Beaufort is een Triënnale!
Dat is zo een moeilijk woord, dat ik het maar
eens om de drie jaar wens te gebruiken.
Toeval of niet, maar de Beaufort happening
gaat ook maar om de drie jaar door.
Dit jaar is deze Triënnale voor Hedendaagse kunst
aan de Noordzee al toe aan haar vierde uitgave.
Bijna alles gebeurt in open (zee)lucht, en de
kusttram is het perfecte vervoermiddel om, samen
met de kunstwerken, de ganse kust te bestrijken.
Met Olaba(*) daar naartoe natuurlijk.
Voor meer info: bezoek www.beaufort04.be.
Olaba (*) heeft het geluk onder de leden iemand
te hebben die niet alleen zelf een begaafde artiest is, maar ook
moderne kunst minutieus kan duiden en laagdrempelig kan maken
voor de Olaba collega’s.
Laten we deze persoon Erik noemen voor het gemak.
’s Morgens om acht vertrekken we al in een lege tram in Knokke,
en Erik heeft de touwtjes al volledig in handen.
De touwtjes zijn wel heel dun. Op de foto kan je ze nauwelijks zien.
Onze eerste artistieke tramstop is langs het strand van De Haan.
Op het strand ligt de “Sandworm”, van de Fin Marco Casagrande.
“Casagrande” past hier wel bij, want deze houten worm is
40 tot 50 m lang.
Het daglicht sijpelt in strepen door de takkenhuid.
Er is een binnenruimte, maar je bent toch ook buiten.
De schepper is een prof architectuur, en hij heeft met een team
een aantal weken ter plaatse gebouwd aan deze luchtige constructie.
Het vlechtwerk met wilgentakken beslaat zo’n 700 vierkante meter.
De “O” van Olaba heeft hij, mits toestemming, gebruikt als
vormgeving aan een van de ingangen.
Vanaf het strand keren we op onze stappen terug naar
tramhalte “Konijnenpad”. Trammetje komt zo.
Tot op de Spinoladijk in Bredene, op zoek naar een blikvanger van
een rasecht Vlaams artiest, Nick Ervinck. Dit werk in de duinen,
uit polyester en ijzer in zijn opvallend gele kleur, is acht meter hoog.
Alleen een blinde zou er voorbijlopen, en dan nog.
Als eerste indruk doet het je denken aan een bizar ruimtewezen.
Van Mars kan het niet afkomstig zijn, daar zijn de mannetjes groen.
Ook de naam is eigenaardig: Olnetop. Ik heb geprobeerd de naam
achterstevoren te lezen, maar ook dat werkt niet. Enkele andere
werken van de artiest dragen als naam: Agrieborz, Bortoby, Edniriaorz.
Maar daar gaat het natuurlijk niet om.
Het prachtige beeld is een geel monster dat refereert naar de
opspattende golven.
Erik legt de Olnetop fotografisch vast vanuit een bijzondere invalshoek.
Het lijkt alsof het beeld hem elk moment kan opslokken.
Gelukkig is dat niet gebeurd, want dan waren we
onze gids kwijt.
Een beetje verder op de dijk vraagt M., nog een
merkwaardige Olaba snuiter, de weg naar Oostende
aan deze struikenman op het strand. De struiker
wijst in al zijn naïviteit naar links, in tegenstelling
tot de persoon op het verkeersbord, die verwarring
brengt, en naar boven wijst.
Ik wil even aanstippen, dat we op deze plaats
slechts een paar honderd meter van Oostende
verwijderd zijn. We zien trouwens voor onze ogen
de reusachtige hoop rode verfrommelde Beaufort04
rotsdozen van Arno Quinze op de Oostendse dijk liggen.
M. wil gewoon met zijn vraag deze jongen,
wat men in Antwerpen noemt: “een zak opgeven”.
Het wordt nog beter als M. op de jongen zijn
aanwijzingen reageert met “Dat kan niet, want we
komen vandaar”. Echte Olaba toestanden.
We zoeken opnieuw de tram op, we vinden hem,
en we rijden mee tot Westende. Een klein stukje te voet,
en vlakbij hotel Bellevue staat dan “I can hear it”.
Dit werk is speciaal voor deze locatie ontworpen en ineen gestoken.
Het is duidelijk geënt op de Belle Epoque stijl van het hotel.
Het ontwerp is van Ivars Drulle, uit Litouwen. Deze jongeman werkt
veel met geluidselementen. De twee stalen hoorns zijn dertien
meter lang, en wegen elk een halve ton. Het gieten, in een bedrijf
in Eeklo, en het opstellen ervan nam een volledige maand in beslag.
De hoorns zien er vredig en onschuldig uit, maar toch is het werk
gebaseerd op Drulle’s research in militaire engineering.
Dit soort apparaten werd gebruikt in de pré-radar periode om
vijandige vliegtuigen te detecteren.
Hier plaatst de kunstenaar geen militair aan het apparaat, maar
twee vrouwen uit de mondaine, culturele Belle Epoque periode.
De ene zegt, met haar oor aan de buis: “I can hear it”,
en de andere “Amai, moet dat hier nog lang duren?”
Eén tramhalte verder stappen we af voor een
verfrissing en een sanitaire stop.
Op het terras van “The Champs” is het leuk vertoeven met een
Leffe van het Vat, ook met een prijskaartje uit de Belle Epoque.
Vlakbij de tramhalte, in de St. Theresia kapel hangt een Beaufort
werk van de Roemeen Adrian Ghenie, “Selfportrait as Charles Darwin”.
Het draagt nog de sporen van het donkere Ceaucescu tijdperk.
Deze man exposeerde dit jaar met veel succes
in het SMAK in Gent.
Vandaar naar Koksijde, naar de Ten Duinen abdij,
waar ze ons al goed kennen.
De abdij dateert van 1138 en de ruïne is maar enkele decennia
geleden ontdekt en opgegraven. Aan de ingang staat een rode pater,
die sommige Olaba passanten nauwlettend in het oog houdt.
Binnen het domein is het een echt zootje.
Een mini dierentuin van plastic beesten.
Niets te maken met Beaufort04.
Op sommige plaatsen lijkt het zelfs of de Heilige Mis bezig is.
Hoewel daar waarschijnlijk minder volk naartoe gaat.
De tijd voor de lunch is aangebroken. We kunnen veel beter kunst
appreciëren met een volle maag zeg ik altijd.
Binnen het domein kent Erik een aardige taverne, met terras.
Om de naam van het etablissement te kunnen onthouden vraag ik
een dienster om een foto te mogen nemen van haar T-shirt.
Eerst probeer ik aan de voorkant, maar door de welvingen is de naam
niet al te best leesbaar. Een foto van de rug dan maar.
De “Gasterie” blijkt een geschikt adres voor een lunch.
Als ik nog eens in de buurt kom…
Een plaatselijk bier mag je nooit aan de kant laten.
Deze “Rousse” is welgekomen en best drinkbaar.
De menukaart legt de nadruk op natuurlijke
producten, en daar heeft Olaba geen moeite mee natuurlijk.
Op de kaart staan een reeks alternatieve “stutten” met allerlei decoraties.
N.B. Voor wie het West-Vlaams nog niet meester is: een “stutte”
is een boterham.
Tussen al de stutten lees ik op de kaart een enkele “stuut”, die ik
direct bestel.
Ik wil het verschil zien met de gewone “stutte”.
De kelner beweert bij hoog en bij laag dat het een tikfout is op de kaart.
Maar toch, als hij op de tafel verschijnt: hij is een stuk langer
dan de andere.
Misschien zit hier een invloed uit Limburg achter.
Overal zie je een hond, behalve in Limburg,
daar hebben ze een hooond.
N.B ik heb niets tegen Limburgers, wel integendeel.
Dit was het dan voor vandaag. Maar zeer binnenkort verschijnt deel 2,
met verdere Olaba avonturen, en andere verrassende wendingen.
(*) OLABA staat voor “Organisation de Loisirs Agréables et Blabla Amical”, zoals de meeste lezers al wel weten. Er zijn maar acht leden geselecteerd: vier West-Vlamingen en vier Antwerpenaars.
Olaba viert dit jaar zijn tiende verjaardag!
Voor meer details, zie vroegere stukjes.
|