....augustus 1947...nog steeds 24...
De zomer van 1947 was werkelijk ongeëvenaard. Wij allen weten nog van de zomer van 2004. Die was ook geweldig. Maar....hij bleef toch nét net iets achter bij die van 1947.
In de oorlog zat ik net in de leeftijd die de klappen kreeg met onderduiken en zo.
Maar nadien liep ik net vrij van 'Indië'. Terwijl jonge mannen, net twee jaarklassen jonger dan ik, daar in die bloedige oorlog streden, kon ik leuk met mijn werk doorgaan. En in augustus had ik warempel voor het eerst vacantie. In 1946 herinner ik mij daar niets van. Maar nu kon ik met mijn schoonoudelui, mijn vrouw en de twee kinderen, het peutertje en de baby, echt een keer op vacantie, twee weken, naar Huizen, dat daar toen nog erg landelijk en klein lag aan de oever van het IJsselmeer.
En mijn schoonmoeder nam veel van de zorgen voor de kleintjes van de schouders van mijn vrouw af. Ze was zelf 'in de beste jaren', (30-45) en ze had alle energie om voor die kleintjes te zorgen.
En zo ontmoetten mijn vrouw en ik elkaar op een bijzondere manier.
Betty was ook even heerlijk vrij van dat zonloze bovenhuis met die afgebladderde verflaag. Ze kon heerlijk zonnen en fijn zwemmen, terwijl zij als heel sportief kind dat ternauwernood allemaal kon beleven in dat drukke huishouden met nog heel geen gerief.... zij moest aan een teil de was doen met een wasbord en een wasborstel .....wat allemaal het nog zo jonge , vrolijke sportkind eigenlijk onzichtbaar maakte.
Ik zag mijn vrouw nu zo anders. Min of meer van de drukkende last van het huishouden ontheven, had ze zo heerlijk vacantie.
En ik kon mij verheugen over heel onbelangrijke zaken, haar betreffende.
Zo wandelden wij des avonds eens op een zondweg, zoals die toen nog bij het Huizer strand lag. Ze vond een sjaaltje, dat iemand verloren had en knoopte het vaardig rond een uitstekende paal, zodat het direct in het oog moest vallen van degene, die het verloren had. Ik keek het bewonderend aan: wat een vondst !!! En ik keek met hernieuwd plezier naar 'de goede haas die ik toch eigenlijk gestrikt had'. Want ze was belezen, ze sprak haar talen, ze was vaardig met piano en orgel, ze had 'haar mondje terdege bij zich' en ik had al begrepen, dat ze mij twee lieve kinderen had gebaard, waarvan vooral de oudste bijzonder pienter was. De andere mocht er ook wezen, maar was intellectueel meer gewoon.
Toen de vacantie over was, nam ik een heerlijk gebruinde, met zon en zomer en licht volgetankte vrouw mee naar huis, een vrouw, die ik eigenlijk nieuw had ontdekt.
En er was een goede start gemaakt voor allerlei ongerief, dat ons zeker weer zou wachten.
Altijd beschouw ik die heerlijke vacantie als een 'verademing', die de Heer gegeven aan ons beiden, na het uiterst vermoeiende van een gezin starten onder die beroerde omstandigheden van vlak na de oorlog.
In dat 'boetseren' van ons beiden, boetseerde de Heer ons in die feestelijke weken wat meer 'naar elkaar toe'. En dat was wel nodig, na datgene, wat ik in het vorige stukje schreef.
Lezers...herinnert u zich uit uw leven ook van die gelukkige perioden van 'tot rust komen', die insgelijks deel uitmaakten van Gods vormingsproces van ú? Wees er dankbaar voor.
Daag Ger
|