Ontstaan geneeskunde + verschil homeopathie en kruidengeneeskunde
Als willekeurige mensen wordt gevraagd wat ze van homeopathie vinden, zeggen de meeste dat ze er positief tegenover staan. Ze vinden ook dat de huisarts en apotheker op de hoogte moet zijn van deze vorm van geneeskunde. Uit onderzoek blijkt zelfs, dat ouders met jonge kinderen liever willen dat hun kinderen met homeopathische geneesmiddelen behandeld worden dan met de gewone, reguliere medicijnen.
Homeopathie of kruidengeneeskunde?
Niet alles wat verkocht wordt als homeopathie is werkelijk homeopathie. "Echte" homeopathische geneesmiddelen zijn echter ENKEL in de APOTHEEK verkrijgbaar. Echinacea [de paarse zonnehoed] bijvoorbeeld, een kruid dat door veel firma's wordt verwerkt tot een middel om de weerstand te verhogen, is een prachtige, geneeskrachtige plant - dat is ook wetenschappelijk aangetoond- , maar wordt meestal verkocht als kruidenmiddel. Kruidengeneeskunde, ook wel fytotherapie genoemd, lijkt veel op homeopathie, maar werkt net iets anders. In de kruidengeneeskunde wordt een middel uitgezocht tegen een bepaalde klacht, bijvoorbeeld een slechte weerstand, slecht slapen, pijn in de gewrichten enzovoorts, terwijl in de homeopathie gezocht wordt naar een geneesmiddel dat het lichaam stimuleert zelf de ziekte te genezen.
De gewone geneeskunde is eigenlijk een soort kruidengeneeskunde De gewone, reguliere geneeskunde is gebaseerd op de kruidengeneeskunde. Bijna alle gewone geneesmiddelen zijn oorspronkelijk afkomstig van planten. Door de fabrikant zijn de meest werkzame stoffen uit die planten gehaald of worden chemisch nagemaakt. Hierdoor werken die stoffen misschien wel sterker, maar geven ze ook vaak bijwerkingen die de planten niet of minder gaven. Homeopathische geneesmiddelen: planten, mineralen en dierlijke producten zijn ENKEL verkrijgbaar in de apotheek. Er wordt in de homeopathie niet alleen gewerkt met planten - hoewel deze een belangrijke groep vormen - maar ook met geneesmiddelen die zijn gemaakt uit mineralen en dierlijke producten. Het verschil tussen kruidengeneesmiddelen en homeopathische geneesmiddelen ligt ook in de manier waarop ze worden gemaakt. Om dit te begrijpen gaan we eerst even terug in de geschiedenis.
Homeopathie is zo oud als de mensheid. Zoals dieren in de natuur heel goed weten wat goed voor hen is en wat hen kan helpen om te genezen van een kwaal, hebben mensen ook altijd gezocht naar natuurlijke hulpmiddelen om te genezen. Kruiden speelden daarbij een belangrijke rol, maar ook bijvoorbeeld geneeskrachtige klei en water uit bronnen. Bij medicijnmannen, medicijnvrouwen en andere genezers bestond veel kennis over het gebruik hiervan, zoals tegenwoordig nog in bepaalde streken van Afrika en in het Amazonegebied. Door artsen uit alle tijden is deze kennis vastgelegd in boeken. Tot de oudste boeken behoort het werk van de Griekse arts Hippocrates. Hippocrates wordt door alle westerse artsen - dus ook door de homeopathische artsen - beschouwd als de 'vader van de geneeskunde'. Hij had op het mooie eiland Kos een tempel waar zieke mensen naartoe kwamen om te genezen. Uit zijn boeken blijkt, dat hij gebruik maakte van kruidengeneeskunde maar ook van homeopathie, ook al gebruikte hij daarvoor andere namen.
Genezen met het tegengestelde en met het gelijkende. Hippocrates beschrijft in zijn boeken twee manieren waarop hij mensen genas. Volgens de ene methode gaf hij een geneesmiddel tegen een klacht, zoals je koud water gebruikt om verhit ijzer af te koelen. Tegen pijn gaf hij bijvoorbeeld een pijnstillend middel en tegen onrust een rustgevend middel. Dit klinkt heel logisch en zo worden de gewone geneesmiddelen voorgeschreven. Deze methode wordt wel de contraria-methode genoemd (contra betekent tegen). Hij wist dat de aandoening hiermee niet genas, maar probeerde op deze manier het lijden te verlichten. Bij de andere werkwijze zocht hij naar een geneesmiddel dat een stimulans kon geven aan het lichaam om zelf te genezen. Hiervoor gebruikte hij stoffen of methoden waarvan hij wist dat ze de klacht of het ziektebeeld juist konden opwekken. Dit wordt de similia-methode genoemd (similis betekent in het Latijn 'gelijkend'). Dit is de geneeswijze die door homeopathische artsen bij voorkeur wordt gebruikt.
Een leraar, twee scholen. Zoals zo vaak gebeurt met bijzondere mensen, zijn de leerlingen van Hippocrates verdeeld geraakt. Sommige meenden dat alleen de eerste methode (de contraria-methode) werkte en andere leerlingen dachten dat alleen de similia-methode goed was. In de loop van de geschiedenis zijn de tegenstellingen blijven bestaan en zelfs nu nog zijn er artsen die menen dat alleen hun methode deugt. Gelukkig begint het besef te groeien dat beide methodes nodig kunnen zijn, soms de ene, soms de andere en in andere gevallen beide tegelijk.
Paracelsus en Hahnemann. Na Hippocrates zijn er twee bekende artsen geweest die tot dezelfde conclusie kwamen als Hippocrates. De eerste was Paracelsus, een Zwitserse arts die leefde aan het eind van de middeleeuwen. Hij ontwikkelde geneesmiddelen volgens de similia-methode. Over zijn geneeswijze zei hij 'similia similibus curantur', wat betekent 'het gelijke wordt genezen door het gelijkende'. In zijn tijd stond Paracelsus bekend als een soort wonderdokter en een groot geleerde op het gebied van de alchemie, de voorloper van de scheikunde. De tweede arts was Samuel Hahnemann, de grondlegger van de huidige homeopathie.
Dokter Samuel Hahnemann. Hahnemann werd in 1755 geboren. Hij leefde in een tijd waarin aderlaten aan de orde van de dag was en er meer mensen stierven aan geneesmiddelen dan er van genazen. Aan de universiteit in Duitsland waar hij studeerde, kreeg een toekomstig arts tijdens zijn opleiding niet eens een patiënt te zien! Daarom vertrok hij naar Wenen, waar door leerlingen van de Nederlandse arts Boerhaave een studie was opgezet waarbij de student les kreeg aan het ziekbed van de patiënt. Al doende (en ziende) leert men! Omdat zijn talenten daar opvielen, kreeg hij al snel een baan aangeboden door de lijfarts van de Oostenrijkse keizer. In de landstreek waar hij werkte, kwam veel malaria voor en hij wist daardoor als geen ander wat de verschijnselen van deze ziekte zijn. In 1790 studeerde hij af en was toen niet alleen arts, maar ook scheikundige. De bekende scheikundige Berzelius roemde zijn deskundigheid op dit gebied. Bovendien sprak hij naast Duits, Frans, Engels, Spaans, Italiaans, Latijn, Grieks, Hebreeuws en Arabisch. Omdat de behandelmethoden van die tijd hem tegenstonden, verdiende hij de kost voor een groot deel met het vertalen van medische werken.
Ontdekking van de homeopathie. In een van die werken stond een artikel over kinine, het middel dat in die tijd ook al gebruikt werd tegen malaria. Volgens de auteur zou het middel werkzaam zijn vanwege de bittere smaak. Hahnemann vond deze verklaring wat te simpel en besloot - als een echte wetenschapper - zelf kinine in te nemen. Tot zijn verbazing kreeg hij na inname van een kleine hoeveelheid kinine alle verschijnselen die horen bij malaria! Toen de klachten na een aantal dagen weer verdwenen waren, besloot hij het experiment te herhalen. En weer kreeg hij malaria-verschijnselen. Hiermee was de homeopathie in 1790 ontdekt: een stof die bepaalde verschijnselen kan opwekken, is in staat deze verschijnselen te genezen. Hij noemde deze wetmatigheid 'Similia similibus curentur', 'het gelijkende zal het gelijkende genezen'. Op een letter na dezelfde woorden als Paracelsus.
Cholera Na experimenten met verschillende medicijnen op zichzelf, collega's en vrienden bleken zijn bevindingen steeds weer bevestigd te worden. Zo genas hij bijvoorbeeld met arsenicum in kleine dosis - arsenicum kan bij vergiftiging diarree veroorzaken - mensen met bepaalde vormen van cholera en toen in het begin van de 19e eeuw Europa weer eens werd geteisterd door deze vaak dodelijke ziekte, hadden Hahnemann en zijn collega's opzienbarende successen, onder andere met Arsenicum album, maar ook met Veratrum album (wit nieskruid), Cuprum (koper) en Camphora (kamfer).
Kleine hoeveelheden - potenties Er zijn geneeskrachtige planten die ook giftig zijn, zelfs in kleine hoeveelheden. Dat geldt ook voor mineralen zoals arsenicum. Om geen risico te lopen verdunde Hahnemann zijn oplossingen steeds verder en wel op een speciale manier. Bij elke verdunning schudde hij de oplossing flink. Dit proces van verdunnen en schudden noemde hij 'potentiëren', wat 'krachtig maken' betekent. Tot zijn verbazing ontdekte hij dat met elke verdere verdunning, oftewel hogere potentie, de genezende werking sterker werd (en de giftige werking, de bijwerking, uiteraard minder). Het geneesmiddel gaat blijkbaar steeds meer werken als 'genezende prikkel' , terwijl de eigen inwerking verdwijnt. Homeopathische geneesmiddelen zijn daarom altijd gepotentieerd (verdund en geschud). Oplossingen van 1 op 10 noemen we D-potenties en verdunningen van 1 op 100 noemen we C-potenties. Voor zelfmedicatie adviseren we potenties tussen D3 en D12, terwijl homeopathische artsen meestal werken met hogere C- of K-potenties.
Korsakoff K-potenties zijn vernoemd naar Korsakoff, de lijfarts van de tsaar uit de tijd van Hahnemann. Hahnemann gaf hem toestemming om voor de hogere C-potentie een glas te gebruiken in plaats van voor iedere verdunning een nieuwe te nemen. Dit was voor dr. Korsakoff van belang omdat op de vele veldtochten en reizen van de tsaar al dat glaswerk wel erg bezwaarlijk was. Voor een C 30 zijn namelijk 30 flesje nodig!
Hoe kan zo'n kleine hoeveelheid nou werken? In discussies over homeopathie is dat een vaak gehoorde vraag. Zonder deze vraag definitief te beantwoorden, kunnen we wel zeggen dat homeopathie werkt. Daar zijn voldoende onderzoeken over gedaan volgens de maatstaven van goed wetenschappelijk onderzoek om dat aan te tonen. Kleine hoeveelheden van een stof - vergelijkbaar met een homeopathisch verdunning -die toch blijken te werken zijn er in de natuur genoeg terug te vinden. In ons lichaam zijn er verschillende enzymen aangetoond in uiterst kleine hoeveelheden. Een mooi voorbeeld in de natuur is dat mannetjes van bepaalde nachtvlinders een reukspoor van feromonen volgen van de vrouwtjes om die vrouwtjes te vinden. Hierbij is de concentratie van die feromonen in de lucht zo laag dat men zich kan afvragen hoe die mannetjes aan de hand van één molecuul feromoon zich kunnen oriënteren om een volgend molecuul feromoon te vinden! Bovendien is het zeer waarschijnlijk dat processen in ons lichaam niet alleen biochemisch worden aangestuurd, maar ook elektromagnetisch. Vergelijk de computer. De natuurkunde loopt in dit vooruit op de geneeskunde. Ten slotte, de vraag naar de precieze werking van het geneesmiddel is bij de meeste gewone geneesmiddelen ook niet te beantwoorden.
Ernstige en chronische ziekten Ons lichaam is in staat veel ziekten zelf te genezen. Aan een verkoudheid gaan mensen meestal niet dood en ook de meeste soorten griep gaan gelukkig vanzelf over. Dat heeft te maken met onze weerstand. Wonden die niet al te groot en diep zijn, helen na verloop van tijd en zelfs gebroken beenderen kunnen weer aan elkaar groeien. Ons lichaam is constant bezig te herstellen en te vernieuwen. Van nature beschikken wij blijkbaar over een vermogen tot herstel. Als mensen een ziekte of klacht hebben die niet vanzelf beter wordt of waarbij genezing langer duurt dan normaal, kan een homeopathisch geneesmiddel dit zelfherstellende vermogen stimuleren. Veel zogenaamd chronische ziekten blijken te genezen met het passende homeopathische middel. Natuurlijk zijn er grenzen en kan niet iedereen genezen worden, maar in de praktijk blijkt steeds weer dat er meer mogelijk is dan wat we ooit hebben gedacht.
Zelfmedicatie Er zijn aandoeningen die goed te behandelen zijn met zelfmedicatie. Homeopathie kan wonderen doen in allerlei eerste hulp-situaties, bij eenvoudige ziekten en bijvoorbeeld bij heftige schrik of verdriet. Het zou goed zijn als iedereen daar enige kennis van had. Wanneer de klachten niet verdwijnen en zeker als ze erger worden, is het verstandig de huisarts te raadplegen en eventueel in behandeling te gaan bij een
homeopathisch arts. Als er sprake is van klachten die met zelfmedicatie niet verdwijnen of waarvan bekend is dat het om een chronische aandoening gaat, is het verstandig een homeopathisch arts te raadplegen. Deze gaat dan samen met u op zoek naar het homeopathische geneesmiddel dat bij u past.
Een middel bij de gehele mens Sinds de ontdekking van de homeopathie tot aan zijn dood in 1843 - hij was toen acht-en- tachtig jaar en had een bloeiende praktijk in Parijs - is Hahnemann op zoek geweest hoe hij mensen met een chronische ziekte kon helpen. Als hij een middel gaf dat bij een van de klachten paste, ging die klacht wel weg, maar kon er een ander voor in de plaats komen of kwam dezelfde klacht na verloop van tijd weer terug. Ten slotte ontdekte hij dat deze mensen alleen genazen als hij een middel vond dat niet alleen bij de klacht paste maar ook bij het totaalbeeld van die mens. Zo kwam hij erachter dat bepaalde middelen bij bepaalde types mensen werkten en niet of minder bij anderen. Dus ook iemands karakter en de manier waarop iemand reageert op bepaalde gebeurtenissen is belangrijk bij de keuze van het homeopathische geneesmiddel.
Homeopathische types Dit idee van type mensen is niet nieuw in de geneeskunde. In de oude Ayurvedische geneeskunde uit India worden mensen ingedeeld in types en in vroegere tijden kende onze westerse geneeskunde ook een leer waarbij men uitging van verschillende type mensen (zoals cholerisch, pyknisch, sanguinisch en flegmatisch), waarvan bij de beschrijving van iemands karakter nog wel eens gebruik wordt gemaakt ("Wat een cholerisch type!"). In de laatste twintig jaar is er enorm veel ontdekt op dit gebied. Van de ongeveer tachtig middelen die Hahnemann kende en gebruikte, is het aantal homeopathische geneesmiddelen gegroeid tot enkele duizenden. Van enkele honderden hiervan hebben we ook een vrij duidelijk beeld van het type mens dat daarbij hoort of het emotionele probleem waarmee de klachten samenhangen.
|