De meester Den dale denkt van groot aanzien te zijn
keert na schooltijd huiswaarts stijf en plechtig
alsof hij in een processie zou moeten schrijden
maar het is een gewone dag die hem rust toelaat
de voordeur van zijn huis te openen op trage wijze zich te ontdoen van jas en sjaal ook zijn aktentas.
Vrouwtje lief omhelst er innig haar Den Dale Arthur
terwijl hij vluchtig zijn wijfje zoent op het voorhoofd
want de manifeste hevige liefde is voor het boerenvolk
zeker niet voor een man met klasseen ingetogen blik.
Hij vraagt met verdunde stem wat de maaltijd biedt
Het ruikt er hier naar hutsepot zegt de meester eng
lieveling, je weet dat ik dat niet verkies die geur
zomaar in ons midden want straks hebbeb we viste
ik moet mij kunnen meten met mijn vrienden
de dokter de notaris de advokaat en de heer pastoor
de eega wordt van wit van woede een hardroepend wijf
ga dan daar maar uw kost halen dat staat buiten kijf
Meester Den Dale is van zijn vrouwke teveel geschrokken
hij sluit zich in zijn bureau en besluit te bokken
Zoveel onfatsoen had hij van zijn vrouw niet verwacht
maar hutsepot eten had ze dat dan echt gedacht?
Hij keerde de pot met die prul nog liever over haar hoofd
zo was zijn woede misschien dan ook weer gedoofd.
Ingrid Lenaerts
|