Na 43 jaar Schaarbeek- Helmet ben ik zopas verhuisd van Schaarbeek naar Evere (officieel op 1 januari 2009) en 1200 meter verder gaan wonen Op eenvoudige vraag stuur ik u mijn nieuw adres door in Evere Ik heb ook een nieuw E mail-adres !!!!!!! dus is dit aan te passen in uw PC !!!!!!!
Op zen Halles gezèèt oen dei da op mèèn blog nekie komme zeen winschj èu kik Ne gooie Kesmis en èu Gelukkig Neutjoer 2008 En drinkt aale niet zeek op d' ander uile gezondèèt
Dat ben ik Victor Ghysels geboren in 1942 te Halle, en Hallenaar gebleven in hart en ziel. Ik woon sinds 1966 in Brussel -Schaarbeek. Ik ga natuurlijk nog regelmatig naar Halle op familiebezoek, voor opzoekingswerk en ook om foto's te nemen. Ik ben zeer gehecht aan mijn geboortestad en zijn geschiedenis ook oorlogsgeschiedenis. Dit heb ik in +/- 2.500 bladzijden op mijn pc staan. Mijn Hobbys zijn: Hals dialect met woordenboek, stamboomonderzoek, familiegeschiedenis van mijn voorouders, bombardement van onze schrijnwerkerij, de vlucht tijdens de oorlog (WO II), het kanaal, de Vogelpers, Rodenem, mijn voorouders bij de spoorweg in de 19de eeuw en nog veel meer. Een voorsmaakje vindt ge op dit blog in werkelijkheid zijn dit vele honderden bladzijden. Mijn bedoeling is ook Halle op een andere manier te bekijken zo nog nooit gedaan werd. De gewone geschiedenis van Halle daar zijn al honderden boeken over geschreven. Ik kan moeilijk hier met een artikel van 20 blz beginnen, dat zou het leesgenot schaden, daarom hou ik het zo kort mogelijk en vermeld alleen maar de grote lijnen. Als ge ooit een detail van een artikel nodig heb laat het mij weten voor welk doel en dan kijk ik even wat ik kan doen. Indien ge met een vraagje zit, stel gerust, maar denk eraaan ik weet ook niet alles. Deze blog wordt regelmatig bijgewerkt en terugkomen loont de moeite.
Vindt ge het tof? Reageer dan of stuur mij een aanmoedingsmailtje rechtstreek of via "voeg toe" Indien ge reageert maak uw bekend of laat uw e mail adres achter. Ik heb veel sympathieke reakties van onbekenden of niet bereikbare afzenders. Ik wens jullie veel leesgenot en dank u voor uw bezoek kom af en toe terug er is altijd is nieuws. Kijk ook eens op mijn nieuw blog http://blog.seniorennet.be/tripsvoortwerk
Bonjour, Suite à la demande de plusieurs personnes Francophones, j' ajoute quelques mots en Français. Vous êtes le bien venu sur mon blog qui est complètement en Neerlandais. Il est très difficile de faire des articles bilingues pour une raison de volume et la facilité de lire. Si vous avez un intérêt quelconque pour un article veuillez m' envoyer un petit e-mail je pourrais éventuellement traduire quelques courts passages. Merci de votre visite et revenez de temps à autres parce que le site change régulièrement. Si vous voulez laisser un message cliquer sur "voeg toe" dans la colonne à droite A bientôt
Dit jaar (2007)bestaat het kanaal Brussel Charleroi 175 jaar (gegraven 1828 1832) dus in Hollandse periode en oon de prille onafhankelijkheid van België. Daarom wou ik iets schrijven over de vaartuigen die toen dagelijks in Halle passeerdengetrokken doorman - ofwel paardenkracht van op het jaagpad.
De reis Brussel - Charleroi 75 km duurde toen drie dagen via de 57 sluizen.
Vijf jaar voor de opening van het kanaal Brussel Charleroiwerd er al aandacht besteedom het speciaal aangepaste typisch Belgisch vaartuig te bouwen om Brussel vanuit de streek van Charleroi en Henegouwen te bevoorraden metsteenkool en ook natuurstenen
Wegens de constructie beperkingen van toen van de sluizen wordt een scheepstype ontwikkeld datde goede verhoudingen heeft en toch over voldoendetonnenmaat beschikt. De Bak van Charleroi is balkvormig met rechte voor en achtersteven, het schip heeft een lengte van 19,5 m op een breedte van 2,65mmet een diepgang van1,8m en een tonnenmaat van +/- 70 ton. Later werden er ook ijzeren baquets gebouwddaarvan lag het laadvermogen lichtjes hoger.
Het is een laag schip zonder bovenbouw,omdat de bruggen laag zijn moet van de boven bouw afgezien worden en is er geen kajuit mogelijk. De schippers wonen in een klein vertrekvan2,5m op 2 m Lucht en licht kunnen alleen binnendringen langs een klein raam en het openstaande luik. Vooraan juist voor het eerste luikstaat een neerklapbare mast waaraan een zeil wordt bevestigd.Tijdens de vaart op het kanaal is de mast gestreken wegens de lage bruggen. De Baquet heeft een klein roer van 1 m, wat te klein is voor een goede besturing. Een groter roer is niet mogelijk want reeds nu moet het roer dwars staan om te kunnen versassen. Het roer wordt verlengd met een ophaalbaar verlengstuk, stuurplank of lunette genaamd.De modelbouwclub in Baasrode heeft begin 20022 mooie maquettes van de bak van Charleroi afgewerkt naar originele plannen van de scheepswerf Van Damme en van Praet-Dansaert.(Museum in Baasrode is een bezoek waard)
Het oudste plan, daterend van 1902 stelt een ijzeren baquet voor gebouwd bij Van Damme Frères et Adam. Dit ijzeren schip komt volledig overeen met zijn houten voorganger. Het tweede model, gebouwd in 1906 op de scheepswerf Van Praet-Dansaert is een moderne variant. Het traditionele uitzicht is hier vervangen door de vorm van de ijzeren spits, men noemt deze bak van Charleroi dan ook een spitsbak. Zijn laadvermogen ligt iets meer dan70 ton en is iets hoger gebouwd. De luiken lopen ook door tot aan het vooronder.
Als deze vaartuigen de Schelde op moesten, gingen ze met twee naast elkaar liggen. Ze trokken enkele draden onder de schepen door en zetten die stevig vast. Anders was de kans groot dat ze omsloegen.
Vertaling en bewerking van Franse tekst uit 1980volgens A Lederer Professor aan de KUL.
Ingenieur Jean Baptiste Vifquain maakte een voorstel voor het bouwen van het kanaal Brussel Charleroi. Zijn project werd op 10 januari 1826 goedgekeurd door de Hollanders die toen ons land bestuurden. Biografie Vifquain werd Geboren in Doornik op 24 juni 1789 J.B. hij treedt in het Franse leger op 13 april 1808 na te hebbend deelgenomen aan de Oostenrijkse campagneword zijn regiment als bezetter naar Holland gestuurd in 1810.
Gedurende zijn lange wachttijden studeert Vifquain wiskunde en slaagt 1812in zijn toelatingsexamen aan de Ecole Polytechnique waar hij met uitmuntendheid zijn ingenieursdiploma bekomt op 31 october 1814. Hij keert terug naar Doornik waar hij inspecteur wordt van de octrooien, van december 1814 tot juni 1815.
Op 7 juli 1815 gaat Vifquain naar Brussel en wordt aangeworven aan de waterstaat.
Als antwoord op een wedstrijd georganiseerd door koning Willem, voor de afbraak van de Brusselse stadswallen en het ontwerpen van Boulevards komt hij als enige laureaat, en zijn plannen worden uitgevoerd.
Vifquain ontwerpt ook belangrijke architecturale werken zoals: ontwerp van de Schaarbeeksepoort, het Barricadeplein, de omgeving van Muntschouwburg, hospitaal van Tienen
Van 1820 tot 1823 maakt hij de studie voor het kanaal van Pommereuil naar Antoing, dat onder zijn toezicht gebouwd is van 1824 tot 1826.
Van 1823 tot 1827 maakt hij de studie van het kanaal van Brussel naar Charleroi en hij realiseert dit ook niettegenstaande demoeilijkheden tegengekomen tijdens de werken en het boren van een tunnel van 2.100 m lang. Tijdens die werken maakt hij ook de eerste ijzeren brug te Bazel
Als hoofdinspecteur van Bruggen en Wegen neemt hij deel aan de discussiesbetreffende het aanleggen van de eerste spoorlijnen in België, hij is als eerste ter wereld die de industriële en handelscentra groepeert bij de zeehavens.
Hij bestudeert vervolgens de waterwegen van ons land en publiceert in 1842 een merkwaardige boek over de bevaarbare waterlopen in België
In 1846 geeft Vifquain zijn ontslag wegens gezondheidsredenen.
Hij overlijdt mentaal gehandicapt te Ivry-sur-Seine (Fr) op 31 augustus1854.
Bij ons thuis deed het fabeltje van de ooievaar en de kolen de ronde Op zekere dag werd er gesproken van kindjes kopen, de ooievaar en de kolen Omdat ik in de oorlog geboren ben, werd ik niet gebracht door de ooievaar. Het was naar het schijnt zo, dat de Duitsers al de ooievaars afschoten zodat de kindjes langs die weg niet konden komen in die periode. Daarom volgens mijn ma kwam ik zekers en vast uit kolen want die groeiden ook tijdens de oorlog en bleven ook een stuk in de winter staan, Of dat nu rode-, spruit-, witte-, of groen kolen waren heb ik nooit geweten. Maat het is een feit dat ik enkele dagen nadat dit thuis gezegd werd, tussen de jonge koolplanten in onze tuin ging zoeken naar kindjes. Dit gaf als resultaat dat ik de helft van planten plat getrapt had bij mijn zoektocht naar die onvindbare babies. Ik kreeg nog een pak rammel op de koop toen voor de schade die ik aanrichtte in de tuin. Victor
Een korte uitleg over de begraafplaatsen in gebruik te Halle door de eeuwen heen.
Sinds het ontstaan van de stad zijn erop allerhande locaties begraafplaatsen geweest in en rond de stad zoals de gebruiken van die tijd het toelieten.
Van de eerste begraafplaats vóór de 14de eeuw ten tijde van de Romaanse kerk heeft men geen resten teruggevonden. Het is verondersteld dat de doden toen in, rond de kerk en de heilige eik begraven werden.Het aantal inwoners was toen ook zeer beperkt en ook het aantal overlijdens.
Met het begin van de bouw van de gotische kerk vanaf 1341 zijn heel waarschijnlijk al de bestaande graven op die plaats verdwenen met de grondwerken, of heeft men deze menselijke resten op een andere ongekende plaats herbegraven.
75 jaar later, na het deels voltooien van de gotische kerk werd men in of rond de kerk begraven naargelang men de geldelijke middelen had.
In vele oude kerken ziet met ten dage nog de grafstenenuit de vorige eeuwen
De Sint-Martinuskerk als Mariabedevaartplaats was een zeer druk bezochte kerk en detalrijke grafstenen die de vloer sierden versleten en zorgden voor ongemakken voor de dikwijls manke pelgrims en werden in 1790 verwijderd en door een mooie effen vloer vervangen.
Op die manier blijft er visueel bijna niets meer over van die graftomben in de kerk.
In de kerkelijke archieven heeft men de lijsten van de aldaar begraven personen teruggevonden. Deze archieven vertellen ons ook over de prijs die moest betaald worden om in kerk begraven te worden. In het koor koste dat 41 florijnen, voor de middenbeukmoest men 14 florijnen betalen en onder de toren 10 florijnen.
In de onze lieve Vrouw kapel is het graf zichtbaar van de kleine Joachim, maar 4 maand oud en geboren in Genappe, overleden op 23 november 1459. Hij was de oudste zoon van de Franse Dauphin de latere Lodewijk XIen Charlotte van Savoie.
In onze schooltijd rond 1950 werden in vloer sleuven gegraven voor de kerkverwarming, daar kon men schedels en andere menselijke resten van de vroegere Hallenaren zien liggen in grote hoeveelheden.
De Paterskerk, daar werd de eerste steen gelegd in 1644, Deze kerk kreeg ook een speciale toelating om er doden te begravenmen heeft er 6 grafstenen terug gevonden.
Buiten rond de Sint-Martinuskerk was een heel groot kerkhof dat tot bijna midden van het huidige marktplein reikte. Verscheiden wegen- en straatwerken tonen dit aan er worden nog regelmatig skeletten gevonden bij graaf werken in de directe omgeving aan beide zijden van de kerk in de Klinckaert en de vroegere Kasteelstraat.
Toen dit kerkhof rond de Sint Martinuskerk te klein werd is er buiten de stadswallen in 1477een kerkhof ontstaan met kapel dat men Sinte-Catherina kerkhof noemde omdat het op 100 stappen buiten de Catharinapoort lag(nu GB parking).Het was voor die tijd een logische afstand van de kerk.
Na 1489 en wegens de aanval van Filips van Cleef op Halle werd de Sinte-Catharinapoort compleet gedicht als bescherming tegen vijandelijke invallen. Toen moest men met de lijkkisten via de Brusselpoort omlopen om het kerkhof te bereiken. Deze toestand evolueerde tot het stichten van een beter gelegen kerkhof aan de Recolettestraat dit was de vroegere, toen onbestaande Beestenmarkt.
Dit kerkhof kreeg de verwarrende naam van Sint-Catharina kerkhof binnen de muren.
Deze begraafplaats diende alleen voor inwoners van Halle binnen de muren.
In het Sinte Catharinakerkhof buiten de muren worden de Hallenaars van buiten de Halse stadswallen begraven, en ook, na sluiting van hun kerkhof, met onveilige kapel, ook de doden van het gehucht Breedhout begraven.
Ondertussen na enkele eeuwenraakt het Sinte-Catharinakerkhof intra muros vol en eind van de 18de eeuw hebben de stadswallen wegens de evolutie van de wapens minder reden van bestaan en gaat de Sinte-Catharinapoort terug open.
Sinds de verordening in van Joseph II Van Oostenrijk in 1784is het Sinte-Catharinakerkhof buiten de wallen de enige toegelaten begraafplaats voor de Hallenaren.
Er zijn vage gegevens gevonden dat vóór 1746 even buiten de Bospoort (nu stationsomgeving) een begraafplaats zou zijn voor pestlijders. Dit zou ook de reden zijn dat in de directe omgeving een kapel werd opgericht ter ere van Sint-Rochus patroon van de pestlijders.
De Heren van het kasteel van Essenbeek daarentegen hadden hun eigen kapel en kerkhof gelegen tegenover de huidige gemeentelijke jongensschool.
Op 1 januari 1897 wordt te Halle het nieuwe huidige kerkhof buiten de stad aan de Hollestraat in gebruik genomen. Het had verplicht voor dit tijd een mortuarium aan de ingang als ook een woning voor de grafdelver die Wannes noemde in volksmond.
Sinds 8 mei 1897 gebeuren al de lijktransporten met een lijkwagen (paard en kar).
Het kerkhof is open van zonsopgang tot zonsondergang. De poort werd dagelijks geopend en gesloten door Wannes de grafdelver, vandaar het Halse gezegde ei es doe bouve ba Wannes dus op het kerkhof.
Sinds 1897 is dit kerkhof tweemaal vergroot; langs de Hollestraat rond 1953; en naast de Emile Jacqminlaan eind jaren 90.
En ba Wannes zèèn is geen bevoordeligde positie of toestand te Halle
Voor de klassieke muziekliefhebbers. Volgend jaar in 2007, is het 200 jaar geleden dat Adrien François Servais te Halle geboren werd. Hij werd door zijn tijdgenoten "de Paganini van de cello" genoemd en kreeg onderandere daarom een standbeeld op de grote markt te Halle. Hij reisde langs vele koningshuizen van wereld om op te treden. Er zijn festiviteiten voorzien om dit te vieren. Mijn overgrootvader bezat ooit het stuk grond begin Vogelpers waarop de "Villa Servais" gebouwd werd. Om dit stuk terrein in zijn bezit te krijgen deed Servais een ruil met mijn overgrootvader.
Hallenaar Adrien François Servais (1807-1866) heeft eindelijk een eigen website!
Deze cellist en componist reisde dertig jaar door Europa. Hij speelde onder meer voor de koningen van België, Nederland, Frankrijk, Engeland en Denemarken, de tsaar van Rusland en de sultan van Turkije.
Servais leverde een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de cellotechniek, en bracht de Belgische Celloschool naar ongekende hoogten.
Vandaag is Servais bekender dan ooit: zijn composities worden wereldwijd uitgevoerd, aangeleerd, op de radio uitgezonden en op cd gezet. We bieden u een website boordevol informatie over deze beroemde musicus en zijn nakomelingen, gebaseerd op diepgravend archiefonderzoek.
Het wapen van de stad Halle is een combinatie van oude Henegouwse wapens die geevolueerd zijn naar huidigewapen
Beschrijvinghet wapen is gevierendeeld:
1 in blauw de halve afbeelding van de Heilige Maagdin zilver, dragende haar Zoon gekroond met goud;
2 -en 3 - weer gevierendeeld,
a en d , in goud een zwarte leeuw, getongd en genageld met rood,
b en c in goud een rode leeuw getongd en genageld met blauw (Henegouwen);
4- schuingeruitmet zilver en blauw (Beieren)
VolgensKB Besluit van 29 augustus 1842
Eertijds maakte Halle deel uit van het graafschap Henegouwen. Het waseen der erfleenen door de H. Waltrudis geschonken aan de kerk welke zij te Bergen had gesticht. Het bezit van het domein door het kapittel van Sint Waudru werd in 1182 door paus Lucius III becestigd. Oude zegels der stad Halle vertonen dan ook de beeltenis van de H Waudru met het wapen van Henegouwen.
Wanneer de stad later in het bezit van een eigen wapen kwam was de herinnering aan de betrekkingen met het kapittel niet meer zo levendig en men nam het blazoen het Mariabeeld op, door prinses Sophia van Brabant, dochter van de H. Elisabeth van Hongarije, aan de kerk geschonken, waar toen reeds duizenden bedevaarders het kwamen vereren.
Het 2de en 3de kwartier van het wapen herinneren aan de vroegere heren van Halle, de graven van Henegouwens Terwijl het schuingeruit blazoen van Beieren er op wijst dat Hertog Willem van beieren op 19 juli 1357 aan de stad Halle belangrijke vrijheden schonk
Oude oorkonden melden dat, dat in de XVIde eeuw, het stads wapen in onbruik geraakt was en dat het magistraat zich, in het begin der volgende eeuw, tot Karel, heer en hertog van Croy, wendde ten einde te verzoeken zijn goedkeuring te geven aan het wapen dat ik 1595 teruggevonden werd bij Joost de Lockenbeghe, luitenant van het Gulden Vlies en wapenherault; Alduskwam Halleopnieuw in het bezit van blazoen Victor 10
Halle had rond de jaren 1960 zijn unieke aprilgrappen die de studenten lanceerden. Ik plaats 2 ervan op mijn blog, maar wie er nog weet, stuur maar op naar mijn email adres op "E mail mij" in de rechtse kolom naast mijn blog
Een bepaald jaar vertelden de studenten te Halle dat er hondsdolheid heerste in de streek. Mensen met een hond konden deze gratis laten inenten op de markt. Dit werd met veel tam tam rondgestrooid. Op de grote markt was een witte tent geinstalleerd, en de (veeartsen ??? ) studenten met witte kiel in de tent aan een tafel. Deze intenting had succes met lange rijen wachtenden, met hun hondje in de arm of aan de leiband. Ook waren veel viervoeters al onder hen al aan ruzieën in de file. Toen de beurt was kreeg elke hond een stukje suiker met enkele druppels water op uit een apothekerflesje...........
In een andere periode rond 1965 Halle zat geplaagd met zware gegalvaniseerde vuilbakken, die automatisch in de camion gekiept werden.en het werk van vuilnismannen lichter maakten. Iedereen kloeg al geruime tijd over het gewicht van die vuilnis emmer met deksel. Toen werd op 1 april gezegd dat iedereen zijn zware vuilbak mocht inleveren bij de pompiers en 100 frank zou terug krijgen. En men kon die dag jong en oud (nutteloos) op schok zien met zijn zware vuilbak met de hoop een kleine soms geld te recupereren van hun oude vuilbak
Een beetje publiciteit voor mijn eigen blog. Actueel ben ik al goed begonnen met een nieuw blog over mijn reizen voor 't werk. Daar ik 25 jaar voor mijn werk gereisd heb, en ik was tussen 6 en 8 maand per jaar in buitenland, heb ik die avonturen nu één per één op mijn blog geplaatst. Ik heb geluk want van bepaalde periodes heb ik nog alle details en ik moet zeggen ik heb unieke avonturen meegemaakt. Ik reisde voor verschillende firma's waaronder de bekende Belgische firma Danckaert houtbewerkingsmachines (deze firma bestaat niet meer) en daarna voor het Amerikaanse Gang-Nail dat een volledig systeem leverde om automatisch dakspanten te maken met de (blauwe) nagelplaten. Ik heb ook ook nog andere firma - avonturen meegemaakt waarvan ik ook op tijd en stond iets zal vertellen, kom af en toe eens kijken er is steeds iets nieuw. Kijk op http://blog.seniorennet.be/tripsvoortwerk
De Zingende Knapen van Halle1930 1959in Den Istitu
De school was sinds haar ontstaan 1880 als Onze Lieve Vrouw gestichtbeheerd door priesters. Kardinaal Van Roey besloot dat in 1930 de school zou bevolkt worden met Broeders van de christelijke scholen.
Detoenmalige Deken Michielshield van gregoriaanse gezangen, en gaf onmiddellijk de opdracht aan de school een knapenkoor op te richten. De broeders gingen op die vraag in en startten met een beperkt koor. Na één jaar oefenen ontwikkelde alles zich positief, zelfsbuiten de verwachtingen in. Daarna klonken op de feestdagen, de kinderstemmen tussen de gothische gewelvenvan de Halse basiliek. Elk jaar kwamen er zangertjes bij, na tien jaar was hun aantal verdubbeld. Na de tweede wereldoorlog werd gestart met een gemend koor van bijna honderd knapen. Uitvoeringen van religieuse en profane muziek volgden elkaar op.
Hallenaar Jan Boon1898-1960pionier van de radio-omroep NIR en eerste directeur van de BRT., heeft belangstelling voor het knapenkoor en regelt een opname in het NIR op het Flagey plein Brussel. Er is een eerste optreden, een tweede daarna evolueertnaar twee maal per jaar.Iedereen van het koor mag op de vrije donderdag namiddagofwel op andere dagen de les verlaten en moet mee sporen met de trein en tram naar Brussel om in het NIR, meestal wegens het aantal zangers in de grote studio 4 enkele liederen op te nemen. De opname duurde een ganse namiddag. Onze begeleiderop de piano was meestal Pol Sluys als toegelaten in het NIR. Die waren dan meestal gedurende een half uur de volgende zondagnamiddag op de radio te beluisteren. Later in 1953 met de BRTen de televisie mocht het knapenkoor ook Sinter Klaas- en andere kinderprogrammas gaan opluisteren, enkele malen op t jaar. Dit duurde zo tot de broeders Halle verlieten in 1959. Dat was ook het einde van de zingende knapen van Halle.
Ik was ook lid van het Koraal en een routine inlijving ging zo:
In het vijfde studie jaar (voor mij 1949) moest elke leerling van de school een zangtest ondergaan bij broeder Herman. Men werd dan tijdens de middagspeeltijd in klas van het zesde geroepen endaar moest men enkele la la la la sen noe noe noe s en do re mi fa sol szingen naast den Harmonium van Broeder Herman Hij luisterde dan of uw stem paste in het kooren dan kon ge meezingen.Als ge uitgekozen waart om mee te zingen en ge weigerde (via uw ouders) dan waart ge door Broeder Herman slecht gezien voor de rest van uw schooltijd aldaar. Ik voldeed aan de testen en in schooljaar 1949-1950 werd ik ingelijfd bij het koor.De repetitie was elke schooldag behalve maandag en donderdag (halve dag school in die tijd) Om vier uur na de les, moesten wij in rij aan de klas van Broeder Herman gaan staan en wachten in weer en wind. Na vijf, tien minuten mochten wij in de klas. Toen begon de repititie. Broeder Herman speelde dan op zijn Harmonium en wij moesten oefenen van do re mi fa sol la si doen omgekeerd, ook van la la la, noe noe noe en al de klinkers en natuurlijk leerden wij ook de latijnse misliedjes zoals kyrie, credo, paternoster,Tatum ergo voor t lof,ook een pak andere Maria liederen zoals Ave Maria van Shubert,Oh Maria die daar staat,en veel ander liederen met veel Aves en Maria in.
Daar buiten zongen wij ook de kinderliedjes van Hoor de muzikanten, Dag Suske, dag Wiske, Slavenkoor,Koekoek,de Vlaamse Leeuw, Oh Heide roosje, Mijn Sarie Marijs, Het BelgischVolkslied. Als die teksten werden als oefening voor schoonschrift door de mannen van t zesde in de klas van Broeder Herman geschreven. Ooit is door een scheikundige fout met fosfor in het bovenliggend lokaal van Broeder Johaneen gat in het plafond gebrand en de kast met de liederen volledig uitgebrand. Deze werden dan in een record tempo door de mannen van t zesde herschreven in schoonschrift. (ik zat toen in die klas daarom weet ik het nog). Elk jaar met Sinte Cecilia was er een optreden in de feestzaal Wij kregen dan boterkoeken en chocomelk in de refter.Op officiële schoolvoorstellingenvan één of ander toneel of film moesten wij ook zingen om de zaak te openen, steeds begeleid door Pol sluys.Ik ben dan ook verscheiden malen naar de radio en tv geweest om daar met de groep te zingen. Ik heb in het koor gezongen tot in 1955 toen heb ik de school verlaten om naar Don Boco te gaan.. Begin van de grote vakantie deden wij elk jaar een reis met de groep tot zelf buiten de de grenzen. Als betaling voor de overnachting in één of andere school hadden wij een optreden aan ons been steeds met succes en dit alles onder de leiding van Broeder Herman.
Voor quade oogen. Neemt voor eenen stuyver oogesteen en neemt een ey, siedt dat hardt, hardt;
gesoden sijnde maeckt dat ey warm los en neemt die dorn uut en doet die oogesteen daer in ell dan sal die oogesteen smelten en neemt een doecxken en vringt dat nat daer uut in een cumpcken oft becke en daer mee sult gij u ogen wassen Tegen tantpijn. Neemt eenen nieuwen tychelsteen maeckt dien heet int vier en dan neemt swart tafellaken maeckt dat nadt, dat sult gij op den heeten steen leggen en daarop sult gij u hooft leggen met de sijde daer gij die pijnen in hebt, met den mondt een weynich open en deckt u hooft toe. Om de buyckloop te stoppen. Neemt verkens voetten en die int vier en verbrant die; als gij verbrant syn neemse wederom uut dit vier; slaet se stucke, doet die in stercken asyn en drinck daervan; de loop sal betere. Om cortse te genesen. Neemt een half can soete melck, welt (kook) die eerst en dan giet daer een vierden deel wijneckx in en dat drinckt dan; so gij daer van over geeft so sal die cortse gewis gedaen sijn met godt. Rosse quetseuren Neemt soete melck en daer in doet vlierbloemen oft schelle (van vlierhout is hieronder verstaan) eerst scoon gemaeckt dat buytenste eerst afgedaen en afgescrapt en dat in meJck laten wellen en dat gedroncken en dan neemt noch schelle t samen afgescrapt, doet die in botermelck laeten t samen sieden en als dan gesoden sind (zijn) doet dan die schelle weder uut die melck en dan die melck cout sinde doet daer drie eyers in en lecht op die quetssuer.
"Assekrèuske" of Assekruisje zoals dit in Halle noemde. Dit aswoensdag verhaaltje in Halle werd iets voor de kinderen.
In onze jongen tijd waren wij verplicht met de school den "Institu" van Broeders tijdens de dagelijkse ochtendmis, een assekruisje gaan te halen met aswoensdag. De pastoor wreef dan een soort natgemaakte (gewijde of niet??) as opmet zijn duim op uw voorhoofd.
Ondertussen sprak hij de woorden Gedenk o mens dat gij stof en as zijt en tot stof en as zult wederkeren Maar natuurlijk in t latijn hé, want ge mocht dat niet verstaan.
Sommige kerken zoals de grote kerk te Halle hadden daarvoor een stempelin de vorm van een kruis, de pastoor duwde die stempel in dat schaaltje met gewijde modder of as, en dan bijna zoals in t slachthuis, kreeg ge een stempel op uw voorhoofd.
Rond de kerk zag men die dag dan ook velen met een zwart kruisje op zijn voorhoofd uit de kerk komen, ze hadden hun kruisje gaan halen.
Natuurlijk als wij s middags van de school thuis kwamen om te eten dan was die natte asse al gedroogd en afgevallen. Dat jeukte ook als dat droogde, en meestal wreef men alles weg na korte tijd bleef daar alleen een donkergrijze veegover op ons voorhoofd. Daar men zich dagelijks moest wassenbleef er van dat kruis de volgende dag niets over.
Maar in het volgende verhaal over dat assekruisje mocht dat niet uitgewist worden. Men vertelde aan de kinderen dat de pastoor een kostuum beloofde aan diegene die zijn assekruisje kon op zijn voorhoofd houden tot Pasen.
Voor de kinderen was dit een inspirerend verhaal. voor mijn eigen vond ik nog van alles uit om mijn plan te trekken en dat kostuum te bemachtigen. Ik had ook in de kerk die stempel met kruisje opgemerkt. Die middag had ik ook zo een stempel gemaakt met een flessen kurk. Nu bleef alleen maar de keuze van de "zwarte" en blijvende as over. Uit ervaring was de as er op enekel uren volledig as, dus moest ik iets anders vinden. Ik had dan maar zwarte schoenblink gekozenen daar mee een kruis op de juiste plaats afgestempeld. Ik deed dit achter in het waskot dus niet in het bijzijnvan iedereen. Toen ik ontdekt werd met mijn zwart kruis op mijn voorhoofd (nee niet van te liegen)was alles al goed ingedroogd.
Ik moest dan om 1u 30 terug naar t school en dan heeft ma met volle kracht enallerlei schoonmaak middelen van die tijdzoals Vim, Javelwater en nog andere bijten producten op mijn voorhoofd gewreven om die zwarten blink eraf te krijgen en proper naar 't school te gaan. Het resultaat was, de schoenblink van erafen van de bijtende producten en het wrijven was mijn voorhoofd enkele dagen rood. En zo kreeg ik toch geen kostuum van de pastoor door de fout van mijn moeder die alles afschuurde. Mijn moeder heeft mij dan moeten bekennen dat dit maar voor te lachen was.
In 1803 beslist het wetgevend korps van Frankrijk om een kanaal vanCharleroi naar Brussel te graven (14 Floréal an XI= 4 mei 1803) Men begon in Charleroi te graven onder leiding van ingenieur François Viermois maar wegens economische problemen werden de werken stilgelegd. Na de slag van Waterloo onder Hollands bewind, op 10 Januari 1826 laat koning Willem lastenboeken opstellen om op 6 mei 1826 de bouw van het kanaal toe te wijzen aan Thomas Nieuwenhuyser & co uit Antwerpen.
De concessie van het kanaal worden hem ook toegewezenvoor een periode van 34 jaar inclusief5 jaar voor het graven. Het kanaal is 74.629 meter lang.en daalt langs ene zijde naar de Maasvallei en de andere naar de Scheldevallei, Door het niveauverschilzijn er 55 sluizen nodig. De gehoopte watertoevoer van, de door het kanaal afgesneden en onderbroken beken en rivieren, is onvoldoende en kan het waterverlies door de werking en lekken in de sluizen niet compenseren, daarom worden pompen geplaatst omde hoogste dele te op peil te houden.
De plannen zijn gemaakt door de talentvolle inspecteur van bruggen en wegen, ingenieur Vifq. Het wordt plechtig ingehuldigd op 25 september 1832 en pas in oktober vrijgegeven voor de scheepvaart. Het kanaal is enkele malen verbouwd geweest.
In Halle is hierdoor het middeleeuwse uitzicht buiten de stadswallen veranderd.
Het was noodzakelijk een brug over het kanaal te bouwen. In die periode werd ook aangevangen met de eerste spoorlijn Brussel richting Bergen. Hoe Halle er toen uitzag is te zien op de steendruk van J. Hoolans van 1864. Dezeeerste brug lag mooi in het verlengde van de Bosstraat (Basiliekstraat) De oude spoorweg lag op enkele tientallen meters van de kanaalbrug en het station stond dwars tussen het kanaal en spoorweg.
De tweede brug
Heel waarschijnlijk is met de bouw van het nieuwe station in 1884 en de nieuwe spoorlijn ook de kanaalbrug aangepast, en zijn de laatste huizen van de Bosstraatook vervangen.
Op de fotos van rond 1900 zien wij een tweede brug die niet meer in het verlengde van de bosstraat is maarschuin naar de Sint-Rochusstraat wijst en die op de oude postkaarten te zien is.Deze brug is heel waarschijnlijk gebouwd door eene Cornelius Smismansdie mijn overgrootvader is langs mijn vaders kant hij was bruggebouwer.
Deze brug lag in lijn met de gevel van het hotel A la Vue de la station dat tussen het kanaal en de toen al vernieuwde tweede spoorweg lag aan het stationsplein tegenover het vernieuwde station van 1884.
Met de komst van de autos, was de brug te smal. Zij is verbreed door het voetpad aan weerzijde naast de brug te plaatsen.zodat de autos meer plaats hadden
(Het station van Halle, Schaarbeek, en Oudenaarde zijn door de dezelfde architekt getekend). De verbinding met de Sint-Rochusstraat moest schuin naar links, omdat de Whaelenweg (Sint Rochusstraat) niet in lijn lag met de Bosstraat. In de middeleeuwen heeft men dit opgevangen door het bouwen van een driehoekig verkeersplein. Op het stadsplan 1554 van Deventer ziet men de driehoek waar vijf wegen te samen kwamen.
Het kanaal voor boten van 70 tot 100 ton voldeed niet meer aan de behoeften van die tijd en iets voor de eerste wereldoorlog werd al begonnen met het verbreden van het kanaal, maar de werken werden onderbroken door de oorlog van 1914-1918 en men heeft moeten wachten tot 1932 vooraleer het nieuwe bredere kanaal er kwam, zodat de boten tot 600 ton en zelfs 1000 ton doorgang hadden tot kanaal en de bruggen. Er moest eennieuwe grotere brug over het kanaal gebouwd worden.
Deze brug is op Zondag8 mei 1932 ingehuldigd, mijn ouders zijn getrouwd op Maandag
9 mei 1932 er waren het eerste getrouwd koppel dat met de koets over de brug reed. Met de vlucht op 17 mei 1940 zijn zij ook als laatste over de brug gereden met de camion om 16 u 30, alvorens zij opgeblazen werd.
Alle bruggen opgeblazen
Deze brug was acht jaar en toen in1940 toen de oorlog uitbrak, men dacht de vijand tegen te houden doorde brug op te blazen. Op 17 mei 1940 iets na 17 uur is zij opgeblazen is door de Engelsen. In de vroege morgen was de voetgangersbrug in het verlengde van het Vondel, de Sasbrugen de ijzeren spoorwegbrug richting Bergenin rodenem ook opgeblazen, en omdat daar vier maal geprobeerd was heeftwou men geen tweede mislukking met de deze kanaalbrugdaarom heeft men de volle overdreven lading geplaatst.
Deze brugwas delaatste oeververbinding over het kanaal in de Halse omgeving die moest opgeblazen worden om de Duitsers tegen te houden. Ze is opgeblazen toen de vijand al in de Albertstraat was, er was dus niet veel tijd meer over. De ontploffing schudde de ganse stad volgens getuigen was het nog erger dan de aardbeving in 1937.Met deze volle lading is de brug en de ganse omgeving weggeblazen alles rond het kanaal lag half plat zoals men op de foto van Tordeurs kan zien.
Le Pont dAvignon
De brug was opgeblazen langs stadskant aan het jaagpad, zodatdit deel van de brug in het water lag met de middenstukken, het vast stuk langs de spoorweg zijde is blijven staan en was licht beschadigd. Het zag er uit zoalsLe Pont dAvignon een halve brug over het kanaal.
Dit type brug bestond namelijk uit drie delen een vast stuk aan de linker-, een vast stuk aan rechteroeveren demiddelste verbindingselementen tussen deze twee vaste stukken die lagen er zo tussen en bleven op hun plaats door hun gewicht. Het vast stuk stadskant en de verbindingsstukken lagen in het kanaal na de ontploffing.
Devierde en noodbrug
De dag na het opblazen hadden de bezetters al een verbindingmet balken en poetrellen over het sas. Enkele maanden later warende Duitsers ook al klaar met een noodbrug over het kanaal. Die lag naast de opgeblazen brug, zodat de verbinding met de Basiliek- of Bossstraat en Sint Rochusstraatweeralschuin moest aangepast worden.
De Duitsers hebben het kanaal laten leeg lopen om alle beton en puin van deal de opgeblazen bruggen uit het kanaal te halen. Voor de brug in Halle moest nogmaals dynamiet gebruikt worden om de grote betonblokken in kleinere vervoerbare delen te splijten, zodat de bijliggende gebouwen nogmaals op hun grondvesten trilden. Van die gelegenheid werd gebruik gemaakt om in het midden op de bodem van het lege kanaaleen betonnen basis te gieten met houten palen, als steun voor de ijzeren poutrellen van de voorlopigetweedelige brug. In de kanaal as werden langs beide zijden van de brug drie dikke houten beschermingspalen geplaatst om te verhinderen dat de boten tegen de brugsteunenzouden stoten.
Deze brug was volledig in houten balken en boomstammen opgetrokken uitgezonderd de ijzeren vermeldde poetrellen. Als men over deze brug reed met de fiets of auto dan rammelden de balken van het wegdek. Na tien jaar dienst en veelvuldige herstellingen aan de vloerbalken heeft men beslist om terug een definitieve betonnen brug te bouwen.
Half nieuw
Toen zijn in 1952-1953 de werken voor heropbouw begonnen ik ging noch naar het O.L.V. instituut, ik zat in het eerste middelbaar. Tijdens het middaguur ging ik naar huis op de Vogelpers om te eten. Na het eten haastte ik mij naar de kanaalbrug om de werken te volgen, zodat ik uren en dagen stond te kijken en de vooruitgang van de bouw kon volgen tot het einde. Ik ben menigmaal te laat in de school gekomen na 13 uur 30 en ik moest telkens een geldige smoes uit vinden om geen straf te krijgen.
In het korteen beschrijving hoe ik de werken zag op mijn elfjarige leeftijd.
De opgeblazen stadskant werd met drilboren bewerkt gedurende dagen en weken om terug een goede vertrekbasis te hebben. Om het kanaal niet leeg te laten lopen en de scheepvaart niet te hinderen, heeft men rond de werf, iets meer dan de breedte van de brugstoel stalen platen in de kanaalbodem geheid zodat er lager dan het waterniveau kon gewerkt worden. Het heien gebeurd met een heiblok met stoomaandrijving en met veel lawaai, met had voor de gelegenheid een grote stoommachine laten aanrukken dat met steenkolen werkte en voor de nodige stoomdruk en rook zorgde.
Het insijpelend water in de putwerd er dag en nacht uitgepompt. Dat gaf de mogelijkheid tot op de goede diepte te komen onder de waterlijnen terug een goede vertrekbasis te hebben. Om verder te werken heeft men alle uitstekende kromme (door het opblazen) en rechte betonstaven afgezaagd enverlengd door er nieuwe staven aan te lassen, zodat er na maanden werk nieuw betonkon gegoten worden.
Het was in de periode dat de overslag tussen de Zenne en het kanaal nog gloednieuw was
Men had in Lembeek aan het papierfabriek en de voetgangersbrug kort bij de Kasernestraat, waar de Zenne een kanaal naast elkaar vloeiden, een overloop van de Zenne gemaakt naar het kanaal, om bij hevige en lange regenperioden, wanneer de Zenne hoogstondover deze dam in het kanaal tevloeien om het centrum van Halle te besparen van wateroverlast en overstromingen.
Omdat het kanaal een deel van het debiet van de Zenne moest slikken steeg natuurlijk het niveau zodat het kanaalwater over de laagste platen in de bouwput liep. Dit heuvel deed zich telkens voor bij zware regen. Er kon dan niet gewerkt worden, er moest gewacht worden tot het waterpeil van het kanaal zakte door de sluizen te openenen de pompen in de put hun werk deden. Na verschillende maanden was het beton hoger dan het waterpeilen was dit probleem uit de wereld.
De Stoesenberg 60 centimeter hoger
Men had toch goed nagedacht alvorens men aan de werken begon en men had beslist de brug
60 cm meer hoogtedoorgang te geven voor de schepen dan de opgeblazen omdat de moderne, naoorlogse boten ook hoger uitvielen en een grotere tonnemaat hadden zodat de schepen tot meer dan 1350 ton onder de brug door konden. Vroeger was dat beperkt tot 600 ton en enkele tot 1000 ton. Dit verhoog had voor ons persoonlijk het noodlottig gevolg dat de Stoesenberg 60 cm steiler werd evenals de Willamekaai om naar boven te fietsen. De andere richting was het natuurlijk60 cm meer bergaf en konden wij met meer snelheid de stad in.
Er werd bekisting gemaakt, camions met zand en grint reden heen en weer er werden kubieke meters beton gegoten dat ter plaatse gemaakt werd. Op sommige periodes waren er twee betonmolens als er een groot volume beton nodig was op korte tijd.
Zoals in iedere brug is er achter het jaagpad, en destalen steunrollen, in de funderingen een smalle gang, die toegang geeft tot de zes voorziene holtes in het betonvan de brugstoel om in oorlogstijd op te vullen met dynamiet en de brugop te blazen. Ik weet niet of het nu nog de regel is voor de bruggenbouwers, maar indertijd moest elke brug kunnen opgeblazen worden.
De aannemer heeft verderde bekisting, betonijzervlechtwerk enbekistingssteunen geplaatst boven het water om het beton van dit eerste deel langs de stadszijde te gieten.
De helft van de brug is herbruik
De andere helft langs de spoorwegzijde is recup van oude brug en stondwegens de verhoging 60 cm lager dan de stadszijde en een brug met en trappeke is in onze moderne tijd ook maar niks. Daarom zijn de grote werken begonnen aan de andere zijde. De brugstoel is ongeveer één meter boven het wateroppervlak volledig met de drilboor uitgeboordop een hoogte van ongeveer één meter, ondertussen werd ook alles ondersteund om er tussen te kunnen werken bijna zoals in de mijnschachten. De bestaande betonstaven werden doorgezaagd zodat deze reuze blok beton volledig los was. Toen hebben ze er twintig grote hydraulische vijzels tussen geplaatst, met elk zijn eigen hydraulische handpomp.
Ze zijn beginnen pompen om deze helft omhoog te krijgen, er werd volledig syncroon gepompt.Op alle plaatsen werden de pompslagen geteld; één, twee, één twee, en er werd ook gemeten hoever alles omhoog ging. Op elke vijzel stond een manometer zodat men kon zien in hoever de krachten en de drukken gelijk verdeeld waren.
Men is begonnen pompen het kortst bij de kaaimuur en dan achterin en zo gedurende een week tot dat blok beton 60 cm hoger was en op gelijke hoogte met het nieuwe deel. Men heeft dat brugdeel ook enkel decimeters gekanteld zodat de brug in het midden hoger was.
Daarna zijn de honderden betonstaven er terug tussen gelast en alles vol beton gegoten.
Dit deel van de brug was door het opblazen licht beschadigd op het einde dat boven hetkanaal was. Deze neus werd hersteld om terug van goede kwaliteit te zijnom het gewicht van de brugelementendie er tussen moesten, te kunnen ontvangen, en zeker evenwijdig te zijn met het andere deel.
Voorgespannen betonelementen
Dan begon het andere precisiewerk. Tussen het kanaal en spoorweg; (op de funderingen van het hotel A la vue de la station die nog naast het kanaal overgebleven waren), werdeen effen plaat beton gegoten als voorbereiding om de ontbrekende elementen tussen de twee delen brug te gieten. Deze 8 elementen zijn vervaardigt uit spanbeton, ter plaatse gemaakt en voorgeplooid hol gegoten.
Men heeft toen grotepoetrellen geplaatst als werktafel om de elementen op gieten.
Bij spanbeton worden de betonstaven tot op een zekere maat uitgerokkenmet hydraulische kracht (voorgespannen) en dan beton tussen gegoten. Daarna wordt de trekkracht op de staven op het einde weggenomen, zodat het beton minder doorbuigt bij belasting.
Er moest rekening gehouden wordenmet de zij- of middenelementen ende holtes om electriciteit- en telefoonkabels,buizen voor water, gas en andere van de ene naar de andere oever te laten gaan. Deze holtes werden door de bekisters in hout gemaakt over de ganse lengte van de elementen. Alvorens het beton gegoten werd.
Om de bekistingin lange holtes te verwijderen werd dit op een speciale manier gedaan,door stookolie in te gieten en uit te brandenen met perslucht werd het vuur aangewakkerd.
Nu zou men dat opvullen metpiepschuim, maar dat was toen nog niet uitgevonden. Toen na verschillende maanden deze elementen klaar waren zijn deze met twee grote kranen tussen de twee vaste elementen van de brug geplaatst.Men moet nu nog altijd rekening houden dat beton 28 dagen moet drogen vooraleer het zijn volledige kracht kan overbrengen.
Terug zoals vroeger
Er was terug een vaste oeververbinding en weer op de oude plaats. De zijkanten zijn nog bij gegoten voor het voetpad en onder het voetpad de doorgang voor de buizen met grote diameter voor water en gas. De reling werd als laatste geplaatstalsookhet asfalten de brug was klaar omstreeks 1953.
Toen werd de brug getestdoor ze vol met10 vrachtwagens met elk 10 ton zand plus het eigengewicht te zetten,die voorafprecies gewogen waren, Het gewicht van de belasting was dus gekend en er werd gemeten hoeveel de brug doorboog, dit werd vergeleken met de berekeningen van de ingenieurs.
Dit lag heel waarschijlijk binnen de tolerantie want de brug is blijven staan en verder afgewerkt. Na maanden ging de brug open voor het publiek in 1953 en was de voorlopige houten Duitse brugklaar voor de afbraak.
De afbraak van de voorlopige brug
De afbraak van die brug was ook geen kleine klus. De delen boven het water demonteren was kinderspel. Onder de waterlijn hebben duikers verschillende problemen gehad onder meer met de waterdichtheid van hun uitrusting, een duiker kwam terug boven deed onmiddellijk zijn handschoen uiten liters water liepen uit zijn mouw. Het waren nog de duiksystemen waar bij de duiker met darmen gekoppeld was aan een luchtpompwaar twee mandraaiden op een juist ritme niet te snel en niet te traag om de juiste hoeveelheid lucht te leveren aan de man onder water, deze pomp stond op de oever of in ons geval op een boot of vlot, om zo kort mogelijk bij de duiker te zijn. De man in het water had dan ook nog zijn duikerspak verzwaard met loodom toch maar onder water te blijven anders dreef hijals een ballon gewoon boven wegens de wet van Archimedes.
Onder water moest de brugstoeldie in het midden van het kanaaldoor de Duitsers gegoten was, met de resten van de houten steunpalen doorboord worden om dynamiet ladingen in te
plaatsen enalles op te blazen, zodat de stukken beton een comfortabele grootte en gewichthadden om naar boven te halen.
Kleine brokken beton en dode vissen
De ontploffing was voorzien op een zonnige middag. Elke oeverbewoner moest ramen en deuren open laten en alles op veilige afstand volgen. De ontploffing veroorzaakte een enorme golf, en erna dreven er verschillende dode vissen op het water in de omgeving van de brug.Het was gelukt met had vele kleine blokken om boven te halen met een kraan. Dat was het einde van de voorlopige brug over het kanaal gemaakt door de Duitse bezetter in 1940.
Dekaaimuren werden hersteld en aangepast zodat de kanaalbrug met de verbindingswegen terug in oude glorie hersteld was zoals voor de oorlog. De gebouwen in de directe omgeving zijn stuk voor stuk terug opgebouwd en tot heden 2003 onveranderd gebleven.
Aktueel is Hotel des Eleveurs het eerste gebouw maar voor de oorlogwas er de ijzerwinkelvan Holemans als eerste gebouw en als hoek van de Suikerkaai en de Basiliekstraat.
Om het begin van de Suikerkaai aan de brug te verbreden heeft men dit gebouw niet meer opgebouwd maar kompleet afgebroken direct na de oorlog. Heden in 2003 is er sprake van verbreding van het kanaal en er zijn plannen om aan de Basiliekstraat een ophaalbrug te bouwen, en men zal niet meer voor de bareel staan maar voor de ophaalbrug als die er ooit komt.
Midden op de Grote marktte Halle vóór het historisch stadhuis (1616)staat het standbeeld van François Servais (1807-1866) Violoncellist.
Dit standbeeld ligt aan de basis van dit gezegde.
Ik begin midden in dit verhaaltjede data zijn belangrijk
Dit gezegde werd aan ons kinderen, gezegd en slecht uitgesproken op 29 december opdat wij op 30 december zouden gaan kijken op de markt met het volgende in ons hoofd
Morgen staat er op de markt ene met zoveel neuzen als dagen in het jaar zijn
Dat begrepen wij althans.
Maar in werkelijkheid zegde men ons morgenbedoeldals 30 december, staat er te Halleene op de markt met zoveel neuzen als nog(ganse)dagen in t jaar zijn.
Die nog werd dan tegen de kinderen stilletjes gezegd en bijna niet of zeer slecht uitgesproken, zodat wij alleen het bovenstaande (in vetjes) begrepen.
Wij dachten dan aan een superman met 365 neuzen en dat moesten wij zien.
Tijdens de school passeerden wij daar alle dagen om naar de mis te gaanDaar het vakantie was en begin van de jaren vijftig was er niet veel gevaar voor autos en zo, dan trokken wij op ons eentje op 30 december naar de grote markt om de man met zijn 365 neuzen te bewonderen. Wij aan t wachten en wachten en de man kwam niet.
Het enige dat wij zagen was het standbeeld van Servais met één neus en dat was het aantal dagen "nog" inde rest van t jaar.
Toen wij terug thuis kwamen met de melding die man was er niet.
Dan antwoorden onze ouders dat is dat hij al weg was of stond hij misschien op de andere markt achter t stadhuis Het jaar daarna kwam exact hetzelfde verhaaltje en wij terug op wandel naar de grote markt.
Tot wij het na jaren groter waren en dit eindelijk door hadden dat Servais hier de hoofdrol speelde.
Vanderdoncktinde geschiedenis van Halle - Buizingen
Als echtgenoot van een Verdonck, kan ik niet nalaten om tijdens mijn persoonlijke geschiedkundige zoektochten in mijn geboorte streek Halle af en toe te speuren naar een naamgenootvan mijn vrouw dieVerdonck, Van Der Donck(t) of varianten ervan kan noemen.
Halle is niet bepaald een regio waar de naam Verdonck voorkomt, het zijn allen inwijkelingen.
Toevallig ontdekte Van Der Donckt
In de registers van de stad ontdekte in het volgende:In de overlijdensregisters te Halle op 27 januari 1855.
Franstalige overlijdensakte Nr 27 Leandre Vanderdonckt molenaar 39 jaar oud
geeft het overlijden aan van zijn dochter Sidonie Vanderdonckt7 maand oud
Hij is gehuwd met Louise Fiefvre huishoudster 34 jaar oud
Leandre Verdonckt had enkele kinderen waarvan ik de geboorteplaats nog niet achterhaalde. Pastoor Van der Donct uit de 16de eeuw
Tijdens andere opzoekingen heb ik een pastoor "Van der Donct" ontdekt te Buizingen Eysingen, in een document van rond 1597. Hier is een gans stuk interessante algemene geschiedenis aan verbonden en hoe het er indertijd kerkelijk aan toeging.
Voor diegenen die niet van de streek zijn en dit pogen terug te vinden op een kaart, is een korte inleiding nodig ter verduidelijking van deze geschiedenis.
Buizingen ligt ten noorden van Halle enis een deelgemeente van Groot-Halle (Brabant)
In de tekst is sprake van Eysinghen een dorp dat in 1835 - 1840 volledig verdween met de komst van de eerste spoorlijn Brussel-Zuid naar Tubize in 1840. Van dit dorp is er ons nog één huis overgebleven in "den Biezeput" naast de spoorweg, ook Eysingenstraatdoet ons nog aan dit dorpje herinneren.
Het centrum en de kerk van Eysingen lagen exact in de as waar de spoorweg gepland was en moest dus weg. Er was protest door de bewoners. Het kanaal Brussel-Charleroi was pas splinternieuw en pas ingehuldigd in 1832.Er was ook een meander van de Halse rivier de Zenne, die door het dorp liep en ook moest rechtgetrokken worden. Alles moest gebeuren als gepland en Eysinghen moest volledig verdwijnen onder de meters hoge spoorwegberm naast de steenweg op Alsemberg.
Eysingen telde in de loop der eeuwen tussen 21 en 131 inwoners. Door het verdwijnen van dit dorp werden al de parochianen doorverwezen naar de dichtstbijzijnde kerk van Buizingen op 400 meter of Huizingen iets verder. Het kerkje van Buizingen stond tegenover de ingang van het toenmalige kasteel uit de 15de 17de eeuw.Door de komst van de Eysingenaars en de bevolkingsexplosie werd deze kerk vlug te klein en is afgebroken in 1902. Ondertussen werd de nieuwe grotere en huidige Sint-Vincentius kerk gebouwd (op 40 meter) aan de andere zijde van de (ik noem de volledige naam) Octaaf Kerchove d'exaerdestraat. Zij werd in 1904 ingehuldigd. De toren raakte nooit voltooid en is tot heden zonder spits gebleven.
Uittreksel over Kerkgoederen - Kerkbelangen
Uit de geschiedenis van Buizingen Eysingen
Uittreksel, bewerking en -of vertaling uit tekst van Medard Van de Weghevan 1922
Vóór 1559 waren beide parochies Buysinghen en Eysinghen onder het Bisdom Kameryk, Dekenij Halle. In gezegd jaar, nochtans, werden veertien nieuwe bisdommen ingericht, waardoor de twee parochiekerken aan het Aartsbisdom Mechelen werden gegeven.
Kardinaal Granvelle stelde ze allebei onder de Dekenij St Pieters-Leeuw.
Buysinghen bleef niettemin aan de abdij van Zennik (Soignies) en Eysinghen aan die van Bonne-Espérance, t. t. z. dat de kanunniken van beide kloostergemeenten de primitieve pastoors bleven en dat zij als grote tienden heffers het rechtvan presentatie ten opzichte van de pastorij en de kosterij bezaten.
De patroon der kerk van Buysinghenwas Sint-Vincent van Zinnik, en die van Eysinghen,Sint-Amand, de grote Vlaamse zendeling.
In vele ambtelijke stukken uit de archieven van Buysinghen opgediept, vinden wij Eysinghen, als dorp, kortweg aangeduid onder den naam van Sint-Amants.
De pastoors van Buysinghen waren vroeger enkel huurlingen en Gilles Beeckmans staat onder dien naam, in volle letters, bekend in een hand veste van 1597. Hij heet er huerlinck der curen van Buysinghen.
Zijn voorgangers waren erfprochiaens. Zoo stond Pastoor van der Donct* namelijk aangeteekend.
In 1597 waren de inkomsten der pastorij van Buysinghen, t.t.z. ten voordele der primitieve pastoors (dus Zennike) de volgende:
1. Een rente van 50 schellingen tornoys op de goederen en tienden der heeren van Buysinghen gelegen.
2. Een boomgaardeken van een half dagwand waar vroeger de pastorij op stond. Men weet dat zij in gemeld jaar afgebrand werd.
3. Een stuk land (tiendenvrij) groot omtrent zes dagwand op den kouter genaamd Turolensveld.
4. Nog een stuk land (tiendenvrij) van ongeveer negen dagwand op den Trapput of Maxdal, stuyckende aen de heer bane die van Halle naer Brussele loopt.
5. Een ander stuk labeurland van drie dagwand (ook tiendenvrij) op 't gulden velt, commende aen de trapput haeghe.
6. Daarenboven heeft de cure den derden schoof van de tienden onder Buysinghen, uitgenomen in seckere stucken van landen.
7. Nog heeft de cure de geheele thinde vooruyte op haer eighen landt ofte erve.
8. De tienden op drie dagwant landonder Henegauwen, op 't galge velt, stuyckende aen den wegh die van Halle naer Alsput gaet, lancx de haghe boven aan Thalderdal.
9. Die tienden op Sinte Mertens bunder toebehoorende aan de kerk van Halle.
10. Nog een tiende op een ander bunder daer aene gelegen.
11. Een tiende op een half dagwand boven den trapput.
12. De tienden op een bunder land bij den bossche van Buyssinghen aen den cleynen blooten.
13. De tienden op negen dagwant in den trapput, onder Buysinghen.
14. De tienden op 't lank bunder in den trapput.
15 De novale ofte nieuwe tienden op de gronden van erven, ende allomme den viercanten teerlinck onder buyssinghen van aen de beke tot aen eyssinghen driesch ende van sheeren straete tot St-Jans Bossche.
16. Daarbij nog de kleine tienden, dats te wetene thiende van rapen, van zade, van vlassche, wauwen, boonen, lammeren, verschens, biers, gansen, eenden en kiekens.
En soo wanneer eenighe werden of andere erven tot labeur worden gebracht, dat wordt novale thiende tot proffijt van der curen.
Item trecken de heeren ende Canoninghen van Sennicke collateurs der voergescreven cure op elck daghwant ofte erve vijftien miten .
Wij hoeven ons hier te herinneren, dat de dienstdoende pastoors als huurlingen een vaste wedde genoten en datdie van den Capitulle al het opgesomde aansloegen uyt cracht van hunne qualiteyt van primitieve Pastoors. De huurlingen trokken van af Gilles Breeckman een derde van die inkomsten.
De twee andere derden waren voor Zennik, hetgeen aan de pastorij veel afbreuk deed. Pastoor Sophie, namelijk had 1/3 van alles. Later kregen zijn opvolgers niets anders meer dan 350 gulden 's jaars, somme die weldra gebracht werd op 400 gulden, waarbij, natuurlijk, de opbrengsten der voorvallen, de tienden van 4 à 5 bunders en hun woning in bedenkelijken
toestand.
Geen wonder of zien wij, dat de zaken niet goed meer vlotten tusschen Pastoor Breeckmans en zijn opvolgers, Sophie, Lambert, De Pauw, Beemont en vooral Van der EIst van den een en kant, en het kapittel van den anderen kant.
Een voorval dat, in allerlei brokstukken der oorkonden van Buysinghen in lijvige bundels papieren, van het eindeken tot den draad, verhaald wordt, is de worstelstrijd om een eerbare, betamelijke pastorij. In de aanhalingen zullen wij zoo karig mogelijk zijn.
Het kapittel had allerhande beweegredenen opgerakeld om van dien last af te zijn. Ook had het tot nog toe nooit iets daarin betaald.
En toch beweerden de kanunniken dat het laatste pastoorshuis maar dagteekende van 1665, dat de heeren pastoors zich niet meer vergenoegen met een huis van een paar plaatsen,
waarbij nog een kamer voor hun knecht of meid; maar dat zij ook zolders, schuren en stallingen en allerlei aanhorigheden eisen, die maar enkel dienen om ze van hun werk af te
houden; dat in den jare 1397, Joanna de doorluchtige hertogin van Brabant onder hare bescherming en bijzondere zorg had genomen de goederen toebehorende aan het Kapittel te Buysinghen, die van koninklijke stichting zijn; dat Z. D. Hoogwaardigheid de Aartsbisschop van Mechelen, tijdens Pastoor Sophie, bij decreet van 19 Mei 1653, de pastoreele competentie vastgesteld had op 350 guldens, terwijl het Kapittel merkelijk milddadiger is en den pastoor 400 gulden toekent; dat Buysinghen maar 140 communicanten telt en dat die parochie zeer kleinen zielelast vraagt en vele andere vijven en zessen.
Ziehier nochtans wat Pastoor Sophie van zijn Cuerenhuys zegt in 1666 (dus datgene dat naar Zenneke beweert maar van 1665 dagteekent) :"het is van cleem ende gedect met strooi, met een schuerken, cleyne stallinge hovenburre. ende logting tsaemen groot een half dagwant".
Pastoor Beemont weerde zich geweldig tegen. Zijn woning, zoo zegt hij, is teenemaal onbewoonbaar "de regen en de wint overal doorslaghende en de muren, die van cleem zijn, menaceeren te bezwijken". Verders, zoo voegt hij er bij, valt het onderhoud ten laste van de abdij. (Tekst hier afgebroken)
* Opzoekingen in het archief hebben het volgende opgeleverd:
De pastoor noemde Michiel Vander Donckt (hier met k geschreven) en was pastoor van 1511 tot 1514 in bovenvermelde kerk. Uit de kerkelijk archieven te Buizingen kon zijn geboortedatum en plaats niet achterhaald worden. Bij verdere opzoekingen in de archieven van de abdij van Soignies (Zinnik) ben ik niets méér te weten gekomen. Daar hij gewone pater was, zijn er geen gedetailleerde gegevens van hem bijgehouden. Moest hij kanunnik geweest zijn dan waren alle gegevens bewaard gebleven, maar helaas.
Alle dagen lezen wij in de krant over diefstallen, overvallen, gruweldaden en nog meer. Wij vragen ons soms af, is dit van onze tijd? of was dat vroeger ook zo? Deze overval gebeurde gebeurd in het jaar 1796, ten tijde van Napoleon en werd de Grootste overval van in de geschiedenis. Met de gerechtelijke dwaling die er op volgde
Op het einde van de XVIIIde eeuwgebeurde het drama dat de geschiedenis in ging als
Le Courrier de Lyon ( 28 april 1796).
Ten tijde van Napoleonwerd een Franse postkoets met fondsen overvallen,
Men transporteerde toen al 7 miljoen papiergeld voor het leger van Napoleon dat in Italië gelegerd was. De lege koets werd op 28 april 1796 te Melun (ten zuiden van Parijs) teruggevonden met de verminkte lijken van de koetsier en de koerier. De enige passagier een wijnhandelaar, Laborde genaamd, die te Parijs opstapte bleef onvindbaar.
Er werd een onderzoek ingesteld en zes mannen Lesurques, Couriol, Guénot, Richard, Bruer en Bernardals schuldigen gevonden. Het proces vondt in augustus plaats. Lesurques zegde dat dit een gerechtelijke dwaling en hij zijn onschuld zal bewijzen. Acht getuigenhadden Lesurque in een herberg te Parijs gezien, de anderen waren gezien door negen getuigen tegen twee.
Bernard werd niet herkend. De verdediging van Lesurque vond een alibi door de aankoop op die bewuste dag, van een lepel bij een juwelier. Bij controle vond de rechter in de boekhouding vande juwelier, geknoei met de datum van aankoop van de lepel. Daardoor beschouwde de rechter al de getuigen als omgekocht door Lesurque.De vierde avond van het proces besloot de jury dat Couriol, Lesurques, Bernard en Richard schuldig waren en veroordeelde hen tot het schavot. Bij het verlaten van de rechtszaal riept Criol dat Lesurques onschuldig was en de werkelijke schuldige een zekere Dubosc die op hem lijkt.
Maar te laat op 9 brumaire(31 oktober) worden zij onthoofd. Voor de bijl viel riept Couriol nogmaals dat Lesurques onschuldig was.Het onderzoekt werd enkele maanden later terug geopend en men vindt de passagier Laborde die eigenlijk Durochat noemde. Hij bekende de overval met zijn medeplichtigen Roussi, Vidal, Couriol enDubosc. De getuigen herkenden Dubosc (met bruin haar) niet en deze bleef zijn schuld ontkennen en deden de getuigen twijfelen.
In de gerechtszaal stond een buste waarop men de pruik van Lesurquesbewaard had. Toen de rechter beval deze pruik op het hoofd van Dubosc zet herkenden al de getuigen hem als mededader van de overval en hij werd met de anderen echte schuldigen onthoofd.
Voor de komst van Romeinen waren de weinige wegen smal, hobbelig en moeilijk begaanbaar. Bruggen waren een zeldzaamheid. Men stak de rivieren over bij laagwater of met een vlot geleid door een touwgespannen van de ene oever naar de andere; oversteekplaats genoemd.Ruiters en wagens waden door de rivier bij laagwater
Smalle waterlopen werden overbrugd met balken of planken ook Vlonder genoemd (Vondel te Halle) en dienden alleen voor de voetgangers.
Zwaarderelasten werden meestal via een waterweg vervoerd in barken
Met de komst van de Romeinen werd het wegennet in onze streken aanzienlijk verbeterd.Ze liepen van Bavai (hoofdstad van Nervië) naar Trier, Keulen, Utrecht, Gent en Boulogne sur mer. De Romeinse heirbanen waren mooi recht en stevig gebouwd op verscheidene lagen stenen van verschillende grootte en waren meestal 20 voet (6m) breed Aan de rivieren werden bruggen geconstrueerd die 2,65 meter breed waren met een doorwaadbare geplaveide plaats naast de brug. Om hun wegen mooi recht te maken legden zij grote vuren aan en men kapte een doorgang in de bossen recht naar de rook op verscheidene km.
De Romeinse heirbanen liepen meestal boven op de scheidingen van de valleien zodoende had men een vergezicht en was er er weinig hinder van beken en andere hindernissen.
Voor Halle liep de Baan Bavai -Utrecht boven op de scheidingen van de valleien van de Dender en de Zenne. In het Franstalig deel noemen de wegen Chaussée de Brunehault, in het Nederlandstalige gebied Romeinse steenweg, Heirbaan.
Deze baan vertrok van Bavai (Fr) naar Bergen, Hoves, Edingen,Herfelingen,Kester en Asse (Brabant)Hier verliest men de sporenen vindt ze terug te Hoogstraten ( Straat op de hoogte) om verder naar Utrecht te gaan.
Waar de Romeinen het nodig achttenbouwden zij een dicht net uit metdiverticulae of secundairewegen om de handel te bevorderen. De heirbanen waren militair en verboden aan particulieren, alleen een speciale toelating gaf togang tot deze banen.
Te Halle vonden de Romeinen de enige doorwaadbare plaats op de ganse lengte van de Zenne, daar was ze ondiep en breed met zachtstijgende oevers. Daarom is Halle ook op die plaats ontstaan. In de natte perioden, bij hoogwater moest men soms dagen of weken wachten tot het rivierpeil daalde of dagen omrijden. Zo is er op die plaats (te Halle) tussen de wachtende handel ontstaan en later ook de stad.Van Halle gingen de Romeinen verder naar Huizingen, Beersel Ukkel, de Hoogstraat in Brussel, Haren tot Zaventem
Langs de heirbanenbuiten de bewoonde gebieden begroeven de Romeinen hun doden in Tumuli.
Na de val van het Romeinse rijk en het vertrek van de Romeinenwerden deze wegen niet meer onderhouden. De meeste wegen verdwenen in begroeing.
Men moet bijna duizend jaar wachten tot de 13de eeuw vooraleer men in onze streken nieuwe wegen bouwt of de oude terug onderhouden worden of laat staan geplaveid. Men maakt nieuwe wegen als verbinding tussen de tussen de pas ontstane steden steden. Zo is er midden van 14de eeuw een geplaveide weg van Brussel naar Veeweyde (Anderlecht) ontstaan die men verlengt tot de grens met Henegouwen. Halle lag toen nogin het graafschap Henegouwen. In 1447 plant men bomen langs beiden zijden van deze weg.
Pas laat in de 17de eeuw doet de nood zich voelen om meer geplaveide wegen te hebben.
Daar Halle van Bergen afhangtbegint men in 1643 met de aanleg van de Steenweg van Halle naar Bergen.
Rond 1704 beginnen de Staten van Brabant met bestratingswerken van Brussel naar Gent, Luik, Bergen. Zij worden ook eigenaar van de steenweg naar Bergen tot de grens met Hengouwen. Nu is de verbinding van Brussel met Bergen via Halle werkelijkheid. In 1710 wordt deze steenwegnaar Bergen en Rijsel druk bereden door de artillerie van de geallieerde troepen. De baan werd toen volledig hersteld
In 1765 wordt de baan Halle Edingen aangelegd. Vroeger kom men langs twee kanten naar Edingen gaan. De eerste Halle, deels steenweg naar Bergen Lembeek, Beert, Heikruis, Edingen. De tweede mogelijkheid deels de Steenweg naar Bergen, Lembeek, Sint Renelde, Bierk (naast de steengroeve) Lettelingen, Edingen.
De steenweg Halle-Nijvel komt er volgens decreet van 1828en wordt beëindigd in 1839. Vroeger ging met van Halle naar Nijvel langs de Whaelenweg vanaf de Bospoort, naar het kasteel van Essenbeek, vervolgens het Kasteel van Kasteelbrakel, Hoog-Itter en Nijvel.
Even buiten de Bospoort was er aan het pleintje rechts de Bordollenstraat naar Rodenem en de molen, links naar de Broekborre en Buisingen, Eysingen
De baan naar Ninove begon menin 1836 en werdt beëindigd in 1842. Daarvoorbegaf men zich naar naar Ninove viaBreedhout, Elingen. Men plantte on middelijk bomen langs deze baan.
De baan naar Geraardsbergen kreeg indertijd nooit veel belangstelling en werd nooit geplaveid enliep langs de Postweg (Zuster Bernardastraat), Nikkelenberg, Seysingen en Elbeek, Pepingen enz .
Al deze banenvertrokken van aan een poort in de stadswallen.
Het voornaamste gebouw in de omwalling was Het Kasteel van de 13de eeuw afgebroken rond 1863. Vervolgens had men in wijzerzin de volgende poorten:
De Vondelpoort, die leidde naar het publiek stort tussen de Leide en de Zenne,
Langs de Kwapoort en later met de uitbreiding van de stad via de Bospoort,ging men naar Nijvel, Rodenem, Buizingen.
De Bergpoort was de stadsuitgang naar Bergen.
De Poterne was een kleinepoort als uitgang naar Geraardsbergen,
De Sint- Katarinapoort bleef voor de veiligheid na 1580 jaren geslotenen leidde naar Ninove, De Brusselpoort naast het kasteel was de uitgang naar Brussel.
Via het kasteel kon men ook de kasteelstraat bereiken naast de kerk.
De belangrijkste doorgang voor het koetsverkeer door het centrum was inderdertijd van Bergen naar Brussel via de Bergense steenweg, Bergpoort, Basiliekstraat, Grote Markt, Klinckaert, BrusselpoortIn een latere periode via de Maandagstraat, Beestenmarkt Dekenstraat naar de Brussel poort,
Met het sluiten van de Sint Catherinapoort in 1580moet alle verkeer omrijden of wandelen via de Brusselpoort .
Van de wegen buiten de stad is er één eeuwen oud tracé dat nu vernieuwd en nog intens gebruikt wordtvan aan Smeerhout via de Kruisstraat, Rodenem, over de Zenne naar Stroppen.Met andere woorden niets anders dan de afrit van de autoweg en ring rond Halle richting Edingen. Men vindt zelden iets nieuw uit.
Eerst was er de Zenne, dan Kanaal 1832 en vervolgens de spoorweg 1840
Eerst een overzicht van spoorverbindingen te Halle van de 19de eeuw tot nu.
Lijn096 Brussel-Zuid - Tubeke - opening op 18 mei 1840. Electrificatie 1963
Lijn094 Brussel-Zuid - Halle - Edingen - Ath - opening op 16 januari 1866.Electrificatie 1986
Lijn026 Halle - Linkebeek - openingop 30 januari 1930 verbinding verder via Schaarbeek, Muizen, Mechelen. Electrificatie 1963
Halle heeft altijd al sinds eeuwen op de steenweg Brussel - Rijsel - Parijs gelegen.
De Zenne was in de middeleeuwen een beetje bevaarbaar vanaf Halle. Men ziet daardoor dat de spoorlijn tot op heden nog altijd in de Zennevallei loopt en tot Halle nog grotendeels naast het kanaal Brussel Charleroi loopt en de Zenne om de niveau verschillen klein te houden.
Het kanaalBrussel- Charleroi begon men te graven in Hollandse periode in 1828en werd in gebruik genomen in 1832.
Men streefde toen ook al naar een spoorverbinding met de Franse hoofdstad. Daarvoor was Hallenog steeds goed gelegen en bevoordeligd door zijn ligging op de asBrussel, Charleroi. Indertijd waren er tot 48 maatschappijen getelddie elk spoorlijnenlegden en uitbaatten in België.
Voor Halle was het de eerste en belangrijkste, de Maatschappij der Belgische spoorwegen (in 1926 wordt dit NMBS). Men besliste vijf jaar na de opening van de eerste spoorlijn van Brussel - Groendreef naar Mechelen, dat het eerste stuk van de Lijn L 096van Brussel Zuid naar Tubeke (Tubize ) ook te Halle voorbijkwam.
Dit was wegens het reliefin de Zennevallei, een logische beslissing.Er moesten problemen omzeild worden met de bouw, omdat tussen Halle en Brussel in de smalle Zennevallei de Zenne, kanaal, en de spoorwegop bepaalde plaatsen heel kort naast mekaar zouden lopen of mekaar kruisen, maar de ingenieurs van toen hebben dit alles goed en logisch opgelost.
Met de komst van de spoorweg werd ook het dorp Eysingen (grondgebied Buizingen) volledig van de kaart geveegd (naast de Alsembergse steenweg) Eén huis is er overgebleven in de Biezeput.
De werken vingen aan rond 1836 en de plechtige ingehuldiging door de koning Leopold Ivan dit eerste stuk was op 18 mei 1840. Dit was het 15de tracé spoorlijn dat in België ingehuldigd werd.Daarna werd de lijn verlengd tot Braine le Compte (s Gravenbrakel),Soignies (Zinnik) inhuldiging op 31 october 1841 en tot Mons (Bergen) inhuldiging op 19 december 1841. Men sloot het Belgische spoorweg net aan op het Fransemet een verbinding via Quevy naar Hautmont (Fr). Dit laatste stuk werd ingehuldigd op 12 december 1857.
Later was er een rechtstreekse verbinding Brussel-Valenciennes dan moest men overstappen om verder naar Parijs te sporen.
Te Halle heeft men in 1828 het kronkelend kanaal (in gebruik in 1832) in een bocht rond de heuvel van de Vogelpers gegraven. Er was daar al een probleem met de niveaus van Zenne en Kanaal die elkaar kruisten met een hoogte verschil van +/- 8 m.
Wegens de steile Zennevallei en het gebrek aan plaats te Halle was men verplicht de heuvel van de Vogelpers af te graven en ging de spoorlijn er recht en dwars door.
Te Rodenem kwamen Zenne, kanaal en spoorlijn op enkele meters van mekaar te liggen.En moest de spoorlijn over het kanaal en de Zenne. Wegens de kleine hoek die de kruising kanaal-spoorweg maakte is er toen een bijkomende knik in het kanaal gegraven (dit is te zien op oude plannen) om de stalen spoorbrug korter te houden voor de construtiemogelijkheden van die tijd.Daar het hoogteverschil meer dan vijf meter was moest er een spoorwegberm aangelegd worden met een lengte van meer 200 meter.
Deze berm van de spoorweg werd opgehoogd met grond uit de vijver van het kasteel Quetstroye aan deVogelpers (boven op de heuvel), dat toen in opbouw was rond 1837. Men legde een spoorlijntje van de huidgeQuetstroyestraat tot aan het kanaal. De grond werd met kleine mijnwagonnetjes ter plaatse gevoerd.
Een eerste station werd gebouwd, kort bij de kanaalbrug deBospoortbrug en oostelijke toegangsweg van Sint-Rochus - Essenbeek en Nijvel. Dit station is nog te zien op de tekeningen van Hoolansuit 1864.
Dit station stond dwars tussen kanaal en het unieke spoor in die tijd. In 1840 passeerden er te Halle acht treinen per dag, vier in elke richting.
Het begin van de Vogelpers (straat) tezamen met het park van villa Servais vloeiden samen in de spoorovergang en stationpleintje.
Op 16 januari 1866 werd de lijn L094 Brussel-Zuid, Halle, Edingen (Enghien),Ath toegevoegd en ingehuldigd. Deze lijn werd in 1986 geëlektrifieerd.
De heuvel van de Vogelpers werd daarom verder afgegraven voor een dubbel spoor zodat het kasteel Moussiauxnaast een afgrond stond van 10 meter hoog.Ter hoogte van de heuvel van de Vogelpers kwamen de wissels die de afslag naar Edingen mogelijk maakte.
Met het dubbel spoor konden de treinen nu tegelijkertijd heen en terugrijden. De treinen rijden naar Engelse gewoonte nu nog altijd links in België.
Met de uitbreiding van de spoorwegnet werd in1887 het tweede stationingehuldigd
Het gebouw was in Vlaamse Neo Decoratieve stijl naar het ontwerp van de Architect Fouquet. Deze zou zich geïnspireerd hebben op het 16de eeuwse Halse stadhuis.
Daar Halle een belangrijk centrum was werd er ook een goederenstation toegevoegd tussen de spoorweg en en het kanaal. Dit kwam ook door het bestaan vanLes Ateliers Construction de Hal die grote bruggen construeerden en daardoor een aansluiting met de spoorlijn nodig had.
Via deze weg werd de streek van Halle ook van steenkolen voorzien en werd alees via deze weg vervoerd. In 1925 werkte mijn grootvader als schrijnwerker op de Vogelpers voor de vernielde Westhoek, Veurne, Nieuwpoort Bad enz. De ramen trappen en deuren werden per spoor van Halle naar de kust gebracht.
De basisplannen van het station van Halle werden aangepast en dienden ook voor het station van Oudenaarde en Schaarbeek.
Rond die zelfde periode plaatste men ook een rolbareel aan de overweg.
Het verkeer werd tegengehouden telkens er een trein voorbij kwam.
De spooroverweg scheidde de stad Halle in twee delen Centrum en Sint-Rochus. Voor de voetgangers werd de doorgang rond 1935 vergemakkelijkt (voor wil het wilde) met een voetgangerstunnel onder de zijkant van de overweg.Ook de bouw van de brug van Lecocq op 500 m bracht soelaas voor de autos men kon dan vanaf 1935 omrijden. De huidige brug Lecoq is al de derde die ik ken.
Van dan af zijn er uren gesleten door voetgangers, fietsers en voertuigen wachtend voor de gesloten overweg. Deze rolbareelbleef tot in 1958. Dan kwamen de slagbomen die tot in het jaar 2000 stand hielden. Toen kwam de HST en werd alles ondergronds in een lange tunnel van 1 km gelegd en verdwenen de slagbomen definitief tezamen met het station, en niet meer wachten. .
Wat schrijft een Hals militair in dienst in 1864 met nieuwjaar naar zijn ouders en familie? Toen, 141 jaar geleden was er nog niet veel spoorweg of ander verkeer en bleef men meestal lang onderweg. Bij het zoeken in mijn archieven vond ik een nieuwjaarsbrief van mijn overgrootvader Jozef Gilles Tordeurs (geboren te Halle in 14/08/1844) Hij was al bij diegenen die geschoold waren en konden schrijven. Deze brief was geschreven van uit Oostende op 31 /12 /1864 en gericht naar zijn ouders en zusters.
Hij ging bij het leger op 27/04/1864 en is afgezwaaid te Dendermonde 29/10/1866.
4me Regiment dArtillerie21meBatterie de Liège(Beroep Mandemaker, later postbode)
Hier volgt de inhoud van deze brief 141 jaar oud zoals hij indertijd geschreven werd.
Oostende den 31/12/1864
Zeer beminde Ouders enZusters
Wederom een jaer die voorby gesneld en voor eeuwig weg is en wy gaen met vreugde een ander beginneik moet my gelukkig achten dat ik nog het geluk heb van aen myne
Dierbare ouders en Zusters een Nieuwjaer wensch te kunnen toestieren welke ik hoop nog vele jaren te kunne doen aen die Ouders die zooveel ten myne beste gedaen hebben.het is daerom dat ik ulle niet kan nalate van ulle eenige woorden te schryven waarin ik eene pligtvervul die ikhoop u te zullen aengenaem zyn.Voor dan het nieuwejaer te beginne kan ik ulle niet meerdan ten Geschenken geven als u te wenschen zoo
(Blad 2)
veel als het in myne magt is u geluk en voorspoed op deze aerde vreugde pleszieren en vermakenonder malkandere en bijzonderlyk vraag ik aen den alderhoogste dat hij ulle een lang en een gelukkig leve gevenik kan lieve Oudersu niet te veel wenschen als ik overdenk wat gij voor mij al niet gedaen heb van mijne kindsheid af tot nu toe ja lieve ouders als ik overweeg hoeveel moeite en arbeid gy voor my al geleden heb en hoeveele nachten gij voor mij hebt slapeloos doorgebragt als ik dat alles overweeg dan gevoel ik in mijne ziel dat ik het u niet kanvergelden hetgeenik u gekost hebdan gevoel ik dat ik verpligt ben u te beminne naest God en dat ik aen hem voor u zynen zegen moet afsmekenTeederlyk dan myne alder dierbaerste Ouders myne gebeden tot den alder mag rigtenstierende vraag ik hem dat hij zynen zegen over u en geheel de familie uitstorten
(Blad 3)
en dat hij u de gratie geven van het nieuwejaer te beginne met een waer genoegen en volkomen gezondheid en dat hy ulle het geluk geven van het met veel voorspoed
te eindigen en niet alleenlykdit jaer maer ik hoop dat God my de gratie zal geven van u nog eene lange reeks van jaren voor myne ouders te mogen eeren en na hier lang in geluk en voorspoed geleefd te hebben op deze aerde dat hij u hiernamaels het eeuwig leven gevenwaer ik hoop u te zullen wederzien in den hemel waer wij malkander met nog volmaekter liefde zullen kunne beminne in het aenschyn van God en in de schoone glorie des hemelsDat de goede God u zegenen en mijne wenschen aenveert welke ik u toestier waerme ik blyf uwen toegenegene zoon en Broeder Joseph Tordeurs bij het 4 Reg 21 Bat siego Oostende
Beminde Oudersals gy schrijft laet my eens weten wanneer dat zij loten in Halleen of
vader tegen Neeten nog niet gesproken heeft om myn geld weder te hebben en wensch ook aen Adelen Janen aan Eenuseen gelukkig nieuwjaer van mijn paerdt en aen Joseph Marotenen aen Polle
Tot daar mijn overgrootvader anderhalve eeuw geleden
Treinramp te Halle op 17 april 1929om 5 uur in de morgen
Verschrikkelijke treinramp11 doden49 gekwetsten.
Ik beschrijf eersthoe alles in betrekking met mijn familie gestaan en gelegen was. Eigenaardig, maar mijn vader en moeder toen ongehuwd waren er bijna ongewild bij betrokken.
Mijn grootvader Jean Baptiste Tordeurs woonde met zijn familie waaronder ook mijn moeder in het seinhuisje naast de wissels naar Edingen op het einde van de Ijzerwegstraat, dit was voor de ingang van het kasteel Malbecq van de houthandel. (Hij was daar seinverantwoordelijke).
Mijn vader Frans Ghysels woonde op de Vogelpers, de straat die aan de andere zijde van de sporen omhoog ging naar de heuveltop naast de spoorweg.
Op dat ogenblik waren beiden ze nog niet getrouwd.Ik weet zelfs niet of ze mekaar kenden, maar in het kleine Halle van die tijd en dansen in de schrijnwerkerij was dit wel mogelijk. Maar ze zullen beiden ten tonele komen in betrkking met het ongeval.Mijn vader Frans Ghysels was die morgen vroeg aan het werk met zijn vader Pierre (Pie kip) in ons toekomstig huis op 75 meter van de sporen.Beide waren ook bij de vrijwillige brandweer te Halle.
De spoorwegte Halle had toen nog twee sporen, Brussel - Parijs het linkse spoor en Parijs Brussel het rechtse. Te Halle waren de wissels naar Edingen ongeveer op die plaats, voor de HST. Het hotel A la vue de la stationstond nog tussen de spoorweg en het oude kanaal. Er achter was de houthandel in Noors hout de firma Malbecq met kasteel achterin.
Ter info: In België rijden de treinen links op de sporen.
Die ochtend omstreeks 5 uur reed een goederentrein vanuit Brussel te Halle met afslag naar Edingen en dwarste dusnoodzakelijkerwijze het spoor van Parijs - Brussel. Het was zeer mistig. Wegens de mist had de posttrein Parijs - Brussel al meer dan een uur vertraging opgelopen en de machinist had al een half uur vertraging kunnen goed maken.
Te Halle had de machinist het stopsein te laat opgemerkt en reed in volle snelheid toen al 100 km/uurdwars door de goederentrein. Al de wagons waren toen nog in hout. De stoommachine van de expressParijs - Brusselbelandde op de Ijzerenwegstraat op zijn linkse zijde op enkele centimeters van de zijgevel van het hotel.
De wagons lagen er allemaal op een hoop, kris kras op de sporen, meters hoog. Een wagon vloog rakelings langs het huisje waar mijn moeder woonde.
Deeerste Belgische postwagon achter de tender werd door de tweede Franse wagon volledig verbrijzeld en platgedrukt. Hierin vielen de meeste doden bij de Belgische postmannen.
De combinatie van de gloeiende kolen van de locomotiefen het verlichtingsgas in de wagons deed brand ontstaan diegelukkig snel geblust werd.
Mijn vader die achter aan ons huis al aan t werk wasen dat lawaaihoorde snelde onmiddellijk met zijn vader als eerste naar de plaats van het ongeval (op 75 meter). Zij begonnen de eerste slachtoffers te bevrijden. Zijn vader Pie Kip ging onmiddellijkterug naar deschrijnwerkerij, gereedschap en zagen halen om de houten zitbanken, wanden die door de schok bijeengegleden waren stuk te zagen om de benen van de slachtoffers te bevrijden. De meeste hadden hun benen verbrijzeld, en in die periode was amputeren de courante oplossing.
De stoomlocomotief op zijn linkse zijde versprerde de Ijzerwegstraat volledig zodatde schamelehulpdiensten met hun ziekenwagen (camion) van toen niet bij de slachtoffers geraakten.
Van op het tallud10 meter hoog kant Vogelpers kon men er ook wel bij komen maar niet opgeraken.
Toen werd er in het spoorweghuisje waar mijn grootvader en moeder woonden alle kasten en tafel opzij geschoven Mijn moeder legde lakens en dekens op de vloer om de doden en gekwetsten, wachtend op evacuatie op te leggen.De keuken en de plaatst ernaast geraakte al snel vol. Toen werden de slachtoffer gevacueerd via het terrein van de houthandel en het jaagpad langs het kanaal, om op ze op meer dan 100 meter naar het station te brengen op draagberries, waar men ze ook met weinig comfort op stationsbanken of op de vloer moesten liggen.Een gekwetste bezweekaan zijn verwondingen alvorens de Halse kliniek te bereiken.
De geestelijken van omliggende parochies Sint Martinus, Sint Rochus en Essenbeek kwamen ook ter plaatse om de laatste sacramenten toe te dienen.
Ondertussen na enkele uren, kwam er ook hulp opdagen van uit Brussel met zwaar materiaal om de wagons op te heffen op zoek naar slachtoffers.
De directies van Post en Spoor bezochten de plaats van de ramp.
De brieven van de internationale postlagen overal verspreid. Te Halle werden de postbodes gemobiliseerd om mee te helpen om de duizenden brieven te verzamelen die over de ganse breedte van de spoorweg verspreid lagen
De machinist was slechts licht gekwest werd aangehouden in de kliniek. Hij werd onmiddellijk van Halle naar de kliniek van gevangenis te Vorst bij Brussel overgebracht.
Daar hij het stopsein negeerde lag alle schuld bij hem. Volgens het reglement van die tijdmoest hij zijn snelheid aanpassen aan de zichtbaarheid om op tijd en stond te kunnen stoppen.
In mijn archieven heb ik nog altijd de originele krantenknipsels en fotos daarover alsook de dankbrief van de spoorweg gericht aan mijn vader voor zijnheldhaftige belangloze inzet bij deze ramp.
Mijn Straat "De Vogelpers" met boogschuttersachtergrond
Door toetreden, van de Heilige Waltrudis in het Klooster te Bergen (Mons)schonk zijbegin van de achtste eeuw rond 726 een groot domein Halle aan dit klooster. Dit domein ging van Noorden van Halle tot Hoog Ittre (Haut Ittre - Kasteelbrakel). Rodenem.
De wereldlijken in dit klooster die deze gronden beheerden rooiden grote delen van het Halderbos, dat toen via het huidige Essenbeek, Rodenem tot aan de Zenne kwam. De bedoeling was het hout te gebruiken en er ook een parochie te stichten. De parochie is er nooit gekomen maar er ontstond een kleine woonkern van zeven huizen die men het heim aan het gerooide bos noemdeRoodenheim dat later Rodenhem, Rodenem of in het Hals dialectRounoen heette.
De plek Rodenem was belangrijk in die tijd, men had er alles:Westelijk was er natuurlijke beschutting van de Zenne, die diep tussen de rotsen vloeide.Men bouwde er van af de tiende eeuw een grote hoeve het "Hof van Resteleurs"of ook "resteleu di Rodenem", er was hout in overvloed in het bos, zachte stenen Arkose in de ondergrond op de oevers van de Zenne. In de directe omgeving vond ook de oorlog van plaatst in de dertiende eeuw.
Tot Rodenem was het verval van de Zenne ideaal en begin elfde eeuw bouwde men een dam en een watermolen op Zenne, het werd een run- en een graanmolen in het zelfde gebouw. Ook was erop die plaats aan de molen een kleine voetgangers brug over de Zenne als verbinding met de baan naar Bergen (Brussel -Parijs) met verbinding naar Edingen en Alsput, Bogaarden. Dit maakte van Rodenem een belangrijke plaats, en er ontstonden wegen, van de Resteleurshoeve naar de stad Halle, via de Biezeweide en de Bordollenstraat (later Vogelpers).Een rechtstreekse verbinding met het kasteel van Essenbeek, Smeerhaut en de Waelhenweghook naar Kasteelbrakel (naar Nijvel) en Malheyde. Buiten de stad aan de bospoort.
Van aan de Bospoortvertrok de Waelenwegh naar Essenbeek en verder naar Nijvel
Juist buiten de stadwallen aan de bospoort vertrok er een voetwegrecht naar de Heuvel buiten de stad, die Voetweg van Rodenem noemde. Even verder op de Waelenwegh was er een driehoekig pleintje met acht huizen Rechtdoor ging de Waelenwegh,links ging men viade Broeckborrenaar de Kromstraat en Buizingen. Rechts was een berijdbare baantot op de heuveltop(waar de Voetweg bij kwam) die Rodenemweg noemdeen naar de Resteleurshoeve leidde.
Omdat deze weg slechts in het begin goed berijdbaar was veranderde zijn naam even verder in Bordollenstraat. De naam komt van het Waalse berdouille wat modder is.
En misschien ook van het oud franse Borderie, wat hoeve aan de rand van de stad betekent.
Boogschutters
Te Halle schoten de boogschutters al sinds jaren vogels of pluimen afop kerktoren
De ander schuttergilden hadden ook hun liggende schietstand in het Vondel tussen de Zenne en de Leide. Vanaf 1711 werd een verboduitgevaardigd om nog verder op de kerktoren te schieten, wegens de schade die zij aan het dak aanrichtten en ook het onbetamelijk gedrag tussen de graven op de kerkhoven.
Dit verbod werd op vele plaatsen genegeerd, maar in 1721, trokken de boogschutters buiten de stad naar de heuvel op het einde van de Voetweg naar Rodenem juist naast de Bordollenstraat.
Zij plaatsten er een 30 meter hoge staaken een houten gebouwtje als bescherming.
De staak noemde perche in het oud (frans)Hals, en met schoot er een vogel op af. Dus werd deze plaats de Vogelperche of vervlaamst Vogelpers genoemd. Simpelweg de wip. De naam Vogelpers vind men al van in 1735 in oude geschriften. Als uitbreiding noemde menhet deel van de heuvel tussen de Wip en de Waelhenweghzo een 250 m lang (aan de) Vogelpers. De naam Bordollenstraat verwatert.Later heeft de voksmond ook de andere zijde van de heuvel gaan Vogelpers noemen.In de Franse periode Rond 1800 was het verboden aan de boogschuttersom nog te aan boogschieten te doen. Zodoende dat alles in verval raakte. De naam Vogelpers is sinds zijn onstaan onveranderd gebleven, er werd nooit het achtervoegsel straat bijgeplaatst.
Ik woonde in mijn jeugdjaren op het vlakke gedeelte van de heuveltop op 40 meter van waar de staak stond.Het kanaal in 1828 maakte een mooie bocht rond de heuvel, maar in 18 40 is de spoorweg dwars door de heuvel gegaan en het uitzichtvolledig doen veranderen.
Het Historisch Stadhuis en de grote markt van Halle
Eigen bewerking van tekst uit 1874.
Het historisch stadhuis in renaissance stijl werd gebouwd in 1616, en is ingehuldigd tijdens de regering van Albrecht en Isabella. Het werd opgericht ter vervanging van het in 1595 afgebrande middeleeuwse gebouw. Gedurende de verschillende oorlogen, werd het stadhuis herhaaldelijk door de beschieting der stad bijna vernietigd, doch telkenmale gelukkig hersteld.
In 1798 werden door benden, die men hier de "brigands" noemde, al de belangrijkste archieven van het stadhuis uitgehaald, en op de markt verbrand. Terzelfder tijd stak men ook het het gebouw zelf in brand, het kon nog op tijd gered worden. Overblijfselen van die gedeeltelijke brand heeft men in 1849 ontdekt, wanneer men de balken van de schepenzaal door andere vervangen heeft.
In de nacht van 1 op 2 december 1809 stort de rechtervleugel in, die was al 30 jaar in slechte staat. Gelukkig blijft de gevel staan. Het was de architect Werry van Brussel, welke in 1811 de plans en bestekken voor de herstellingswerken maakte. De onkosten hierdoor veroorzaakt werden op 13.468 fr. geraamd. Deze verbouwing werd gefinancierd door middel van een vrijwillige inschrijving van de inwoners van Halle. Zo werden de nodige fondsen voor dit werk werden verzameld. De inschrijvers.verbonden zich in 4 jaar tijd de ganse som uit te betalen.
Deze herstelling week geheel af van den oorspronkelijke bouwstijl. Men verloor uit het oog dat dit gebouw in het begin van de XIIde eeuw was opgericht geworden, en men ging zelfs zover dat niet alleen het metselwerk, maar zelfs de arduinstenen overschilderd werden.
Het gebouw was onderverdeeld in verscheidene zalen:
De schepenzaal, 't is te zeggen, de plaats waar de wetgevers van de gemeente vergaderden, Zij was vroeger versierd met een eikenhouten wapenschild van den hertog van Arenberg. Voor één van de vensters van die zaal was een pui of een balkon, van waar men de wetten, reglementen, enz. aflas.
Achter het stadhuis was het eertijds volgebouwd tot aan de Zenne:
1° EEN VLEESCHHUIS, Dit blijkt onder andere uit een rekening, welke wij hieronder meedelen, waarin bekend wordt dat de beenhouwers der stad het "vleeschuis van het stadhuis" gehuurd hebben voor 6 jaar, tegen 84 pond het jaar. Er waren 20 kapblokken, bijgevolg 20 beenhouwers, die hun eetwaar in het vleeshuis ter verkoop aanboden. Dit gebouw, moet reeds van zeer vroeg bestaan hebben, vermits de ontvanger in zijne rekening van 1634 schrijft, dat "het aloude vleeschhuis sedert kort" (misschien in 1616) "herbouwd werd"
In 1721 wordt dit aan de beenhouwers niet meer verhuurd. Het is aan de brouwers van de stad dat men het afstaat om er hun bier in te brouwen.
2° EEN GRAANHALLE; deze was gelegen aan de rechtse zijde van de straat welke naar de poort van 't Vondel leidde
3° EEN OPENBARE BROUWERIJ; deze werd ingericht "pour la commodité des habitans" (voor het gemak van de inwoners) zegt de beslissing tot oprichting. Iedere burger had het
recht er een brouwsel te doen voor 40 stuivers tournoois (Doornik).
4° EEN LOGEERHUIS genaamd "L'Ecu de Bourgogne" dat sedert het jaar 1600 aan de stad behoorde.
5° EEN VISMARKT; deze was vroeger op de oever van de Zenne, op den Steenweg gelegen, bij het Vossestraatje ( rechtover de Nieuwstraat) maar werd in 1721 achter de graanhalle langs de rivier verplaatst.
Het was in 1848 en volgende jaren, dat eindelijk werk gemaakt werd van de herstelling van het stadhuis volgens de oorspronkelijke plannen. Vele jaren waren nodig om het terug in zijn originele staat te herstellen. Het waren de architecten Spaeck en De Curt welke beurtelings met dit werk belast werden.
De twee marmeren beelden in de voorgevel van het gebouw, die de "Rechtvaardigheid"en de "Waarheid"voorstellen, zijn van den bekende beeldhouwer Godebski, schoonzoon van de wereldberoemde Hallenaar, Adriaan François Servais.
In het torentje, dat de voorgevel van het stadhuis bekroont, hangt een klok, welke vroeger diende om de dekens van de neringen, de gilden alsook de schepenen ten rade te roepen, en bij brand en terechtstellingen Thans (in 1874) wordt zij enkel gebezigd in tijd van de verkiezing. Er is ook sprake het stadhuis langs de achterkant te vergroten tot aan de Zenne.
De kostenervan zouden gedekt worden door een lening bij het gemeentekrediet. Volgens de opgemaakte plannen zou er een overdekte markt met feestzaal erboven gebouwd worden, maar dit is nooit uitgevoerd. In de 21ste eeuw bevindt het nieuwe stadhuis zich op het oudstrijdersplein op de plaats van de vroegere gemeenteschool
De grote markt wordt in de loop der eeuwen bijna 2 meter opgehoogd om het effect van de overstromingen te verminderen.
In 1872 wordt het standbeeld van Servais opgericht. Het beeld is gemaakt door zijn schoonzoon Godebski. Bewerkt door V. Ghysels (victor 10)
Historische noot van A. Cosijns. Vertaling door V. Ghysels.
Als men naar de middeleeuwse kaart van Halle en omstreken kijk, dan ziet men dat de grens tussen Brabant en Henegouwen op dit plaats een zeer grillige vorm heeft. De stad Halle was een Henegouwse enclave in Brabant en het verlengde ervan reikte tot Kasteelbrakel, links Lembeek was een vrijheid in Brabant, en rechts lag Buizingen in het hertogdom Brabant.
Deze bizarre configuratie was het gevolg van een schenking van de Heilige Waltrudis aan het klooster dat zij in de VIIde eeuw stichtte in Bergen. Zij liet aan deze instelling een deel na van haar vrije eigendom waar ook de stad Halle behoorde.
Toen de Henegouwse gravenals leken in het klooster traden lijfden zij onmiddellijk deze vrije gebieden in hun staten. Daardoor behoorde Halle tot de Franse revolutie tot het graafschap Henegouwen.
De erfelijke ambstermijn werd als leengoedvan het graafschap gehouden door het kapittel van Sint Waltrudis.
De heerlijkheid van het Halderboswas sinds onheuglijke tijden eigendom van dit kapittel, waarvan het geheel der akten en tijdelijke rechten een bron van informatie leverden over dit eeuwen oud bos.
Het bezit van de Halse gronden werd door paus Lucius III bevestigd aan het kapittel op
18 februari 1182.
Het schepenzegel van de stad heeft gedurende een lange periode de beeltenis in haar schild gedragen van abdis Sint-Waltrudis met een lelie in de rechterhand.
De oudste akten betreffende dit bos gaan terug totde XIIIde eeuw . Op 10 oktober 1229, bevestigt het kapittel van Sint-Waltrudis aan Léon, kasteelheer van Brussel, zijn rechten in de tienden en andere inkomsten van dit bos op voorwaarde dat er een nieuwe parochie gesticht werd. Men vermoedt dat de ontginningen in die periode gepland werden of aanvingen.
De volgende dag werd er een akkoord gemaakt tussen het kapittel en de kasteelheer aangaande de inkomsten en het beheer van het bos. Dit akkoord kreeg de goedkeuring van de bisschop van Kamerrijk en de graaf van Henegouwen. Aan het einde van deze overeenkomstwerden de inkomsten van het bos eveneens tussen de kontraktanten verdeeld.
De kasteelheer eigende zich dezelfde eigendomsrechten toe als in de stad Halle, niet alleen voor het bos maar ook voor de villa nova (nieuwe parochie)die er zou gebouwd worden. Indien in deze nieuwe dorpen een vilicus, schepen, ambtenaars of toezichters zouden benoemd worden, dan wordt dit alleen gedaan in gemeenschappelijk akkoord tussen de twee partijen en in hun voordeel. De visvijvers en molen werden kostendelend gebouwd en de opbrengsten verdeeld.
De door beide partijen aangestelde bosbeheerder moet de opbrengst van zijn waarborgen en boetes in bewaring geven in de handen van de vilicus van Halle. Geen van beide partijen mocht goed vervreemden of verdelen, kappingen, of ontginningen uitvoerenzonder goedkeuring van zijn co-contraktant. Dit werd door de beide partijen gezworen met de hand op de relikwieen (tactis sacrosantis reliquis).
In augustus 1239, werd het bos verdeeld tussen de Kerk van Sint-Waltrudis, Thomas Graaf van Vlaanderen en Henegouwen en Leon, Kasteelheer van Brussel reeds genoemd. Deze laatste was vazal van de graaf. De medeeigenaars behielden zich de rechten overéén derde van het bos alsmede de braakliggende gronden, het kreupelhout, de heide, de mijnen en de steengroeven van het grondgebied alsook het derde van de opbrengsten.
Zij hadden het recht om een bosbeheerder te benoemen die trouw moest zwerenaan beide heren.
De graaf van Henegouwen en de kasteelheer van Brusselverbonden zich dat deel van het kapittel te beschermen, waartoe de grondheerlijkheid hoorde.
In die periode deden (augustus 1239), de vermelde Leon en zijn gelijknamige zoon afstand van de eigendomsrechten op het derde deel van het Halderbos ten voordele van de gravin van Henegouwen. De verdelingwerd bekrachtigd op 9 februari 1246 door eenpauselijke bul van
Innocentius IV.
De kasteeleigendom van Brusselging over in de handen van de Marbais wegens het huwelijk van Mathilde, dochter van Leon IImet Henri de Marbais.
Hun zoon Gérard de Marbaix, tekende het grote handvest van 1312, gegeven door Jan I Iaan zijn onderdanen op het einde van zijn bewind, waarmede hij zijn deel in het Halderbos verkocht aan Willem graaf van Henegouwen.
Volgens Alphonse Wauters kwamen de kasteelheren van Brussel in het bezit van een deel van het Halderbos, omdat Franco eenvoorouder van de vermelde kasteelheer, tijdgenoot van Godfried Ien één van de voornaamste raadgevers was, en dame Gilla huwde, zij had als bruidschat een groot domein in Waals-Brabant en Henegouwen medegekregen. Vandaar devermoedelijke oorsprong van de bezittingen der kasteelheren op het grongebied van Halle.
Kasteelheer Gerard de Marbais had zich een deel van het bos, de heide en de braakliggende gronden van Halle toegeëigend.
In 1354 maakte Lioné of Léon de Marbais de waarde bekent van zijn leengoed dat hij bekomen had van het kapittel.
Hij schatte dit het bedrag op: 17 pond, 19 schellingen, 7 penningen en 2 esterlinksen volgens de kappingen kon deze waarde hoger of lager gaan.
(Hier zitten volop in het engels muntstelsel van :pond ,shilling, penny, sterling)
Op 13 juni 1417 schonk de hertogin Jacqueline van Beierentwee derde van het bosaan het kapittel evenals haar echtgenoot de hertog Jan IV van Brabant op 29 mei 1418.
Volgens een dokument van 1478 dat betrekking heeft opde openbare verkoop voor kappenvan eiken, dat werd toegewezen aan de prijs van 40 pond, 10 schelling, perbunder « en de wijn » Ter gelegenheid van de inhuldiging in Bergen van aartshertogen Albrecht en Isabella op 25 februari 1600 werden de rechten van het kapittel op het Halderbos bevestigd. In 1608 bevolen de aartshertogen een som van 51 pond, 15 shelling en 10 penning te betalen voor de rechten geheven op de overzetting van het leengoed en voor de honoraria van de griffier, als bijdrage voor het vermelde kapittel dat gehouden werd door de aartshertogen , te weten het gemeentehuis en het derde van het bos, gemeentehuis van Maffle, bergen en Quaregnon.
In de XVII de eeuw gingen de twee derden van het Halderbos naar de Arenbergs,als gevolg van voordelige omstandigheden die ook het gevolg hadden de stad Halle onderhet beheervan één persoonlijke Heer te plaatsen.
In de periode dat de dertigjarige oorlog een einde namdoor de ondertekening van het verdrag van Munster in 1648, Belette Willem van Oranje het vredesverdrag te sluitendoor hoge sommen te eisen voor zijn toestemming aanFilps II, koning van Spanje. Met de bedoelinghet speciaal verdrag tussen beiden uit te voeren, deed de hertog Filip François dArenberg, dAarschot en de Croy afstand van de mooie hertogenlijke gronden van Zevenberghe gelegen tussen Breda en de Moerdijk en waarvan het huis van Oranje bezit genomen had tijdens de oorlog.
Deze afstand gebeurde mits betaling van een vergoeding van1.200.000 florijnen,op twee jaar betaalbaar en gehypotekeerd op de stad en de gronden van Halle, s Gravenbrakel, enz.
In geval van niet betaling binnen de voorziene termijn kon de hertog deze steden verkopen die pand werden gegeven. (2 december 1648)
Daar debetaling niet gebeurde ging de verkoop door, en de heerlijkheid Halle, met de drie rangsrechtspleging ging over in de handen vande hertog van Arenberg op
14 november 1652.
Volgens de beschrijvende akte van 14 januari 1655 omvatte de heerlijkheid :
-Een bosin de nabijheid van Halle900 bunders groot, waarvan twee derdenaan de Heer
en de rest aan het kapittel van Sint Waltrudis verpand zijn. Elk jaar wordener in het
bos mooie eiken en wit hout gekapt die gemerkt zijn met de hamer van de Heer.
-Het beheer van de eikels, verkoop van eikeschors en weilanden voor het vee
-Een deel van het bos Werecasstere genoemd aangrenzend aan het Halderbosnaast het
deel van het bos dat alleen aan de heer toebehoorde enelf Journels groot was .
Op 1 september 1778 werd het Halderbos verdeelt door een vorm van transaktie
Een proces verbaal werd opgesteld door de landmeters Desmoutier en Pourbaix die de grenzenbepaalde waarvan de twee derde gereserveerdwas voor de hertog van Arenberg en één derde aan het kapittel van Sint Waltrudis.
De naam « kapittel » van dat deel van het bos komt heel waarschijnlijk uit die tijd. Wordt binnenkort vervolgd
Volgens Touringclub de Belgique tweemaandelijks tijdschrift van 16 juni 1910
Toestand van de wegen!!!!
Provinciale baan van Halle naar Alsemberg
Niveleringswerken zijn aan gang tussen kilometerpaal 7 en Alsemberg op het grondgebied van Sint-Genesius Rode en Alsemberg
Het autoverkeer zal hinder onderondervinden of onmogelijk zijntot eind juni.
Dit bijna 100 jaar oude bericht klinkt heel alledaags in onze oren. Wat toen een zeldzaamheid was, want men werkte niet zoveel aan de banen, is nu dagelijkse kost geworden. Er wordt overal gewerkt zelfs op de omleidingen .
Hij werd geboren te Pontoise op 17 januari 1342 als jongste zoon van de Franse koning Jan II de Goede van Valois. Hij verwierf zijn bijnaam wegens de moed die hij betoonde in Slag van Poitiers in 1356tijdens de honderdjarige oorlog tegen de Engelsen.
Als jongste zoon kwam hij niet in aanmerking voor de troonopvolging. Als compensatie werd hem in 1364 met het Franse Hertogdom Bourgondië toegewezen. In 1369huwde hij te Gent met Margaretha, dochter van de Vlaamse graaf Lodewijk van Male.
Van 1380 tot 1388 was hij regent over Frankrijktijdens de minderjarigheid van koning Karel VIdie zijn neef was.
Van deze positie maakte hij gebruik om het Franse leger in te zetten om een Vlaamse opstand neer te slaan, (in de slag bij Westrozebeke in 1382) geleid door Jacob van Arteveldeen tegen zijn schoonvaderLodewijk van Male.Toen deze in 1384 stierf werd Filips graaf van Vlaanderen, Antwerpen, Mechelen, ook van Artesië, Nevers, Rethel. Hij wist ook de Franche Comté in Jura te bemachtigen. Hiermee ging zijn rijk van Bourgondië in midden Frankrijktot de Noordzee. Filips poogde op verscheidene manieren zijn gezag uit te breidennaar andere gewestenIn 1385tijdens het dubbel huwelijk van Kamerrijk trouwden zijn kinderen Margaretha en Jan, metrespectievelijk Willem en Margaretha de kinderen van Albrecht van Beieren, graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen. In 1390 wist Filips de kinderloze hertogin van Johanna van Brabant ertoe aan te zetten haar hertogdom af te staan aan haar nicht en dus Filips' vrouw Margaretha van Male.
De staten van Brabant verhinderden ditmaar aanvaarden de zoon van Filips als opvolger van Johanna. Dat zelfde jaar kocht Filips ook het graafschap Charolais.
In 1392 toen Koning Karel VI krankzinnig werd nam Filips terug het regentschap over van Frankrijk. Als graaf van Vlaanderenverzoende hij zich gedeeltelijk met Engeland omdat Vlaanderen economisch afhankelijk was van Engeland voor de wollevering en hij liet het vrije handelsverkeer toe tussen Engeland en Vlaanderen.
Filips liet in zijn gewesten de plaatselijke bestuursinstellingen bestaan, maar maakte ze afhankelijk van zijn centrale regeringsorganen. In 1385 benoemde hij een kanselier Jean Canard (1350-1407) om zijn gebieden te besturen. In 1386 richtte Filips in Rijsel voor de Noordelijke gebieden en Dijon voor de Zuidelijke. Een rekenkamer in voor de financiële administratie,en een raadkamer een soort hof van beroep dat de vonnissen van de plaatselijke rechtbanken kon vernietigen in zijn voordeel.Filips die van pracht en praal hield, startte met het weelderig Bourgondische hofleven.
Zijn bibliotheek is vermaard voor de vele prachtige handschriften
Filips de stoute overleed aan erge koorts te Halle op 27 april 1404 in de Herberg den Hertrechtover de kerk. Toen was de kerk nog een bouwwerf en had nog haar Romaanse toren.
Na zijn dood werd zijn lichaam naar Brussel overgebracht waar men zijn lichaam gedurende enkele weken voorbereidde en het balsemde. Zijn hart en andere organen werden er uit gehaald en apart bewaart zoals het voor de Franse koningen van die tijd pastte. Een Bruggeling deed de begrafenis van Brussel naar Dijon. Dit kostte zes manden goud. De tocht naar Dijon duurde meer dan zes weken. Hij werd daar in pracht en praal begraven.
Het maken van het praalgraf werd aan Vlaamse en Hollandse kunstenaars toegewezen.
Zijn praalgraf staat nog steeds in Dijon in de Salle des Gardes de enige overgebleven ruimte van het woongedeelte van de hertogen. Zijn hart en andere organen zijn in Parijs vernietigd door latere Franse heersers
Te Dijon staan de rijkelijk versierde graftombes van Filips de Stoute en Jan zonder Vrees. Deze sarcofagen horen tot de indrukwekkendste kunstwerken van het Bourgondische rijk.
Claus Slauter uit Haarlem hield zich hoofdzakelijk bezig met het praalgraf van Filips de Stoute. Dit pronkstuk werd gedragen door 40 gebeeldhouwde kartuizer monniken "Les pleurant" genoemd. Ze beelden de trieste lijkstoet uit die Filips de Stoute van uit van Brussel naar Dijon bracht.
Dit is een oud volksgezegde dat toepasselijk was voor de bedevaarders die Halle bezochten, maar dat de Hallenaars als naam daarna overerfden, maar nu aan 't verwateren is.
De bedevaarders kwamen van uit alle Europese streken. Het grootste deel kwam te voet en hadden vele kilometers in hun benen. Alle bedevaarders hadden indertijd minstens een stok, wandelstok of krukken mee, om onderweg of gedurig op te steunen. dit was noodzakelijk om zich tegen allerlei onvoorziene omstandigheden zoals aanval van honden te verdedigen. De bedevaart eindigde te Halle met de wegom door de velden en om te eindigen ook enkele toertjes biddend rond de kerk. In die tijd zat de kerk nog stampvol en werd er ook op de markt voor de kerk gewacht en gebeden, men moest per groep de kerk in.
De latere bedevaarders hadden een wandelstok mee gecombineerd met een zitje. (Iets gelijkaardig bestaat nu ook nog in moderne versie van wandelstok) Toen men de bedevaarders die schuin op dit éénpotig stoeltje leunden, van op de zijkant bekeek, was dit een eigenaardig zicht. Men interpreteerde dit zoals men het zag en men zegde: "In Halle steike ze ne stok in uile gat voe niet te valle"
Dit zou vrij vertaald zijn "In Halle steken ze een stok in hun achterwerk om niet te vallen".
Bewerkte tekst uit "Halle een Bourgondisch feest" De Hallenaars hebben in de loop der eeuwen ook hun bijnaam gekregen, niet zo bekend als de Maneblussers van Mechelen of Sinjooren uit Antwerpen, maar toch. In 't kort vertel ik hoe zij eraan gekomen zijn.
In de middeleeuwen veroordeelden de rechtbanken de misdadigers tot bedevaart. Men moest te voet naar een ver of een dichterbij gelegen bedevaartsoord, naargelang de begane misdaad.
Als bewijs van zijn boetedoening bracht de misdadiger een metalen speldje mee als bewijs van zijn aanwezigheid aldaar. De gewone bedevaarders wouden ook kost wat kost zo'n speldje bemachtigenals souvenir. Daar alles met de hand gemaakt werd was de vraag groter dan het aanbod en werdiets anders bedacht. Daarom schakelde menrond de tweede helft van de 15de eeuw over opde productie van vaantjes.
Dit waren driehoekige stukjes stof. Een houtsnede diende als stempel om de vaantjes te bedrukken, en dit gaf een veel hogere productie en men kon de vraag bij te houden.
Ook kon de bedrukking in de 18de eeuw aangepast worden aan een lokale toestand.
Zo werd er in 1794bij het bezoek van Frans II Oostenrijkse keizer vaantjes verkocht met zijn afbeelding naast Onze Lieve Vrouw. In 1795 brachten bedevaarders dit vaantje mee naar Gent. Zij werden door de toen Franse overwinnaars aangehouden en opgesloten omdat dit als provocatie beschouwd werd.
De vaantjes werden aangeslagen en vernietigd, wegens anti-Franse propaganda.
De tijden zijn niet veranderd en heden zijn de vaantjes zijn nog altijd een begeerd souvenir om uit een bedevaartsoord mee te brengen. .
De sinds eeuwen bestaande souvenirswinkels waren inventief en bedachten ook nog beeldjes medailles, bidprentjes, molentjes voor kinderen, krotten als snoepjes (zoals babelutten), mastellen dit waren aan een koord geregenkleine harde broodjes als halsketting om eventueel onderweg op te peuzelen, en Duivel het typische Halse bier om ter plaatse te gebruiken.
Het vaantje werd op de terugweg zichtbaar meegedragen dit had als gevolg dat men de Hallenaars als "Vaantjesboeren"bestempelde.
Op zoek naar mijn voorouders langs moeders kant ben ik rond 1860 in de Beertstraat vroeger de "Onze Lieve Vrouwweg" van wegom terechtgekomen. Mijn overgrootvader Gilles Joseph Tordeursfacteur (postbode) is eigenlijk geboren in 1844 op de Brusselstraat zijn ouders waren mandenmakers. Daarna zijn naar de Beertstraat 22 gaan wonen
En daar vond ik ook hun buur die later toch bekendheid verwierf als bisschop van Luik
Ik heb via, via, via en het bisdom zijn telefoon nummer bekomen en hem gebeld.
Een vrouwelijke persoon (zijn meid of secretaresse ?) naam de telefoon op in Luik. Ik stelde mij natuurlijk voor in mijn zondags Frans als Victor Ghyselsuit Halle van de Vogelpers en nog een beetje bla bla bla bij om de reden mijn storen uit te leggen.
Na enkele minuten wachtenheb ik de bisschop in hoogsteigen persoon aan de lijn.
Die zegt mij van uit Waalse Luik en nog wel in het zuiverste Hals dialect "Dag menier Victor van de Vougelpjesch in Halle" wa mooie ga weite? Ik heb toen een heel tof gesprek met hem gehad in het Hals niet over kerk of zo maar over Halle en zijn familiegeschiedenis.
Hij vertelde mij:ik ben geboure bekans oen de Baskuuloen de oek van de chaussée de Mons en de Bietstroet. Mèè pa was architek en es in 1940 gestèurve en blablabla
Vertaling :Ik ben geboren bijna aan den Bascuul (verkeersplein) op de hoek van de Beerstraat en de Steenweg naar Bergen. Mij vader Josef houssiau was architect en is in 1940 overleden.
Hij wist te vertellen dat al deze huizen nu afgebroken zijn.
De familie Houssiau woont te Halle sinds 1830en zijn afkomstig uit sint Pieters-Leeuw
De naam is afkomstig uit "la region Picard" omgeving van Bergen - Mons
Albert Houssiau is een hele vriendelijk man.
Hij wist ook dat in het Kerstkribbemuseum Kripana in Losheimersgraben aan de Luxemburgse grens een levensgrote schilderij hangt met zijn afbeelding.
Volgens hem is de naam Houssiau (zonder X) afkomstig van groot Mons (Bergen)
De naam Houssiaux (met X)is een Waalse naam afkomstig uit Henegouwen
Tot daar in 't kort over een nog springlevende Hallenaar als gepensioneerd Bisschop van Luik.
Meer info kan men vinden op de Franstalige site van Bisdom Luik (zie aldaar)
Vertaling en bewerking van Franstalige protesttekst van Dokter L. Dejace uit 1901 in Touring Of de voor en nadelen van het West Europese uur in het begin van vorige eeuw.
Inleiding
Met onze hedendaags comfort en verlichting ondervinden wij geen hinder, en is het voor ons de gewoonste zaak, dat wij van het zomeruur naar het winteruur en omgekeerd overschakelen.
Sommigen zien er het nut niet van in om twee maal per jaar hun uurwerk één uur voor- of achteruit te draaien, met de voor- en nadelen dat dit biedt. Er is maar matig reactie op.
Bij elke verandering van het uur leest men in de kranten telkens enkele artikels met protest, en spreekt men over de gevolgen van de aanpassing voor baby's, kinderen, boeren, arbeiders, vee, elektriciteitsverbruik en nog meer.
In ons zonne- en planetenstelsel heeft de stand van de aarde tegenover de zon sinds miljoenen jaren over beslist over de seizoenen en wanneer het op onze aarde dag of nacht wordt.
De mens heeft zich sinds jaar en dag aan deze natuurlijke toestand aangepast en volgens hun mogelijkheden de meeste van hun taken verricht in het daglicht, hij heeft er zijn leven op afgestemd. De zon regelde het opstaan en slapen gaan. Dan kwam de zonnewijzer, het uurwerk dat de
mogelijkheid gaf de dag met meer regelmaat in te delen. Deze gebruikte zonnewijzer met zijn
zonnetijd was overal afgestemd op het middaguur t.t.z. de hoogste stand van de zon. In een groter gebied was het dus oostelijk (veel) vroeger middag of donker dan westelijk, en de mensen benutten zo veel mogelijk het daglicht voor hun bezigheden. Om praktische redenen werd de lokale tijd in onze streken afgestemd op de kerkklok in de naburige grote stad. Het middaguur verschilde dus minuten van streek tot streek en voldeed niet meer aan het opkomend treinverkeer, en het werd noodzakelijk alle stationsklokken en kerkklokken eens voor altijd gelijk te zetten en de lokale tijd waarwel te zeggen. En nu begint de discussie.
G.M.T.U.T. of C.E.T ?
Eind van de 19de eeuw was er nog maar een beetje orde in de lokale tijd, maar in 1892 bekeek men dit ook internationaal. De administraties beslisten dat op het ganse grondgebied België en enkele buren de kerk- en stationsklokken hetzelfde uur moesten aanwijzen.
Er werd in België beslist met de wet van 28 april 1892 dat op ingang van 1 mei 1892 de Meridiaantijd van Greenwich (GMT Greenwich Mean Time) ingevoerd wordt, dat later de UT werd (Wereldtijd of Universal Time). Dit had voor resultaat dat België vrijwillig gaat achterlopen op de zonnetijd en de dag gemiddeld één uur vroeger begint en het ook één uur vroeger donker wordt voor dezelfde stand van de wijzers van de uurwerken. 's Avonds moet men meer beroep doen op de verlichting zoals petroleumlampof Lampe Belge, gasverlichting, kaarsen en vele andere. Elektrisch licht was een zeldzaamheid.
Volgens de bevolking en enkele vooraanstaanden heeft de administratie zich in 1892 tijd vergist, want er kwam protest op hun beslissing zoals wij zullen zien uit deze tekst van 1901.
Het is noodzakelijk om dit verschil op onze klokken te vergelijken met de Zonnetijd en de economische gevolgen en invloed op het dagelijkse leven te bestuderen.
De landen van Centraal-Europa met hun Centraal Europese tijd (CET) zijn er zonder twijfel beter aan toe dan wij, en het is gemakkelijk aan te tonen dat de industriëlen, de landbouwers, de arbeiders, de bedienden, de moralisten, best zouden samen komen om een hervorming en een betere toestand te vast te leggen.
De Hoge Belgische raad voor Hygiëne, zou met haar bevoegdheid, dit probleem moeten bestuderen waarvan wij hier alleen de gegevens schetsen.
Wanneer de uurwerken van onze stations en Belgische steden 12 uur aanwijzen, dan wijzen
de Duitse, Oostenrijkse, en Italiaanse klokken 1 uur aan. Het verschil schijnt niet groot maar de gevolgen enorm. Het sociale leven is niet meer afgesteld op de zon en het daglicht, maar op een overeengekomen stand van de wijzers van een klok.
De wetenschappers zouden er zich moeten rekenschap van geven dat het zonneuur en het
conventioneel uur zo maar niet kan aangepast worden. Een berekening volstaat om de waarheid te kennen.
Terwijl het veel belang heeft voor de arbeiders, de bedienden om 's avonds zolang mogelijk daglicht te hebben. Volgens de klok staan wij om hetzelfde uur op als de Duitsers, die echter met hun centrale tijd één uur vroeger opstaan als wij. Zij gaan 's avonds één uur vroeger naar bed dan in onze streken. Het is de klok en niet de natuur dat het opstaan en slapen gaan regelt. Tijdens de maanden november, december, januari hebben de Duitsers bij het opstaan verlichting nodig, om van februari tot november hun taak te kunnen beëindigen in het daglicht. Hier bij komt ook de economische factor kijken, die een groot belang heeft in de budgetten van de arbeider en de algemene onkosten van de grote fabrieken.
Het is niet aan ons om de economische voordelen van het Centraal Europees uur aan te halen, maar het de Nederlanders hebben het goed begrepen en gaan kortelings het meridiaan uur vaarwel zeggen om over schakelen naar het centraal uur, zodat zij één uur meer kunnen genieten van het daglicht.
Laten wij twee punten van de sociale moraal aanstippen in verbinding met het Centraal Europese uur:
-Aan de avond van elke dag zijn uur natuurlijk licht terug bezorgen, is in werkelijkheid een
bestrijding van het nachtelijk uitgaan. Als de nacht valt komen de gevaarlijke nachtdieren,
de apachen, de pooiers en de meisjes van plezier op het toneel. De publieke ordehandhaving
heeft er alle belang bij om de werkuren van dit soort uitschot te verminderen.
-Het alcoholisme zou gevoelig verminderen als men de klok een uur later zet.
Het volstaat om een ritje te maken door onze dorpen met hun landbouw of industrie om te
weten tekomen dat de zomer het dood seizoen is voor de cafés. De werklieden die van hun
dagtaak huiswaarts keren bij klare dag, zij minder geneigd een café te bezoeken.
Als men voor deze mannen gedurende verschillende maanden hun thuiskomst bij daglicht
laat gebeuren, is dit een vermindering van het alcoholgebruik na het werk, met de
vermindering van de gezinsproblemen erdoor veroorzaakt.
Is het nodig om bij de dokters aan te dringen om de voordelen voor gezondheid tegenover de voordelen van de huidige toestand af te wegen?
In België stoppen arbeiders en bedienden om zes uur met werken. Van september tot maart gaan ze recht naar huis om voor hun gezin de verlichting aan te steken, Tenzij ze via een café bezoek naar huis gaan. Indien het centrale uur wordt ingesteld in België dan zouden deze sukkelaars thuis gedurende maanden kunnen genieten van het resterend daglicht en kunnen deze hun tijd, eventueel spenderen met wandelen of heilzaam tuinieren. Gedurende de maanden april tot september kunnen zij profiteren van de buitenlucht. De andere kant van de medaille is dat men vroeger moet opstaan, maar elke hygiënist zal ten allen tijde het met de kippen opstaan en vroeg slapen gaan aan bevelen.
Wat kan het ons schelen dat het tijdens de zomer maanden om drie uur de dag al op komt. De boeren staan nooit vroeger dan om 4 of 5 uur op, met het centraal uur zouden zij opstaan om hetzelfde uur, maar in werkelijkheid gebruiken zij dan dat uur daglicht in hun voordeel.
Voor België is dit uur licht volledig verloren en wordt opgeofferd aan de avondschemering door het aannemen van de Greenwichtijd.
Zijn de schadelijke gevolgen dan zo miniem dat men aan de menselijke plant één uur onttrekt van de weldoende zonnestralen? Heden kennen wij beter de voordelen van de weldoende zonnestralen, en het is absurd om uit een betwistbaar administratief standpunt de ganse natie één uur zon af te nemen. -De moralisten veroordelen sinds jaren de nachtelijke activiteiten, en het West-Europees uur
bevordert deze.
- De moralisten en hygiënisten bestrijden sinds jaar en dag het alcoholisme en het West-
Europees uur bevordert dit met de avondschemering één uur vroeger te laten invallen.
Volgens de gezondheidsleer wordt vroeg opstaan en slapen gaan aanbevolen, het West-
Europese uur bevoordeligt de ochtendmoeheid en maakt dat wij later inslapen.
Wij bespreken vrijwillig de belangrijke vraag van de supplementaire industriële verlichtingkost niet, die in de handen van de economisten blijft, maar blijven alleen bij de vraag over de invloed op de algemene gezondheid. Wij hebben maar alleen het probleem aangeraakt, maar trekken er toch de aandacht van elkeen op. Misschien komt er ooit een dag dat iemand zich zal inzetten om de oplossing te brengen voor dit sociaal gezondheidsprobleem. Wij stellen van onze kant dit probleem voor aan een onderzoek van de hoge gezondheidsraad. Elke Belg, die op reis was in Duitsland en die van de
voordelen kon proeven van het centraal uur, zet bij zijn terugreis, met spijt, zijn uurwerk terug op de Meridiaan tijd. Waarom richten de sterke bonden die er in België bestaan geen vereniging op die de economische-, morale-, en gezondheidsvoordelen opeist van het Centraal Europese uur om de gevaren van ons kunstmatig uur te bestrijden.
Neen ik ga niet beginnen met de volledige "Volharding" story maar met enkele van vele verhaaltjes echt gebeurd en meegemaakt achter de schermen. Te Halle waren er in de jaren zestigvier cinemazalen"dePlaza", "de Rio", "de Harmonie" die ook een balzaal had, en tenslotte "de Concordia" die had ook eenturn- en danszaal onder de cinema zaal. Omdat deze laatste zaal toebehoorde aan Burggraaf de Jonghe d' Ardoisvonden de meeste Halse culturele zaken plaats in de Concordia.
Sinds begin 1900 bestaat de toneelgroep "de Volharding". In mijn jeugdjaren, de jaren zestig, speelden zij toneelstukken zoals "Dertig seconden liefde", "Arsenicum en oude kant","Een nacht in de rimboe", allée, elk jaar één of meerder toneelstukken. Mijn zus speelde af en toe mee. Via mijn zus (wij waren schrijnwerkers thuis zoals elders te lezen) werden er ook vrijwilligers gezochtom de decors te fabriceren, aan te passen en ter gepaste tijde op de scène te monteren en te demonteren.
De regisseur was toen nog Albert Devogel alias Berre Vougel delatere Halse burgemeester. Vic De Leeuw, Langen Tuur en nog meer. Te Halle trad de Volharding alleen op in de "Concordia" (zaal) aan de Bergense steenweg.
Als er de zaterdagavond een toneelvoorstelling was moesten de decors 's avonds in de week gemonteerd worden achter het reuze cinemascherm voor die tijd.
Het cinemadoek werd maar de zaterdag voormiddag omhoog getrokken, omdat er de vrijdagavond nog filmvoorstelling was. Daaruit volgt dat elke vrijwilliger enkele avonden moest meehelpen 's avonds, na de dagtaak, om het decor achter het cinemadoek te monteren. Wij mochten geen lawaai maken, en alles gebeurde met tekens en fezelen
Aan de andere zijde van het doek ging de cinemavoortstelling gewoon door.
Normaal hield het decor samen met koorden, waardoor de montage tamelijk snel en geruisloos kon gebeuren. Af en toe moet er ook eens een nagel ingeklopt worden en dat mocht niet tijdens de film. Maar die avond was er een Western, een Cowboy film zo als wij dat noemden, waarin nogal geschoten werd en veel doden vielen. Iemand keek van opzij naar de film en deed ons teken wanneer zij gingen beginnen schieten. Zo konden wij enkele nagels in kloppen, achter het cinemadoek terwijl de Cowboys vollen bak aan 't schieten waren met veel lawaai, zonder dat het publiek in de zaal er iets van merkte. Ons werk ging zo vooruit voor de zaterdagnamiddag, dan werd alles afgewerkt voor de opvoering. Meestal na de toneelvoorstelling was er bal in de lager gelegen zaal met het Orkest "De Musical Friends" onder leiding van Leon Bunnens.
De Volharding had ook een speciaal kleiner decor om op verplaatsing te gaan spelen.
Op zekere avond moesten wij naar Humbeek gaan spelen Er werd al van in de voormiddag afgereisd met twee wagens.Het ganse decor lag op de bagagedrager van Albert Devogel, die toen een blauwe VW kever had. Toen na het toneelstuk om 23u 30 alles op geladen was om terug naar Halle te vertrekken was het zeer mistig. Men zag geen steek. De zichtbaarheid was beperkt totmax 20 meter.
Er werd zeer langzaam en voorzichtig gereden. Tot plots een schim voor ons opdook
Berre Vogel remde bruusk en de bagagedrager met zijn complete ladingbelandde vooraan op de koffer van de kever.
Alles werd ter plaatsein het lichtschijnsel van de tweede wagen, naast de weg gelegd
De bagagedrager werd terug op wagen bevestigd, alles terug opgeladen. We zijn dan vroeg in morgen terug in Halle geraakt. Zonder grote problemen. De schade aan de wagen beperkte zich tot enkele schrammen vooraanop de wagen.
Tot daar avonturen achter de schermen van een toneelgroep Victor
Alhoewel dit niets te zien heeft met Halle vind ik dit interessant om details van het reizen van toen en nu te vergelijken, sommige van deze eeuwenoude raadgevingen blijven nu nog geldig.
Bagage, valiezen en koffers rond 1658
Voor de gewone man was een voetreis van één dag zonder bagage een gewone zaak.Met had alleen het hoogstnodige bij voor de zaken dat met ter bestemming moest afhandelen. Men vertrok om drie uur s morgens naar een naburige stad en men was dezelfde avond of nacht terug thuis. In België liggen de vele steden onderling op één dag te voet (heen en terug), dit komt overeen met een 15 à 20 kilometer.
Reizen met overnachting in een herberg was allen voor de rijken de gewone man kon hier alleen van dromen. Toch werd er veel en ver gereisd met overnachtingen, want men was al gauw enkele dagen, maanden of voor verre reizen, langer onderweg. Dit ging te voet, te paard, al dan niet met kar erachter, met koetsen, postkoetsen alsook per boot of schuit op de rivieren of een combinatie van beiden.
In onze moderne tijd wordt er veel gereisd en koffers gepakt. De inhoud van de huidige valiezen is grotendeels bij elke familie of zakenman, bijna standaard geworden en op enkele voorwerpen na ongeveer hetzelfde. Nochtans ziet men sommigen, met heel zware en grote koffer(s), daar waar de andere met een kleine koffer overschot hebben.
Zo was het ook in de zeventiende eeuw, men sleurde met koffers die al dan niet volumineus en zwaar waren. Zij moesten ook op tijd en stond op koets of boot overgeladen worden.Men reisde in die tijd alleen uit noodzaak, want er was niet veel plezier aan.
Er is door een Duitse geschiedkundige, cartograaf, historicus Meister Martin Zeillers, die veel buitenlandse reizen ondernam, in 1658 een reisgids geschreven, met belangrijke raadgevingen voor de reiziger uit die tijd. Men kan er ook nog allerlei andere informatie in vinden.
In een oud Duits toeristisch maandblad "Daheim" (1898) uit Leipzig vond ik deze verkorte versie met raadgevingen voor reizigers uit die tijd die alleen reisden.
Met het uittreksel dat hier volgt kan men zich een idee geven wat men allemaal aanraadde en standaard kon of moest meenemen in zijn bagage.
Verplaatsingen en Reizen in 1658
Uittreksel uit: Der getraue Reizegeselle van Meister Martin Zeillers
Het origineel boek werd uitgegeven te Ulm in 1658.
Martin Zeillers schrijft : Indien ge in goede gezondheid verkeert, niet te oud, nog te jong bent, dan kun grote reizen ondernemen
Alvorens te vertrekken zult ge bij uw ouders te rade gaan, of informeren bij intelligente vrienden en kennissen, speciaal aan diegenen die dezelfde reis al ooit eens meegemaakt hebben.
Het is aan te raden om de geschiedenis en gewoonte van de volkeren te bestuderen dat ge denkt te bezoeken. Indien ze bestaat, een kaart van de streek te kopen, alsook verscheidene reisboeken en andere werken te raadplegen.
Vergeet vooral niet uw lichaam voor te bereiden op de vermoeienis en onverwachte omstandigheden die ge onderweg kunt tegen komen.
Daarom is het geraden om te leren zwemmen en elke dag een grote voettocht te maken, zodat ingeval de armoede u overvalt en het niet meer financieel mogelijk is om met een voertuig te reizen,ge noodgedwongen uw tocht te voet kunt verder zetten zonder blaren op uw voeten te hebben.
Het is ook aan te raden om enkele eenvoudige gerechten te leren klaarmaken zoals soep, alsook eieren, vis, en vlees te kunnen bakken, voor het geval ge in een slechte herberg terechtkomt.
In elk geval is het voorzichtig zich in de herberg naar de keuken te begeven om de bereiding van het voedsel te volgen.
Meester Zeillers beschrijft in t lang en t breed over de bagage.
Hij raadt aan zich niet te overladen en zich te beperken tot het strikt nodige, om de begerigheid en aandacht van de dieven niet te trekken.
Het hoogstnodige omvat: een gebed - en zangboek, een notaboek om de indrukken van de dag op te schrijven, een kalender, een boek met vrolijke en nuttige verhalen, enkele bladen papier, een (schrijf)pluim, een inktpot, zand, een aansteker, naald en draad, een grendel of hangslot moest de kamerdeur niet goed afgegrendeld kunnen worden, een verrekijker, stofbril, een spiegel, krijt, een waskaars, een referentiezegel, eetbestek met tandenstoker, een kam, een kompas, een uurwerk, een kwadrant,enz. Een reiziger zal nooit zonder wapen zijn, een voetganger heeft altijd zijn puntige wandelstok om zich te verdedigen tegen de honden, om op de bergen te klimmen of als hulp om over de beken te springen naast de weg.
Over de kledij zegt hij: Het zou goed zijn om zijn kledij aan te passen aan de mode van het bezochte land om geen nieuwsgierigheid te wekken. Men neme best drie of vier propere hemden, enkele zakdoeken, kousen, onderbroeken, slaapmuts, handschoenen, een paar reserve schoenen, en pantoffels mede. Het is geraden een regenmantel te hebben, een hoed met brede randen, een muts met oorbescherming, katoenwatjes voor neus en oren, slobkousen met knopen.
Een reisapotheek is eveneens onmisbaar. Hij geeft de raad: kruiden, olie, herten- of konijnenvet,was, suiker, pillen of andere, tegen kopvallingen, buikloop, verstopping,maagzuur, schaafwonden, blaren op de voeten, zeeziekte, pest, vergif, slechte geuren, hoofdpijn, angina, slangenbeten, schorpioenensteken, razende honden, kloven in de lippen, enandere gelijkaardige zaken mede te nemen.
Meester Zeillers wijdt een hoofdstuk aan de dienstboden die niet altijd trouw, proper of discreet zijn. Het is soms beter af te zien van hun aanwezigheid.
Het belangrijkste tijdens het reizen is geld. In de broekzakken zitten alleen de munten voor dagelijks gebruik. De rest van het geld zit verborgen in de bagage, tussen de boeken, in een stuk was, een stuk brood, in een wandelstok voor dat doel uitgehold, in de schoenen, onder de oksels en gelijkaardige veilige plaatsen. Men zal de voorkeur geven aan goud omdat het volume kleiner is. Wegens de oneerlijke wisselagenten onderweg zal men zijn voorraad goud op zijn vertrekplaats indoen.
Martin Zeillers eindigt met enkele nuttige en speciale raadgevingen.
Alvorens te vertrekken, zegt hij, moet men orde scheppen in zijn spirituele zaken, zich verzoenen met God, zijn schulden betalen en testament maken. Zeg ook waarwel aan uw ouders, uw weldoeners, vrienden en kennissen, en vraagt hen u niet te vergeten in hun gebeden, en een goede herinnering van u te bewaren.
Want als men een reis onderneemt, weet men nooit of men terugkomt !!!!!
Op zoek naar oude Halse en dialect woorden vond ik toevallig deze lijst die heel waarschijnlijk bestemd was voor een Halse erfenis of misschien openbare verkoop uit die tijd. Daar dit een burgershuis betreft is de lijst gedetailleerd en nogal lang (als men iets in detail wilt en daarbij nog duidelijk zijn dan is dit zeker en vast niet mogelijk in enekele lijntjes). Ik heb dit woord voor woord hernomen zoals het origineel. Men ziet dat alles letterlijk alles op lijsten geplaatst tot in het kleinste detail. Dit geeft ons een idee betreffende de huisraad, klederen, linnen, keukengerief uit die tijd. Van de meeste zaken heb ik de ook vertaling. Als er vragen zijn mail mij. Met herkend veel oude woorden waaruit het Hals dialect is ontstaan. BOEDELLIJSTVan een burgerhuis der XVI de eeuw
MEUBELEN en HUYSRAED
een ledecant mette gordinagiën, oft een coetse oock met haar gordijnen ende vallen.
een kiste oft schrijne van houte met een slot.
een thresoor-cleedt oft thresoor-dwele.
een taeffereel metten canten oft lijsten verciert met schilders-goudt, silver oft dierghelijcke.
een matrasse oft stroo-sack onder dbedde.
een hoenderrenne zonder schapprayken daer aen.
een berdeken oft tailloor corfken.
een moele metten back ende metten ghereedtschap.
een vertreck-cruycke zonder scheel.
een houten cackstoel metter teylen oft becken daer in.
een blauwen steen metter houten haemere oft blauwel daar men dlijnwaet op slaet als men gewassen heeft.
een schrijflay metten goudt-ghewichte.
een cleermale om mede te reysen.
een metalen craen oft houten buyse om in t vat te steken.
een ammelaken oft serviette persse.
een hellebaerde, oft eenen anderen waeckstok.
een vleesch-boom metten zeele ende ijsere spille.
een spieghel met zijn toebehooren, t zij met schildergoudt, silver, oft oock met eenigh behancksel verciert.
een rechtbanke sonder slot daer aen.
een balance metter schalen, met een pondt-gewicht oft een huysele.
een braet-panne metten yser daer vore.
een spit metten wender ende ghewichte.
een ijsere latte met hanghel.
een ijsere ronde panne met eenen steel.
een brant-yser van metael oft ijser.
een potdecksel van metael oft ijser.
een ysere schuppe met eenen houten steel.
een taeffelrinck, van ten, metael oft teenen.
een meest metaelen oft yseren pot.
een metalen coperen oft houte eemere.
een vierclocke van metael, ijsere oft eerde.
een metaelen croone-candelaer oft ermken.
een caufoor van metael, ijsere oft eerde.
een metalen schepper oft schepbecxken.
een merckt-eemerken van metael oft van houtte oft merkt-corf, oft cabasse.
een vischspaen van metael oft van ijser.
een beslach-teyle van metael, ten oft eerde.
een tennen becken, steenen oft ghelasen flessche.
een coelback van metael oft coel-tobbeken.
een vijser van metaal, steenen, oft houten mortier metten stampere.
een wijwater vaetken van ten oft metael.
een wijn-stoop, pot oft pinte, ghetoot oft onghetoot.
een tennen becken met een lampet, oft van metael, oft lavoir, tennen oft looden fonteyne met een backsken daeronder.
een treseer-becken van ten oft metael.
een spoubecksken van ten of metael.
een olie-commeken oft commeken om uyt teten.
een garde nappe, tenne oft houten.
een lampe van ten, metael oft steen.
een tennen croes op datter gheenen silveren is.
een taeffele sonder slot.
een oorcussen met een flauwijne.
een bedde metten hooft-peluwe.
een viercant doeck-coffere.
een houten coren schuppe.
een stroyen coren-corf.
een cordenwaghen oft pijpegale.
een yseren-hoven scheel.
een bier half-vat oft vierendeel.
een houten boter-bacxken.
een catrolle metten paley-zeel.
een houten vrouwen-stoofken.
een spinrock met eenen haspele.
een mostaert-meulen.
een schinck-berdeken.
een afneemschotele.
een ijsere pot-heyse.
een treft oft een hanghijser.
een castaingnie-panne.
een tennen tailoor oft houten.
een tennen sout-vat.
een tennen kom oft houten akere.
een mostaert-pot van ten oft steen.
een tennen boter-schotele.
een schouw-cleedt.
een sargie.
een sit-cussen.
een lanteerne.
een wan.
een coren-meuleken.
een meel-tonne.
een keers-kiste.
een cleer-mande.
een torf-mande.
een schotel-vat.
een berrie.
een vleeschstande.
een waschtobbe.
een back-korf.
een bier-schraghe.
een pollepel.
een wayer.
een coeckijser.
een bierbuyse.
een ratte-valle.
een muyse-valle.
een preeckstoel.
een besten stoel.
een schutberdt.
een vleesch-blok.
een cruydt-busse.
een querne.
een scherf-bert.
een leere.
een bijle.
een saeghe.
een ijsere haemere.
een cleer-bessem.
een claddere.
een aentreckere.
een wet berdeken.
een wind-ysere.
een scherf-mes.
een elle.
een spijckel-boor.
een blaes-balck.
een dweiler.
een cruydt-sifte.
een verkeer-bert.
een ghelaes-bert.
een droop-lepel.
een cap-mes.
een ijseren hense.
een rooster.
een vierschuppe.
een wafel-ijser.
een reicksken.
een tanghe.
een scheere.
een raspe.
een keers-snuttere.
een urinael-pot.
een houten soutvat.
een steenen olypot.
een besten ketel.
een brouketele.
een backetele.
een bedt-panne.
een obely-corf.
een verlaet-becken.
een tennen schotele.
een taeffel-cleedt.
LINNEN
een bedde-cleedt van lijnen, wullen oft tierentijn.
een blauwen en een witten lijnen voorschoot.
een paer slapelakens.
een ammelaken.
een serviette.
een handtdoeck.
een overtuygh van een oorkussen.
een lange ghebeelde dwele.
een drooghdoek.
een brand-sack.
een meel-sack.
een turf-sack.
VROUWENCLEERE
een huyve, haersnoer, bandeken, spanse ende dierghelijcke.
een tabbaert, bouwen oft samaris.
een paer panttoffelen oft schoenen.
een paer mouwen, sonder gheslaghen goudt oft silver oft ghesteente, maer wel met passemente gheboort.
een coliere, sonder gheslaghen goudt, .. als voren.
een familie oft huycke van sye oft van lake.
een riem oft gord-ketent sonder gheslaghen goudt oft gesteent, t zij van silver oft oock van silver verguldt.
een paternoster, sonder den selven van silver te wesen, maer wel van corael, amberen, getten oft anders.
een borsse oft herteken sonder goudt oft silver daer aen te wesen.
een paer messen sonder silver daer aen te wesen.
een boeck-sack, met eenen boeck, sonder eenigh goudt oft silver daer aen te wesen
een halsdoeck.
een keurs.
een ziele.
een paer coussens.
een voorschoot.
MANSCLEEREN
een tabbaert ende indien hij een een ghesworen gheselle is van eenighe ghesworen gulde, zoo zijne palure van silver, oft soo sij is, metten selven tabbaert daer sij op staet, ende is hij gheen gulden broeder van eenigh der gesworen gulden, soo zijne palure van sijnen ambachte, die hij op sijne mouwen steckt als hij in de processie oft tot eenigh offerhande gaet, ende indien hij gheenen tabbaert en heeft, soo sijnen besten mantel oft cappe.
een pandt-rock oft cajack, sonder goudt oft silver daeraen te wesen.
Aangaande de dialecten is er overal discussie, het was een gesproken taal uit de middeleuwen en werd zelden of nooit geschreven. Daarom ben ik steunend op vroegere geschriften verder gegaan met schrijven om het op de juiste wijze uit te spreken. Te Halle zijn er verschillende schrijfwijzen van het dialect, elk op eigen manier. Ik streef naar eenvormigheid, daarom volgen hier enkele suggesties die gemaakt zijn om een discussie uit lokken.
Het Hals zit vol uitzonderingen en daarom is een algemene regel bijna onbestaande.
Het Hals dialect behoort tot de Brabantse dialecten zoals het Tilburgs, Antwerps, Mechels, Leuvens, Brussels enz.Deze streektalen hebben veel gemeenschappelijke punten, alhoewel, ze zijn toch zeer verschillend van Noord Brabant tot de taalgrens met Wallonië.
Daar de fonetische schrijfwijze maar voor weinigen te lezen en te begrijpen is, heeft men een andere schrijfwijze moeten bedenken die voor het grote publiek voldoet.
De basisregels die ik volg steunen op de "Stichting Brabantse dialecten" Deze regels zijneigenlijk op maat gegoten voor het Leuvens. Deze vereniging biedt geen volledige standaardoplossing voor het Halse dialect. Daarom heb ik een aanpassing gemaakt voor het Hals.
Ik voeg hier een transcriptie toe, met referentie naar gekende klanken zelfs in andere gekende talen als Frans, Duits, Engels enz, om de uitspraak te vergemakkelijken. In de loop der eeuwen kwam er op de resten van de oude Halse taal wegens de nabijheid van de taalgrens een grote Franstalige en ook in mindere mate een Engelse invloed, die ook zijn speciale klanken meebracht.
De Halse klanken zijn zoals ik ze uitspreek van opVogepers - Sint-Rochus (Extra Muros) maar die gelden ook voor 98% van de regio. Buizingen is uitzondering omdat dit dialect al van het Dworps voortkomt.
Daar Halle een omwalde stad was zijn er ook al verschillen in uitspraakvan wijk naar wijk (op 100 meter) In groot Halle zelf zijn er verscheidene kleine varianten, enkele woorden die verschillen en anders zijn in betekenis en uitspraak.
In Halle centrum zegt men voor boom:nen boem, even verder zegt men nenbuum
Zo heeft menvoor schoon: skoen en skuun en voor rood:roed en ruudenz
Men zegt kouse en even verder richting Lembeek kaasse
De schrijfwijze en hoe dit uitgesproken wordt azoals in pad, mat,
aazoals in paar, raar, waar
àzoals in het Franse plan, gant
aizoals aai-jnz' ain (zij hadden) a-i-n vlot achter mekaar uitgesproken
oa zoals in het engelse more en toafel (tafel) oezoals in hoed, moet,
oideze 2 letters worden vlot achter mekaar uitgesproken meestal met dchj, tchj, schj
achterzoals in goidchj (gaat), moitchje (meisje)
oozoals in boor, moor,
ouzoals inbout, smout,
uzoals in put
ui zoals in ruik (reuk) uuzoals inmuur
Daar het Hals dialect een spreektaal is zijn er nooit regels opgesteld om dit te schrijven
Het zal zijn zoals het groene boekje Algemeen Nederlands: regelmatig een andere uitgave. Een beetje theorie om via het schrijven de leesbaarheid te verhogen.
Ik gebruik de ch om deze klank zoals in chat (Fr) die dikwijls en uitdrukkelijk in Hals voorkomt te accentuerenanderen gebruiken sj waar men geen rekening kan houden met de vele uitzonderingen en geen nadruk kan leggen opdeze klank.vb werkwoord kosje en koschje (kuisen) Kosje zou in uitspraak het verkleinwoord van kos kunnen zijn, terwijl koschje altijd op de goeie manier uitgesproken wordt.
Wij schrijven nooittes a zuumaar 't es a zuu(het is zo)
Het accent staat altijd op de plaats waar een letter weggelaten is.
Wij schrijven ook niet "asse" maar "as ze" (als zij) en emmèk maar èm èk (heb ik)
Klinkers worden meestal dubbel geschreven: uur (oor) uure (oren)
De h wordt nooit geschreven. Ik gebruik alleen de h in de eigennamen enstadsnaam "Halle en Hals" om verwarring met "alle en als" te vermijden.
De alleenstaande c wordt vervangen door k
Hetgeen ik ook toepas is vb hond schrijft ik ondik poog dezelfde eindletter te gebruiken
dan in het algemeen Nederlands.
In het Hals bestaat geen meervouds n achter een woord vb nèun ond, twie onne(een hond , twee honden) nèun tand, twie tanne (tand, tanden) Op de achtergrond ben ik ook bezig om een Halse gramatica uit mijn duim te zuigen en dat is verdomd moeilijk.en volumineus met al die uitzonderingen. Victor
Officieel heette deze school in die periode "Het Onze Lieve Vrouw instituut" De andere benaming "De Broeders der Christelijke scholen, van Johannes Baptista de la Salle". (wij in de school noemde die heilige man Tichj van de zoel). Dit waren de broeders met die twee witte lapjes onder hun kin (waarvoor dit diende heb ik nooit achterhaald maar of 17de eeuwse prenten en schilderijen zijn ze al te zien). De school werd kortweg "bij de broeders" en later "het College" genoemd, Zaterdag 25 juni 2005 is er een trieste viering namelijk 125 jaar school en tevens ook het einde van de school, ze houdt op te bestaan en wordt opgeslorpt door "Het Heilig Hart Instituut" (meisjesschool) Mijn nonkels (broers van mijn moeder) gingen er al naar die school vanaf 1900, mijn vader in 1907 en mijn broers en kozijnen gingen er al sinds 1935. De lagere klassen waren in de nieuwbouw van 1935 links van de speelplaats. Ik zette er mijn eerste voetstappen op 10 september 1947, ik was vijf jaar en kwam zo in het eerste terecht bij broeder Guido. Iedereen is trouwens bij Broeder Guido voorbij geweest. Hij was de goedheid zelve en had geen diploma, er zijn duizenden kinderen die hij leerde lezen en schrijven.. Wij schreven nog met een griffel op een lei en met een vod afvegen. Moeste ook onze vinger op de mond houden om te leren zwijgen, of onze armen achter onze rug op de bank om aandachtig te kunnen kijken wat aan 't bord gebeurde. Wij hadden ook verplicht een donkergrijze stofjas aan. De herstellingen aan de stofjas gebeurden met donkere nieuwe lappen op de blekere verkeleurde stof. Ik herinner mijn nog mijn eerste leeszinnetjes " ik ga naar de school , ik ga naar de klas" Om onze aandacht te trekken gebruikte broeder Guido een knipper, die in de volgende leerjaren bij de andere broeders als foltertuig zou dienen. Hij gebruikte ook een brede lat om op het bord aan te tonen wat er te lezen viel. Vanaf het tweede trimester mochten wij al op een blad papier schrijven, later in een schrift met potlood . Het derde trimester dan mochten wij met inkt uit de inktpot (in de bank) experimenteren, met een pennestok en ballonpen, Dit lukte niet altijd zonder plekken te maken, en was het nu ongekende vloeipapier elke seconde welkom.
Wij schreven toen nog de oude spelling "wij doen het zoo", "den mensch," en het kruisteken was "In de naam des vaders en des zoons en des heilige geestes. Amen". Dit zou in het tweede studiejaar al veranderen. wij hadden pas iets geleerd en het was al niet meer juist.
In het tweede zat ik bij Broeder Victor (De Rosse). Daar begonnen de folterpraktijken al. De knipper om de aandacht te trekken diende ook om om op de toppen van de vingers te slaan als we iets mispeurterden, en een draai rond uw oren, dat was ook iets alledaags. Broeder Victor kon mooi bijbeltaferelen op het bord tekenen met kleur krijt. Ik heb nooit geweten waarom, maar wit ktijt dat werd door gretig verobert.
In het derde zaten wij bij Broeder Theophile (Den Taintain) dat was de folterbank nummer twee. Met koperen regel op billen slaan zodat wij niet meer konden zitten, in straf staan met ons boekentas met al onze boeken in, boven ons hoofd, op de knieën zitten op de tree en nog meer. De tafels van vermenigvuldiging moesten wij kunnen aframelen, als hulp stonden die ook achteraan op onze schriften. Het vierde was bij broeder René te doen , een toffe en sympathieke gast, dit is zonder slechte herinneringen. Het vijfde waren wij bij Broeder Stanislas een ouwe sypathieke vent die ons kusjes gaf. Daarna in het zesde bij de alomgekende, beruchte, strenge, broeder Herman wij zaten met 64 in de klas en den Herman kon dat allemaal meester. Hij was specialist om u op te heffen met uw kaak en daarna waren de draaien rond uw oren en stampen in voldoende hoeveelheid gratis bij. Als ge braaf waart of goed gewerkt had dan kreeg ge af en toe kusjes. (ik heb er nooit gekregen) Die met de goede stem waren toen ook (verplicht) in het koraal van de school te zingen onder leidng van Broeder Herman. Ik zong er met Karel Severs en zijn broer Paul Severs, de bekende zanger. Hij heeft ook een blog. Wij traden regelmatig op, in de feestzaal van de school, Sinksenprocessie, in de kerk, de radio NIR in die tijd op Flageyplein, en ook de beginnende televisie. Na de lagere school gingen wij naar de middelbaren. Toen moest de school gehomologeerd worden en kwamen er ook burgers les geven, en er veranderde veel. In 't zesde en vijfde middelbaar hadden wij Broeder Emanuel, het derde middelbaar daar zwaaide Broeder Rudolf (De pot) de scepter. Hij had maar één long en was super opvliegend en buiten adem. Ook dank zijn hem en zijn woedeuitbarstingen heeft hij ooit mijn neus gebroken en ga ik sinds 1954 met een kromme neus door het leven. De ouderen hebben nog broeder Achiel, Joris, de Wannes, en nog anderen gekend directeur broeder Alexis. Daarna heb ik een technische studierichting gekozen en heb deze school verlaten voor de Don Bosco school Wij waren telkens met minstens 35 tot 45 leerlingen in elke klas en er was discipline anders!!!!! Het was een betaalschool en trimestrieel kwamen wij met een rekening van drie of vierhonderd frankskes naar huis. Ons boeken moesten wij in de school kopen of tweedehands bij een andere leerling. Wij hadden ook, verplicht van de school, een potske op ons hoofd met sterren.Het aantal duidde de klas aan en de kleur (zilver of goud) om de lagere afdeling of de hogere aan te geven. In de Middelbaren was onze speelplaats de Leide (plein buiten en naast de school) naar de gelijknamige waterloop die een gegraven zijarm is van de Zenne. De Leide was de openbare weg, naast de school. juist aan de ijzeren brug over de waterval op de Leide. Soms ging onze bal in de rivier en als wij niet snel genoeg waren dan dreef die bal voor altijd weg naar Brussel en de Schelde. Daar dit een katholieke school was moesten wij alle dagen naar de mis in de Grote kerk of de basiliek. Dat was zo 'n 250 meter, en wij moesten ook dagelijkse over de Zennebrug. In de winter als de Zenne bij hevige regenval hoog stond was de brug onder water. Als het waterpeil meer dan vijf cm hoog stond dan hadden wij natte voeten en moesten we niet naar de mis. De mannen van de andere kant 't stad moesten dan een hele omweg maken omdat gans Halle overstroomd was. Ofwel moesten ze rechtdoor met rubber laarzen naar de school. Wij moesten tijdens de mis zoveel mogelijk (alle dagen) te kommunie gaan en regelmatig biechten. Den broeder hield dit van op de zijkant allemaal in 't oog en noteerde dit in zijn boekhouding. Omdat wij nog nuchter moesten zijn voor de communie mochten wij bij terugkomst in de school, ons boterhammen in de refter gaan opeten. Wij kregen dan gratis één of twee tassen bruin -zwart vocht dat ze koffie noemden. Vroeger hadden wij alle dagen school behalve Zondag. Donderdag was het een halve dag. Examens hadden wij ook alle vijf voet: met Allerheiligen, Kerstmis, half vasten , Pasen, Sinksen en einde schooljaar. Op het einde schooljaar kregen wij telkens een diploma om te zeggen dat we er door waren. maar dat was al een goed stuk in de maand Juli. Er waren jaren dat de school al eind Augustus begon en ook bijna half Semptember. De broeders waren vrij vakantiedagen in te lassen naar believen. Op de speelplaats was er de enige waterkraan waar iedereen zijn dorst kon gaan lessen. In de winter bij vriesweer was het water afgesloten en stond de kraan droog. Onder den "hangaar" waren de 4 toiletten die men van ver kon rieken. De 8 urinoirs waren gescheiden met dikke platen. Onderaan hingen sinds tientallen jaren overal pakken van de gele versteende kalk (van urine) Na de school moesten wij met de rij terug naar huis. Wij moesten per drie lopen en niks uitsteken anders vlogen wij voor ons straf terug naar de school voor een uur of twee en werd in ons "dagboek" geschreven "heeft moeten inblijven omdat .. " Het was ook een school waar straf schrijven gratis en gewoon was. Ik persoonlijk heb kilos schriften volgeschreven met 100, 200, 500 of 1.000 lijnen van Ik mag niet ..... of ik moet ......in de klas. Daar de broeder de twee eerste en de laatste bladzijden kontroleerd werd soms gebruik ge maakt van karbonpapier. maar dan moest het in de goeie kant onder leggen anders hadt ge spiegelschrift. Jaarlijks gingen wij ook op schoolreis naar de klassieke bestemmingen zoals: de waterval van Coo, de Zimmertoren in Lier, de Flandriaboot en zoo van Antwerpen, de kust, de Hoge Venen, Het meer van Virelle of Hofstade of één van de zeldzame "pretparken" uit die tijd. Voorlopig houd ik er hier mee op tot later.
De originele tekst neemt 40 blz in beslag en is geillustreerd met klasfoto's met namen van de meeste medeleerlingen en andere foto's uit de tijd van toen zoals gymnastiek feest, processie en koraal en nog veel meer.
Het Halse dialect is een variant van het Brabants, maar met hoge Waalse / Franstalige invloed wegens de aanwezigheid van de taalgrens op 2 km. Daar Halle een omwalde stad stad was is er een duidelijk verschil, intra- en extra muros vb Voor rood zegt men: roed (Halle Centrum) en ruud (buiten Halle) De lijst die volgt is niet alfabetisch gerangschikt tot nu toe. Binnenkort ook transcriptie van het Hals op mijn blog. Kom regelmatig terug er komt altijd iets bij. Op mijn pc heb ik al een deel echt woordenboek de A klaar, maar eer dit volledig is zal dit nog een tijdje (2 jaar) duren en uitgeven "das èun ander affère"
Vertaling van een deel van bovenstaande tekst in het Hals: Da es 't ieste probeirsel voe nen diktionair van Halle op internet te zetten. Ik moon nog zeulf zeen wa da da goe wère. De lèèst zal nie alfabeitisch geklasseid zèèn, tot na too nog nie. Binne kèut zal èu kik oek de transcripse van het Halles op mèèn blog placeiren moe ge moetchj ma den tèèd loete. Kom reigelmoetig ne kie zeen doe zal altèèd eet bij komme of veranderd zèèn, ik zet doe gemiddeld alle twie ure eu woud baa
Ienigste werkwoure (Enkele werkwoorden) zèèn (zijn) ik ben, gaa zèèt, ei es, wèle zèèn, gèle zèèt, zuile zèèn ik was, gaa woitchj, ei was, wèle woere, gèle woitchj, zuile woere emme (hebben) ik em , gaa ètchj , ei èèt, wèle emme, gèle èt, zuile emme ik aa, ga aitchj , ei aa, wèle aain, gèile aitchj, zuile aain goen (gaan) ik goen , ga goitchj, ei goet, wèle goen, gèle goitch, zuile goen ik gink, gaa gink, ei gink, wèle ginke, gèle gink zuile ginke wère (worden) ik wèèr, ga wètchj, ei wètchj, wèle wère, gèle wètch, zuile wère ik wierd, ga wierd, ei wierd, wèle wierte, gèle wiert, zuile wierte doon (doen) ik doon, ge doeitchj, ei doot, wèle doon; gèle doeitchj, zuile doon ik dei, gaa dètchj, ei dei, wèle dein, gèle dètchj, zuile dein
Eu stukske Halsen dictionair (een deel Hals woordenboek in wording, alles kris kras door elkaar) Hals : Nederlands
knoosel: enkel (het woeter kwam tot oen men knoosels) èusel: unster (de voddemarchang aa altèèd zèèn èusel mei) bavèt: slab (da klaane zen bavèt es vèul) oechgel: struik (ei stopte eum weg achter daan oechgel duij: deur ( twèèzenduij de duij duij) dwars door de deur vuiduij: voordeur ( ei es a zu zot as èun vuiduij) pooierink: slaag ( ei èèt doe een pooierink gekreige) plaschje: applaudiseren ( ei plaschjt in zen anne) kollebloem: papaver ('t groen stoet vol kollebloemme) kamant : in slechte staat - oud (ei werdchj kamant) partrak: in slechte staat - oud (ei lupt patrak) verdisterweire: kapot maken ( ei èèt da verdisterweit) vergaddere: in de war sturen ( ei èèt da ee gielegans komme vergaddere) poignèt: pols ( ik èm mèè poignèt verstèukt) lein : lenden (ik èm zie oen mèn lein, da 's van 't rematis) èut de not : ontwricht (zen skaaver es èut de not pèènsak: maagpijn (ei èèt pèènsak en ei moot ba de doktour goen) katère: verkoudheid (ik èm eun katère en mèèn nuis lupt gelèk eu krointchje) breuj : broer (men breuj es tèus nie) kouteroak: pook (pakt de kouteroak voe ne kie in't stouf te kouteren) ienkelgeldchj: muntjes (ik em gien ienkelgeldchj ik kan a nie weirgeive) gemooijig: week, mals (as ge da in 't woeter legt wètchj da gemooijig) duirjoager: grote eter (eie al gezeen wa dat daane in zen botte sloagt, das neun duirjoager) presong: gevangenis (ei zitchj in 't presong voe ze lève) lèèr: zeemvel ( ik goen mèu lèèr pakke en derèute koschje) beeke: bij (de beekes vleege) èuzzel: wesp (ne nest mè èuzelle) dajèur: bovendien (dajèur ik aa ge 't a gezèèd) komptoirzwèèr: bierbuikje (daane èè oek ne famuize komptoirzwèèr) kodak: fotoapparaat (ik goen èu skuun potret trekke mè mène kodak) kerjong: potlood (de poeintchj es va mèè kerjong) volès: rolluikken (alle doagen moote de volès noe banein gedoen wère) tember : postzegel (voe eum doon te plekke mooie oen de achterkant lekke) takstember: takszegel (as ge eun prosses krèègt mooie doe takstembers op plekke) temberkes: kortingzegels ( in daa winkele krèègde temberkes) kolèkse: verzameling (ei èèt eun skuun kolèkse tembers) rèèsboentchje: glijbaan (in de wintchjer moake wèle eu rèèsboentchje) pozzelaan: porcelein (nèun oulefant in ne pozzelaanwinkel) pichjelee: paardebloem of pissebloem pettig: nijdig (ei es pettig, ei kan mè zen pette gie weg) piejuit: kalm (ei aaft eum piejuit vandoag) pèperkuul: moedervlek (zèèt eun pèperkuul op ui rechterkoak) opsolfere: aansmeren ( in em ma doe wei eet loet opsolfere) zie: zee (we goen eu zondag noe de zie) zie: pijn (da dei vriedig zie) dat deed erg pijn kajiete: uitschreeuwen van pijn (ei was oen kajiete van de zie) joete of joeze: inderdaad (es da al gedoen ? joete of joese al van deis mèrget) kladpapeej: kladpapier ( ik moak altèèd iest mèun èuswerk in 't klad op kladpapeej) kladpapeej: vloeipapier ( ik èm èun inkplek gemoakt en 'k èm gie klappapeej) keekelier: kippenladder of slechte trap (dei uilen trap das persees èun keekelier) kavitchje: bordeel (ei zitchj doe de giele gronnigen dag in da kavitchje) kabbernaan: karbonaden (vandaog zen 't stoufkabbernaan) charlotte: sjalotten (charlotte es bèter as ajèun) mugèt: meiklokjes (mugèt das voe de ieste maa) tèkeluze: paasbloemen ( tèèkeluze zen d' ieste bloemme in de èutkomme) kadotchj: kinderschuilplaats (de kadeie èmme doe èu kadotchj gemoakt onder daan oechel) kaschjke: steegje (ei woeintchj doe in èu klaa kaschjke kaschjibi: klein huisje of kast (pejoratief) kaboeschj: kap (èt règert goe moetchj aa kaboeschj op doon) sjappe: zuigen (maar ook neun dèuvesjapper) gèuzel: ranzig (de bouter es gèuzel) gelachjig: glad (dui daa rèège van vandoag was èt gelachjig op de boen) èutkère: uitvegen (ik goen mè kuiken ne kie uitkère) zèp: goot (in goen de zèp nekie opbèustele) kollekse: verzameling ( ei èèt eun skuun kollekse tembers) kouteroak: pook bouloan: bout, schroef beroesterd: verroest (daan bouloan es vastgeroesterd) bloos: bloes (z' èèt een skuun gèèl bloos oen) bloes: leugen ( ei èè ma doe eun bloes wèès gemoakt) boeschje: kwaad (ei èè wei zen zen boeschje, hij trek weeral een vies gezicht) boechjeire: bewegen prèutele: tegenspreken (teige aa aavers muigde niet teige prèutele) kalischj: zoethout kalischjesap: zoethout en water (as 't werm was droenke wèle kalischje sap) kalischjke: klein zwart snoepje brit: lederen band op klomp britnoagele: nageltje met grote kop om lederenband vast nagelen blokke: klompen (ei kwamp af op zen blokke) holleblokke: hoge klomp platte blokke: platte klomp plattenblok (nèu): oude Halse scheldnaam voor iemand uit de Vlaanders bloaske: zeep of luchtbel ( ei moakt bloaskes mè zèè nuis) bobaintchje: klos, bobijntje aar : ei bèul: buil (ei aa nen bèul zu dik as eun aar bèum: bodem (de bèum van dei kas es rot) beskomt: beschaamt lischj: lus (de lischj van mèn vest es stukked) kaa: kou (ik èm nie gaa kaa) waa: weide berrevoeischj: blootvoets ( in de zoumer luper de kadeie berrvoeischj in de waa) balkoon: balkon ( oen da èus es nèun balkoon op 't ieste) balkoon: borsten (dei mei aa doe nèun balkoon dat ui vooten in 't druug stonte) baladèus: looplamp banein : beneden (as zu werm es sloap èk banein) ambal: kaatsbal (ei speltchj banein 't stroet in de ploog van den ambal) ampluuke: werk (ei ma ma doe eun ampluuke oen d' and gedoen) arachjig: zenuwachtig ( ei es zu araschig vandoag vanbuut: goed (ge moetchj da vanbuut doon) veemoen: glimworm (de veemoenen zitten 's oavès in de ustkant) verdaschjtere: verkwisten (ei èèt allemoe zen geldchj verdaschterd) moemboer: voogd pjeschj : staak, lijn (eun vispeschj, vislijn; eun pjesch : een lang smal persoon) verzèèp: vergiet (ik zet altèèd men legumme in eu verzèèp) vraaminschj : vrouw (da was eu skuun vraamischj) vried, vriedig: erg ( èu vried aksident, en 't was vriedig erg) wezzel : war ( zen oer es in de wezzel) weif: weduwe (dei es al joere weif) zeut : zoet ( das neu zeute gezoute: een halve gare) afmèurre: afmatten egger: elker ( z'emme eum doe ne egger gezètchj: ze hebben hem liggen gehad) dolleke: veldmuis dolleke: lief, verloofde ( ga zèèt toch mèu klaan dolleke) meuj: moe (ei es meuj van vui dat eum begost es) mèrg: merg voe gooi soep te moake mooie eu goo mèrgbien emme) mèurg: gaar (de pataate zen mèurg gezuie) chjummenas: turnen (da was ne giel chjumnastik voe doe te geroake) fotoilj: zetel (doe stoen draa fotiljs in mèè saloan) spètig: spijtig (es ma da nèn spètigen duvel)(nors mens) gronnige: ganse (daan ond bast de gronnigen dag) koschje: kuisen (ze zitchj doe de giele gronnige dag te koschje) lès: leiband (de lès van hond) alsemband: halsband èube: uil èube: dommerik miejèèrlouw; merel kèutses: koorts kloeschj: kluts (ne kloeschj pataate) spelle: speld toospelle: toespeld topspelle: spel braanoille: breinaald noille. naald slaschjentrul: pantoffelheld ( mè zu nen slaschjentrul gooie nie vèè geroaken) slaschj: pantoffel (ei lèèt onder de slaschj) drugge: rug ('k em zie oen mèè rugge of mèèn drugge) lein: lende (ikem zie oen men lein) dondertoure: stapelwolk ( doe zen dondertoure 't goet oemweire) donderrooi: bliksemafleider ienkel: enkel ienigste: enkele knoesel :enkel moagd: maag oesoem: adem ( ei es èut zèèn oesoem) draschj kadeie: een serie kinderen draschj: bui fisselleke: dun koordje koral: koor kour: koord zwolm: zwaluw ( ik goen doe eun zwolm (slag) geive) lischj: lus (de lischj van mè chjepong es stukked) konchjelee: diepvries(vlees) konsomoesse: verbruik woeter: water (eu glas woeter van 't krointchje) peipel: vlinder (neu peipel vleegt van bloemeke noe bloemeke) ienkelgeldchj: munten strout: keel ( zain èum ba ze strout) poignèt: pols kèurjuizenuis: nieuwgierige doef : laf ( 't es doef vandoag) loe: lade (ei lèèt in d' onderste loe) loe: lui (da loerik moot onder zen erme gesneie wère) tèutere: klaksoneren ( in 't stad muigde nie tèutere) varèus: pullover (das gie wei voe èun varèus oente doon) oemslustere: omkleden vuidui: voordeur (ei es a zu zot as een vuidui) mitoijèn: gemeenschappelijke muur fondeisels: funderingen grooi: hijskraan mèuttekes kneene: kromme knieën tamboerkesgoere: sterk garen loe wèèveknoppe: metalen knopendie in mekaar klikken zoals de Jeans vèum: dikke koord snèu: nestel èurgel: orgel krointchje: waterkraan èuskes: de wc's pissèèn : urinoir speilploachj: speelplaats skoulpout: schoolpoort marmitkesskoul: papschool uffra: juffrouw uffratchje: juffrouwtje skoulmister: schoolmeester porte plum: pennestok kabas: boekentas koleurke: kleurpotlood kerjong: potlood kaske: pennedoos kajè: schrift uppelink: oorkussen biet : uurwerk (zen biet goe nemie of nemie) blinkduus : uurwerk (aa blinkduus stoe stille) arloagchje: uurwerk chjepong: vest fluis: straks sebeet : straks astrien ; straks fluis: straks linkepuut: linkshandige gloriol: hoogmoedig (ei èèt de gloriol) gemaintchjeèus: gemeentehuis kasaa: steenweg (vb 't kassa va Nèvel / stw op Nijvel) potret: foto verassureire: verzekeren ferkèt: vork skaproe: kast lieper: lepel (Lembeek) lèper : lepel ( Halle centrum) kaasse: kousen (Lembeek, Rodenem) zwietpateikes: zweetvoeten lichter: doodskist korbijaar: lijkwagen smous: jood bichj : vlees karoa: vierkant tapèèteklopper : vreemde ichje : warm ( voor de kinderen: komt doe nie oen das ichje) vèul toeng: roddelaar pitton : oogvijs oemslief: omslag, boord pertang: nochtans arrachjig: ijverig stèutte: morsen breie: bakken braan: breien fafoelj: stoeffer etterfretter: brombeer zjuchjemene: seringen zjenoffels: anjers beeterkes : tandjes bèustelgeldchj: muntjes die men op de grond vindt bij het kuisen pille: verloren ( z' emme doe een pille gat van draa-niks) mokke: lief bekuizeld: lichjes vuil vuuske: liedje vrinjelèk: vriendelijk sponchjke terf : mais steikerbakkes: stekelbaarsje anchjefei : moeilijk karakter (daan anschjefei es altèèd oent krefte) bailtchje bijltje (ei lèèt er 't bailtje baa nei ) beekotchje : bierviltje bagerèèr : knutselaar èuswerk : huiswerk koeschj : koets fwit : lèk fledder: zachte handborstel berlok: slechte kwaliteit dajèur : bovendien verroest : beroesterd voort : voeschj forre : vodde (Lembeeks) demstig : kortademig djanter: persoon ('t es neun ambetanten djanter) doeffelink: slaag rossink : slaag pandoorink: slaag toeffelink: slaag klamot: slag èètenteller: gierigaard (erwtenteller) bestèudchj: besteed ('t es wel bestèud) bliekskèèter: iemand met bleke huid (zu nen bliekskèèter ei es zeiker nie good) bloemmekei: boeket gozelle: morsen (ei èè gegozzeld en mèn ammeloake es vèul) doefke: slag doefke loeten : scheetje laten dolleke : spitsmuis djest : egel (moe nen djest es oek èu steikerverke) dou : hard (neun etten dou van bufsteik) dou : korenbrood (dat men aan de paarden gaf) smochjtere: snoepen smokkele : snoepen smochjterèèr: snoeper smochjterès: snoepster sebeet: straks kloppers: schrik (ei zitchj mè de kloppers) poeppers: schrik (ei zitchj mè de poepers) kwaschje: halve gare skarabitchje: een platte steen 2 maal op 't water doen ketsen skedderwedder: wanordelijk (alles lèèt ee skedderwedder) skèlle: snede (eun skelle heps of hesp) skelle: schillen ( pataate skelle) randoule: zonder doel rondlopen (ei doe de giele gronnigen dag oent rondrandoule) pompom : vedette (ei es de pompom van den oavèd) soenje: zonde tchjooke: varkentje zwoerd: zwozze (de zwozze van 't spek) surtoe: bovendien ( en blèèft surtoe nie te lank weg) afstraan: tegenspreken ( ik weit wa dak zeg, en ei tèèd da afstraan) anneke : lijster (een anneke pikt al wa da blinkt) annekesnest: wanordelijke plaats ('t es ee ne echte annekesnest) soms wordt annekesnest ook gebruikt voor en de rest (opsomming... en de giele annekesnest) kezze: poets (z' emme eum doe een kezze gezetchj) aomeldoen: stijfsel arloachje: uurwerk (mèun arloachje stoet stil) arnou: meikever (in de mointchj maa zen er arnous) preikèèr: meikever baa-neie: neen ( baa - neie das es zu nie gebuid) bèustel: borstel ( ei goet èur mè de grouven bèustel dui) stèven bèustel: straat borstel (ei goet er mè de stèvenbèustel dui) bien: afbieden (op de maèt mooie altèèd bien ) bien: been (ei èèt zen bien gebrouke) bien: vrek (es da ma eun bien, doevan koeinchjde niks los krège) beskèumelt: beschimmeld (da eite es beskèumeld) brainig: koortsig ( ei es brainig ei moo kèutses emme) bruud: brood (Halle extra muros) (ik goen eun bruud kuupe) broed: brood (Halle centrum) (ik goen eun broed koepen) spiksplintchjernèut: nieuw (ik èm een spikslintchjer neu arloagje)
Hals Woordenboek is in wording Binnenkort op mijn blog uittreksels uit mijn hals woordenboek met veel Halse uitdrukkingen en gezegden.
Hier volgt al een reeks Halse spreuken
De bedoeling is dat dit humoristisch blijft. Indien iemand een woord uitleg wenst over een spreuk stuur mij een mailtje. Het is ook de bedoeling deze lijst wekelijks aan te vullen met een nieuwe lading spreuken en om een standaard lengte te behouden zullen er ook verdwijnen. Voor de geinteresseerden kom regelmatig kijken, en geef ook uw mening, laat iets weten als ge het tof vindt. stuur mijn ook uw Brabantse spreuken ze zijn welkom. Als dit succes heeft maak ik een ganse site over het Hals dialect.
Ik begin met enkele typische Halse spreuken die dus alleen voor Halle gelden en zullen blijven Halle: in Halle steike ne stok in uile gat voe nie te valle Deze typische Halse uitdrukking komt van de bedevaarders die een houten klapstoeltje op een stok bij zich hadden. Omdat zij van ver kwamen rusten zij op die manier uit (er zijn nu nog gelijkaardige wandelstokken met een zitje). Van op zij gezien schenen de bedevaarders te zitten of hurken en een stok in hun achterwerk te hebben, vandaar deze zeer oude uitdrukking. Halle: de vointschjes boore van Halle (vointchje / vaantje= driehoekig vlaggetje voor de bedevaarders, en eeuwen oud) Sex: ei doot zen devure gelèk den hond van Reilecom (den hond van Reilcom een juwelier in de omgeving van de Bergenpoort of plein) ging altijd naarstig aan het werk als hij een teefje zag daarom zegt men die ook te Halle van een een man die bedrijvig is op ........ Goud: 't es goud van ba Reilecom ( 't was een brollewinkel) Pacha: de Pacha stinkt 't goe règere (Pacha was de bekende chicorei fabriek te Halle)
Deze serie zal regelmatig bij gewerkt worden.
afblijven
puute van de koeschj
afzien
ei èèt doe blaa skeite geloete
afzien
ei èèt zwette snie gezeen
armoede
ei èèt giene noagel voe ze gat te krabbe
armoede
ei moo lève van 't bèustelgeldchj
bangerik
zu neun broekskèèter
bedgenoot
uin baa sloaper
bedriegen
eemand ba den bok doon
bedriegen
eemand eun kezze zette
bedriegen
eemand in 't zak zette
bedriegen
eemand ne kol plaseire
bedriegen
ei èè get in zen rèlle
bedriegen
ne poeter op gat skiljere
bedriegen
z' emme eum ba ze pitchje
bedriegen
z' emme eum ne kluut afgetrokke
bedrogen (liefde)
ze of ei droagt oures
beloop
loitchj de boore moe dèusse
bemoeien
ge zèè ne moeial
bemoeien
mooit a mè 't aaf
bemoeien
reut in a ège soep
beslissen
aare of joengere
betalen
ei skrèèft mè dobbel krèèt
betrappen
ei èè get oen zen bien
betrappen
teige de lamp luupe
betrappen
z' ain eum ba zèè skabernak
beu
ik ben da ee zu meuj as kaa pap
biechten
mè Posse mooie aa kètel koschje
bijlopen
ei spelchtj mei voe keekebichj
bleek
ei es zu bliek as èu papeej
bleek
ei zee zu bliek as ne plattekèès
complimenten
en vuil vèève en zesse
dom
ei èèt in de vakanse noe 't skoul geweist
dom
ei erkan gien letter zu gruut as en hèus
dom
ei kan er de klute van
dom
ei kan nie tot twie telle
dom
oennuzel geboure en zot geweegd
dom
zèè frang val nie (nu zou dit Euro moeten zijn)
dom
't es neun tatchjelul
dom
ei èèt oek 't werm woeter nie èutgevonne
domineren
ei lèèt onder de slachj
dood
ei es weg ba Wannes (de graafmaker)
dood
zèn boechjee es èut
drinken
't es persees eun ingelke da op men toeng pist
drinken
da was doe èun zèuplapperaa
drinken
ei èèt eu goot amboeschjuur
drinken
ei pakt de stammeneis voer èzerwinkels
drinken
ei was doe oen al èun eur oent zjoebere
dronken
den trotwaar was niet bried genoeg
eten
aa voote onder toafel steike
fier
zèè koleij spant
fout
das ne erreur da nie chjucht es
gedaan
't es ee al lank deuzend
gedoe
vuil lawèèt in èu klaan stroitchje
gekleed
't es ne klooderjièn
gekleed
ei es ermettig gekliedchj
gekleed
ei es gekliedchj van den erme
gekleed
ei es nog al oengestuutte
gelijk geven
da vèègt ze gat zonder papeej
gelijkenis
't es ze vorke gescheite
groot
ei es ne meiter onderd
haar
doe es èun oer in bouter
haar
zèè ne tinchjekop
haastig
ei èèt 't veej oen ze gat
haastig
ei èèt 't veej oen ze gat
hoed
zèè neun oot gelèk ne abachjoer (lampekap)
hoesten
ei oest nie ei bast
honger
Ik èm eun appelfloute
kammen
ei èèt zen oer gekamd oen de grille van 't park
kammen
zen oer es in de wezzel
karakter
't es ne tatchje lul
karakter
't es neun ettefretter
karakter
das neun anchjefei
karnaval
ei èè ze moembakkes oen
kinderachtig
das kinjerorchjeraa
kleding (vr)
't es eun klodderes
kleding broek
ei èèt woeter in zèè keljer
klokhuis (appel)
ne knachjenbeit (overschot of klokhuis van een appel)
koffie
't es persees mèurre zèèk
koffie
aa kaffei es persees chjanderme zwiet
kuur
zèè loote
kwaad
ei èèt in zen roape geskeite
lelijk
daane èèt oek zen ège nie èutgevonne
liegen
ei geift aa anne ne zak op
liegen
ei geluuft in zen ège luiges
liegen
ei leegt dat eum zwèt zeet
liegen
ei moakt ma een bloes wèès
lui
ei moot onder zen erme gesneie wère
mager
ge koentchj mè eum flesse kochje
manken
ei goet kramakkelèk
muziek
't es vlekke mezeek
ongeduldig
ei es vriedig oempoechjentig
ongeduldig
ei es vriedig oempoeschjentig
ongeduldig
ei stoet op iete koule
ongeduldig
ei zitchj op iete koulen
ongeduldig
ons ier geive zonder biecht
ontmoeten
ei èè ne skèèr gedoen
ontmoeten
ei èèt nen toechj gedoen
opvliegen
ei zitchj direk op ze pjèèd
oudbakke
das èun aabakke toet
overdrijven
das mè 't oer getrokken
overdrijven
van ne vleegeskeit neun donderslag moake
petrol
petrol op 't veej geete
presies
't stekt nie nèè
regenen
't es katte oen gèubelle
rondborstig
z' es goot verzeen van uure en puute
ruzie
eun oer in de soep
ruzie
petrol in de soep
slapen
ik goen in mèn duus krèupe
twijfelaar
ne seipateij
verwachting
ei èèt er te lank opgeleige
verwachting
z' es teigen den hoek van eun ronne toafel gelupe
zuurpruim
't es ne azèèn pisser
Tot daar voor deze keer binnen kort zijn er andere spreuken om ze niet te missen is het best af en toe te komen kijken Victor
Dat stukske skrèève kik voe d' Hallenèèrs da ee zoin passeire. As ge da leist en ge zèèt van Halle of environs loitchj dèèn eet weite, reageit doe op . Het es altèèd plezant da ge eeveranst manne of vraave van a èègen streik teige komt. Das es oek voe d' ander minschje, as ge da tof vindtchj loitchj ma da dèèn weite dèèn skreef èk doe nog èu stuk baa mè gooi Halse woure. Al men tekste da 'k ee skrèèf bestoen oek 't Vloms van Halle. As ge èu good Hals woud wetchj lotschj ma da dèèn weite op mèèn e mail. Binne kèut goen èk ee ne giel uup Halse woure op zette èu klaan stukske dictionair en da es na gebuid Doevui mooie die nekie goen zeen 't es giele lèèst mè vuil woure
Allei tot de noste kie en ik wacht op aale reakse en leist oek mèn spruike
Dit is een verhaal dat al een aanvang neemt voor de oorlog tijdens de mobilisatie.
Onze vrachtwagen Ford was aangeslagen al in 1937 door het leger, hij moest indien nodig afgeleverd worden op de grote markt te Halle als versterking van de legervoertuigen.
Natuurlijk had iedereen een reden om zijn voertuig niet in te leveren, en deed er de wielen af, of maakte de motor onklaar. Bij mijn grootmoeder Victorine Smismans alias Vitrine kazak boven het café waren er tijdens de mobilisatie drie militairen verplicht gelogeerd.
Daar mijn grootmoeder weduwe was en alleen in haar huis woonde was de achterkamer opgeëist door de Belgische staat en het leger. Daarom sliepen daar drie militairen waaronder een hele lange die met zijn benen bijna een halve meter voorbij het kleine bed kwam. Die man was van Meerbeke bij Ninove, hier op komen we later terug
Op Vrijdag voor Sinksen 10 mei 1940 vallen de Duitsers België binnen.
Donderdag 16 mei1940
Er is de zoveelste luchtaanval van de Duitsers op Halle. Het Halderbos, waar De Engelsen, Fransen en andere militairen gelegerd waren wordt hevig gebombardeerd er vallen tezamen 120 bommen en ook op in de "Cite", waar de kolonnes van 't leger even halt hielden, op de Quetstroyelaan daar viel een bom die niet ontplofte en om 17 u 15 kreeg ook de Vogelpers, de volle lading. Er valt een bom juist naast de muur van het machineatelier van de schrijnwerkerij dat hierdoor volledig plat ligt. Gelukkig zijn de machines maar licht beschadigd en nog bruikbaar.De serres van bloemist Decrem erachter zijn volledig vernield als ook de achterhuizen. Mijn grootmoeder en ouders vernemen dat de Duitsers met rassen schreden naderen.
Vrijdag 17 mei 1940De vluchtHalle Meerbeke
In de voormiddag al zijn de Duitsers al in Kasteelbrakel zijn. Begin namiddag zijn aan het Halderbos. De familie panikeert en begin pak en zak matrassen dekens, etenswaren op de vrachtwagen te ladentoen zijn vernemen dat de Duitsers boven op de steenweg op Nijvel ter hoogte van de Leopoldstraat zijn. Zij pakken de biezen en laten alles achter. In de vroege morgen is de spoorwegbrug in Rodenem, de sasbrug, en de Waggelbrug over het kanaal al opgeblazen. Ons Fordje gaat als laatste over de kanaalbrug om mijn tante Elisabeth Ghysels, de Zuster van mijn mijn vader en haar man die ook mijn peter is (Victor Demanet) tesamen met hun kinderen op te halen aan de hoekSinte Katharinaveste en steenweg op Ninove, Indertijd café en verfwinkel. Toen hoorden zijn een luide knal. Het is 16 u 05, Halle davert op zijn grondvesten, de brug aan de Basiliekstraat over het kanaal is ook opgeblazen.
Bij mijn Tante aangekomen doen zij het café dicht laden alles op de vrachtwagen en vertrekken richting Ninove. Wegens de vele vluchtelingen, militaire kolonnes gaat de reis zeer langzaam. Tegen de avond komen zijn in Meerbeke aan en herinneren zich de (lange) militair die op de achterkamer logeerde. Zijn gaan daar aankloppen de lange is thuis en hij verschaft hun onderdak voor de nacht.
Zaterdag 18 mei 1940Meerbeke Dadizele
De volgende ochtend zijn ze vroeg op weg. Enkele kilometers voorbij Ninove rijden zij voorbij familie van Vitrin Kazak, mijn grootmoeder, die al te voet van Halle Rodenem kwamen. Zij stoppen en deze gaan mee met de camion. Ze zijn numet 11 volwassenen en 6 kinderen op de vrachtwagen en rijden richting Oudenaarde.
De benzine tankvan 60 liter geraakt leeg en onderweg zijn bijna alle benzine stations leeg of gesloten.
Ze moeten zich een weg banen tussen de militaire kolonnes die voorrang hebben. Er is ook de stroom vluchtelingen met vrachtwagens, personenauto's,paard en kar, stootkar, kruiwagens, tandems, fietsers, te voet en al de andere denkbare mogelijke en bestaande vervoermiddelen.
Zij vervoerden letterlijk alles: matrassen, dekens, huisraad, kleding, voedingswaren, huisdieren, honden, katten, koeien, konijnen, en nog meer ondenkbare, soms nutteloze zaken. Tussen Oudenaarde en Avelgem geraken zijn aan woekerprijs aan benzine. Even verder rond Kortrijkvallen Duitse vliegtuigen de militaire kolonnes aan,iedereenduikt in de gracht , de kinderen kruipen in de rioolbuizen naast de baan, enkele ouderen wachten bang af in de laadbak van de vrachtwagen.
Laat op de avond komen zijn in Dadizele waar zij toch met deze grote groep een huisje vinden om de nacht door te brengen. De eigenaar legt stro op de grond om het comfort ietwat te verhogen. De kinderen wriemelen in het stro. Nette diedat hoort en schrik had van muizen zegt tegen haar man "Lomme ik geluuf da ee mèuze zitte"
Zondag 19 mei 1940Dadizele -Ploegsteert
De volgende morgenvertrekken zij naar Menen met de bedoeling de Franse grens over te steken naar Tourcoing en verder.Er zijn kilometers files, de douane en grenscontroles zijn tergend traag.Wachtend en spelend valt mijn broer in netelen en hij mag vooraan in de cabine zitten om hem te troosten.Omdat er niets vooruit gaat doen zijn een poging om via Ploegsteert naar Armentières te rijden. Maar het was wachten, wachten en nog wachten. Ze maken rechtsomkeer. Ze krijgen toelating van een boer met zijn overvolle schuren met vluchtelingen om in de camion te overnachten op de koer van de boerderij.Tijdens het spel valt mijn broer (3.5 jaar) in mesthoop en, hij en zijn kleren moesten gewassen worden.
Maandag 20 mei1940 Ploegsteert -Poperinge
Zij vertrekken zeer vroeg om als eerste aan de grens te zijnDe man (Victor Demanet) van mijn tante gaat te voet tot aan de grens om poolshoogte te nemen en verneemt dat de volledige grens met Frankrijk gesloten is. Ze dolen rond en komen in Poperinge terecht. Daar vinden zijn in de Trommelaarstraat en huurhuisje en installeren zich met de groep.
Dinsdag 21, Woensdag 22 , donderdag 23 mei 1940Poperinge
Daar het hier kalm was blijven zij hier voor onbepaalde tijd. Mijn vader gaat alle dagen tot aan de grens (op 3 km) ompoolshoogte te nemen. Regelmatig horen zij obussen, afweergeschut boven hun hoofden voorbij vliegen, maar de volgende ochtend verslechterd de toestandhelemaal
Vrijdag 24 mei 1940
In de ochtend vroed wordt Poperinge door Duitsers aan gevallen. Hevige bombardementen vinden plaats in het centrum van de stad, in omgeving waar zes wegen samenkomen is alles vernield. Er waren 150 doden. In paniek beslissen ze onmiddellijk te vertrekken.
Alles wordt opgeladen en gaan zij verder door het centrum van de stad. Daar zagen zij de gruwelen van de oorlog.Overal waren er kapotte gebouwen er lagen lijken van Engelse, Franse en Belgische soldaten, vluchtelingen en inwoners van Poperinge tussen bakstenen, dakpannen verwrongen auto's en karren, dode paarden, kruiwagens, fietsen en nog meer.
Ze pogen terug de grens over te steken naar Steenvoorde (Fr) maar alles was en bleef potdicht. Ze doolden verder en kwamen via Oost-Vleterenin Reninge terecht. Ze dachten dat dit een minder strategisch gebied was omdat het niet in de nabijheid van de grens lag.
Ze zoeken onderdak op een Boerderij en logeren bij de Familie Horebeke in één van hun de schuren. In de andere schuur op 50 meter lagen Engelse militairen die het noodvliegveldbewaakten dat op 100 meter lag. Maar dat werd pas de volgende dag ontdekt.
Zaterdag 25, zondag 26, maandag 27, mei 1940 Reninge
Het leven gaat verderze zijn hier met een beetje comfort gelogeerd in deze schuur en slapen op hun meegebrachte matrassen.
Mijn kozze Pierre Demanet krijg een aanval van Astma een Engelse dokter komt uit de nevenliggende schuur en geeft hem een injectie. Ze konden zich daar wassen, de was doenkochten daar eten en drinken en hadden op dat gebied niet te klagen.
Mijn vader ging met mijn peter Victor Demanet meerdere malen tot aan de grens. Zijn zagen daar de Engelse, Franse, Belgische militaire en vluchtelingen bijeengetroept in de Westhoek
De Duitsers waren ondertussen al aan de kust te Abbeville (Fr) en deze ganse groep was dus ingesloten. De enige uitweg was per schip naar Engeland via het kanaal.
Dinsdag 28 mei 1940Capitulatie van Belgisch leger (Reninge)
In de loop van de dag vernemen zij te Reninge via de radio en personen uit de streek dat Koning Leopold III op 28 mei om 4 uur het bevel gaf de wapens neer te leggen, met de onvoorwaardelijke overgave zoals geëist door Hitler. Het oorlogsgeweld was een beetje verminderd en ze denken om terug naar Halle te gaan.
Plots om 16 uur schiet het Engels leger van op hun stellingen naar de Duitsers om de terugtrekking naar Duinkerke te dekken. De Duitsers reageren heftig en rukken nog altijd verder naar de kust. Er word hevig geschoten en gebombardeerd. Allerlei springtuigen vlogen fluitend en sissend boven hun hoofden. Een bom vernielt de schuur van de Engelsen op 50 meter van onze groep. Daar de Engelsen in stelling waren zijn er geen slachtoffers.
Woensdag 29 mei 1940 Bombardement en retour naar Halle
De beschieting duurt de ganse nacht en eindigde om 5 uur in de morgen. Wegens de capitulatie en dit voorval begrepen zij er niets meer van. Rond acht uur gaan zijn in Lo-Reningen proviand halen. Groot en klein ziet hoe een Duits vliegtuig geraakt wordt door het Engels afweergeschut. De Duitse piloot kon zich redden met zijn valscherm maar wordt van op de grond aan flarden geschotenen komt op een vijftigtal meter van de vrachtwagen neer in het veld.
Zij vernemen dat de Duitsers Noordschote, bezetten en de Ieperlee oversteken. Zij voelen zicht ingesloten en besluitenterug te keren naar Halle. Al de mannen verbranden hun militaire paspoorten om door de Duitse linies te gaan. Zij krijgen tegen betaling proviand mee voor onderweg 20 gepluimde kippen en 40 hard gekookte eieren. De kippen worden aan de zijkant van de camion gehangen.Even buiten Reninge komen zij de eerste Duitsers tegen.
Ze waren juist op tijd weg in Reninge, en komen dezelfde avond terug thuis in Halle maar in bezet gebied. Eigenlijk was er na het bombardement van 16 mei niets erg meer gebeurd te Halle en waren zij beter thuis gebleven
Terug in Halle
Terug in Halle zetten men eerst mijn tante af aan de Steenweg op Ninovehet huis is gans leeggehaald. Zij moeten dan via het sas over de Duitse noodbrugde enige weg over het kanaal naar de Vogelpers. Aan de schrijnwerkerij zien zij ook dat alles weggehaald, geplunderd is, alle triplex is voor de ruiten genageld van de buren en er is niemand die van iets weet. De lederen riemen van de machines zijn ook weg.
Er wordt nu nog aan één ding gedacht en dat is de wederopbouw van het atelierer wordt met de camion van einde en verre schaars materiaal gekocht om alles terug toe te leggen. In September is het atelier terug operationeel. Men begint met noodzakleijke herstellingen bij de buren en in de andere huizen van de stad Halle die schade geleden hebben dooor de bommen.
Op aanvraag van enkele familieleden veteld ik dit verkort verhaal, reeds gepubliceerd op verscheidene plaatsen. François Dekegel in de volksmond Sisse Keigel is man van mijn meter en tante Alice Tordeu(r)s die de zuster was van mijn moeder (Wiske). Hij was goudsmid kunstenaar etser, met als hobbys als roeier, voetbalspeler bij Union Halle en Cercle Tubize. Hij was werkweigeraar tijdens de tweede wereldoorlogen hier volgt zijn lijdensweg ingekort tot twee bladzijden van veertien, die de originele Duitse en andere documenten omvatten.
Het is een echt gebeurd verhaal dat dikwijls in stukken en brokken verteld werd. Dankzij het terug vinden van al de originele documenten kon alles cronologisch op papier gezet worden met de precieze data, en werkonderbrekingen erbij. Het is spijtig dat ik dit niet uitgebreider kan vertellen.
François Dekegel Alias Sisse Keigel is geboren te Halle op 22 Juli 1911. In de tekst die volgt zal ik hem Sisse noemen
Hij was verplicht bij zijn werkgever te stoppen wegens de mobilisatie in 1938. In die periode verbleef hij op de plaats ''t Holleke" genaamd in Linkebeek. Hij kreegop 17 mei 1939, tijdens één van zijn verloven, een staatstelegram om te melden dat hij zich dringend moest begeven naar Linkebeek voor demobilisatie. Daar hij toen verloofd was met mijn huidige meter hebben zij van de gelegenheid gebruik gemaakt om op maandag 3 juli 1939 te trouwen in de Sint- Rochuskerk te Halle. Hij ging terug werken bij zijn werkgever enin augustus 1939 werd hij onder wapens geroepen om België te verdedigen tegen de dreigende invallen van de Duitsers, die telkens uitgesteld werden.wegens strategische redenen.
Op vrijdag 10 mei 1940 begint de oorlog, het Belgisch leger wordt overrompeld door de Duitsers en Sisse wordt als krijgsgevangene vrijgelaten op 10 juni 1940hij kwam terug te Halleop
13 juni 1940. Hij moest al zijn militair materiaal inleverenop het stadhuis te Halle.
Hij gaat terug naar zijn werkgever in Schaarbeek en werkt daar tot 28 november 1942 omdat de werkgever het bevel kreeg van de bezetter om de firma (goudsmid) te sluiten. Daarna is hij fictief in een firma tewerk gesteld om niet naar Duitsland moeten te gaan.
Hij wordt toch opgeëist en moet op 3 april 1943 vanuit station Schaarbeek naar Duitsland vertrekken naar een werkkamp. Via de politieman die deze papieren rond brengt in de stad verneemt hij dat zijn oude klasgenoot ook naar Duitsland moet vertrekken dezelfde dag als hij en de zelfde bestemming. De volgende dag bekokstoven zijn tezamen iets wat nooit geweten zal zijn.
Naar Duitsland via Schaarbeek Maar het verhaal verloop als volgt:
Die bewuste 3 april 1943 spoort hij met zij broer Emiel van Halle naar Brussel Zuid, daar moeten zij verder met de tram tot het station van Schaarbeek. Onderweg geeft Emiel aan Sisse zijn abonnement van de spoorweg. Sisse gaat het station van Schaarbeek in, laat al zijn papieren afstempelen door de Duitsers en verzekert zich dat hij in alle lijsten als present staat en gaat met het abonnement van zijn broer aan de andere uitgang van het station buiten. Om de aandacht van de Duitse soldaten af te leiden beginnen Emiel, zijn broer en met enkele vrienden op het voetpad voor het station te vechten, zodat de Duitse militairen die de uitgang bewaken moeten tussen beiden komen en Sisse zonder controle het station verlaat.
Vandaar gaat hij terug te voet 2 km naar zijn vroegere werkgever om zich te verstoppen. Deze acht het veiliger om hem bij zijn broer in Woluwe te verstoppen omdat het daar veiliger zou zijn. Maar ook daar zoekt de Gestapo overal en hij besluit 's nacht te voet van Woluwe naar zijn vroeger bekende plaats in 't Holleke- Linkebeek te gaan waar hij ook nog familie heeft. Maar ook daar zoekt de Gestapo van huis tot huis, en hij besluit de volgende nacht te voet van Linkebeek naar Halle op de Halleweg te gaan bij zijn ouders. Hij komt daar tijdens de nacht aanzonder het medeweten van zijn moeder, broers en zuster.
Thuis verstopt Zijn vader verstopt hem op de zolder en installeerde hem in een oude kleerkast.
De stappen op de trap zijn gecodeerd door vader. Indien een niet gekende code klimt hij op het dak en verstopt zich achter de brede schouw niet zichtbaar van op de straat. Dit duurt zo verschillendemaanden.Er moet ook met de rantsoenen voor eten gezorgd worden en ook daar slagen zij in.
Toevallig heeft zijn broer een boek nodig in die bepaalde kleerkast. Hij gaat op de zolder en ziet zijn broer daar verstopt in de kleerkast. Ze vallen in elkaars armen. Nu weet zijn familie waar hij in huis verstopt is, en kan nu kan hij ook vrij in het huis rond lopen.
Ondertussen zijn de Gestapo naar hem op zoek omdat hij niet aangekomen is op de plaats van bestemming in Duitsland. De Gestapo zoekt bij zijn vrouw die bij mijn grootvader woont op de Rodenemweg, ook bij ons thuis en in onze schrijnwerkerij wordt gezocht. Ook verschillende keren bij de oudersvan Sisse op de Halleweg .
Brieven uit Duitsland van Sisse die in Halle verstopt zat !!!
Voor zij vertrek had Sisse met zijn vriend bekokstoofd over brieven.Zijn vriend van de Villalaan te Halle schreef vanuit Duitsland brieven naar zijn vrouw,die werden overhandigd aan Sisse.Hij schreef die over met gepaste datum en stuurde die in een voorgeschreven omslag naar zijn vriend in Duitsland op de plaats waar zou moeten verblijven. Zijn vriend postte die brieven in Duitsland zodat enkele dagen later die bij Sisse zijn vrouw aan kwamen te Halle, Rodenemstraat.
Zijn vrouw werd ook op rooster gelegden moet naar Brussel, Naamse straat om op de folterbank om iets meer te bekennen maar ze liet niets los. Sisse zijn zus gaat mee er wacht buiten Indien zijn vrouw niet terug buiten komt zou Sisse zich aangeven bij de Duitsers om haar vrijlating te bekomen. Maar zover is het niet gekomen
Ze toonde de brieven die ze kreeg van haar man in Duitsland en zegde dat ze van niets wist.
De speurtocht naar Sisse door de Gestapo ging versterkt door. Voor Sisse werd het onveilig in zijn oudershuis en hij vlucht bij familieleden naar Essenbeek . Maar Essenbeek, de wieg van de klandestine pers te Halle, ook daar moest hij gaan lopen. Dan heeft hij enkele weken, het was zomer, in open veld tussen het graan en de maïs doorgebracht.
Daarna is hij terug naar huis gegaan en heeft een put gegraven onder het hok van Wembley, zijn hond. Hij voert de grond 's nachts met een kruiwagen op meer dan 200 meter in het veld.Telkens als de deurbel ging haastte hij zich onder het hondenhok en schuift dit boven zijn hoofd. Nu zijn schuilplaats gekend is door gans zijn familie en jong getrouwd kan hij zich 's nachts een bezoek aan zijn vrouw veroorloven. Hij moet daar voor de vaste post van het afweergeschut voorbij, dat de kanaalbruggen in Rodenem in 't oog houdt, en dat is een groot risico, toch met de avondklok.
De Gestapo spioneerde dag en nacht om zijn schuilplaats te ontdekken maar hij heeft gelukt gehad. Zo ging dat door tot eind van de oorlog.
Einde oorlog Hij ging dan terug werken bij zijn vroegere werkgever en iets later begon hij als zelfstandige goudsmid tot in op Zaterdag 18 september 1954. Dan overlijdt hij als gevolg van de doorstane ontberingen tijdens de oorlog. Eigenlijk is hij ook een nooit genoemde oorlogsheld uit de Halse oorlogsgeschiedenis en toch ook een beetje gesneuveld voor het vaderland
Tot hier dit echt gebeurd verhaal over mijn nonkel François alias Sisse Keigel van de Halleweg.
Napoleon was met zijn echtgenote Marie-Louise op weg van Zinnik (Soignies) naar Brussel Hij hield halt te Halle en bracht een bezoek aan de stad op 21 september 1811. Hij werd door de toenmalige burgemeester Henri Nerinckx ontvangen, maar nogal koeltjes. Napoleon kwam ook om onder andere volk voor zijn oorlogen te ronselen om in Rusland te gaan vechten. Zijn leger bestond toen uit Belgen, Nederlanders, Fransen, Italianen, Duitsers en meerdere anderen nationalitieten uit omringende landen. Bij zijn ronselcampagne toen in 1811 is er een familielid, voorvader, die zich liet inschrijven in het leger van Napoleon. Hij werd ingelijfd als militair werkman bij het "eerste bataljon mariniers" te Brest. Helaas zijn tijdens WO I en WO II de meeste archieven te Brest vernietigd geweest zodat alleen een puur toeval hulp kan bieden om in die richting verder te zoeken.
Antoine Gheyssels (één van de 45 gevonden schrijwijzen van de naam) Deze voorvader is op 18 mei 1813 overleden te Dantzig (Gdansk Polen) Twee jaar later op 14 september 1815 dus na de slag van Waterloo is de overlijdensakte te Halle toegekomen Wat er met de afgestorvene gebeurde is niet bekent. Hij is heel waarschijnlijk ter plaatse begraven. Er zijn onlangs (in 2005) massa graven ontdekt met soldaten gestorven aan een epidemie van lichaamsinsecten.
Hieronder volgt de Franstalig tekst zoals ze op de overlijdensakte te Halle stond
Acte de déces du 14 novembre 1815 Ville de Hal
Lan mille huit cent quinze,le quatorze novembre à dix heures du matin par devant nous
Jean Joseph VandenElschen, adjoint du maire, officier de létat civile de la commune de Hal,
canton de Hal département de Dyle estcomparu:
Monsieur Pierre Joseph Barbandonadjointdumaire
de Hal, faisant les fonctions d officier de police lequelnous a remis un certificat
délivré par le conseil administrative du premier bataillonde ouvriers
militaresde lamarine au service de Franceà Brest.
le premier septembre dix huit cent quinze. Par lequel ilconste que le nommé
ANTOINE GHEYSSELSouvrier militaire au dit bataillon,né a Hal, est
décédé le dix huit Mai dix huit cent treize à
l hopital regimentaire de Dantzich,Que lapièce à
éte remis à sa famille,et il a signé avec nous le présent acte
après lecture leur a été faite
Délégue du maire Van Elschen
Moest er iemand iets meer weten over dit hospitaal of deze geschiedenis dan is alle info welkom Actueel ben ik in contact met de Poolse archieven van Gdansk, met hoop op zege. Indien mij iemand kan helpen om in Gdansk te zoeken dan is die hulp welkom.
Tijdens mijn opzoekingen in de archieven te Halle, heb ik natuurlijk moeten rekening houden metde variaties op mijn naam, die ontstaan zijn door schrijffouten van den beambten in de burgerlijke stand.
Er waren ook uitspraakfouten van de aangever, die familie of buur was, en als ongeletterde alleen de bijnaam van de vader of moeder kende, maar de juiste familienaam, dat was een ander probleem.
De naam juist uitspreken en schrijven liet hij dan ook aan de beambte van de burgelijke stand over.
Meestal hadden beiden al een beetje jenever gedronken om de geboorte te vieren en dat hielp de zaak niet vooruit. Ik heb ook opgemerkt dat de bij dezelfde familie dezelfde personen uit bepaalde winkle kwamen getuigen.
Al deze namen zijn het gevolg van de schrijf- en andere fouten zij zijn allen familie van elkaar:
Deze lijst is wegens de opzoekingen die nog bezig zijn onvolledig (alleeen de naam Ghysels is gebruikt) Ik heb van deze personen tientallen broers en zusters kinderen en nog veel meer in mijn lijsten
Te Halle waren er twee takken Ghysels met de zelfde oorsprong. De ene zwermde uit van Rodenem en de andere kwam van Rodenem via de Arkenveste in Halle Centrum terecht Voor de varianten van de naam Ghysels verwijs ik verder in een ander deel van dit blog. Een vader met 9 kinderen met de naam op 5 verschillende manieren geschreven.
Ik heb Ghyselsen terug gevonden tot in de 13de eeuw die misschien ook familie waren, maar daarvan heb ik nog geen enekel zekerheid.
Dit is de ingekorte versie van mijn stamboom met een grote zekerheid dat deze personen aan mij hun genen hebben doorgegeven
I Kwintijn Ghysels ° +/- 1623 Huwelijk XXX
Anna Johanna De mesmaeker ° +/- 1623
II Gaspar Ghysels ° Sint Pieters Leeuw +/- 1652Huwelijk XXX
1Cornelia Valkeneer ° +/-1661
2Marie Van Cutsem° Eizingen +/- 1650
Uit eerste huwelijk
IIIGuillam Ghysels ° Sint Pieters Leeuw 29/06/1693 Huwelijk 28/11/1722
Florentina De Neve° Lembeek +/- 1698
IV Peeter Franciscus Ghysels° Halle 1745 Huwelijk Halle 06/05/1759
Uit het huwelijk met Louise Tordeus 4 kinderen X Pierre Ghysels ° Halle 19/01/1933 + Australië 25/01/1983 Huwelijk te Halle 31/03/1959 met Marie-Jeanne Deneef °Halle 20/08/1928 + Australië 16 mei 1998 Twee kinderen XI 1 Cecilia Ghysels ° Halle 26/04/1960 gehuwd in Pentith Australi¨op 24/08/1984 Met Con Spiros ° 24/09/1959 Tabitha Spiros ° Penrith Australië 17/02/1989 Johnatan Spiros ° Penrith Australië 26/08/1990 XI 2 Carla Ghysels ° Halle 23/07/1964 ongehuwd
X Victorine Ghysels ° Halle 1/04/1935 Huwelijk 25/05/1959 met Carlier René ° Halle 24/07/1936 +Jette 27/08/2000 Geen kinderen
X Joseph Ghysels ° Halle 24/12/1936 Huwelijk op Lembeek op 24/08/1959 met Jeaninne Picalausa ° Lembeek 15/08/1938 Drie kinderen XI 1 Lena Ghysels ° Halle 18/05/1960 XI 2 Gerda Ghysels ° Halle 29/04/1963 XI 3 Ilse Ghysels ° Halle 01/12/1964
XVictor Ghysels (dat ben ik) ° Halle 18/04/1942
Huwelijk te Enghien 28/08/1965 met Verdonck Chantalle ° Enghien 29/10/1942 Drie kinderen:
XI 1 Pascale Ghysels ° Schaarbeek 21/10/1965 Huwelijk 22/101994 met Floris Vansina ° Antwerpen 24/07/1963 Drie kinderen XII 1 Katrien Vansina ° St Agathe Berchem 16/02/ 1996 XII 2 Jonathan Vansina ° Jette 22/07/1997 XII 3 Jeroen Vansina ° Jette 18/05/2000 XI 2 Martine Ghysels ° Enghien 15/07/1969 Huwelijk met Walter Stegen ° Genk 22/05/1966 Drie kinderen: XII 1 Kevin Stegen ° Leuven 4 /10/1995 XII 2 Thomas Stegen ° Tienen 16/02/1998 XII 3 Sander Stegen ° Tienen 19/04/2001
XI 3 Stephane Ghysels ° Enghien 26/06/1970 ongehuwd geen kinderen Indien er voor iemand ongewenste informatie staat laat dit weten en het wordt terstond weggehaald Voor meer informatie stuur mij een mailtje.
Dansen en kermis in de schrijnwerkerij rond 1900 en daarna
Hiernaast het Mortierorgel gemaakt in 1928 en dat in het café "De Drie Deuren" speelde in Basiliekstraat te Halle. Voor de oudere Halleren een stukje nostalgie Als ik klein was ging ik met mijn vader naar de mis van 11u30 in de Paterskerk Na de mis gingen wij dan ook een pint drinken. Ik mocht dan mijn lippen eens tegen zijn glas zetten en ik had gedronken, daarna mocht ik in dat gelufje aan de muur in een soort spaarpot een muntje steken en toen speelde dit Mortierorgel een melodietje dat enkele minuten duurde. Dit orgel is heden nog te bezichtigen in het (privaat) museum van mijn broer Joseph te Brussel (1030 Schaarbeek) Nota: Om deze geschiedenis beter te begrijpen is het geraden het volledig blog lezen, omdat mijn meeste artikels in familieverband moeten beschouwd worden.
En naa allemoe op de piste in de zoel ba Pie Kip en Vitrine Kazak
Mij grootmoeder Victorine Smismans ( Vitrine Kazak) hield een café open op de Vogelpers (straat) naast de schrijnwerkerij sinds 1903. Met elke straat- of wijkkermiskwam er een muzikant, meteen accordeonof ander instrument en speelde in het café. Er werd gelachen gezongen, gedanst en gedronken.Rond 1905 had Pierre Ghysels (Pie Kip), haar man, het idee om in de schrijnwerkerij de schaafbanken op zij te schuiven en in het atelier te dansen omdat er meer plaats was. Toen was er alleen gasverlichting om tot laat in de nacht of ochtend te kunnen dansen.
Toen het atelier nogmaals vergroot werd rond 1910 om beter te kunnen werken en ook dansen,huurde men een monumentaal dansorgel van Mortier om met elke kermis te dansen. In die tijd waren er tientallen kermissen: er was kermis Vogelpers, Rodenem, Sint Rochus, Biezeweide, Halle enzen dit minstens twee maal per jaar. Er werd een plankenvloer gelegd voor het orgel waarop men veel parafine en zagemeel strooide om goed te glijden.
Achter het orgel zorgde één orgeldraaier de ganse avond voor muziek daar er geen elektriciteit was hing alles af van zijn draaibewegingen aan het grote wiel. Hij sliep zoals gewoonte achter het orgel op de grond. Bij ons in de schrijnwerkerij sliep hij met meer comfort in de schavelingen. Sommige kermissen duurden tot drie weekendentelkens begon men te dansen van vrijdagavond, zaterdag na het werk, zondag na de mis en ook maandagavond telkens tot laat in de avond zoniet tot vroeg in de morgen. De mensen kwamenkilometers te voet van de naastliggende dorpen Lembeek, Breedhout, Pepingen, Essenbeek, Buizingen, om te komen dansen en naar het orgel te kijken en luisteren. In die tijd ging men kijken op verscheidene plaatsen om te zoeken waar het beste en mooiste orgel stond. Daar er in het atelier plaats zat was stonde daar altijd één van de grootste orgels. Het dansen ging zo: Het monumentaal orgel speelde een liedje, wals, slow, tango, fox-trot, scotisch, quadrille, enz, dat maar anderhalve minuut duurde en dan was het halve dans. Iemand van de familie kwam rond op de piste om dansgeld te ontvangen. Indertijd was dat maar een muntje van 1 of 5 cent volgens de periode. Dan speelde het orgel terug hetzelfde korte liedje. Diegene die tot de dans uitnodigde betaalde uiteraard en dat was meestal de galante man, de vrouw betaalde zelden of niet. Ook was het zo dat de vrouwen altijd op de kosten van de man dronken. Dus uw lief betaalde u nooit een pint in die tijd. Vooraan in het atelier kon men in die tijd een bokske, een geuze, een faro, Halse duvel of een Spa-citron drinken. Cola en al de rest bestond nog niet.Voor de vrouwendeed men meestal een stuk suiker in de geuze om zoeter te smaken, dan moest de suiker met een "stoemper" verbrijzeld worden en opgelost.
De ingang van de danszaal (het atelier) was gratis. Meestal ging men een pint drinken in het café ernaast omdat voor de piste maar een beperkt aantal tafeltjes en stoelen stonden. Bij elke kermis kocht Vitrine Kazak een nieuwe stijve straatborstel in geval dat men begon te vechten, dan ging zij er letterlijk met de stijven borstel door, zij duwde deze in het gezicht van de vechter(s) en die waren dan rap gekalmeerd en aan de deur gezet. Er waren vechterbendes die alleen maar kwamen om boel op stelten te zetten. Men had de bende van de Postweg, van Stroppe, van 't plaan, eigenlijk had elke wijk zijn bende.
Rond 1920 had mijn grootmoeder een precisieweegschaal gekocht om haar muntstukjes, na het sorteren op grootte en waarde, te wegen.Men wist hoeveel muntjes er in één kilo ging van die soort en zo was de rekening sneller gemaakt. en wist men wat er deze maal verdiend werd . Er waren verscheidene aarden potten vol met geld, en men sliepop het geld tegen de eventuele dieven.
In 1922 dan was er elektriciteit in de straat Pie Kip kocht dan een gans atelier machines en betaalde contant. Met een electrische motor van een der machines, had mijn vader een mechanisme gemaakt zodat het wiel van het orgel zonder armkracht draaide. Het werkt achter het orgel beperkte zich nog alleen tot boeken steken, (de muziekkartons). De kermissen volgenden elkaar op jaar na jaar. Tijdens de WO I werd er niet gedanst omdat de mensen hun geld spaarden.
In 1933 overlijd Pie Kip door een eigenaardig toeval en fout van de belastingen, hij kreeg de belastingsbrief van een andere fabriek met dezelfde naam Pierre Ghysels en moest toen 400.000 Bf betalen, dit is in zijn hoofd geslagen en zes maand daarna overlijd hij aan de gevolgen. Mijn vader doet alles verder, de schrijnwerkerij en kermis tot WO IIin 1940, dan wordt er niet gedanst.
In 1945 na de oorlog dacht iedereen terug aan kermis en geld ontvangen en wegen en verdienen. De eerste maal was het terug "vollen bak" veel gedans en vertier. De tweede kermis kwammen voor de dag met taksen op amusement, de auteursrechten SAMBAM en die taksen waren zo hoog dat het niet meer rendabel was om nog een orgel te huren en te dansen op de orgelklanken. Ook brachten de Amerikanen de gekende Juke Box in ons land en dansen in een zaal met dakpannen en witgekalkte muren was volledig uit de mode.
Zo eindigde een halve eeuw volksvermaak op de Vogelpers (straat)te Halle
Foto hiernaast ongeval in 1931 op de brug van de Zenne te Halle
Na de eerste wereldoorlog was er in de schrijnwerkerij van mijn grootvader Pie Kip (Pierre Ghysels) veel werk. Men noteerde bestellingenvan uit de vernielde westhoek (Bachten de Kuppe) en de kust Veurne, La panne, Nieuwpoort, om alles terug op te bouwen.
De afgewerkte ramen, deuren, trappen werden in het begin met paard en kar tot aan het goederenstation van Halle gebracht om daar met een goederentrein naar de Westhoek te transporteren.
Toen bestelde mijn Grootvader Pierre Ghysels alias Pie Kipeen vrachtwagen Ford T model 1926 om zijn eigen transport te doen en niet afhankelijk te zijn van boeren en anderen met paard en kar.
De vrachtwagen had één ton laadvermogen en de laadbak was 2.20m breed en 3.00 mlang
Alles was toen met de borstel groen geverfd van kop tot teen, binnen en buiten.
In die tijd kocht men een chassis met motor en als de rest was houtwerk en moet door een carrosseriebedrijf aangepast worden. In dit geval werd de cabine en laadbak door de eigen firma gemaakt. Daar mijn vader en grootvader pioniers waren van de brandweer te Halle diende hij ook
om de brandweerpomp sneller dan met de mankracht op de plaats van het onheil te trekken
Een detailbeschrijving van de vrachtwagen
Het stuurwiel stond links in de cabine. Het klaksonwas van het toeter type met peer en stond uiterst links aan het "dashbord", dat een houten planke onder de voorruit was. De voorruitin twee delen was gewoon vensterglas en de ruitenwisser kon van de binnenzijde met de hand heen en weer bediend wordenEr was maar één halve deur aan de rechtse zijde (te zien op de foto). In de winter werd erboven een stuk stof gehangen om dit gat te dichten. Bij vriestemperatuur moest telkens 's nachts het water van de radiotor afgelaten worden opdat de motor en radiator niet zouden kapot vriezen.
Verticaal op de vloer was er een handrem op de achterwielen, en er waren maar twee pedalen één voor de rem en de ander voor de eerste en twee versnelling (prise). De hendel om gas te geven was rechts aan het stuur. Aan de linkse zijde was een symmetrische handel voor de voorontsteking.
Het benzine reservoir van 60 liter bevond zich onder de zetel die de ganse breedte van de cabine was (voor 3 personen) Om te tanken moest men het kussen uithalenen dan kon men de vuldop bereiken.
Aan de schaarse benzine pompen was het nog met de hand pompen en de twee bokalen 5 liter vullen en laten leeglopen in het reservoir
De batterij van 6 volt stond buiten rechts onder de voeten de chauffeur.
Om te starten moest met vooraan aan de zwengel draaien tot het beestje startte. Vergat men de hefboom van de voorontsteking aan het stuur terug in begin stand te plaatsen dan kon men een hevige terugslag krijgen dat soms de pols verstuiktof men lag op zijn zij op het voetpad of grond naast de vrachtwagen
De ontsteking was nog met trillers (inductieklos van Ruhmkorf) die men kon horen werken met hun gezoem.
Onderhoud
Daar er nog geen of zeer weinig garages waren werden alle onderhoudswerken, smeren,banden herstellen, alsook de mechanische herstellingen zelf gedaan door mijn vader.
Om van Halle naar Brussel heen en terug te rijden gebruikte hij 40 liter benzine.
Zijn laatste grote rit was na het bombardement van het atelier op 16 mei 1940. Dan is de ganse familie (18 personen)ermee op vlucht geweest naar Poperinge, Reninge, Ploegsteertmet de bedoeling Frankrijk te bereikenmaat de grens was dicht en 2 weken later waren ze terug thuis.
Tijdens de oorlog is hij aangeslagen voor het ravitaillement van de Halse bevolking. in de schrijnwerkerij was er toch niet veel te doen, allen kleien herstellingen voor de bezetter. Na de oorlog is hij een stille dood gestorven in de hoek van het atelier en is als schroot verkocht geweest in 1954. Er waren nog geen verzamelaars die voor dit soort oude auto's geld gaven Victor
Ik was in mijn oude foto's aan kijken en ineens vond ik tussen al mijn archieven een foto van mezelf, die op enkele weken na zo oud is als de bevrijding in 1945. De foto is genomen in de tuin van mijn grootmoeder die naast de schrijnwerkerij lag (zie artikel hieronder). Het was in de zomer want de snijbonen met staken waren al een stuk gegroeid Mirza de trouwe rattenvanger waakt naast mij. Mirza kon beter ratten vangen dan eender welke kat of ander dier In die tijd was ik een wittekop en dat is nu terug zo maar met een witgrijzig tintje zoals de foto op ander artike laat zien
Van Zinnik (Soignies) tot Halle was de Zenne wegens zijn verval niet bevaarbaar.Vanaf Halle was zij een weinig bevaarbaar maar vanaf Brussel tot de Schelde waren er regelmatig schuiten die heen en weer vaarden, en werd de Zenne min of meer onderhouden om er te kunnen varen.Te Mechelen werd er op elke lading die voorbij kwam tol geheven of moest telkens alles afgeladen worden en het grootste deel ter plaatse openbaar verkocht.
Om ditte verhinderen plande men een kanaal van Brussel naar Willebroek om Mechelen te ontwijken. Dit was al van in de 14de eeuw, en gaf zelfs aan leiding tot een oorlog.
Keizer Karel gaf tenslotte de toestemming voor het graven van dit kanaal dat 11 jaar duurde.
Voor die tijd bouwde men de modernste sluizen, volgens het idee van Leonarda Da Vinci (1452-1519)Keizer Karel overleed op 21 september 1558 dit is enkele dagen voor de opening ervan.
Te Halle was men sinds de 17de eeuw bezig met de eerste metingen begonnen om het kanaal Brussel naar Charleroi met zijn steenkoolbekken te graven. Na eeuwen meten en verscheidene pogingen gaf Napoleon de toestemming om te beginnen te graven maar trok die ook na enkele spadensteken onmiddellijk in omdat hij het geld nodig had voor zijn oorlogen
Onder het Hollands bewind begint men rond 1828te graven. Er moet een hoogteverschil overwonnen worden te Godardville ( Manage) van 164 meter om hetScheldebekken en het Bekken van de Samber te verbinden. Daar houwt men een tunnel van 2.100 m met jaagpad ernaast. Dit duurt drie jaar. Ondertussen wordt België onafhankelijk en dit had geen invloed op de werken.
Op 22 september 1832 werd door de minister van Buitenlandse zaken het kanaal voor geopend verklaard. Het duur nog tot 25 november 1833 eer het kanaal volledig af is.
Boten van 75ton "Baquets" genoemd speciaal voor dit kanaal gemaakt en getekend door ing. Vifquain, die konden goederen vooral steenkool en arduin heen en weer brengen van Charleroi naar Brussel
Het kanaal was 75 km lang en telde 57 sluizen. Het had 10.528.000 Frank en 58 centiemen
gekost.
De boten werden eerst door boottrekkers van op het jaagpad in ongeveer drie dagen 75 km ver getrokken van Charleroi tot Brussel. De rijken lieten hun boten door paarden trekken. Daarom ontstonden op regelmatige afstanden paardenstallen in de nabijheid van laad-en loskades.
Rond 1910 was er elektrische tractie, een elektrische sleepbootdie zoals de tram zijn stroom nam aan een kabel op de oever. En die trok de boten over de ganse lengte van het kanaal. Aan de bruggen moest telkens alles losgekoppeld worden en na de brug terug aan gekoppeld.
Tot de jaren vijftig trokken ééncilinder Dieseltractoren de boten heen weer van op het jaagpad met een lange kabel. Deze werden ook aan de bruggen gelost worden en daarna terug aangekoppeld.
Midden van de jaren vijftig komen de eerste boten met eigen Dieselmotor.
In 1932 wordt het kanaal verbreed om boten tot 650 ton toe te laten. Actueel kunnen boten tot 1350 tonhet ganse kanaal met enige moeilijke doorgangen gebruiken.
Met de komst van hellend vlak Ronquières (hoogteverschil 64 meter) in 1968Blijven nog 3 sluizen aan de Samber zijde en 7 sluizen aan de Zenne zijde over.
Heden spreek men om het kanaal nogmaals te verbreden voor grotere boten maar wanneer?
Nu te Halle, met de komst van de HST in de tunnel de slagbomen van de spoorweg verdwenen zijn spreek men om een ophaalbrug over het kanaal te bouwen om op een andere manier het verkeer te hinderen . Dit is in het kort de geschiedenis van dit kanaal. Ik heb een uitgebreide tekst erover in mijn verzameling.
Pierre Ghysels (Pie Kip) mijn grootvader startte met zijn schrijnwerkerij in 1898 in 1900 huwde hij met Victorine Smismans (Vitrine Kazak) Hij begon met zijn schrijnwerkerij te Halle Rodenem aan het pleintje (zie foto tweede van links). Hij gebruikte een schuur van zijn tante om in te werken. Zijn tante dronk graag een pint, en daarna was het ruzie met iedereen ookmet Pie Kip. Als er ruzie was dan moest hij uit de schuur en ze zegde tegen hem in het Hals "allei Pie èut 't skeuj". Na enkele uren was de bui over en was alles terug ok. In die tijd moest men niet veel horen of zien, maar de buren die dat hoorden herhaalden de woorden en Pie kreeg zijn andere bijnaam, namelijk "Pie èut 't skèuj". Omdat hij geen andere mogelijkheid had, moest hij dit verdragen.
Pas getrouwd kocht hij een heel groot stuk grond op de Vogelpers en bouwde er in 1901 onmiddellijk een huis op Vogelpers nr 30, later nr 60 en liet plaats om er in 1903 een werkhuis naast te bouwen.
Vitrin Kazak opende een café in de voorplaats van dat huis, en Pie Kip deed zijnschrijnwerkerijeerst verder in Rodenem en daarna korte tijd op de Zolder van dit nieuwe huis. Er was een deur in de zijgevel van de zolder om al het materiaal naar boven te trekken en terug naar beneden te laten.
Deze toestand was ook niet gemakkelijk, en een jaar later bouwde hij op 18 meter van de straat een atelier op Vogelpers Nr 28 later nr 58, zodat hij vooraan kort bij de straat zijn hout en ander materiaal kon plaatsen, en werken in het atelier. Met de kermis werd er gedanst in het atelier op de tonen van een Mortier orgel weldra hierover meer.
Telefoonnummer 33
Pie Kip was bij de eersten in Halle om telefoon te instaleren. Hij had telefoonnummer nummer 33 dat stond op oude facturen.
Alles werd er met de hand gedaan er waren geen machines, er waren meer dan tien werkbanken voor het handwerk en er werkten tot 20 schrijnwerkers of helpers.
Na de eerste wereldoorlogwas er veel schade en moest de kust en "Bachten de Kuppe" heropgebouwd worden. Pie Kip kon zo bestellingen bemachtigen voor de nieuwe huizen aldaar. Er was veel werk in die periodemen werkte met 20 25 schrijnwerkers en leerjongens. Ter plaatste ging mijn vader de maat nemen van de ramen, deuren en trappen, in Veurne, Nieuwpoort en Nieuwpoort-Bad. Eerst vervoert men de trappen, ramen en deuren met paard en kar naar het station van Halle voor verder vervoer naar de kust.
In 1922 koopt hij als eerste te Halle een volledig atelier moderne machines voor die tijd.
Hij koopt in 1926 een vrachtwagen Ford model T voor het transport van zijn afgewerkte producten naar het station. Mijn vader en grootvader zijn pionier bij de Halse brandweer.De Ford doet ook dienst om de brandweerpomp sneller naar de plaats het onheil te trekken.
Bombardement 16 mei 1940
Dan komt de tweede wereldoorlog mijn vader is in 1939 gemobiliseerden op 10 mei 1940 begint de oorlog. Op 16 mei 194017 uur 15 bombarderen de Duitsers de Biezeweide, de Quetstroyelaan en de Vogelpers. Er valt een bom juist naast de muur van het machine atelier, dat verwoest is. Bij de buren bloemist zijn alle ruiten van de serres kapot en ook in de ganse omgeving waren er deuren en ramen geforceerd.
Gelukkig zijn de machines bijna intact. De familie gaat op vlucht. De franse grens is gesloten en na veertien dagen dolen zijn ze terug thuis. Tijdens de afwezigheidis het atelier volledig leeggehaald. Enkele maanden later wordt het atelier terug opgebouwd. Het dak wordt met eternit golfplaten dicht gelegd, en isin september 1940 terug operationeel. Tijdens de oorlog is er geen werk, alleen dringende herstellingen voor de schade van de bommen en kleine zaken verplicht door opeising van de Duitsers.
Mijn vader rijdt met de Ford voor de ravitaillering van de Hallenaars. Hij gaat met Rozeke van 't Sarma,bloem voor de nnod bakkerij en andere goederen halen naar Brussel. Voor een rit krijgt hij 23 liter benzine van de Duitsers. In 1932 krijgt PieKip per vergissing het taksbiljet van zijn naamgenoot Pierre Ghysels die een fabriek heeft van kapblokken voor beenhouwers hij moest voor die tijd 400.000 Bef betalen. Dit is in zijn hoofd geslagen, naar men zei indie tijd heeft hij 't geel gehad van 't verschieten, en één jaar later is hij overleden.
De Halse Sinksen processie en het volkhuis (anecdote )
Jezus met zijn kruis bij de socialisten
Ritchje de facteur of Henri Lucas was de postbode die de briefwisseling bezorgde op de Vogelpers na de 2de wereldoorlog tot eind van de jaren vijftig. Hij werkte als jonge postmantoen de treinrampop 17 april 1927 te Halle gebeurde, want hij heeft nog mee de brieven opgeraapt, die overal verspreid lagen.
Ritchje was één van de weinige kandidaten om, als figurant, twee maal per jaar, met Sinksen en de tweede zondag van September, in de processie te gaan als Jezus die het kruis draagt.
Daarvoor werd hij geschminkt en dat duurde een hele tijd eer hij klaar was met zijn bebloed gezicht, zijn pruik en doornen kroon. Mankend moest hij, straat in, straat uit met zijn kruis op zijn schouder en af en toe rustend om de lange processie terug laten aan te sluiten.
Hij had geluk dat dit kruis hol was en niet te zwaar, zodat zijn schouder niet te veel belast werd. Toch was elke processie zijn schouder open van de scherpe kanten van het kruis dat gedurende uren door zijn kleed op zijnschouder schuurden.In deze bijbelscène was er ook een helper en voor Ritchje was dit Gaston Dereymaker. Die vergezelde hem de ganse processie en soms wisselden ze eens.
Rond 1953 ging de Sinksenprocessie terug uit, ze waren pas vertrokken. In de Basiliekstraat ter hoogte van de maandagstraat gekomen begon het plots pijpestelen te regenen. Ritchje dacht aan zijn schmink en was bang dat alles er ging afregenen en de kleuren door mekaar lopen. Al de toeschouwers en ook de processiegangers deden een poging om te gaan schuilen. Daar alle schuilplaatsen al bezet waren, zijn ze beiden met het groot kruis in de kortst bij gelegen en wegens de regen stampvolle "Pèupel of het Volkshuis",bij de socialisten een pint gaan pakken.
Maandag na de processie kreeg Ritchje van de postmeester (eenkatholieke Gentenaar), een dag betaald om uit te rusten. Victor
Ik ben actueel bezig met meerdere stambomen in de streek van Halle
De stamboom van mijn vrouw Verdonckuit streek van Ninove, Edingen, Geeraardsbergen
Hier blijft ik steken in 1723 bij een inwijkeling Verdonck in Denderwindeke (Winnik).
Maar hoofdzakelijk ben ik met mijn voorouders bezig die naar de namen luisteren van:
- Ghysels en de 45 varianten van de naam gevonden te Halle.
- Tordeurs en zijn variantendie mandemakers waren aan de Brusselpoort.
De naam is een Waalse naam afkomstig uit de streek van Ath en in 1265 gevonden werd als Li Tordeu(olieperser,vernederlandst zou dit Olieslagers zijn)
- Smismanswaarvan ik al de gevonden Smismansen gecontacteerd heb en die zijn zonder uitzondering van Canada tot Zuid Amerika, Frankrijk, Italië en alle Belgische steden afkomstig van Halle, Bellingen en Alsput
De families Ghysels te Halle komen met zen allen bij mekaar als men 200 jaar terug gaat
Hun aantal is dantot enkele tientallen personen herleid.
De familie Ghysels; zij waren oorspronkelijk
Landbouwers, in Rodenem
Caféhouders op de Grote marktrond 1820
Schrijnwerkersrond 1900
Mijn grootvader startte zijn schrijnwerkerij rond 1898 te Rodenem
Een andere voorouder Antoine Gheyssels is overleden in mei 1813 te Dantzig (Gdansk) Polen
zie aldaar voor meer info. Daarna zijn ze uitgezwermd in de omstreken.
Te Halle kwamen veel bedevaarders de gunsten van Onze Lieve Vrouw afsmeken.In de middeleeuwen en later, hebben koningenvan Engeland, Frankrijk, verscheidene pausen, en honderden anderen edellieden en hooggeplaatsenHalle bezocht.
Op 27 april 1404 is Philips de Stoute Hertog van Bourgondië er overleden in de Herberg "Den Hert".Hij is zes weken later begraven te Dijon en zijn praalgraf bestaat daar nog steeds. De begrafenis kostte zes manden goud. En is door een Bruggeling verzorgd.
Er waren ook grote groepen Belgische bedevaarders uit Oostrozebeke, Scherpenheuvel, omgeving van Antwerpen, Wallonië en andere delen van België die met Sinksen te voet tot in Halle sukkelden. Telkens waren ongevallen met auto's die 's nachts op de biddende voetgangers inreden.
De meisjes van plezier te Halle
Voor 1960 was er een andere groep "bedevaarders"en dat waren de meisjes van plezier van Brussel. Die kwamen op maandag één week na Sinksen naar Halle op bedevaart naar de Zwarte Madonna.
De verplaatsing van Brussel naar Halle gebeurde indertijd met de tram of de trein. Er was echter één voorwaarde voor die bedevaart. De meisjes mochten te Halle zelf niet afstappen ze moesten een halte ervoor of erna afstappen. En dus het laatste stuk toch te voet doen. Ze waren mooi geschminkt op hun hoge hakken.
Bij hun aankomst gingen zij onmiddellijk naar de kerk en deden er de rondgang. De meisjes baden tot Onze Lieve Vrouw om gespaard te blijven van de vuil ziektes en om tijdens hun arbeidstijd niet ongewenst in verwachting te geraken en kinderen te hebben.
Deze gebedsperiode duurde maar een uurtje entoen de offerblokken uitpuilden van de gulle gaven gingen de meisjes de rest van de namiddag en avond doorbrengen in één van de vele cafés zoals bij Georgke, Struuke enz, op de grote markt rechtover de kerk.
De cafes waren dan stampvol, het gebeurde niet alle dagen dat men op de grote markt zoveel vrouwelijk schoon zag. Dan kwamen vele Halse jonge en minder jonge mannen ook in die cafés een pint drinken om een glimp van op te vangen van de grote decolletées en soms om in contact te komen met deze mooi geklede en geschminkte dames op hoge hakken en ..........
(Wij mochten die dag geen voet buiten zetten van ons maen in geen geval naar de stad afzakken.)
Van de kerk uit was hierop geen reactie, de deken en de kerk, die zijn offerblokken mocht leeg maken en daar financieel hun voordeel uithaalden stond dit oogluikend toe.
Dit duurde totkort voor middernacht, dan vertrok de laatste tram terug naar Brussel en als die gemist werd dan was men gedoemd om in Halle te de nacht door te brengen wachtend op de eerste tram of trein.
Dit duurde tot begin van de jaren zestig. Met de opkomst van de antibiotica en babypil moesten die meisjes geen gunsten meer afsmeken van Onze Lieve Vrouw om gespaard te blijven van ongewenst kinderen te krijgen en vuile ziektes. Zo is deze bedevaartgewoonte stilaan verwaterd en in het niets verdwenen.
Halle is de meest zuidelijke Vlaamse stad van het Nederlandse taalgebied
Het stadje ligt aan de Zenne op 15 kilometer ten Zuiden van Brusselde Coördinaten van de basiliek zijn 50° 44' 15" N.B. en 4° 14' 20" O.L.
Halle is op die plaats ontstaan omdat er volkeren woondenop de samenvloeïng van de Groebbegracht met de Zenne.Julius Ceasar en zijn leger heeft vanop de Romeinse heirbaan of Chaussée de Brunehault van Bavai naar Utrecht, te Kester een zijweg (via secunda) gevonden waar men het ganse jaar door de Zenne kon doorwaden. Dit was de enige plaats op de ganse lengte van de rivier van zinnik tot Mechelen. Bij hoge waterstand moest men toch enkele dagen of weken wachten. Zo is er tussen de wachtenden handel ontstaan.
Naam Zenne
De naam van de Zenne in de loop der eeuwen geëvolueerdin 1159 vind men Sama, in 1190 Senam, in 1225 Sinamwat afkomstig is van de Keltische waternaam "Sinna"
De Zenne ontspring namelijk in (Soignies) Zinnik op 100 m hoogte boven de zeespiegel
Naam Halle
Voor de betekenis van naam Halle zijn er verschillende veronderstellingen
Het zou komen van Halle dat overdekte marktplaats, koophuis is
Het zou ook een plaats zijn in het bos rond de Heilige eik die binnen de afbakening voor de eredienst errondHalha of Halla noemde. Er zijn tientallen schrijfwijzen voor de naam Halle zoals Hallae in het latijn, Hal, Haulx, Hault, Halla, Hau en nog vele andere namen op kaarten en plannen gelezen.
Het domeinHallekwam door schenking van de heilige Waltrudis aan het kapittel van Bergen onder het graafschap Henegouwen. Het was van Halle tot Ittre een enclave in het graafschap Brabant. Om duidelijk te zijn Lembeek en Buizingen, de naastliggende gemeenten Oost en West waren Brabants.
Kerk
In de zevende eeuw wordt de eerste Romaanse kerk gebouwd naast de heilige eik. Sint Hubertus wijde deze kerk in 727 toen hij in Tervuren verbleef en ook dat jaar stierf.
Halle werd erkend als stad in 1225 en door wallen omringd
In de dertiende eeuw kwam de Maria verering tot stand. Elisabeth van Hongarije schonkmeerdere Mariabeelden aan haar dochter Sofia van Thuringen. Eén beeld gaat naar Vilvoorde en de ander beelden schenkt zijn aan haar dochter Mechtildis, zuster van haar echtgenoot en gade Florens IV, graaf van Holland en Zeeland. De gravin Mechtildis schenkt onder andere ook een beeld aan de kerk te Halle omdat haar dochter Aleydis, Jean van Avesnes (Maubeuge Fr) huwdevan af toen werd Halle een veel bezochte bedevaartplaats. In 1341 wordtin verschillende fazen rond de Romaanse kerk de nieuwe gotische kerk gebouwd
De toren kwam pas rond 1500 en werd ook rond de oude toren gebouwd.
Daar Halle in die tijd last had van de periodieke hoge waterstand van de Zenne graaft men in 1402 een afwateringskanaal dat men de Leide noemt, met 500 man werkt men er 5 jaar aan.
De Leide doet ook dienst als tweede walgracht aan de oostelijke wallen
In 1489 wordt Halle beschoten door Philips van Kleef . De legende zegt dat Onze Lieve Vrouw de kanonballen in haar mantel opving en zo Halle gespaard bleef.
Halle werd belegerd in 1580 doorde beeldenstormers. Voor die gelegenheid maakten zij ladders maar wegens de omrekening van de verschillende lokale maateenheden (de Branbantse, Maaslandse, Rijnlandse, Brusselse, enz roeden), waren de ladders van de vijandelijke troepen één meter te kort om boven op de wallen te geraken. Deze spotprent staat nu nog gebeiteld boven de kanonballen, te zien achter in de kerkmet titel "9 en 10 juilet 1589" met de ladder ernaast gebeiteld. De kanonballen zij van verschillende kalibers.
Verder kende Halle goede en kwade dagen en is geworden wat het nu is. De volgende keer vertel ik meer hier over tot dan.