Darwin”.
Het draagt nog de sporen van het donkere Ceaucescu tijdperk.
Deze man exposeerde dit jaar met veel succes
in het SMAK in Gent.
Vandaar naar Koksijde, naar de Ten Duinen abdij,
waar ze ons al goed kennen.
De abdij dateert van 1138 en de ruïne is maar enkele decennia
geleden ontdekt en opgegraven. Aan de ingang staat een rode pater,
die sommige Olaba passanten nauwlettend in het oog houdt.
Binnen het domein is het een echt zootje.
Een mini dierentuin van plastic beesten.
Niets te maken met Beaufort04.
Op sommige plaatsen lijkt het zelfs of de Heilige Mis bezig is.
Hoewel daar waarschijnlijk minder volk naartoe gaat.
De tijd voor de lunch is aangebroken. We kunnen veel beter kunst
appreciëren met een volle maag zeg ik altijd.
Binnen het domein kent Erik een aardige taverne, met terras.
Om de naam van het etablissement te kunnen onthouden vraag ik
een dienster om een foto te mogen nemen van haar T-shirt.
Eerst probeer ik aan de voorkant, maar door de welvingen is de naam
niet al te best leesbaar. Een foto van de rug dan maar.
De “Gasterie” blijkt een geschikt adres voor een lunch.
Als ik nog eens in de buurt kom…
Een plaatselijk bier mag je nooit aan de kant laten.
Deze “Rousse” is welgekomen en best drinkbaar.
De menukaart legt de nadruk op natuurlijke
producten, en daar heeft Olaba geen moeite mee natuurlijk.
Op de kaart staan een reeks alternatieve “stutten” met allerlei decoraties.
N.B. Voor wie het West-Vlaams nog niet meester is: een “stutte”
is een boterham.
Tussen al de stutten lees ik op de kaart een enkele “stuut”, die ik
direct bestel.
Ik wil het verschil zien met de gewone “stutte”.
De kelner beweert bij hoog en bij laag dat het een tikfout is op de kaart.
Maar toch, als hij op de tafel verschijnt: hij is een stuk langer
dan de andere.
Misschien zit hier een invloed uit Limburg achter.
Overal zie je een hond, behalve in Limburg,
daar hebben ze een hooond.
N.B ik heb niets tegen Limburgers, wel integendeel.
Dit was het dan voor vandaag. Maar zeer binnenkort verschijnt deel 2,
met verdere Olaba avonturen, en andere verrassende wendingen.
(*) OLABA staat voor “Organisation de Loisirs Agréables et Blabla Amical”, zoals de meeste lezers al wel weten. Er zijn maar acht leden geselecteerd: vier West-Vlamingen en vier Antwerpenaars.