Jaar 1954; een jaar van veranderingen.
Jullie hebben in het vorige deelverhaal gehoord, hoe mijn positie bij 'de meubelfabriek' steeds meer wankel werd.
En ik heb jullie verteld hoe ik op raad van mijn vrouw mij begon te 'onthechten' en 'in te dekken'.
In 1953 begon ik met een studie voor Moderne Bedrijfsadministratie' en de bedoeling was om daarmme klaar te zijn in 1954. En wat was dat allemaal goed getimed door de 'Heer daarboven'.
Vandaag las ik ergens in een bijbelbespreking, hoe goed het is als mensen, die de leiding van de Heer in hun leven zien, daar verslag van doen opdat ook volgende generaties daar lering uit kunnen trekken.
Terwijl ik nog volop in de avonduren studeerde en lessen volgde, greep de drukte, de stress en de niet ophoudende zorg voor de liquiditeit mij op mijn werkplek steeds meer bij de keel. Rondom mij begonnen andere jongemannen lekker op te schieten met hun carrière, verdienden met minder kopzorg al meer dan ik. Ook begon ik familie en vrienden te vervelen met mijn verhalen over het wel en vooral wee van mijn werkkring. Ik begon de aardigheid in mijn lieve, opgroeiende gezinnentje te verliezen. Allemaal slechte tekenen, die wezen op een snel aanrukkende overspannenheid, wellicht, om in moderne termen te spreken: een burn out.
En toen gebeurde er iets in mijn werkkring, dat mij hevig ontstelde en alle zekerheden leek weg te spoelen. Ik werd ontslagen.
Er kwam een organisatie met geld in de zaak en die wilde eigen personeel daar hebben, dat was een harde eis. En zó moest ik wijken.
Mijn vakvereniging wist het met dat ontslag zo te versieren.... men had het zó gespeeld dat ik zelf ontslag moest nemen .....dat er toch een uitkering kwam, die tot september zou duren en het was pas april.
Eerst was ik heel bedroefd: er zat zoveel 'denkracht' van mij in die zaak. Maar toen ik even thuis was, kreeg mijn vrouw een tijdelijke baan als onderwijzeres en kreeg ik als 'tijdelijk huisman' veel gelegenheid om mij met de kinderen te bemoeien.
En dat in en om huis heen en weer zowat 'lummelen' herstelde mij geweldig van mijn aansluipende overspannenheid.
Ik ging aan het solliciteren, maar kreeg steeds maar briefjes: "Tot onze spijt..."
Maar dat veranderde toen ik het diploma M.B.A. behaalde. Toen kwam er bericht van een bedrijfsvereniging: "Kom eens praten".
Mijn ontslag, dat mij zoveel leed had gedaan, bleek 'a blessing in disguise' te zijn. Het was inderdaad een verborgen zegen van de Heer, die mij losmaakte van een levensvreugd-berovende werkkring zonder vooruitzichten, en die mij vijf heerlijke maanden van herstel aanbood.
Ook hier weer; de Heer die stuurde en door allerlei vragen van mij heen zijn vaste, goede koers met mij voer, terwijl ik echt nog niet zoveel in zijn dienst betekende. Wat een genade.
Ook u lezer, zult zulke ervaringen hebben. Misschien onbewust. Maar ik denk, dat er onder u zullen zijn, die nu opkijken en zeggen: "Hé....iets dergelijks is mij ook overkomen".
Daag Ger
|