In 1971 begon ik al met mijn bezoeken aan 's Lands Hospitaal. Ik had een actieve instelling en wilde wat dóen. Denk nu niet direct: "O...weer zo'n typische 'doener'. Denkt dat hij erg zijn best moet doen voor de Heer. ....dat hij iets verdienen moet". Nou niet zo opgewonden. Ik dacht helemaal niets bepaalds, maar heb altijd een drang gehad om mijn kennis met anderen te delen: eigenlijk een soort 'zelfverwerkelijking'. Dat woord kan nu ook weer verkeerd uitgelegd worden, alsof ik mijzelf in het middelpunt van mijn hart plaatste, terwijl alleen God daar mag tronen. Maar dat was het ook weer niet. Ik had er schik in om aan anderen iets mee te delen. En 's Lands Hospitaal was daarvoor wel een geschikte gelegenheid. In Nederland was een van de laatste weken, dat ik daar was, een Surinaamse dame naar me toegekomen, die zei: "Mijn zoon ligt in Suriname, in ' 's Lands' met een dwarslaesie. Wilt u hem daar eens opzoeken". Door alle drukte was een en ander mij volledig door het hoofd geschoten. Maar een zendeling belde mij op: "Zeg...ik kwam in 's Lands en trof daar een jongeman aan, die riep: 'Bent u nu eindelijk Gerritse'. Die jongen ligt zó te wachten op u. Ga er maar gauw heen". En die jongen was de aanleiding dat ik geregeld bezoeken aan 's Lands ging brengen. Want toen ik de eerste keer bij hem kwam, gingen er gelijk een tiental andere patienten omheen zitten, die van alles vroegen, want de geestelijke belangstelling, (wat nog iets anders is dan 'geestelijke honger' is in dat land groot. Er zijn van alle godsdiensten daar wel representanten en het aantal kerken, moskeeën en hindoetempels is niet te téllen. En ieder wil er elke dag wel weer eens wat nieuws horen of desnoods zeggen, Ze leken wel wat op de Atheners: (Hand 17 v 21): "Alle Atheners en de vreemdelingen , die er wonen hebben voor haast niets anders tijd dan voor het uitwisselen van de nieuwste ideeën".
Over deze jongen met zijn dwarslaesie zo straks. Maar het werd zo, dat de hele tijd van mijn verblijf in Suriname dit ziekenbezoek, altijd op éen vaste avond in de week, gewoonte is gebleven. En toen ik in 1976 in Holland terugkwam, werd dat eerst ziekenhuisbezoek en daarna 23 jaar lang bezoek aan een verzorgingshuis. En uiteindelijk werd het: contact met 'allerlei mensen', (want het is niet bij 15-25 gebleven), zoals ik dat nu via Internet heb in Holland, Vlaanderen, Amerika, (wereldwijd) en Duitsland.
Zo zie je dat 'je in bepaalde dingen rolt', maar dat er een zekere sturing in zit, een sturing, die je dikwijkls pas na vele decennia een beetje begint te overzien. Ik stel mij voor dat het hele plaatje pas compleet voor je staat in 'het leven hierna'.
Wat nu de allereerste aanleiding betreft: die jongen had uit de brief van zijn ma de idee gekregen, dat ik een soort wonderdoener was, die hem wel eens van zijn dwarslaesie zou afhelpen. Geen wonder dat hij op mijn komst zo zat te springen. Maar ik bad wel met hem, maar díe genade- om hem zó van nut te zijn- kreeg ik toch niet van de Heer. We bleven desondanks goede vrienden, totdat hij opeens weer uit mijn blikveld verdween. Maar de lijn in mijn leven was uitgezet, zoals ik hierboven beschreven heb.