In 1971 begon ik al met mijn bezoeken aan 's Lands Hospitaal. Ik had een actieve instelling en wilde wat dóen. Denk nu niet direct: "O...weer zo'n typische 'doener'. Denkt dat hij erg zijn best moet doen voor de Heer. ....dat hij iets verdienen moet". Nou niet zo opgewonden. Ik dacht helemaal niets bepaalds, maar heb altijd een drang gehad om mijn kennis met anderen te delen: eigenlijk een soort 'zelfverwerkelijking'. Dat woord kan nu ook weer verkeerd uitgelegd worden, alsof ik mijzelf in het middelpunt van mijn hart plaatste, terwijl alleen God daar mag tronen. Maar dat was het ook weer niet. Ik had er schik in om aan anderen iets mee te delen. En 's Lands Hospitaal was daarvoor wel een geschikte gelegenheid. In Nederland was een van de laatste weken, dat ik daar was, een Surinaamse dame naar me toegekomen, die zei: "Mijn zoon ligt in Suriname, in ' 's Lands' met een dwarslaesie. Wilt u hem daar eens opzoeken". Door alle drukte was een en ander mij volledig door het hoofd geschoten. Maar een zendeling belde mij op: "Zeg...ik kwam in 's Lands en trof daar een jongeman aan, die riep: 'Bent u nu eindelijk Gerritse'. Die jongen ligt zó te wachten op u. Ga er maar gauw heen". En die jongen was de aanleiding dat ik geregeld bezoeken aan 's Lands ging brengen. Want toen ik de eerste keer bij hem kwam, gingen er gelijk een tiental andere patienten omheen zitten, die van alles vroegen, want de geestelijke belangstelling, (wat nog iets anders is dan 'geestelijke honger' is in dat land groot. Er zijn van alle godsdiensten daar wel representanten en het aantal kerken, moskeeën en hindoetempels is niet te téllen. En ieder wil er elke dag wel weer eens wat nieuws horen of desnoods zeggen, Ze leken wel wat op de Atheners: (Hand 17 v 21): "Alle Atheners en de vreemdelingen , die er wonen hebben voor haast niets anders tijd dan voor het uitwisselen van de nieuwste ideeën".
Over deze jongen met zijn dwarslaesie zo straks. Maar het werd zo, dat de hele tijd van mijn verblijf in Suriname dit ziekenbezoek, altijd op éen vaste avond in de week, gewoonte is gebleven. En toen ik in 1976 in Holland terugkwam, werd dat eerst ziekenhuisbezoek en daarna 23 jaar lang bezoek aan een verzorgingshuis. En uiteindelijk werd het: contact met 'allerlei mensen', (want het is niet bij 15-25 gebleven), zoals ik dat nu via Internet heb in Holland, Vlaanderen, Amerika, (wereldwijd) en Duitsland.
Zo zie je dat 'je in bepaalde dingen rolt', maar dat er een zekere sturing in zit, een sturing, die je dikwijkls pas na vele decennia een beetje begint te overzien. Ik stel mij voor dat het hele plaatje pas compleet voor je staat in 'het leven hierna'.
Wat nu de allereerste aanleiding betreft: die jongen had uit de brief van zijn ma de idee gekregen, dat ik een soort wonderdoener was, die hem wel eens van zijn dwarslaesie zou afhelpen. Geen wonder dat hij op mijn komst zo zat te springen. Maar ik bad wel met hem, maar díe genade- om hem zó van nut te zijn- kreeg ik toch niet van de Heer. We bleven desondanks goede vrienden, totdat hij opeens weer uit mijn blikveld verdween. Maar de lijn in mijn leven was uitgezet, zoals ik hierboven beschreven heb.
Geregeld kwam er post uit Holland. Het meest geregeld schreef Ida. Elke week kwam er een lange brief bij ons aan en dat heeft ze de volle tijd van ons verblijf aldaar volgehouden, meer dan vijf jaar lang. Die correspondentie was onze 'lifeline'. Willie was een goede tweede met elke tweede week een schrijven. Harry was nummer drie met alleen dat bericht dat zijn vriendin een baby verwachtte en daarna vrijwel niets meer. Maar goed, hij was een jongen en die schrijven niet zo druk. Van Jaap en van Mieke kwam nooit post. En Marijke en Mariëtta waren bij ons. Betty had een uitgebreide kennissenkring, die ook regelmatig schreef. En ze schreef hele epistels terug en hield de correspondentie op die manier warm. En ik....ik schreef nooit, dat liet ik aan Betty over. Die maakte gebruik van mijn dagboek, waaruit ze gedeelten overschreef. Dus ´middellijk' schreef ik toch weer wél.
En wat schreef Ida nu? ; van alles, wat ginds gebeurde: - zij hield Harry en zijn jonge vrouw terdege in het oog en wist met smaak te melden, dat hij onder invloed van zijn vrouw weer teruggegaan was naar de Paedagogische academie en nu al zijn best deed om leraar te worden.. Vroeger heette dat onderwijzer, maar na de mamoetwet waren onderwijzers opeens leraars en leraars docenten. Dat gaat steeds nog door dat 'upgraden´van 'van alles en nog wat'. Zeg nooit: "De werkster komt straks", maar " De interieurverzorgster rijdt zó voor". Want ze komt uiteraard met de auto.
- Ida. die erg trots was op haar ouders, - 'hulpzendelingen' in het verre Suriname in haar terminologie- kon er erg verdriet van hebben, dat niemand in de sam ooit naar ons informeerde, nadat de eerste nieuwsgierigheid na ons vertrek wat was geluwd. Ze moest nog erg wennen aan dit algemene gegeven: "Uit het oog, uit het hart'.
- en ze hield ons ook trouw bij over de bangmaak- onderwerpen in Holland: lucht- en bodemoverontreiniging en verzuring van de atmosfeer. Ze vertelde soms vol deernis van buren met een lief zoontje dat zich 's avonds in slaap huilde omdat hij dacht dat door de verzuring hun huis zou instorten. Tegenwoordig hebben wij wel andere dingen om kleine jongetjes bang te maken: de klimaatverandering is nu het grote item.
En soms keken wij een beetje bezorgd naar de post van Willie. Haar echtgenoot schafte allemaal boeken aan over U.F.O.s en zo en ging daar helemaal in op. Dan dachten wij : "Gaat dat wel goed. Ons hart moet toch niet gevuld zijn met 'Waren de goden kosmonauten' en dat gefantazeer, maar met de goede dingen van Jezus".
Maar een andere keer waren wij weer blij. Dan werd er een bedrag op onze giro gestort, omdat ons huis in Nederland eindelijk was verkocht.
En zo leefden wij mee met wat 'ginds' gebeurde. Maar de hoofdzaak was toch wel, wat 'híer' gebeurde. En dat was maar genoeg, dat hoor je nog wel.
Jullie kunnen hier toch wel het een en ander van meenemen: - 'mensen in de verte' geregeld op de hoogte houden met brieven of e-,mails, ( die had Ida toen nog niet) sticht veel nut. - elke tijd kent zijn eigen bangmakerij. Ik bagatelliseer de vrezen van nú niet. Maar draag die angsten niet ongelimiteerd door en acht dit de eerste waarheid om door te dragen naar je gezin: "De Heer regeert". - denk niet dat de Heer je niet hoort wanneer je - bijvoorbeeld- voor een kind bidt, dat fout dreigt te gaan. Later blijkt meestal dat er 'nog zo veel goed komt'. Kijk naar onze Harry. De hoofdzorg was, dat hij niet wilde leren en dat hij 'blowde'. maar een geringere zorg was toch wel dat lange, lange haar van hem. Wanneer wij er wat van zeiden, was zijn bloemzoet antwoord...en hij kwam in geen kerk of kluis: "De Heer Jezus had toch ook lang haar". Maar zijn vrouw hoefde maar éen keer te zeggen: "Gunst Harry...op dat lange haar ben ik nu wel uitgekeken" en...'knip knip' zei de schaar. Zijn vrouw was ook geen gelovige, maar voor hém was ze niet een vrouw, die 'van een man een dwaas maakte', maar een vrouw, die 'van een dwaas een man maakte'. En met dat ophouden met blowen en met de maatschappelijke positie kwam het ook in orde. Hij is nu 'docent'.
Hiervoor vertelde ik eens dat onze eerste tijd in Surinamew, onze 'Park-tijd' werd verdonkerd door een burenruzie. Iemand in onze buurt maakte een enorme herrie. Dat duurde tot diep in de nacht. En met die open huizen in die warme tropennachten was dat voor ons met twee nog jonge dochters een grote moeilijkheid. En nu was het opmerkelijk, dat wij van onze andere buren geen hulp kregen. 'Herrie in de nacht' was iets, wat veel voorkwam. Men legde zich over het algemeen daarbij neer omdat het ook tot de eigen levensstijl behoorde. Wie dat niet kon, gold al gauw als 'onaangepast' Nu waren die buren geen doorsnee van de Surinaamse bevolking. Het betrof hier meestal mensen van heinde en ver, die een tijdelijke job hadden daarginds, evenals wij trouwens. Maar toen wij moeite kregen met éen buur, lieten de anderen ons vallen. De leus was: "Deze nieuwe buren zijn 'trouble shooters'. Wegwezen. Raak er niet bij betrokken. 'Don't be involved'"
Goed...we kwamen het te boven. God hielp ons door deze lichte moeilijkheid heen. Hij heeft ons later nog wel door heel wat zwaardere moeilijkheden heengeholpen. Kijk er ook Suriname niet op aan. het was maar een indruk, die wij juist dáar heel bewust opdeden.
Maar nu ik er na zoveel jaar nog eens op terugkijk, schieten mij vele gebeurlijkheden te binnen. In onze geestelijke kringen in Nederland is het nogal eens gebeurd, dat wij uit een gemeente weggingen. Dat dit ene schaapje- met zijn aanhang- opeens voor de 99 andere schapen een 'verloren schaapje'was geworden. En dan hoorde je van je vroegere honk ook nooit meer wat. Ze lieten je gewoon aan-otteren.Zo gelukkig , dat wij een goede herder hebben, die dan op zoek gaat naar zo'n schaap en het troost en helpt. (Matth 18 v 12).
Ruim toegepast, kun je op verschillende gebieden déze tekst uit Spreuken toepasselijk achten: "Een arme wordt door al zijn broers gehaat, meer nog door zijn vrienden, ze gaan hem uit de weg; als hij een beroep op ze doet, is dat tevergeefs". (19 v 7)
Ik denk dat wij uit een en ander deze gevolgtrekking mogen maken: Als iemand door een of andere samenloop van omstandigheden opeens 'de geplukte kip'is, geïsoleerd komt te staan....ga hem dan niet uit de weg, denkende: "O nee....die soesah er niet bij...het leven is toch al zo kort. Ik heb toch al moeite om het maximale aantal gelukseenheden eruit te halen".
Nee....steun en troost....je hoeft echt niet 'involved'te worden. Je kunt echt wel raad geven zonder je door de benauwdheid van die ander zélf te voelen verdrinken.
En wanneer je zó in het leven staat, heb je er opeens een hele stoot gelukseenheden bij.
Er gebeurt zoveel in Suriname; nu kom ik weer op de t.v. Dat is iets heel anders hier uiteraard dan: in Nederland op de t.v. komen. Suriname had in die tijd 30 maal zo weinig inwoners als Nederland . Het was dus theoretisch 30 x meer mogelijk om op t.v. te komen dan in het moederland. M|aar wat erg hielp ook nog eens, was, dat er veel stichtelijke uitzendingen waren in dit 'alleszins godsdienstige land' en namens de Volle Evangeliegemeenten werd ik een keer naar voren geschoven om zo'n oppeppend praatje te verzorgen.
En daar waren we zo druk mee bezig in de huiselijke kring om dat voor te bereiden: Pa op de t.v....jongens, dat was wat.
En het feest was nog niet over. Ma - Betty dus- begeleidde een evangelisatie- zanggroep met de piano. En ze kwam ook op de t.v. en was duidelijk zichtbaar achter haar instrument.
Ach; en wanneer je zulke dingen meemaakt, dan komt al dat nieuws uit Nederland zo gedempt op je over. 'Zulke dingen'...ach, wat stelde het eigenlijk voor. Maar goed: het was 'leven in grotere stijl' dan we het in Nederland gewend waren geweest. Ik kijk er toch met plezier op terug. Zeker is, dat ons leven veeel interessanter werd toen wij overtuigd Jezus gingen volgen en gedoopt werden met zijn Geest.Dat was in Nederland al zo. En hier in Suriname ging dat maar door. En...dat wil ik wel even verklappen....vandaag de dag , alweer 36 jaar nadien, is het nog zo, dat wij altijd wel iets beleven, 'happening op happening' hebben.
Maar goed: het Nederlandse nieuws dus: Ida, dat trouwe schrijfstertje, bleef ons week in, week uit, heel ons verblijf in Suriname door, bijpraten over háar belevenissen en Nederlandse wederwaardigheden in het algemeen. - Dan was ze weer in Zwitserland -....en dan had ze weer een kaakontsteking - ...en vervolgens kregen we weer foto's, waarop ze tenniskleding showde samen met zus Willie. - ... en dan maakte ze weer plannen om ons in Suriname te komen bezoeken - ....en dan lichtte ze ons weer bij over de items, die op dat ogenblik de Nederlandse bevolking in een voortdurende staat van opwinding hielden: lucht-, water- en bodemverontreiniging.
Kijk, dat zijn dingen die ouders overzee graag horen, van die wetenswaardigheden. Maar het kwam toch alles wat onwezenlijk bij ons over. De afstand maakte, dat het niet zo heel fel voor ons leefde als wanneer wij ginds gebleven waren.
Maar door al die grote en kleine belevenissen werkte God aan ons leven door om dat te kneden naar zijn inzichten. En- uiteraard- de duivel was er ook om door een kneepje hier en een kneepje daar Gods werk weer- zoveel mogelijk- te bederven.
Maar al die kneepjes liet God weer in zijn plan passen . Uiteindelijk werden al die inmengingen, wanneer ze overwonnen werden, evenzovele eretekens.
We zijn nog steeds in 1971. De wijze van verslaglegging is wel veranderd. Had ik voor de periode van mijn geboorte tot 1971 alle afleveringen hiervoór nodig, nu is het zo, dat jullie een bijna dagelijks verslag krijgen. Zo is het ook in het 'grote'dagboek; voor de periode 1922 tot 1971 had ik 1200 bladzijden nodig. Voor de periode daarna tot op heden gebruik in de bladzijden 1200 tot 9200. Goed, we zullen wel zien, 'waar het schip strandt'.
Ik heb hiervoor al - vooruitlopend op de ontwikkelingen- gezegd, dat we verhuisd zijn van uit het 'Park'. Maar denk dan nu maar weer even terug. We zijn nog in 'het Park'en ik ben nog bezig met mijn kinderclub daar. Ik heb bij dat werk helemaal moeten terugschakelen naar het niveau van deze, meestal hindi pratende jongens en meisjes, maar toch wel meest jongens, want meisjes tellen ook hier niet zo zeer mee.
Even onderbreken: de duivel heeft goed meegeluisterd in het paradijs, toen God naar de zondeval zei: (Genesis 3 v 15): "Vijandschap sticht ik tussen jou - satan/ slang- en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare, zij verbrijzelen je kop, jij bijt hen in de hiel".
En de duivel zal dat heel goed begrepen hebben en er is een wilde haat in hem opgelaaid tegen de vrouw, uit wier nageslacht zijn Tegenstander zou voortkomen, die hem zou vernietigen... én tegen het volk, waartoe die vrouw zou behoren. Over dat volk gaat het nu even niet. Maar wel over 'de vrouw'. En wat heb ik bij mijn tochten over de wereld waargenomen, hoe de vrouw overal in de knel zit. Op de veerboot van Paramaribo naar de overkant nam ik dat eens heel duidelijk waar. Onder de passagiers was ook een echtpaar. De man met een alledaags, oninteressant voorkomen, voerde het hoogste woord temidden van een groep mannen, die stonden te discussiëren. De vrouw, met een beslist edel, opvallend gezicht, hield zich achteraf temidden van de andere Hindoestaanse vrouwen. Op een gegeven ogenblik taste de man in zijn broekzak en en overhandigde haar enkele muntjes om iets lekkers te kopen, (neem ik aan) . Hij keek haar daarbij niet eens aan, wisselde geen woord met haar, zo vernederend. : "Hier...heb jij ook wat". De vrouw, met dat echt wel mooie kopje, nam de haar verstrekte pasmunt, met een dankbare glimlach aan.
Dat heb ik veel gezien. Ook veel gehoord: een Europese vrouw, die in een strikt Mohammedaans land haar eerste kind ter wereld bracht. Haar man, ook een Europeaan, werd door de inheemse bevolking uitbundig gelukgewenst. Naar haar keek niemand om.
Goed; terug naar mijn kinderclub. Omdat ik nergens kon 'landen', las ik op het laatst maar voor uit de kinderbijbel van Anne de Vries. En dát begrepen ze dan nog net. En toen wilden deze jochies, die er allemaal een beetje ' onderkomen' uitzagen, ook wel wat vertellen van hun innerlijke leven. Ze waren zo bang, vertelden ze...voor slangen. boze geesten en schaduwen. En daarna zong ik eenvoudige kinderliedjes met deze jongens. En wat voor geluid eruit kwam: het leek wel of ze eigenlijk nooit zongen. Vele van hen bezochten ook geen school.
Wat was het een uitermate ' basic' bezig zijn daar. En- zoals gezegd- : later verhuisden wij naar een andere buurt en ging dit werk weer teloor. Ik kan alleen maar hopen dat er hier en daar een vage herinnering is blijven leven, die nut heeft gesticht.
Daarginds werden allerlei verhalen verteld over pirengs, die kleine, kwaadaardige visjes, die zo bijten kunnen. In andere landen noemt men die griezels : piranha's.
Ik weet nog mijn paniekerige schrik, toen ik bij het zwemmen in 'natuurwater' opeens iets voelde aan mijn tenen. De rapheid, waarmee ik aan de kant was. Niets natuurlijk. Eigenlijk heb ik over pirengs alleen maar verhalen gehoord, nooit iets van meegemaakt.
Maar waar wel 'echte pireng-belevenissen' waren, dat was het leven van alle dag. Ere waren daarginds wel vijf of zes 'pinkstergemeenten', allemaal ontstaan uit het pionierswerk van Karel Hoekendijk. Maar er waren onderlinge gevoeligheden en ego's .... nu ja; je begrijpt. .....en toen waren er dus na verloop van enkele jaren vijf gemeentes.
En mijn toenadering krijgen met toevalligerwijze een van die gemeentes bracht mij in conflict met de vier andere. Ik bedoelde het allemaal niet zo.... ik heb het in mijn hele leven altijd 'zo goed bedoeld' .....maar het ging eigenlijk in het geloof net zo als in mijn 'woonplek' Dáar organiseerde ik een jeugdclub voor jonge Hindoestanen in een vlak daarbij gelegen buurt, waar men helemaal niet op deze invasie van 'anderen' was gesteld. Resultaat : geprikkeldheid, terwijl ik het -alweer- zo goed bedoelde.
En mijn toevallig 'georiënteerd raken' op een van de vijf gemeenten, riep bij de andere gemeente oud zeer op.... er werd wel eens over en weer een bezoeker 'gestolen'; 'sheepstealing' heet dat in de Engels sprekende wereld ....en dat oude zeer werd op mij geprojecteerd, die nu ook 'bij hén' hoorde.
Dat leidde dan weer tot vervelende gesprekken , waarbij mijn onhandig, over-enthousiast, doenerig gedoe werd uitgelegd als 'zich opdringen'en 'voor straf nu nergens meer aan de bak komen', wanneer de gemeente van 'de eerste liefde' mij ook weer zou afdanken.
Ik kan je niet vertellen, hoe ongelukkig ik mij even voelde. In het oude vaderland een 'eenzame figuur'. In het nieuwe vaderland nu ook. Maar de Heer doet soms heel onverwachte dingen. De week na dat uitermate moeilijke gesprek kreeg ik gelegenheid om juist in de gemeente van díe voorganger het evangelie te verkondigen.
En terwijl Betty en ik moeizaam onze weg zochten in deze van rancunes bolstaande maatschappij, kwamen er ook uit Nederland alarmerende berichten.
Ida was heel lekker bezig in een gemeente. Maar....ze was ook nog maar 20 . En ze kwam in aanvaring met een al behoorlijk oude, moeilijke dame. Ze zou bij zekere gelegenheid iets onhandigs gezegd hebben en die dame eiste excuses en die kreeg ze dan maar. Het prille geloof van dit lief dochertje kreeg een lelijke kras en .... zo bleek later ....een fatale scheur.
- dat gedoe in al die gemeenten in Suriname - die 'rechthaberischheit' van zo'n oud gemeentelid in Holland... wat zijn er toch vele remmen voor de voortgang van het evangelie.
Het is een wonder dat de blijde boodschap toch altijd weer dóorgaat..
We leerden nu ook verschillen in andere geloofsbelevenissen kennen. Zo waren er bijvoorbeeld groepen onder de Hindoes , die zich ´sanatan Darm´noemden. En er waren anderen, die zich ' Ariyah´ noemden. En die groepen stonden zo ver van elkaar af. Er leken voor ons buitenstaanders,m zulke afgronden tussen die gedachtenwerelden te zitten.
Maar ik nam niet de tijd om die verschillen uit te zoeken. Er kwamewn meer preekverzoeken en ons eigen geestelijk bezig zijn begon goed te lopen. We kregen ook een kinderclub aan huis en liepen daarbij door allerlei gevoeligheden van de mede-parkbewoners heen.
Het ' Kersten bungalow park' .... let wel- ik schrijf nu weer over de tijd vóor onze verhuzing/ - lag als een enclave vlak bij een Hindoebuurt. Nooit vertoonden zich Indiase kinderen bij ons. En de parkbewoners in hun bungalows temidden van een groot , gemeenschappelijk park.... het was een soort 'commune', althans in dat opzicht . ... vonden dat ook wel veilig. Maar toen wij met ons kinderwerk begonnen, was 'het park'opeens niet meer verboden gebied, maar liepen er hele stoeten vlugge, bruine jongetjes door de laan. En gelijk waren er klachten: "Die jong, die bij jullie komen, hebben mijn soft, (frisdrank) gestolen". Ja...wij hadden veel te stellen met de luidruchtigheid van sommige buren. Maar zij moesten ook wel het een en ander van óns nemen.
En op kantoor deden zich soms ook vreemde tonelen voor. We zaten eens allemaal, het hoofd van dienst incluis, een verjaardag te vieren, wat daar altijd gepaard ging met veel kippenpoten en patatgeëet.Op zeker ogenblik komt een jongeman binnen, die door 'het hoofd van dienst' heenkijkt alsof deze een totale 'niets' is. Hij begint een gesprek in het ' srenan' met een van de Surinaamse kantooremployé's en vertrekt daarna weer zonder wie van ons ook een blik waardig te keuren. Natuurlijk wil de chef weten, wat dit voor een man was. De Suruinamer antwoordt: " O....dat was een jongen, die eens kwam informeren of hij hier kon werken". Het'(Europese) hoofd van dienst, ' ímport' evenals ik, doet er het zwijgen maar toe. Je hebt hier te maken met zulke vreemde situaties, dat je alles eenvoudig niet kúnt uitdiepen.
Ach; een stroom van gebeurtenissen, die je allemaal niet kunt plaatsen zo direct. Nee...dan is Nederlansd zo herkenbaar. Nog vanmrgen ; ik was klaar met m'n preek, staat een jongeman op mij te wachten: "Hoorde ik dat nu goed; het leek wel of u in twijfel trok, dat de 'dagen van Genesis 1', gewone dagen van 24 uur waren. Mag ik hierover eens met u komen discussiëren ?".
Ach; met zulke dingen werd ik in Suriname nooit ' verwend'. Maar wat was het gauw 'gewend', toen ik na vijf tropenjaren in het vaderland terugkeerde..
1971-1972: de toestand in Holland: als de kat van huis is, dansen de muizen.
Goed; we waren dan van huis gegaan, toen de grote kinderen allemaal ' zo'n beetje'op zichzelf stonden. De ontwikkelingen dáar gingen natuurlijk gewoon door. Ik ben er van overtuigd, dat het net zó zou gegaan zijn, wanneer wij thuis gebleven waren. Misschien ook slechter. Toch stonden wij wel even te kijken toen er een brief van Harry kwam: "Pama...ik ga trouwen. Ik heb mijn studie aan de Paedagogische Academie eraan gegeven. Mijn meisje verwacht een baby....ik werk nu in een magazijn....en we gaan ' in het huwelijksbootje stappen´, zoals dat zo mooi heet.
Maar....we zaten 8000 kilometer ver weg. Dan komt het allemaal wat ' gedémpt' over. We maakten ons er veel minder druk over dan wij in Nederland zouden hebben gedaan. Wat zou het trouwens hebben uitgehaald. We hebben het ook maar weer ´bij de Heer gebracht'.
Betty schreef een lieve brief terug. Och: ze had wat dit betreft, toch een goed voorbeeld. Ik weet niet of het helemaal te vergelijken is, maar de Heer Jezus handelde net zo. Toen de discipelen hem allemaal in de steek gelaten hadden..... jullie kent de geschiedenis ......kwam hij weer voor de eerste keer bij hen binnen, toen ze allemaal samen waren- Thomas nog uitgezonderd- . En niets geen verwijten, geen nakaarten, alleen die lieve groet: "Vrede zij u". En zo schreef Betty ook opbeurende woorden voor het jonge paar.
Och....en een oude vriendin van Betty en mij zei laatst zulke behartenswaardige woorden: " Er komt nog zoveel goed....!"
En inderdaad: er is zo'n zegswijze: "Sommige vrouwen maken van een man een dwaas. Andere maken van een dwaas een man".
Het begon er al mee, dat zijn jonge vrouw hem op z'n haardracht aansprak. Harry had prachtig haar, maar zó lang. Zij gezicht ging er helemaal schuil onder. En zij zei maar éen keer: " Gunst Harry...op dat lange haar ben ik nu wel uitgekeken". En wég was het.
En een paar dagen later zei ze: "Dat snertbaantje als magazijnbediende bevalt mij uiet". En Harry ging al met de directeur van de P.A. spreken. Hij kon zijn studie hervatten en in 1973 behaalde hij het onderwijzersdiploma. En onderwijzer is hij nu nog.
Onder stille leiding van de Heer.... want dit lieve kind was niet gelovig ......werd het leven van Harry in een maatschappelijk betere richting omgebogen. Want nu- 35 jaar later- plukt hij nog de vruchten in een heel goede onderwijsbaan.
Dat was dus Harry.....Van de anderen daar in Holland hoor je ook nog wel.
Hoe ging het nu met de kinderen, die wij meegenomen hadden naar Suriname. Over Mariëtta heb ik zo nu en dan iets gezegd. maar Marijke, die toch al 12 jaar was. Is dáar iets van te zeggen. Toen ze wegging uit Nederland, had zij al een getuigschrift bij zich, dat zij geschikt was om middelbaar onderwijs te volgen, nu zij met goed gevolg de lagere school had doorlopen. En in Suriname werd ons een cijferlijst toegezonden, een soort voorloper van de latere CITO- toets, waaruit bleek,dat zij niveau- VWO kon doen. Zij volgde maar even lager onderwijs daarginds en kreeg direct een plek op de enige middelbare school dáar. Pas later hebben wij ons gerealiseerd, hoe ze daarmede bevoorrecht was. Want Surinaamse kinderen vóchten om een plaatsje daar. Ik denk, dat de toewijzingsinstantie rekening hield met de voorgeschiedenis en 'Europese kinderen' in ieder geval daar plaatste, omdat dit soort kinderen 'thuis' niet anders gewend was .
In ieder geval: zij was al gauw 'onder de pannen'. En 'geestelijk', voor zover je daarvan kunt spreken bij een zo jong kind, was ze ook goed bezig. In de gemeente, die we die eerste tijd bezochten, kon ze zeer geroerd zijn door de prediking. Ik heb ma Betty en dochter Marijke allebei wel eens in tranen gezien. En ze had in die tijd een lieve vriendin, een leeftijdsgenote, zendelingsdochter, met wie ze naar jeugdkampen van de baptisten ging. En....zoals ik al vertelde, was zij een trouwe luisteraar op 'Blakka Wattra'.
Toen wij terug kwamen van 'Blakka Wattra', was onze kater Siem spoorloos. Vlakbij was het oerwoud. Siem was daar gewend, ging er geregeld op strooptocht. Maar toen wij weg waren, nam hij daar zijn permanent verblijf.
Maar Marijke bad geregeld om zijn terugkeer, heel krachtig en heel doelgericht En op zekeree dag stond Siem opeens weer vóor ons: - vermagerd en verwilderd en schuw geworden door het harde leven daarginds - verlangend naar het goede leven bij ons. Zo'n beetje als 'de verloren zoon', De vader van die jongen had hem vast in zijn gebeden gedacht. En zo ging het ook een beetje met Siem. Die dacht opeens in het oerwoud, met al die vele teken en steekvliegen en met die weinige muizen: "Hé...ik wil naar huis...gek hè: hoe kom ik daar nu opeens op ? !"
Maar hij wist niet, dat Marijke hem trok met koorden der liefde.
U, die dit leest, hebt u dat gevoel ook wel eens: " Ïk moet naar God, mijn Vader en naar Jezus, mijn grote broer en naar de Heilige Geest, mijn Gids, teug''.
Er waren dus Amerikaanse evangelisten, die mijn hulp als vertaler best konden gebruiken.
Verschillende avonden vertaalde ik een van hen in het nederlands. Want dat was nu eenmaal de officële taal, die iedereen geacht werd te begrijpen. Dat er velen waren, die meer vertrouwd waren met het Sranan tongo, de taal van de negroïden, met het Hindoe, de taal van de Voor- indische immigranten, al bijna net zo talrijk als de uit Afrika afkomstigen, of het Maleis, de voertaal in veel Indonesische dessa's .... ook het toenmalige Nederlands Oost Indië had zijn immigrantenstroom geleverd ....daar kon men geen rekening mee houiden.
Maar toen kwam de dag, dat de leider van de campagne tegen mij zei: " Er is nu een uitnodiging binnen om in de Rooms-Katholieke Kathedraal te evangeliseren voor allerlei kinderen van allerlei gezindten. Maar wij kunnen geen van allen. Wil jij dit even doen ?"
Nu moet je weten, dat de Rooms Katholieke kathedraal een bezienswaarsdigheid was. Het was de grootste houten kathedraal van Zuid-Amerika. Een geweldig groot kerkgebouw met twee torens, alles helemaal van hout opgetrokken.
Dit was een blijmakende opdracht. Daár te mogen spreken. Hoe het nu allemaal in zijn werk is gegaan, weet ik niet. We zijn nu alweer 36 jaar verder. En het is merkwaardig, wat er allemaal al vergleden is in de herinnering. Maar in ieder geval: de kerk, die een capaciteit had van duizend menen, vulde zich met honderden en honderden jongelui. En naar Surinaamse trant waren zij allen - lagere school leeftijd- gehuld in school-uniformen.
Het was zó'n prachtig gezicht: heel die mooie kinderschaar met al die gezichten, van blank tot diep zwart, met alle nuances daartussen, opgericht te zien naar de plek, waar ik stond.
En toen heb ik naar kinderlijke trant de dingen verteld, waar jeugd van zes tot en met twaalf min of meer rijp voor geacht kan worden.
Nú nog, op mijn 84 ste leid ik kinderclubs voor 8- tot 10 jarigen. En wanneer ze zich tot luisteren zetten, is er ook geen een, die niet doodstil is. En zo was het hier ook.
Nu zul je zeggen; "Ger...zit niet zo op te scheppen. Het is toch allemaal genade".
Is het ook....is het ook. Maar daarom kun je nog wel plezier hebben en 36 jaar later na-plezier, wanneer je denkt aan die misschien wel 2000 kinderogen, die naar je opgegeheven waren, toen je mocht vertellen van de Heer Jezus, die er ook is voor het stillen van allerlei kinderangsten en allerlei kinderverdrieten, zoals die er overal in allerlei tijden in die hartjes geleefd hebben.
Deze speciale ervaring nooit meer gehad. Maar ik koester hem nog als een kleinood. Maar er zijn daarna nog zoveel hoogtepunten geweest. Want een Christen, die door de genade van de Heer God echt wat probeert te maken van zijn Christen-zijn...die er uit probeert te halen,. wat er in zit, en dat is ontzettend veel...en die dat niet doet uit allerlei bij-oogmerken, maar omdat hij de Heer wil plezieren; zo'n Christen gaat ook heel wat meemaken.
Nu ja; éen hooggestemd artikel; er komt nog heel wat anders aan. Ik ben- om zo te zeggen- 'door vele zeeën gewassen".
1971: Betty en ik hadden ons toch wel van Suriname voorgesteld, dat dáar 'het grote geestelijke genieten en nuttig zijn' zou beginnen.
In Nederland wilde het eigenlijk nooit eens tot iets komen. Het bleef maar 'op je stoel zitten' en nooit eens iets kunnen doen. En als je dan eens 'gebedshulp' was in de Billy Graham-campagne van 1970, dan waren er altijd van die helpers te over. En op de laatste dag van deze campagne, toen iedereen naar voren stroomde en elke 'bidder' volop werk had, waren wij er juist niet.
Maar wat had Suriname ons in deze paar maanden van 1971 - van april tot september- gebracht: naast het 'burenleed', waarover ik eerder berichtte, was er toch dat jeugdkamp in Blakka Wattra geweest, waar we toch wel met zeker genoegen op konden terugzien. Het was heel wat anders dan dat jeugdkamp in Holland, waarover ik eerder berichtte, waar mijn bemoeiingen beperkt bleven tot het braden van gehaktballen.
En opeens was er weer een hondje van een kans. Een Amerikaans evangelistenteam kwam naar Suriname. Nu was dat een bekend verschijnsel. Een evangelist in Amerika, die eens 'een punt wilde maken' door een campagne in het buitenland, keek al gauw naar Suriname. Allemaal vlakbij. Veel mensen, die Engels spraken. Een 'meewerkende' bevolking, die al gauw mooie filmplaatjes opleverde van 'vele zielen, die tot de Heer kwamen'. Maximale geestelijke opbrengsten bij minimale inspanning. Dat klinkt nu wat lelijk , wanneer ik het zo zeg, maar een grote bevolkingskern als Paramaribo met een vrij talrijke bevolking, die altijd wel voor een campagne is te strikken, werkt nu eenmaal gemakkelijker dan- ik noem maar wat- het plattelandsgebied- de campo- van Columbia. Dat er bij deze luchthartige mensen altijd een grote groep was, die gewoon 'naar voren ging' bij een uitnodiging, bleef de toevallig aanwaaiende evangelist onbekend. maar wij, die de nazorg hadden, troffen onder de genoteerde namen er vele aan, die bij talrijke campagnes daarvóor ook al waren genoteerd.. Wanneer je dan vroeg: "Zuster...ik zie, dat u bij de campagne van broer ---- naar voren bent gegaan om 'uw hart aan de Heer te geven'. Maar bij de campagne een paar maanden voordien met broer....had u dat toch ook al gedaan", dan luidde het volkomen onbevangen-vrijmoedige antwoord soms: "Och broeder....zó gezéllig....dat in een grote groep naar voren gaan".
De Amerikanen zagen maar weer eens een film met grote stromen heilbegerigen en prezen God. Maar de luchthartigheid daarachter kon niet gefilmd worden.
Toch....toen er in september weer eens een campagne werd aangekondigd, was ik bij de kennismakingmeeting. En toen de 'rechterhand' van de evangelist zoekend rondkeek naar een geschikte vertaler, begreep ik- zonder verdere woorden- wie hij zocht en ik profileerde mij. En hij riep: "U wordt onze vertaler bij deze campagne".
En zo begonnen een paar heel plezierige dagen.. Maar daarover een volgend keer.
Misschien komt dit allemaal wat vreemd op u over. Maar ach; ik heb de achterkant van zulke campagnes gezien. En ik vertel er toch niets slechts van. Alleen: de overdaad van campagne voeren híer....en de schaarste aan evangeliseren dáar...het is soms wat onefficiënt. Gelukkig, dat de Heer de 'top-efficiënte' al die goedbedoelende pogingen inpast in zijn grote plan.
Oktober 1971: steeds meer ' fed up' raken met 'Het Park'.
Wanneer je in een ander land terechtkomt, is het altijd uitkijken...kennismaken...sfeerproeven...en in het begin nog wel eens mistasten.
En dat overkwam ons daarginds in éen van die vele bungalows, die/ mooi gedrapeerd daar in een wijde , gemeenschappelijke tuin lagen, heerlijk belommerd door ´koffiemamabomen´, beschuttende bomen, die vroeger, toen dit nog een koffieplantage was, de tere struiken tegen al te felle zon hadden beschermd.
Fijn wonen, maar de bewoners waren bijna geen van alle ín het land gewortelde mensen´. Zij kwamen over het algemeen uit vele buitenlanden en hadden allemaal zo hun eigen levensstijl, die dikwijks niet aansloot bij de onze. En het devies van deze mensen was: "Don´t be involved". Zodra ze iets merkten van 'moeilijkheden rond een van de gezinnen', trokken alle anderen zich van zo'n gezin terug, verbraken contacten, begonnen zelf moeilijkheden te maken met de 'uit de toon vallenden'.
En na ons nachtelijk onderhoud met de mensen, die dachten dat ik een soort 'kwade tovenaar' was, lwam er opeens een moeilijk conflict rond een kinderruzie. Renate kreeg klappen van een 'Parkjongetje' , toen zij ook wel iets gedaan had, dat niet paste: uitschelden of zo.. Je weet hoe dat gaat. De kinderen spelen al weer samen en de ouders leven in onmin.
Maar....we kregen genoeg van de status van ;'gepikte kip'. |Je weet hoe dat gaat in het dierenrijk. In een ren is elke kip vuurbang om door een andere kip te worden toegetakeld. Want wanneer je eenmal in je gehavendheid kenbaar bent, dan willen de andere kippen ook wel. En Betty beslooot: Ïk wil hier weg...het wordt me hier te unheimisch".
En dan toch weer 'het geluk', dat Gods kinderen soms hebben: Binnnen een paar weken hadden wij, elders in Paramaribo, een helemaal vrijstaand huis gevonden, omringd door een eigen tuin, met weer een grote haag aan de voor-en zijkant. En daar hebben wij de verdere jaren van ons verblijf in Suriname toen geriefelijk en ongestoord en ' helemaal in onze eigen sfeer' kunnen wonen.
En nu zou gezegd kunnen worden: - och; een beetje mistasten in het begin hoort erbij: een volkomen normale ontwikkeling - och; Hollanders, die altijd stipt op tijd hun huur betaalden, hadden een streepje voor, ook al omdat het wel goed stond voor een huiseigenaar om aan 'Europeanen' te verhuren.......om daar nu ook weer Gód bij te halen......
Maar wij hadden het idee, nu eindelijk echt te starten. En...als ik er - 36 jaar later- op terug kijk, dan zie ik het als een leiding van God. De bijbel zegt: "Denk aan de tocht, die de HEER uw God, u door de woestijn heeft laten maken, veertig jaar lang. Hij wilde u zijn macht laten voelen en u op de proef stellen, om te ontdekken wat er in uw hart leefde, gehoorzaamheid aan zijn geboden of niet".
Het leven is eigenlijk een woestijn, oo al sieren wij het op. Ons eigenlijk vaderland komt er aan. Het werpt zijn lichtglanzen vooruit. |maar....van dit leven hier op aarde moeten wij toch maar nooit een rozentuin verwachten. In Holland, in Suriname en weer teug in Holland, gaf de Heer in zijn genade wel rozen, maar er waren toch overal ook doornen. En die doornen kwamen echt niet alleen van de duivel.. Deuteronomium 8 v 3 zegt: " U hébt zijn macht leren kennen: hij liet u honger lijden en gaf u toen manna te eten". In de contactenarmoede en de bedreigdheid van 'Het park' riepen wij tot de Heer vanuit ons 'emotioneel' hongerlijden.....en hij gaf 'het manna' van een heerlijk huis vol rust.
Nu ja; de echte zin van het leven zie je pas, wanneer je aan Gods hand loopt. Zijn woord is een lamp voor je voet en een licht op je pad. En je weet, dat je op weg bent naar het 'echte leven'.
Maar daar mijmer ik nog wel eens over verder. Er komt D.V. nog genoeg gelegenheid.
Wat hadden wij al veel beleefd in dit 'buitenland'. Maar een eerste bittere ervaring moest nog komen. Betty had al veel getuigd tegen de overburen. Dat oefende haar Engels geweldig. Want deze mensen spraken geen Nederlands. Ook ik oefende mijn Engels goed bij hen. En veel later - in 2006- kreeg ik daar veel plezier van. Maar dat verhaal krijg je nog wel....of niet, want ik ben al 84 nu en je weet nooit, hoeveel tijd je nog krijgt van de Heer.
Maar goed: we getuigden tegen deze mensen van ons geloof. Dat deden wij al in Holland; dat deden wij ook hier, waar iedereen wel naar geloofsgetuigenissen wilde luisteren.
En toen op een avond, heel laat, we waren al in nachtkleding, werd er van de overkant geroepen: - door het screen heen - over het wijde grasveld: "Mr Gerritse....can you come and help us....we are in need..." Nou, je begrijpt: in een mum van tijd waren wij daar. Er was nog wat bezoek en ze begonnen te vertellen van hun zoontje van vier, die was behekst en in wiens kamer zij vreemde tekens hadden gevonden.
Wij luisterden bevreemd. Was dit hun nood !?
Maar toen kwamen zij terzake: "Die tekens hebt ú daar aangebracht. Wij geloven dat u een tovenaar bent en kwade bedoelingen hebt".
(Dit lijkt nu vreemd in Nederlandse oren, maar heel de sfeer daar was bezwangerd van geloof in occulte krachten).
Natuurlijk ontkenden wij in alle toonaarden. Wij legden uit, dat wij alleen die roep van hen hadden gehoord in de nachtelijke stilte en dat wij direct waren gekomen om te helpen.
Maar ze bleven bij hun standpunt: wij deugden niet, waren occultisten, die 's nachts over straat zwierven om slechte dingen te doen.
Tenslotte kreeg onze eerlijke, liefdevol blijvende ontkenning de overhand en na een uiterst pijnlijk gesprek van een uur.... door vele buren gevolgd, ....want zo'n stille tropennacht, gecombineerd met die open , licht gebouwde huizen, draagt het geluid goed door ....braken wij op, diep teleurgesteld en bitter bedroefd. Nog lang lagen wij wakker.
Ach....later bleek een dienstbode, die zich onderbetaald achtte, die toverdingen gedaan te hebben om deze ouders in hun kind te treffen. Maar een verontschuldiging is nooit gekomen. We hebben deze mensen uiteindelijhk alleen maar gezegend met goede gedachten en de verdere behandeling aan God overgelaten.
Die onbesuisde , nachtelijke beschuldiging, ingeleid door een bedrieglijke roep om hulp, werd later aan deze mensen bezocht, toen wij de zaak al lang ´verwerkt´ hadden. Zij kwamen zélf in nare situaties terecht. En de bezoeker heb ik nog eens heel verlegen gezien. Mijn functie als belasting-ambtenaar leidde mij een keer naar hem persoonlijk en hij was toen diep- ongelukkig over dat nachtelijke gesprek, waaraan hij actief had deelgenomen.
Ik heb hem overigens niet ´betaald gezet´.
Maar alles bij alles was dit toch een leerzame ervaring van de zonderlinge dingen, die hier konden gebeuren.
' Thuis' had ik een profetie meegekregen, met onder andere deze zinsnede erin: " Je zult versteld staan over de vreemde zaken, die je gaat horen" . Wel....dit was een eerste proeve daarvan.
Je zult zeggen: " Ger...wat dóe je nou toch. Door de jaren 1922- 1971 vloog je heen.En nu zijn we al een hele tijd bezig, alleen aan een Surinaamse zomer" .
Mensen....soms heb je een verhaal helemaal in de hand en volg je de vaste lijn, hoe God in je hele levensgeschiedenis zich vinden liet in allerlei cruciale gebeurtenissen. En later voeg je kruispunten toe, waar ook de duivel stond. En later wordt het dan weer nóg anders. Dan leidt het verhaal jóu.
September 1971: afscheid van een dierbaar geworden plekje.
Deze wilde ervaring, waarvan ik enkele weken vertelde, duurde eigenlijk maar vier dagen. Op donderdag was de feestavond al, waarmee wij ons 'zijn dáar' afsloten.
De omringende bevolking uit allerlei bosnegerdorpen was uitgenodigd om dit feest met ons te vieren. Wij hadden , uit ongeoefendheid, veel te veel proviand meegenomen en dat alles deelden wij op deze avond uit aan de dorpelingen.
Maar het zou Suriname niet zijn, als er toch weer niet vreemde dingen zouden zijn gebeurd.. Want de mannen, die in groten getale waren komen opdagen, begonnen in de bosnegertaal.... die toch nog weer anders is dan het 'sranan' , dat in de hoofdstad wel werd gesproken .....allerlei dingen te roepen naar de bekoorlijke, vrouwelijke jeugd, die we bij ons hadden. Ik verstond dat niet, maar onder de leiding waren er velen, die deze vaardigheid wel hadden. Zij vertelden mij, dat het obscene taal betrof. De meisjes begrepen het ook en waren erg opgewonden, geschokt natuurlijk wel, maar ook 'vereerd'...'aangesproken' is misschien een beter woord. In ieder geval: het was een nare invloed van buiten tegen al onze bijbelstudies en zo in..
De avond werd besloten met een groot kampvuur. En toen zag ik bij onze jongens weer een reactie, die mij vagelijk beklemde. Zij begonnen opgewonden rond dat vuur te dansen . Het leek wel of oude herinneringen, die van geslacht op geslacht in de genen gezeten hadden, hun invloed begonnen te herkrijgen. De oude trance dansen leken te herleven.
Wij- de leiding- baden natuurlijk krachtig en zo kwam het niet tot excessen. En aan het slot zongen wij nog het kamplied, door Betty vormgegeven. Ik herinner mij nog alleen de beginregels: " In Blakka Wattra onder de bomen Daar horen wij het beekje lustig stromen. Wij zijn hier heel gezellig bij elkaar Als blijde jonge Christenschaar".
En de volgende dag, vrijdag, naar huis. Bij het oversteken van een stroompje raakte de boot lek. De jongens gilden in paniek. De meisjes bleven heel rsutig. Merkwaardig, niet direct te verklaren, Maar we kwamewn behouden aan.
In het dorp, waar onze tocht naar het binnenland was begonnen, stond mijn auto te wachten in de volle zon. In de periode, dat wij ginds waren, waren sommige rubber-afsluitingen verteerd door de hitte. Maar goed, we kwamen thuis, een grote ervaring rijker.
En....of al dat gedoe nu iets opleverde.....? Och...zie het eens zó: In 1977 preekte ik eens ergens. En in 2007 ontmoette ik bij een begrafenis iemand, die zei: "Die preeek van 1977 van u hè....dat was het begin van mijn weg naar het licht". En zo droom ik er wel eens van, dat ik in de eeuwige zaligheid, waar ik door Gods genade verwacht te komen, iemand op mij toloopt, mij omarmt en roept: "Blakka Wattra....daar begon de vreugd voor mij".
Noem me maar: dromer. Maar de Christen heeft zo'n heerlijke toekomst, jullie allemaal hoor.......je kunt dromen dromen, waarvan een ongeredde niet weet. Maar ook hij heeft recht op alles. Vertel het hem....
1971: Leiders zonder veel ervaring met een woelige jeugd.
Die midweek, maandag tot vrijdag, was eigenlijk een heel waagstuk. in deze kerk was zo iets nog nooit geprobeerd. En het was een erg heterogene jeugd. Er waren kinderen tussen uit alle milieus, die je in Surniname maar kunt bedenken. En de enkele jongens, die ertussen zaten met een middelbare schoolopleiding, waar ze mee bezig waren, namen al gauw het voortouw met rebellie: dat begon met naar de keuken sluipen 's nachts en daar van alles weghalen. En wanneer er dan bersiping kwam van de leiding, die ook nog nooit met dit bijltje gehakt had, dan volgde er openlijk verzet. Het bijzondere was wel, dat een van die hoger opgeleide jongelui van 15-16 jaar niet meedeed. Reeds hier kon je zien, dat er een scheiding der geesten was: zoals Spreuken 20 v 11 dat zegt: "Reeds een kind laat zich kennen door zijn daden, door wat het doet, zie je of het eerlijk en oprecht is". Maar met die anderen hadden wij het moeilijk. Tenslotte echter boden de oproerkraaiers excuses aan en konden wij verder met ons program van bijbelstudie en sport en spel.
Maar op een avonds kwam ik nog in een moeilijke situatie. De jongens- en de meisjesnachtverblijven lagen aan weerszijden van de kamer, waar mijn vrouw en ik dan vertoefden. En zo tegen tien uur kwamen er allemaal meisjes naar ons toe, met deze onmetelijke smoes: "Wij willen naar de jongens-slaapvertrekken,. Zij hebben een lijstje met bijbelteksten, dat wij even willen inzien".
Van de andere kant was er een roep uit de verblijven van de jonge mannen: "Ja...laat ze komen. Dan kunnen we nog wat bijbelstudie doen".
En op een gegeven ogenblik stond ik daar als enige hinderpaal tussen de al wat oudere jongens van zo 15..16 en de meisjes, die net iets lager lagen in hun leeftijd.
Suriname is een land, dat 'sexualiteit ádemt'. Die goede temperaturen, dat vele buiten zijn, de verwarde gezinsverhoudingen....al die dingen maakten, dat de volgroeide knapen en die alles leuk en spannend vindende gekjes elkaar niet op dit uur mochten ontmoeten,. Ik heb daar als onervaren jeugdkampleider wat staan te bidden. Tenslotte viel de druk weg en dropen wederzijds de 'bijbelstudie-minnenden' af.
Maar onvergetelijke dagen waren het wel.
Volgende week verder over het slotfeest.
In ieder geval: in Holland leken wij wat op dood spoor geraakt. maar hier was een levendig verkeer van steeds wisselende situaties.
Jongen...dat was wat in 1971; zo in Juli. Die heerlijke temperatuur...die overvloedige, uitbundige natuur...de heerlijke beek, die langs her vervallen vacantiehuis stroomde...dat zijdezachte water.
Prediker zegt het zo mooi in 11 v 7; "Het licht is een genot. Wat een weldaad voor de ogen om de zon te zien! Wanneer een mens lang leeft, laat hij dan van elke dag genieten en bedenken dat de dagen van de duisternis ontelbaar zullen zijn. De toekomest is niets dan leegte. Geniet dus beste vriend van je jonge jaren, haal je hart op aan de dagen van je jeugd. Volg de wegen die je hart wil gaan, gun je ogen wat ze wensen. En onthoud bij alles wat je doet dat God je aan zijn oordeel onderwerpt. Belast je hart niet met verdriet en houd je lichaam vrij van kwalen, want je jeugd en jonge jaren zijn al snel voorbij".
Betty en ik waren eigenlijk nog ín onze jonge jaren. We genoten van de heerlijke zon in dit verrukkelijke land. We haalden ons hart op aan alles wat we hier beleefden, aan de kansen, die ons hier werden geboden. We wisten al meer dan Prediker wist: - dat de dagen van Gods nabijheid ontelbaar zullen zijn - dat de toekomst er een zal zijn van eindeloos van geestelijke verrukking naar verrukking snellen En dat God ons aan zijn oordeel zou onderwerpen, hield in dit verband niet in dat God als 'een soort Zwarte zwadderneel' naar ons zat te loeren; zo van: " Eén keer grijp ik ze". Welnee, we wisten dat God ons éen keer zou vragen: "Wat heb je met al die weldaden gedaan die ik je aanreikte. Heb je daarvan genoten zoals de bedoeling was. Of heb je ze met een zuur gezicht eigenlijk niet willen beléven zoals ze beleefd moesten worden" . We hadden ook geleerd om niet al te veel verdriet van anderen met ons mee tre slepen. En dat je je lichaam vrij moet houden van kwalen om Gods goede gaven te genieten, wanneer het de tijd daarvoor is, dat hadden wij ook geleerd.
Even een uitstapje. Wanneer een jongen van vijftien uitbundig bier drinkt om bij de groep te horen, dan geniet hij ONTIJDIG van Gods goede gaven, waarbij ook ' een goed glas bier' kan horen . Zijn verstand lijdt er immers onder Wanneer een jongen van zestien het bed induikt met een meisje, dan geniet hij van een andere gave van God ONTIJDIG. Opletten mensen.
Maar nu weer terug naar mijn levensverhaal.
Toen God zo groots aan de gang was met zijn gaven, kwam de duivel erbij om met 'schijngaven' de boel te verzieken.
Veel van deze beeldschone meisjes van 16 en zo hadden nog nooit de gelegenheid gehad om te zwemmen. En ze verdrongen zich allemaal om 'broer Ger' die het aan ze moest leren. En zo stond ik maar met telkens wéer zo'n schattig rompje in mijn armen, met mijn hand onder die buikjes, de schoolslag aan ze te leren: " Armen wijd.... benen geastrekt" of hoe het ook weer was. En ik was ook niog maar 48. En je ziet het aan Simson. De zwaarste verleidingen kwamen...van Delila en zo...toen hij een man van zo veertig was.
Maar door de genade van God hield ik het- ook in gedachten- bij de echte gaven van de Heer.
Och...ers is nog meer te vertellen over 'Blakka Wattra'., (zwart watrer).
Maar vóor ik daaraan begin, nog even iets van nu, ..nu ik 84 ben.
Vanmorgen in de kinderclub: Cora gaf een quiz op. `Wie verdrukte het volk Israel in de tijd, toen Jezus geboren werd" . Dennis doet niet mee. Ik vraag: "Dennis....wat is u? " "Nou....zij zijn flauw...ik zeg, dat ze op moeten schrijven: 'De Egyptenaren'. En zij schrijven op 'Paulus' ".
En ik genoot. Ik had ze net een mooi verhaal verteld en zelf heel erg plezier erin gehad. En zij ook, ze deden echt mee. En nu weer dit lief-grappig-dwaze voorval.
Je kunt jong blijven en van de goede dingen van God blijven genieten..
Ik had je dus verteld, dat 'de gemeente van Jezus Christus' onze eerste gemeente was in Suriname.
We waren daar nog maar luttele maanden, zo in juli 1971 dat de tijd aanbrak, die voor ons in Nederland betekende: grote tentreizen door allerlei delen van Europa. Het laatste jaar -1970- waren we met Marijke en Mariëtta, de trwee nakomertjes, nog over Denemarken gereisd en vandaar over Zweden en Noorwegen weer terug naar Denemarken en zo verder op huis aan.
Maar hoe ging dat nu hier. Onze horizon reikte eigenlijk niet verder dan Paramaribo. We wilden wel eens wat verder trekken. Maar daar lagen alleen maar verlaten plantages, door het oerwoud al weer overwoekerd en er woonden heel geen mensen. Maar de voorgangers van de gemeente nodigden ons uit om mee te doen. Onze functie zou zijn: het geven van bijbelstudies op het niveau van de jeugd, die mee zou gaan, zeg maar: de jeugdgroep van de gemeente.
Dat was nu eens een uitdaging. We zouden naar iets gaan dat 'Blakka Wattra' heette. Daar was een mooie kreek, die door een speling van de natuur zwart water leek te hebben. Maar , zo werd verteld: het water was kristalhelder en altijd op heerlijke temperatuur en zo schoon en puur dat je het gewoon drinken kon.
Wij er dus heen; de jeugd in een grote autobus, wij met Marijke en Mariëtta er achteraan in onze eigen , mooie, splinternieuwe , witte Peugeot 506.
Toen we in het dorp kwamen, waar we niet verder konden op de gebruikelijke manier, zetten we daar onze car neer onder een afdakje en hoopten er het beste van, want de plaatselijke jeugd omzwermde het luxe gevaarte terstond.. De autobus keerde weer terug naar Paramaribo.
We staken een kreek over in een soort korjaal, die eigenlijk niet berekend was op zo'n grote groep mensen. Er ging iets abuis: we raakten een heleboel proviand kwijt. Heel veel brood dreef weg op het water.
En toen we aankwamen, bleek dat de organisatie erg rammelde. We vertoefden in een zomerverblijf van een voormalige minister, ene Jopie Pengel en daar zou een maaltijd bereid worden voor al die hongerige, jonge magen. Maar voor er iets op tafel kwam, duurde het erg lang. En het gebouw, al jaren niet in gebruik en uit hout opgetrokken, was ook deerlijk in verval geraakt. Dat gaat ook veel sneller in de tropen. Ja...het beloofde een avontuurlijke vacantie te worden, zonder het comfort, dat in die jaren in Europa begon te komen.
Maar die avond kon ik toch al een eerste gesprek hebben met de kinderen, jongens en meisjes in de lieflijke leeftijd van 12 tot 16 jaar.
Nu heb ik altijd wel graag verteld en ik kán ook redelijk vertellen. En ik neem aan dat ook hier mijn jeugdig gehoor geboeid was. Alleen ...bij deze of een andere gelegenheid vcertelde ik het verhaal van Nehemia , die een muur bouwde rondom Jeruzalem, Voordien liepen de vijanden , de onderderdrukkers en de obscure elementen in het algemeen, maar in en uit. En daar moest nu eens een eind aan komen. Jullie begrijpen mij: een verhaal met vele, vele aanhechtingspunten met de situatie van Christenen. En toen ik aan het eind 'terugvroeg', was éen van de gegeven antwoorden: "Die mang bouwde een schutting".
Nee...ik kon hier niet veel met al de lessen , die ik van Jo v.d.Brink, van Durk Sprik, van Karel Hoekendijk en van Ies Rooze had geleerd in het keurig geordende Nederland.
Maar daar vertel ik nog wel verder over in een volgendea aflevering van mijn verhaal.
Toen we een poosje in Suriname waren ,voelden we ons een beetje onbehaaglijk.
We wáren daar nu wel, maar wat liep het allemaal traag. We konden maar geen scholen vinden voor de kinderen en het was hoog tijd dat ze weer leerden de regelmaat te kennen van een klas en vriendjes en vriendinnetjes.
We voelden ons ook niet prettig: bulten en infecties plaagden ons. We konden ons ook maar niet settlen in een gemeente. We zaten maar in dat hotel, moesten onderhand iets vinden.
En toen drong het tot ons door: al deze nieuwe omstandigheden hadden er ons toe gebracht, de Heer een beetje te vergeten. Door de nieuwe situatie vloeide het geld wat rijkelijker binnen dan de welvaart die we al in Nederland gewend waren. En we vergaten maar steeds om de Heer daarvan een ´dubbel deel´ te geven.
En toen herstelden we dat ijlings. We stelden ook in het nieuwe land automatische overschrijvingen in naar verschillende gemeenten, die wij hadden leren kennen en zochten de Heer weer meer in onze gebeden.
Het was ook zo, dat wij zoveel zorgen gehad hadden met 'het starten van een nieuw huishouden', dat wij God en Jezus daarin niet voldoende gekend hadden. En toen begon er een vicieuze cirkel. Onze aanvangszorgen brachten ons er toe om zelf te gaan ploeteren en de Heer er een beetje buiten te laten. En dat 'de Heer er buiten laten' maakte dan weer dat er op al ons pogen geen zegen rustte. Maar nu kregen wij er weer oog voor dat Spreuken 26 v 3 zegt: "Vertrouw bij je werk op de HEER en je plannen zullen slagen".
Nu zul je zeggen: "Ger...dit is toch allemaal wel heel erg basaal. Sinds 1959 op een nieuwe en rijkere weg met God. En dan komt er in 1971 - na twaalf jaar !- eens iets lastigs op je weg...En dan maar weer gelijk: zelf doen...zelf voorthollen..." Val me nu niet te lastig. Die vergeetachtigheid heeft maar een maand geduurd. En we waren al tegen de vijftig en werden op die leeftijd nog eens geconfronteerd met volkomen andere omstandigheden.
Nu ja, nadien ging alles veel beter: - we vonden een school voor de kinderen - we kregen een uitnodiging om mee te doen aan een zomer-evangelisatie - we kregen een huurhuis in een beeldige ' collectieve tuin' . - de infecties verdwenen
En we leerden weer een les: altijd contact houden met de Heer, ook bij steeds wisselende omstandigheden.
En zo zijn we dan weer terug bij het begin van deze levensbeschrijving: de voortdurende vorming die de Heer wil geven...... maar ook het voortdurend 'in de wielen willen rijden van Gods plannen' door de duivel.
En over die spannende dingen rondom je leven schrijf ik alsmaar verder.
Al gauw trok ik er op uit om mijn eerste cliënt te bezoeken. De naam was al zo wonderlijk: een Hindoestaanse naam. En zoals de naam was, zo onbekend, zo dwaas ook de aangifte; geen touw aan vast te knopen.
En toen ik met mijn mooie, nieuwe auto, de mooiste, die ik nog ooit bereden had... hij was met de boot nagekomen, ik had even zonder auto gezeten, maar nu was de sneeuwwitte Franse car er dan ....onderweg ging, zag ik al gauw de grauwheid van wegmodder er op verschijnen,. Waar ging ik toch heen.
Op het aangewezen adres, een mooie villa, scharrelden alleen wat kinderen rond. Na verloop van tijd kreeg ik een dame te spreken, die echter helemaal met de zaak verlegen was om mij te zien. Ze wist absoluut niet hoe ze met mij moest overleggen.
In mijn godsdienstige kring kwam ik mensen tegen, die toch enigszins met de Nederlandse menataliteit bekend waren; - negroïden, al sinds de 18 de eeuw gekerstend door 'de Evangeliche broederschap', in de 20 ste eeuw, na de komst van evangelist Hoekendijk in 1961 of zo overgegaan naar 'het Volle Evangelie' - Hindoestanen, Javanen, Chinezen en anderen , vanuit hun orrspronkelijke godsdienst, Hindoe, Moslim en zo, bekeerd tot het Christensdom.
Maar nu, in mijn dagelijkse werk, kwam ik bevolkingsgroepen tegen, die óp zichzelf gebleven waren, zonder enige werkelijke aanraking met 'de Europeze landgenoten ', lees : de Nederlanders.
De belastingplichtige was afwezig. Hij had de kennisgeving van mijn bezoek niet 'begrepen', zo bleek mij alras. De boekhouder was niet op de hoogte gebracht.
Na veel vijven en zessen nam ik de hele boekhouding, die alleen enkele schriften omvatte, maar mee en ging er op kantoor naar zitten kijken.
Al gauw bleek mij, dat hier regel was, wat in Nederland bij uitzondering nog wel eens gebeurde: het vergelijken van begin- en eindvermogen en het privé dan maar schatten.
Ik ga dat nu niet te ver uitleggen. Maar ook in mijn werk was het zo, dat ik hier een heel andere aanpak nodig had.
Nu zullen jullie zeggen: "Ger....je begon toch dit levensverhaal met de bedoeling om ons aan te geven, hoe de Heer aan je leven gemodelleerd heeft om je - zo mogelijk- te vormen tot een trouw en meewerkend lid van zijn heilige gemeenschap in de wereld, de gemeente. Maar nu ben je afgezakt tot een gewoon dagboek.
Lui.... ik doe nu maar door op deze manier. We zien wel, hoe het verder loopt. Gods sturende hand was er ook nu. In de volgende afleveringen zie je mogelijk al snel, hoe dat in de practijk werkte.
Nog steeds 1971: Zo waren wij dan nu bezig met een heel nieuw begin. Wij waren enigszins vermoeid en ontgoocheld over ons 'zijn' in Nederland: Na ons religieus revival hadden wij niets van belang voor de Heer kunnen doen, zo meenden wij. Van onze zeven kinderen gingen er al drie eigen wegen, Jaap, Mieke en Harry....., wegen, die niets deden blijken van geloof in God, zo hadden wij. als indruk. Willie en Ida gingen onze weg wel, zo maakten wij uit de eerste brieven op, maar in ieder geval, de opvoedig van deze dochters was ook voltooid. En 'de twee kleintjes', Marijke en Mariëtta, nu ja, daar viel nog niet veel over te zeggen.
En in de Volle Evangelie gemeenten in Nederland hadddn wij ook niets 'bereikt´. Maar hier, in Suriname, wist niemand iets van al die gebeurtenissen en afwijzingen en was het mogelijk, een nieuwe start te maken.
Maar ook dát ging niet van een leien dakje. In de eerste gemeente, waar we kennis mee maakten, lag mijn overijverigheid van te voren al als een hinderpaal. Vanuit Nederland had ik al enthousiaste brieven gestuurd, dat ik graag wilde medewerken. maar zij vroegen in Nederland na of iemand mij kende en maakten uit de binnengekomen antwoorden op, dat niemand ooit van ons had gehoord.
In een tweede gemeente, de 'gemeente van Jezus Christus', werden wij wél enthousiast binnengehaald, maar er lagen tussen gemeente nummer éen en deze gemeente weer gevoeligheden,. die de gang naar ´Stromen van kracht´ voorlopig barricadeerden.
Maar bij ´de gemeente van Jezus Christus gebeurde dan , wat ik al jaren had gewild: ik mocht dan eindelijk eens ´preken´. Nu is het zo: ik kan mijn gehoor wel boeien en er blijft ook wel iets van hangen. Nog onlangs kreeg de bandendienst van mijn huidige gemeente een verzoek van iemand: "Kun je die preek van broer Ger nog vinden van een paar jaar geleden al wel, denk ik: van Barak en Sisera". Bleek het een preek uit 1994, nu dertien jaar geleden, te zijn.
Goed dan; ik vergeet die eerste keer, dat ik 'voluit mocht gaan', nooit meer. Ik had als onderwerp gekozen: "Nehemia en zijn voortdurende strijd met Tobia en Sanballat, twee lui, die hem voortduend in de weg zaten".
Die preek was voor de mensen daar helemaal nieuw. In dat gedeelte van de bijbel waren ze nog niet zo vaak onderricht, misschien wel nooit. En ze pasten dat verhaal ook zo helemaal op zichzelf toe. Enkelen van hen moesten een paar dagen later een evangelisatiereis naar het buitenland maken en kregen tijdens die reis veel hindernissen op hun weg. Zij hielden de moed erin door elkander toe te roepen: "Dat was Tobia weer" of "Wat was Sanballat weer bezig".
In ieder geval; we meenden ons stekkie al gevonden te hebben. En toen op een morgen een prachtige tenor daar opeens een lied inzette: " 0...welk een genade Jezus woont in mij... Zijn liefde woont in mijn dankbaar hart... Hij maakt van zonde mij vrij", keek ik eens naar Betty en Marijke van 12. (Mariëtta -9- was in de kinderdienst) Ze zaten daar, met de tranen van ontroering in hun ogen . En thuis vertrouwden zij mij toe: "Wij voelden ons zo....eindelijk thuis".
Dus ·...het begin van een erkenning in geloofskringen was er.
Maar...waar gelovigen op het punt staan, ´door te breken´, daar is ook de duivel alert om- zo mogelijk- de pret te bederven.
Want het leven van de Christen kent twee soorten van lijden: - het algemene lijden , dat geen mens op de wereld gespaard blijft - het extra lijden, dat de duivel, hun verklaarde vijand, hun toezendt.
Waarom Christenen het dan toch zo volhouden? Wel....om twee redenen: -er staat tegenover het lijden, speciaal voor hen door satan uitgedacht, zo eindeloos veel vreugde, ook in dit leven al, voor hen bereid door God. Ik noem eens zo'n kleine verrassing: laatst vertroosstte ik op een Duitse site een Duitse gelovige, zo ik meende. Ik kreeg ook in het Duits antwoord, met daarna een afzonderlijk zinnetje: "Groeten uit Brussel". Een Vlaamse en een Hollander, die elkander dáar moesten treffen. - veel lijden, door eigen zonden veroorzaakt, blijft ons bespaard, doordat Gods genade ons van veel domheden terughoudt.