Ergens ter wereld ben je gedropt
in dromen uit boeken en kleurrijke platen
in een zandwoestijn tussen hoge bergen
een staalblauwe lucht zonder één stip
de bergen zijn ruw getand onherbergzaam
je vreest voor rovers en blauwe mannen
beneden in het dal zie je Kaim en Adar
ze stuiven door het brandhete zand
ze rollen met autobanden over de vlakte
ze zijn zojuist uit de Bedouïnentent onstnapt
in het lappenkamp blaten de schapen
ze rukken de laatste grassen uit de grond.
een eenzame geit aan een doornboom mekkert
ze wacht op voer en op het melken
de dromerarissen ruziën onder elkaar
stampvoetend en briesend als een paard
vrouwen zijn bedrijvig met thee zetten
de mannen liggen in de schaduw te rusten
straks komt de maan en haar schaduwen
de verkoeling in de spoken van de nacht
tot de morgen hen huiverend klaart.
Ingrid Lenaerts
|