Ik heb die mismoed nooit gewild
Kon ik hem maar verkopen
alleen maar voor een staal zekerheid
dat me een thuis zou brengen
in je gedachten
Dat ik niet meer in dat labyrinth moet dwalen
van je wisselende stemmingen
als zoethoudertjes het kind in mij
laten geloven dat alles niet voor niets staat
de sint op zijn paard die je even openbaart
om dan weer te vertrekken
als de gele kabouter die alle dromen steelt
Ik krijs als een hese kraai
bij dit verdriet dat me beklijft.
dat zich niet openbaren laat
het verbergt zich tussen de inclinaties in het lijf
Toch strijd ik met de horens der taal
die langzaam maar zeker groeien.
Ingrid Lenaerts
|