Alle liefdes zou de nacht willen behoeden
tegen ontbinding met het zout des levens
hij zou ze willen omarmen tegen verderf
de motten niet toelaten gaten te vreten
wat de nacht als het hoogste goed
in zijn jargon van ethiek en beschaving zet
Alle liefdes zijn niet bestand tegen aftakeling
tussen de klamme lakens twee vreemde lijven
die zich verkopen tegen fatsoen en onwil
zie ze vergruizelen tot geile gewoonten
aan de vleesboom van genoegzaamheid
De maan betreurt althans de duisternis
die in krochten de aarde afdaalt
verdwijnt in grotten duisternis
Alle liefdes wil de zon sparen
in haar brede levensstralen
mocht Utopia te vinden zijn.
Ingrid Lenaerts
|