Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
welkom!
Problemen Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
18-12-2009
Overeenkomst
Overeenkomst - sprookjes -
Drie broers die al hun geld hadden uitgegeven, kwamen op een avond een heer te paard tegen, die vroeg waarom ze zo bedroefd keken. Daarop antwoordden de broers: "We hebben geen geld meer en we willen onze ziel aan de duivel verkopen. Daarop antwoordde de heer: "Wel, verkoop jullie ziel aan mij. Jullie moeten dan alledrie iets zeggen. De ene moet altijd zeggen: 'Alle drie', de tweede: 'Voor het geld' en de derde: 'Zoals het redelijk is'".
De broers stemden toe en verkochten hun ziel. Op een dag waren de broers in een hotel waar een rijke heer aanwezig was. De hotelbaas sprak tot zijn vrouw: "We gaan die heer doden en de schuld geven aan die drie gekken die altijd zeggen: 'Voor het geld, alle drie, zoals het redelijk is'".
Toen de drie broers voor de rechter moesten verschijnen, zeiden ze dat de hotelbaas de moord had gepleegd. In geval van nood mochten de broers namelijk wel iets anders zeggen.
In Pittem stond vroeger een kasteel dat verzonken is. In de buurt van dat kasteel liep altijd een hond rond. Dat was een waterduivel. Een man die op pad was in de buurt van Bekkem, werd door de hond in het water gegooid. Telkens wanneer de man uit het water probeerde te kruipen, stond de hond hem aan te kijken. Het gebeurde vaak dat mensen een hele nacht moesten rondlopen omdat ze niet thuis geraakten.
Een man kreeg bezoek van een jongen, die zei: "Ik zal de toekomst van alle bewoners van dit huis voorspellen. Gaat het hier goed in huis? Is er soms iemand ziek?" "Neen, er is niemand ziek", antwoordde de man.
Daarop zei de jongen: "Je vergist je, want je hebt één persoon in huis, die ernstig ziek is", en hij klopte driemaal met zijn vuist op tafel.
De man en zijn vrouw lachten de jongen uit. Enkele dagen later moest de vrouw haar dochter Eline in het klooster in Velm gaan halen.
Het ging niet goed met de gezondheid van het meisje. Hoewel ze nog maar zestien jaar was, woog ze al zesennegentig kilo. Men liet verschillende dokters komen, maar Eline was reeds ten dode opgeschreven.
Enkele dagen na de dood van het meisje, kwam de man bij de tramhalte de helderziende jongen weer tegen. "Zal ik je de waarheid eens zeggen?", vroeg de jongen, waarop de man antwoordde: "Neen, je moet mij de waarheid nooit meer zeggen!"
Van een pastoor vernam de man dat er inderdaad mensen bestonden, die over bijzondere krachten beschikten omdat ze met de duivel omgingen.
De knecht van Xander maakte altijd vreemde zaken mee. Zo vlogen de teugels van zijn paarden op een dag stuk. Ook was het eens gebeurd dat de knecht plots in het midden van een groot vuur stond.
Op zekere dag kwam er een hond zo groot als een veulen, naar de kar van de knecht gelopen. Het dier liep langs de zijkant van de kar omhoog. De knecht riep verschrikt uit: "Jezus, Maria, Jozef, sta me bij!" Het volgende ogenblik stond de heks in haar menselijke gedaante vóór hem, en hij herkende haar.
"Durf dit niet aan iemand te vertellen!", dreigde ze.
De knecht heeft de naam van de heks nooit genoemd.
Een man die zijn vader had vermoord, was gestorven zonder ooit zijn misdaad te hebben opgebiecht.
Omdat de dode geen rust kon vinden, kwam hij op de plaats waar hij zijn misdaad had gepleegd elke nacht om twaalf uur spoken. De mensen hoorden dan een hels lawaai en zagen even later een zwarte hond weglopen.
Op een dag liet men er een pater komen, die de hele dag zat te bidden. Toen de hond die nacht om twaalf uur tevoorschijn kwam, pakte de pater het dier vast en sleurde het met een strop tot in de biechtstoel.
Vervolgens riep de pater de familie van de man bij elkaar om samen te bidden.
Daarna ging de pater met de familie en de hond het bos in en sprak tot het dier: "Hier verban ik u voor negenennegentig jaar en voor de tijd die daarop volgt."
Een man die stond toe te kijken hoe enkele knechten bezig waren met het binnenhalen van de oogst, riep: "Kijk die kwajongens eens spelen!"
De knechten wisten aanvankelijk niet waar de man het over had, maar toen ze naar boven keken, zagen ze inderdaad enkele kwajongens spelen.
Die man had een toverboek gekregen van een Waal aan wie hij de weg had gevraagd. De man had al vaak geprobeerd om het toverboek weer kwijt te raken, maar dat lukte niet.
Wanneer de man het boek verbrandde, had hij het de volgende dag weer in zijn zak.
Een jongen die al veel over de alvermannetjes had gehoord, ging naar de dwergjes op zoek tussen de rotsen. Bij een spelonk riep de jongen: "Woont hier iemand?"
Het volgende ogenblik hoorde de jongen iemand roepen: "Blaas hem zijn licht uit!"
Een man uit Vliermaal die niet kon geloven dat de bokkenrijders op een bok door de lucht vlogen, riep uit:
"Ik wou dat ik die bok eens te zien kreeg!" Toen de man naar huis wandelde, stond er plots een mooi versierde bok op de weg.
De man nam plaats op de rug van het dier en zei: "Naar Rome, recht naar Rome!" Zijn woorden waren nog niet koud, of de bok vertrok in volle vaart naar Rome.
Het dier liep door heggen en hagen en ontzag geen enkele hindernis.
Gelukkig was de man blijven hangen aan een tak, terwijl de bok verder liep.
Een smid die over weinig geld beschikte, ging op reis omdat hij ijzer nodig had. Onderweg kwam hij een heer tegen, aan wie hij zijn probleem uitlegde. Daarop sprak de heer:
"Dat is niet erg, ik zal je wel ijzer bezorgen. Maar over drie jaar wil ik dan wel je ziel hebben".
De smid stemde in met het voorstel en kreeg ijzer van de heer. Toen de duivel drie jaar later bij de smid aanklopte, sprak deze laatste: "Ga maar even zitten. Ondertussen ga ik mij alvast wassen en scheren".
De smid bezat echter een stoel met bijzondere eigenschappen. Wanneer men eenmaal in die stoel zat, kon men niet meer rechtstaan vooraleer de smid zijn toestemming had gegeven. Toen de smid klaar was om te vertrekken, sprak hij schertsend: "Vooruit, zullen we nu vertrekken?" Daarop sprak de duivel:
"Jij hebt mij weer liggen, is het niet? Ik zal je nog drie jaar extra geven, als je er nu onmiddellijk voor zorgt dat ik uit deze stoel geraak".
De smid liet de duivel rechtstaan en kreeg nog drie jaar lang gratis ijzer. Drie jaar later kwam de duivel weer bij de smid aankloppen. Daarop sprak de smid:
"Deze keer hoef je niet op de stoel te wachten. Maak maar even een wandelingetje terwijl ik me klaarmaak. Als je ondertussen honger krijgt, mag je wat kersen van mijn boom plukken".
Toen de duivel een kers plukte, bleef hij aan de boom vastkleven. Zo kreeg de smid weer drie jaar extra.
Drie jaar later kwam de duivel voor de derde keer langs. Deze keer wist de smid de duivel te overhalen om zich zo klein te maken dat hij in een geldbeugel paste. Vervolgens bewerkte de smid het kleine duiveltje met een hamer.
De duivel was opgelucht dat hij de smid voorgoed kon verlaten.
De honden moesten de fretten opjagen, zodat ze in de bomen kropen, waar de jagers ze konden gaan vangen.
Op een dag kwam er een hond sidderend van angst en met de staart tussen de benen, terug naar de mannen gelopen. Eén van de jagers klom in een boom om er een fret uit te halen. Maar toen de man halverwege was, zei de fret: "Kom nog eens een tak hoger!" De man was doodsbang en liet zich snel uit de boom vallen.
Terwijl hij dat deed, zag men een vreemd schijnsel in de takken.
Enkele mannen zaten in een café te kaarten, toen er plots een Hollander binnenkwam, die wilde meespelen. De spelers werden verdeeld in twee ploegen van drie. Merkwaardig genoeg verloor de ploeg van de Hollander geen enkel spel.
Op zeker ogenblik stak de Hollander de kaarten in een pot lucifers die op tafel stond, en voorspelde dat de schoppenboer uit de pot zou vallen. Nadat de man driemaal op de tafel had geklopt, viel de schoppenboer inderdaad uit de pot.
Omdat één van de omstaanders niet echt onder de indruk was, vroeg de Hollander een stuk van vijf frank en legde dat in de hand van de ongelovige man. Als de man het muntstuk bij zich kon houden, zouden er voor vijf frank borrels worden gedronken.
De Hollander liep de man voorbij en vroeg: "Heb je het nog?", waarop de man antwoordde: "Ja, ik heb het nog". Vervolgens kwam de Hollander een tweede keer voorbij en vroeg weer: "Heb je het nog? "Ja, ik heb het nog", antwoordde de man opnieuw. Toen de Hollander voor de derde keer voorbijkwam en vroeg: "Heb je het nog?", merkte de man dat hij het muntstuk niet langer in zijn hand had.
Iedereen stond de Hollander stomverbaasd aan te kijken. Even later sloeg de Hollander het horloge van Drik met een hamer stuk. Omdat iedereen boos werd, sloeg de Hollander nogmaals met de hamer op de glasscherven, waarna het horloge weer volledig hersteld was.
Die tovenaar moest de duivel in hoogsteigen persoon zijn geweest.
In Niel leefde een man die uit zijn soldatentijd een toverboek had, waarmee hij heksen kon herkennen. De pastoor had hem het boek willen afnemen, maar dat had de man niet gewild.
Op een dag stond de man in de dorpswinkel, waar hij tegen de winkeljuffrouw zei: "Er is hier een heks in huis!"
Omdat de winkeljuffrouw hem niet geloofde, wilde hij het haar bewijzen: "Ik zal ervoor zorgen dat de heks langs achter naar buiten gaat tot op de varkenswei, en dan zal ik haar laten terugkomen." De man begon in zijn toverboek te lezen, terwijl de winkeljuffrouw langs de achterdeur naar buiten ging om te kijken.
De vrouw zakte tot aan haar knieën in de modder, en toen ze zichzelf had bevrijd, kwam ze weer naar binnen.
Naar jaarlijkse gewoonte werd er ter gelegenheid van Driekoningen een koning gekozen, die moest trakteren met een fles drank.
Een jongeman ging in Hern-St.-Hubert een fles drank kopen. Eén van zijn vrienden wilde hem echter een poets bakken en ging met een koeienvel op de rug langs de weg staan.
Toen de jongeman de vreemde verschijning met het koeienvel zag, vroeg hij: "Ben jij van God of van de duivel?" Omdat de vriend de jongeman bang wilde maken, antwoordde hij: "Van de duivel!" Daarop sloeg de jongeman zonder het te weten met een mestvork zijn vriend de schedel in.
Achteraf kon men het koeienvel niet meer loskrijgen van het hoofd van de dode.
De stijgbeugel van Nikola (2/2) - Een Russische heiligenlegende over Sint Nicolaas -
Intussen heeft het boertje de gouden stijgbeugel aan een paal vastgemaakt - de stijgbeugel schitterde en scheen, als de zon! De boer ging met zijn werk voort. Op de weg reed uit Sint Petersburg een rijke heer met een driespan, de belletjes aan de paarden rinkelden vrolijk. Reeds op grote afstand zag hij de gouden stijgbeugel en reed naar de boer. Bij de paal hield hij zijn paarden in. "Waar hebt ge de stijgbeugel gestolen, boer?" - "Maar u vergist u, uw edele, ik kan er een eed op doen, het is mijn eigen stijgbeugel." - "Dat lieg je, ik zal je voor het gerecht brengen." Maar Morgoén bleef op zijn stuk staan, hij zwoer bij alles wat heilig is: "Ik ben bereid ook voor de rechtbank alles onder ede te verklaren; de stijgbeugel is van mij."
De heer haalde de stijgbeugel van de paal, beval de boer op de bok naast de koetsier plaats te nemen en zij reden naar de rechtbank. Onderweg bekeek de heer het boertje. "Wat ziet ge er vreselijk uit," zei de heer, "ge hebt geen kleren aan, maar alleen vodden! Ik schaam mij iemand in zulke vodden voor de rechter te brengen. Weet je wat, hier heb je mijn overjas, trek hem aan."
Daarna bedacht de heer, dat het niet genoeg was. Hij haalde uit zijn koffer een hoed en een paar schoenen en gaf ze aan Morgoén. Deze trok alles aan en zag er piekfijn uit; niemand zou hem nu herkennen.
Morgoén zag er als een heer uit, toen zij voor de rechtbank kwamen De heer, die hem meegebracht had, getuigde tegen hem en zei, dat de boer de gouden stijgbeugel moest hebben gestolen, dat het niet anders kon. "Ik kan een eed afleggen, dat de stijgbeugel van mij is!" hield het boertje voet bij stuk. En iedereen geloofde hem. Toen keek Morgoén naar de heer en zei: "Nu zult ge nog wellicht gaan beweren, dat de jas, die ik aan heb, ook niet van mij is?" - "Dat is toch zo, het is mijn jas." - "En dat het driespan ook van u is?" - "Maar natuurlijk is het driespan van mij!" - "En ik kan een eed afleggen, dat zowel de jas als het driespan mijn eigendom zijn!" En iedereen in de zaal geloofde hem.
Ook de rechters geloofden hem en wezen het boertje toe: én de gouden stijgbeugel én het driespan van de heer. Van af die tijd werd de boer steeds rijker - hij had zijn geluk gevonden! En hij dacht nooit meer aan zijn treurig lot van voorheen.
* * * EINDE * * *
Bron : "Nikola de Barmhartige. Russische Nicolaaslegenden" door A. Rezimov. Uitgeverij Vrij Geestesleven, Zeist, 1986.
De stijgbeugel van Nikola (1/2) - Een Russische heiligenlegende over Sint Nicolaas -
Er leefde, er was eens een boertje; hij heette Morgoén. Morgoén sloofde zich af, werkte tot hij er bij neerviel, pakte van alles aan, maar niets lukte hem, alles liep verkeerd af. Eens was Morgoén bezig zijn moestuin te bewerken, die vlak aan de straatweg lag; op de weg reed Nikola de Genadige. "God helpe u, boer!" - "Dank u wel, Sint Nikola! Waar gaat ge, de Gode Welgevallige, naar toe?" - "Ik ga naar de Verlosser." - "Barmhartige Nikola, wilt ge zo goed zijn de Verlosser te vragen, of er iets in de wereld is, dat mij geluk zou kunnen brengen?" - "Goed, ik zal het vragen." - "Zult ge het heus niet vergeten?" - "Nee, ik vergeet het niet, wees gerust." Het boertje keek aandachtig en zag: de stijgbeugels aan het zadel van Nikola waren van goud.
"Genadige Nikola, wilt ge zo goed zijn een stijgbeugel af te binden en hem hier te laten? Als ge bij de Verlosser weer op uw paard zult gaan zitten, zult ge bemerken, dat er een stijgbeugel ontbreekt en dan zult ge aan ons gesprek denken." De Barmhartige stemde er in toe, maakte een stijgbeugel los, gaf hem aan het boertje - en met één stijgbeugel reed hij naar de Verlosser. Nikola de Gode Welgevallige kwam bij de Verlosser, hij besprak er, wat hij te bespreken had en maakte aanstalten om te vertrekken - doch hij dacht niet aan de afspraak met Morgoén. Toen hij zijn paard zou bestijgen, herinnerde hij zich zijn belofte en zei: "Allerreinste Verlosser, de Waarachtige! Het boertje Morgoén heeft mij verzocht U naar zijn geluk te vragen. Hij is zo ongelukkig; is er iets in de wereld, dat hem geluk zou kunnen brengen?" - "Zeker, ook voor hem is er iets, dat hem geluk zou kunnen brengen, zijn geluk is stelen en zweren."
Morgoén werkte op zijn moestuin en wachtte op Nikola: Nikola de Gode Welgevallige zou hem vertellen, waarin zijn geluk zat! Er is veel tijd voorbijgegaan. Het boertje was doodop, maar hij bleef wachten. Doch daar zag hij Nikola de Gode Welgevallige rijden. Nikola reed naar de boer. "Genadige Nikola, hebt ge naar mijn geluk gevraagd?" - "Wel zeker! Er is ook voor u geluk in de wereld." - "Waarin steekt mijn geluk?" - "Uw geluk is: stelen en zweren. Geef me nu mijn stijgbeugel terug." Maar Morgoén bleef staan, als had hij niets gehoord, als was hij doof geworden. "Ik zeg u, geef mij mijn stijgbeugel terug!" - "Wat voor stijgbeugel? Ik kan er een eed op doen: ik weet niets van een stijgbeugel af!" En zo moest Nikola met één stijgbeugel verder rijden. Hij reed door het Russische land, hij leerde de nood en ellende der mensen kennen; de Barmhartige was steeds bereid snel te helpen, waar hulp nodig was.Morgoén werkte op zijn moestuin en wachtte op Nikola: Nikola de Gode Welgevallige zou hem vertellen, waarin zijn geluk zat! Er is veel tijd voorbijgegaan. Het boertje was doodop, maar hij bleef wachten. Doch daar zag hij Nikola de Gode Welgevallige rijden. Nikola reed naar de boer. "Genadige Nikola, hebt ge naar mijn geluk gevraagd?" - "Wel zeker! Er is ook voor u geluk in de wereld." - "Waarin steekt mijn geluk?" - "Uw geluk is: stelen en zweren. Geef me nu mijn stijgbeugel terug." Maar Morgoén bleef staan, als had hij niets gehoord, als was hij doof geworden. "Ik zeg u, geef mij mijn stijgbeugel terug!" - "Wat voor stijgbeugel? Ik kan er een eed op doen: ik weet niets van een stijgbeugel af!" En zo moest Nikola met één stijgbeugel verder rijden. Hij reed door het Russische land, hij leerde de nood en ellende der mensen kennen; de Barmhartige was steeds bereid snel te helpen, waar hulp nodig was.
Bron : "Nikola de Barmhartige. Russische Nicolaaslegenden" door A. Rezimov. Uitgeverij Vrij Geestesleven, Zeist, 1986.
Een heel stout jongetje (2/2) - Een Sinterklaasverhaal over een jongetje dat in de zak gaat -
Nu moet je weten dat Sint Nicolaas stoute kinderen nooit heel lang in de zak laat zitten. Na een half uurtje of zo vindt hij het wel genoeg, dan doet hij de zak open en laat de kinderen beter- schap beloven, voor hij ze naar huis stuurt. En dikwijls geeft hij ze dan nog een cadeautje ook. Maar toevallig was het jongetje één van de laatste kinderen die hij had bezocht. En de volgende dag ging hij terug naar Spanje, want hij had haast dit jaar.
Pas toen ze weer thuis in Spanje waren, zei Sint Nicolaas tegen zijn knecht: "Zeg, Piet, herinner ik me dat nou goed? Hadden wij niet een heel stout jongetje in de zak gestopt?"
"Ja, baas," zei Piet.
"Maar hebben we dat jongetje ook weer uit die zak gehaald?"
"Nee, baas, dat ben ik helemaal vergeten," zei Piet.
"O, domme Piet, we laten kinderen toch nooit lang in zo'n zak zitten." En Sint Nicolaas maakte haastig de zak open - en ja hoor, daar lag het stoute jongetje... heerlijk te slapen.
"Word eens wakker! En kom er maar gauw uit!" zei Sint Nicolaas. Het jongetje werd wakker en zei: "Zijn we dan al in Spanje? O ja, ik voel het, het is hier veel warmer. En hangen hier de sinaasappelen nu echt aan de bomen?" En het jongetje sprong de zak uit en begon te dansen van plezier omdat hij in Spanje was.
Sint Nicolaas ging op een stoel zitten, streek een keer of tien door zijn baard en zuchtte: "Wat moeten we nu met zó'n jongetje beginnen, Piet. Hoe moet je zó'n jongetje nu bestraffen. We zullen hem maar gauw met een vliegtuig naar huis sturen."
"O, nee, Sint Nicolaas!" riep het jongetje. "Mag ik alstublieft een weekje blijven? Het is hier zo lekker warm en ik heb zo'n trek in sinaasappelen!"
"Zo'n stout jongetje als jij? O nee," zei Sint Nicolaas.
"Dan zal ik heus en echt nóóit meer zo'n stout jongetje zijn. Wel een beetje stout, een heel klein beetje stout, maar meer ook niet. Ik beloof het."
"Hum," zei Sint Nicolaas. "Tja, als je dat echt belooft... Vooruit dan maar." Hij liet Zwarte Piet een telegram naar de vader en moeder van het jongetje sturen en het jongetje mocht een hele week bij Sint Nicolaas logeren en zijn witte schimmel verzorgen en net zoveel sinaasappelen eten als hij maar lustte. En toen het jongetje weer in Nederland terug was, werd hij werkelijk een aardig, helemaal niet zo stout jongetje. En als de andere jongens hem vroegen wat hij voor zijn Sinterklaas gekregen had, dan zei hij: "Het mooiste cadeau dat je denken kunt. Ik heb een hele week lang bij Sint Nicolaas zélf gelogeerd. Wat zeg je me daarvan?"
* * * EINDE * * *
Bron : "Daar wordt aan de deur geklopt. Verhalen voor Sint Nicolaas, liedjes en recepten" door Ineke Verschuren. Uitgeverij Christofoor, Zeist, 2000. ISBN: 90-6238-734-9
Een heel stout jongetje (1/2) - Een Sinterklaasverhaal over een jongetje dat in de zak gaat -
Er was eens een heel stout jongetje. Dat jongetje was ook wel eens aardig, maar hij kon het niet nalaten om kattenkwaad uit te halen. Hoeveel ruiten hij al niet met voetballen op straat had gebroken - daar zou je een heel glazen paleis van kunnen maken. En hoeveel potten jam hij al niet had leeggelikt - daar zou je een hele jamfabriek mee kunnen beginnen. En hij klom altijd in bomen en scheurde altijd zijn kleren en op school strooide hij nies- poeder in de brillenkoker van de meester en hij was nooit op tijd voor het eten thuis en 's morgens kreeg je 'm zijn bed niet uit en hij deed alles wat jongetjes niet mogen doen.
En het ergste was, dat hij zo'n brutale mond had. Als je tegen hem zei: dat hij toch eigenlijk een heel stout jongetje was, dan haalde hij zijn schouders op en antwoordde: "Nou, en wat zou dat? Je hebt stoute jongetjes en Brave Hendriken. Laat mij dan maar een stout jongetje zijn." En als je dan zei dat het toch niet nodig was om zó héél verschrikkelijk erg ontzettend ongelooflijk stout te zijn, dan stak hij alleen zijn tong maar uit en trok een lange neus tegen je.
Zijn vader en moeder vonden het natuurlijk niet leuk dat hij zo stout was. Zijn vader moest steeds maar gebroken ruiten betalen en zijn moeder nieuwe potten jam kopen. Nu was dat niet zo heel verschrikkelijk, omdat vader een Directeur was van Iets en dus veel geld verdiende, maar toch wilden ze graag dat hun jongetje eens een klein beetje minder stout zou worden. Toen de Sinterklaastijd naderde, zeiden ze dus tegen het jongetje: "Kun je nu eindelijk niet eens wat zoeter zijn? Je weet heel goed dat Sint Nicolaas verleden jaar ook al zo verdrietig over je was... Hij zei toen dat je dit jaar beter je best moest doen, want anders zou hij je misschien wel in de zak laten stoppen!"
"Poeh," zei het jongetje, "ik laat me toch niet bang maken, hoor!" En hij holde hard de straat op en schopte tegen een keisteen, die daardoor natuurlijk juist door de spiegelruit van de banketbakker vloog. Het jongetje kreeg geen enkele avond iets in zijn schoen. Maar hij zei dat hij dat niet erg vond, want er waren zoveel zoete jongetjes die bang voor hem waren, dat ze al hun snoepgoed met hem deelden. En toen kwam Sinterklaasavond.
Vader en moeder en het jongetje zaten te wachten tot Sint Nico- laas zou komen. Want komen zou hij zeker. Hij kwam toch overal! En ja hoor, opeens werd er hard gebeld. Vader ging opendoen en Sint Nicolaas en Zwarte Piet kwamen de kamer binnen.
"Even kijken," zei Sint Nicolaas terwijl hij zijn bril opzette en in het Grote Boek keek, "ah, juist, nu weet ik het weer, hier woont dat hele stoute jongetje. Zozo..." en hij keek over zijn brillenglazen naar het jongetje. Het stoute jongetje keek brutaal terug, maar zijn tong durfde hij toch niet uit te steken.
"Piet," vervolgde Sint Nicolaas tegen Zwarte Piet, "dit jongetje is onverbeterlijk. Wat ik niet allemaal over hem gehoord heb, sinds ik weer in Nederland ben!"
"Dus geen cadeautje, Sinterklaas?" vroeg Zwarte Piet.
"Cadeautje?" vroeg Sint Nicolaas. "Hoe haal je 't in je hoofd, Piet. Is het niet juist," vroeg hij toen aan Vader en Moeder, "dat dit jongetje dit jaar nóg meer ruiten heeft gebroken en nóg meer potten jam heeft leeggelikt dan verleden jaar? En dat hij de schoenen van zijn schoolmeester, die de arme man uitgetrokken had omdat zijn voeten zo'n pijn deden, zomaar heeft verstopt, zodat de meester op zijn sokken naar huis moest? En... ach, ik kan wel blijven doorgaan."
"Het spijt ons," knikten vader en moeder, "het is allemaal waar."
"En heb jij geen spijt?" vroeg Sint Nicolaas aan het jongetje.
"Je hebt stoute jongetjes en Brave Hendriken," zei het jongetje, "en ik wil geen Brave Hendrik zijn."
"Nog steeds even brutaal," zei Sint Nicolaas. "Piet, stop hem in de zak!" Het jongetje probeerde nog weg te lopen, maar Zwarte Piet pakte hem meteen beet en stopte hem in de zak. "Zo, dan gaan we maar weer," zei Sint Nicolaas. "Maar ons jongetje dan?" vroegen vader en moeder. Sint Nicolaas en Zwarte Piet waren echter de kamer en het huis al uit.
Bron : "Daar wordt aan de deur geklopt. Verhalen voor Sint Nicolaas, liedjes en recepten" door Ineke Verschuren. Uitgeverij Christofoor, Zeist, 2000. ISBN: 90-6238-734-9
Nicolaas en de dochters van de koopman - Een legende over de heilige Nicolaas, bisschop van Myra -
In Myra woonde eens een koopman, wiens vrouw gestorven was. Hij was daar zo vertwijfeld over, dat zijn zaken hem niets meer konden schelen. Hij zat heel vaak in de kroeg en probeerde zijn verdriet te verdrinken. Als iemand hem vroeg om een potje te kaarten, zei hij geen nee. Maar hij speelde zo onverschillig dat het hem koud leek te laten of hij won of verloor. Zo smeet hij in korte tijd zijn hele vermogen over de balk.
Nu had de koopman drie dochters. Die hadden allemaal wel met een goede man willen trouwen. Maar in Myra was het de gewoonte om je dochters een rijke bruidsschat mee te geven en daar had de koopman het geld niet voor. Hij kwam op de slechte gedachte zijn jongste dochter op de slavenmarkt te verkopen om met de opbrengst de twee oudste dochters te kunnen uithuwelijken. De bisschop van Myra, de heilige Nicolaas, hoorde dat. Haastig ging hij naar zijn vrienden om geld in te zamelen. Hij zei dat het voor een man in grote moeilijkheden was en of ze hem misschien een goudstuk konden geven.
's Avonds had hij een hele zak vol. Hij sloop stiekem naar de tuin achter het huis van de koopman en gooide de zak door het open raam in de kamer van de meisjes. De koopman dankte de hemel voor dat geschenk. Hij gaf voor zijn oudste dochter een vrolijke bruiloft en schonk haar de vereiste bruidsschat. Maar voor de tweede dochter had hij niet genoeg meer. Nicolaas ging nog een keer uit bedelen en alles verliep net als de eerste keer. Omdat de jongste dochter nu ook een man moest krijgen, zocht Nicolaas zijn vrienden voor de derde keer op. Sommigen keken al geërgerd, maar omdat Nicolaas zei dat het om een zaak op leven en dood ging, kwam het goud toch bij elkaar. Dit keer was de koopman echter op de loer gaan liggen. Toen de bisschop de zak door het raam had gegooid, kwam hij achter een struik vandaan en hield zijn weldoener aan de slip van zijn mantel vast. Maar die trok hem snel uit, liet de mantel in de handen van de koopman achter en verdween in de duisternis.
De volgende avond, toen de wind van zee koel door de straten waaide, deed de koopman de mantel om en haastte hij zich naar een wijnhuis. De waard herkende de bisschopsmantel en zei: "Ben je al zo diep gezonken dat je de mantel van onze bisschop steelt?" Toen schrok de koopman. Nu wist hij wie hem had geholpen. Hij ging met de mantel naar het huis van de bisschop, vouwde hem op en legde hem op de drempel. Hij schaamde zich hem zelf aan de bisschop te geven. Maar het was net of Nicolaas de koopman had verwacht. De deur ging open en Nicolaas vroeg hem binnen. Ze praatten lang met elkaar.
Opeens zag de koopman zijn liederlijke leven voor zich en speet het hem dat hij zo'n slechte vader voor zijn dochters was geweest. Hij viel voor de bisschop op zijn knieën, maar die trok hem overeind en zei: "Geld en goud brengen veel ongeluk in de wereld. Maar soms kun je er nood mee lenigen en levens mee redden. Bedank niet mij, maar denk aan hem die ons maant een leven vol liefde en goedheid te leiden." En bij die woorden wees Nicolaas naar de hemel.
Vanaf die dag veranderde de koopman zijn leven. En de mensen in Myra wisten niet goed wie Nicolaas nu méér had geholpen, de dochters of hun vader.
* * * EINDE * * *
Bron : "Daar wordt aan de deur geklopt. Verhalen voor Sint Nicolaas, liedjes en recepten" door Ineke Verschuren. Uitgeverij Christofoor, Zeist, 2000. ISBN: 90-6238-734-9