Welkom bij saagje!
Foto
Inhoud blog
  • Het oude moedertje
  • De legende van de maïs
  • Mans van de Maone
  • De boer en de duivel
  • De twee advocaten(slot)
  • De twee advocaten
  • Het geitje Pak-me-dan
  • De natgeregende kabouter
  • De zeven heksen
  • Het aardmannetje van de Röhrerbühel 2
  • Het aardmannetje van de Röhrerbühel
  • Nikola staat borg
  • De vurige man van de Geute
  • De geschiedenis van de boerendochter Ketilrídur 2
  • De geschiedenis van de boerendochter Ketilrídur
  • Op reis gaan
  • De luie hasjverslaafde en zijn verstandige vrouw(vervolg)
  • De luie hasjverslaafde en zijn verstandige vrouw
  • Het toverfluitje en het toverhoedje (vervolg)
  • Het toverfluitje en het toverhoedje
  • Waarom de bomen in de herfst geel worden
  • Tijl Uilenspiegel en de paardenkoopman
  • De nimf Daphne
  • De geschiedenis van de reuzenkreeft
  • De toren van Medemblik
  • Theseus en Hippolytus
  • Duimedik
  • De vuurman van Soest
  • Maan, Djabu en de dood
  • De jakhals en de patrijs
  • Goudsbloempje
  • Afspraak is afspraak
  • Het spook van de Zeedijk
  • Rata's wonderbaarlijke reis-einde
  • Rata's wonderbaarlijke reis-vervolg
  • Rata's wonderbaarlijke reis
  • Waarom de hyacint maar zo kort bloeit
  • De citerspeler
  • Van een opgeverfde haan
  • Het land van moeder Soemba
  • Het zwanennest
  • De engel
  • De gebarsten emmer
  • De hondenmarkt van Boedapest (slot)
  • De hondenmarkt van Boedapest
  • Billy de coyote (slot)
  • Billy de coyote(vervolg)
  • Billy de coyote
  • Garuda
  • De dood van de sprookjesverteller
    Foto
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Hoofdpunten blog waaroemni
  • Kerstgroet
  • Luchtballonvaart
  • Paulus Potter
  • Sint-Elisabethsvloed
  • Willem Tell
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Categorieën
  • aardgeest (21)
  • avonturenverhaal (6)
  • dierenverhaal (5)
  • duivels (46)
  • fabels (57)
  • gedichten (1)
  • geesten (griezellen) (12)
  • heksen (52)
  • historisch verhaal (13)
  • historische sagen (35)
  • legende (42)
  • Luchtgeest (30)
  • Mythe (24)
  • parabel (7)
  • Plaaggeest (10)
  • sagen (87)
  • Sinterklaasverhalen (4)
  • sprookjes (118)
  • Tovenaars (38)
  • toverboeken (13)
  • volkssprookje (40)
  • volksverhalen (140)
  • vuurgeest (26)
  • watergeest (19)
  • weerwolven (15)
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    'VOLKSVERHALEN'

    problemen
    Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
    welkom!
    Problemen
    Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
    Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
    De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
    21-03-2010
    nieuwsgierig héDe reiger en de krab
    De reiger en de krab
    - Over een reiger die de vissen een fabeltje op de mouw speldt -
    Er stond eens een reiger aan de oever van een meer. Hij was al oud en hij wilde het liefst veel eten zonder daar moeite voor te hoeven doen. Hij stond daar met een somber gezicht, zó somber dat hij zelfs de visjes niet leek te zien die vlak bij de oever zwommen en die hij makkelijk had kunnen pakken.

    Tussen de vissen zwom ook een krab. Hij ging naar de reiger en vroeg: "Oom, waarom eet je helemaal niets en kijk je zo somber?" De reiger antwoordde: "Ik heb al zoveel jaren van vis geleefd, dat ik echt een vriend van de vissen ben geworden. Maar nu gaat er voor jullie iets vreselijks gebeuren en daarom zal ook voor mij het gemakkelijke leven ophouden, en dat op mijn oude dag... Natuurlijk ben ik somber, want een grote ramp hangt ons allen boven het hoofd, mij en allen die hier wonen."

    "Maar Oom, wat is dat dan voor ramp?" vroeg de krab.

    De reiger antwoordde: "Vanmorgen hoorde ik een paar vissers samen praten aan de oever van dit meer. Ze zeiden tegen elkaar: "In dit grote meer zitten massa's vis. Zondagavond zijn we uitgevist in de andere vier vijvers. Dan zullen we hier eens aan de slag gaan. We vissen met heel grote netten de hele zaak in één keer leeg." Je hoort het: binnen een week hebben ze alles wat hier leeft gevangen. En wat moet ik dan op mijn oude dag? Alle eetlust vergaat me!"

    Dit slimme verhaal van de reiger bracht alle vissen in paniek. Bang voor wat komen ging vroegen ze de reiger vriendelijk of hij geen uitweg wist.

    "U hebt dit nu wel gehoord, maar zeg ons toch hoe we hier weg kunnen komen. Als we hier blijven, wacht ons een zekere dood."

    De reiger zei: "Ik ben maar een domme vogel, uit een ei geboren. Hoe zou ik tegen de mens opkunnen. Maar... hier niet zo ver vandaan staat een grote tempel en daarvoor ligt een vijver, een diepe vijver vol met lotusbloemen. Het is verboden om daar te vissen. Ik zou jullie daarheen kunnen brengen op mijn rug."

    De bange vissen geloofden de slimme reiger en vroegen hem hen weg te brengen: "O goede Oom, neem ons mee! Mogen wij eerst..." riepen ze allemaal. "U hebt toch wel gehoord wat de ouden zeggen? Goede vrienden hebben hun leven over voor hun vrienden, en denken eraan dat zij daardoor de goede daden terugbetalen, die hun vrienden in het vorige leven voor hen gedaan hebben."

    Die gemene reiger lachte in zijn vuistje en dacht: "Dit gaat goed zo. Nu kan ik dat zootje makkelijk te pakken krijgen en oppeuzelen."

    Zo nam hij de ene partij vissen na de andere op zijn rug en deed alsof hij ze naar die tempelvijver bracht, maar hij vloog naar een grote rots waarop de zon lekker scheen en liet ze daar vallen en at ze op. Iedere dag werd hij vrolijker en hij bedacht allemaal boodschappen van de vissen die hij had weggebracht voor hun broeders in de vijver.

    De krab wilde ook graag meegenomen worden en hij vroeg iedere dag aan de reiger hem ook te vervoeren. Nou, dacht de reiger, ik heb wel zin in een hapje. Ik heb nu zoveel vis gegeten, ik wil wel eens iets anders proeven. Dus nam hij de krab mee. Hij vloog naar de rots.

    Maar de krab vroeg: "Oom, waar is nu die tempel met zijn diepe vijver?"

    "Zie je daar die rots? Al je vrienden hebben daar eeuwige rust gevonden en die zal jij ook heel gauw smaken!" lachte de reiger.

    De krab zag een grote hoop vissengraten en hij dacht: Mooie vriend ben jij. Je kunt beter met slangen te maken hebben, dan weet je tenminste wat je kunt verwachten. Maar het soort vriend als jij bent, dat zie ik nou eens. Je mag dan wel groot zijn en indrukwekkend, maar ik laat me niet bang maken door jou. Mijn scharen zijn scherper en sterker dan jij denkt!

    En hij sloeg zijn poten om de nek van de reiger en begon te knijpen. Hij kneep net zo lang tot de kop van het ondier van zijn hals gescheiden was. Hij nam de kop en liep ermee terug naar de vijver. Het was een lange tocht voor die kleine krab, maar hij haalde het toch.

    "Broertje, waarom ben je teruggekomen?" vroegen de vissen die nog over waren.

    "We werden ertussen genomen door die gemenerik. De vissen werden niet naar een vijver gebracht, maar op een rots gesmeten en opgegeten door die huichelaar. Maar ik heb hem te pakken genomen. Hier is zijn kop. Zijn lijf ligt op de rots en nu kunnen we hier in vrede leven, want die vissers waren maar verzonnen.".


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Dieren. Dierenverhalen uit de Chinese, Joodse, Nederlandse,
               Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie"
               uitgegeven door Lemniscaat, Rotterdam, 1990.

    21-03-2010 om 09:01 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    Categorie:fabels
    » Reageer (17)
    20-03-2010
    nieuwsgierig héWas het zo of niet ?
    Was het zo of niet?
    - Een sterk verhaal uit Lapland over het begin van de lente -
    Op een avond zaten we allemaal rondom het open haardvuur en vertelde een Lap een verhaal, waarvan ik maar in het midden zal laten of het waar was of niet, echt beleefd of een sprookje. Hij zei, dat het hem zelf overkomen was en dus echt waar. Als je niets anders te doen hebt, lees dan zijn verhaal en bekijk dan zelf maar wat je er van vindt.

    De hele geschiedenis zou nooit ontstaan zijn als het voorjaar in de noordelijke landen niet zo lang uitgebleven was. Het bleef maar stormen en sneeuwen. De Lap dacht, dat er in de hemel iets mis was gegaan en dat het een goed idee zou zijn zelf maar eens te gaan kijken hoe dat nu zat. Maar hoe moest hij er komen? De hemel is ontzaglijk hoog en ver!

    De Lap, die lang niet dom was, kreeg een idee. Hij pakte een bijl en een schaaf en ging naar het bos. Hij hakte een enorm hoge den om en schaafde de stam in spaanders. Nu lag er een berg spaanders, die hoog boven het bos uitstak. Hij legde er een natte rietmat overheen en ging er bovenop zitten. Toen stak hij de spaanders aan. Het vuur laaide flink op, de rietmat droogde op en een dichte wasem ging omhoog. In die wasem werd de Lap omhooggetild.

    Al buitelend steeg hij op tot in de wolken. Hij greep zich vast aan de rand van een wolk en stapte er bovenop. Nieuwsgierig keek hij in het rond. Er was niet veel te zien. Alles was leeg en wit, geen sterveling te zien, rondom niets dan wolken, wit en zacht als sneeuw.

    Opeens zag hij in de verte een wolk, die hoger was dan de andere en de vorm had van een iglo. "Aha," dacht de Lap verheugd, "er woont hier in de hemel dus toch iemand!" Hij haastte zich naar het wolkenhuis. Hij ging naar binnen en wat zag hij daar? De Donder zelf, aan handen en voeten gebonden.

    "Goed dat je gekomen bent, mens," sprak de Donder. "Maak me gauw los!"

    "Als ik je losmaak, begin je te donderen," antwoordde de Lap. "Ik ben erg bang voor onweer. Het lijkt me maar het allerbeste, dat degene die je vastgebonden heeft, je ook weer losmaakt."

    "Doe toch niet zo dom," sprak de Donder geërgerd. "Ik ben gebonden door de Vorst. Hoe moet die mij losmaken? Zolang ik niet kan donderen, blijft de Vorst heersen op aarde en kan in de toendra het voorjaar niet beginnen."

    "O, zit het zo?" dacht de Lap. "Tja, dan moet ik hem wel losmaken."

    Hij maakte de handen van de Donder los. Meteen begon deze met zijn armen te zwaaien en het begon zo hard te donderen, dat de Lap snel opzij sprong. Het was maar goed, dat de wolken zo zacht waren. Hij deed zich bij het vallen geen pijn.

    "Hé, kom hier!" riep de Donder. "Je moet mijn voeten nog losmaken."

    Wat te doen? De Lap was begonnen en moest nu ook doorzetten. Met een van angst vertrokken gezicht maakte hij ook de voeten van de Donder los.

    O, o, wat begon het nu verschrikkelijk te onweren. De Donder stampte flink met zijn voeten en de donderslagen waren niet van de lucht. Met zijn handen slingerde hij bliksemstralen naar de aarde.

    De Lap wist niet hoe hij het had. Hij trilde en beefde van angst en wist maar één ding zeker: "Hier moet ik zo gauw mogelijk weg!"

    Maar de aarde was te diep om zomaar naar beneden te springen. Net ging een bliksemstraal vlak langs zijn gezicht. De Lap pakte de bliksem beet en suisde naar beneden. In tijd van ja en nee was hij geland, midden in een moeras. Hij zakte er tot zijn schouders in. Hij probeerde zich omhoog te werken, maar dat lukte niet. Hij zakte zelfs nog wat dieper.

    Rondom hem was het nu voorjaar. Struiken stonden in bloei en de vogels waren druk doende nesten te bouwen... Een zwanenechtpaar vloog over het moeras. Het vrouwtje ontdekte, dat er iets uitstak, een boomstomp of een heuveltje of zo. In ieder geval een goede plaats voor een nest. Zij vlocht haar nest bovenop het hoofd van de Lap, die alles geduldig onderging. Nu hij toch vast zat in het moeras, was het misschien wel zo goed iets op het hoofd te hebben. Dan zou hij tenminste geen zonnesteek oplopen. En bij regen bleef hij tenminste van boven droog.

    Het zwanenwijfje legde drie eieren en ging zitten broeden. Op zeker moment moest zij even weg en liet het nest onbewaakt. Een wolf, die al lang op het nest loerde, zag zijn kans schoon en sloop naderbij. Hij smikkelde de drie eieren schoon op, maar hij had nog meer honger. Zoekend trok hij met zijn grote poten het nest uit elkaar. Zijn scherpe klauwen krasten op het hoofd van de Lap. Deze had grote moeite het niet uit te schreeuwen van pijn, maar hij beheerste zich.

    Eindelijk keerde de wolf zich om en wilde verdwijnen. De Lap wachtte het juiste moment af en zette zijn tanden in de staart van de wolf. Met alle kracht beet hij zich vast. De wolf schrok vreselijk. Met een reusachtige sprong ging hij er vandoor, waarbij hij de Lap uit het moeras trok. Nog drie geweldige sprongen en de Lap was op het droge. Daar liet hij de staart van de wolf los. Het dier wilde niet eens weten wat hem gebeten had en verdween ijlings in het bos. De Lap evenwel liep naar huis.

    Meer dan eens vertelde de Lap bij het haardvuur wat hem was overkomen. Sommigen geloofden hem, anderen niet. De één zei - het is een sprookje, een andere weer - een bedenksel. Maar de Lap hield voet bij stuk: "Het is de zuivere waarheid! Zo'n verhaal kan toch niemand bedenken?"


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De veer van de kraanvogel. Sprookjes uit het hoge noorden van Rusland en Siberië"
               voor kinderen naverteld door N. Gesse en S. Sadunaiskaja.
               Omniboek, Den Haag, 1978. ISBN: 90-620-70-52-3

    20-03-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (1)
    19-03-2010
    nieuwsgierig héDe trouwe papegaai
    De trouwe papegaai
    - Een hindoe-verhaal over een kwijnende boom en een papegaai -
    Op zekere dag ging een jager in het rijk van de koning van Kashi met een pijlkoker vol giftige pijlen op jacht. Toen hij in het woud een kudde antilopen zag, schoot hij één van zijn pijlen erop af. Maar de pijl miste zijn doel en bleef steken in de stam van een grote boom. Door het gif begon de boom te kwijnen en weldra liet hij al zijn blaren en vruchten vallen.

    Nu was er een papegaai, die zijn leven lang in een holte van die boom gewoond had. Toen de boom begon te verdorren, verliet hij zijn nest niet. Onbeweeglijk en zonder voedsel, zwijgend en verdrietig zat de vogel op een tak en hij kwijnde weg, samen met de boom.

    Toen de god Indra zag hoe weinig invloed schoonheid en verval op die standvastige vogel hadden, was hij heel verbaasd en hij dacht: "Hoe komt deze vogel, een schepsel van lagere orde, aan zulke nobele gevoelens?"

    Hij nam de gedaante van een goedonderwezen brahmaan aan, daalde op aarde neer en sprak tot de vogel: "Papegaai, waarom verlaat je deze verdorde boom niet?"

    Daarop boog de papegaai eerbiedig en hij antwoordde: "Gegroet, opperste van de goden! Door de kracht van mijn ascese heb ik u wel herkend."

    "Het zij zo!" riep de duizendogige Indra. "Maar waarom blijf je in deze boom die geen blaren meer heeft en die aan vogels geen geschikte schuilplaats meer biedt? Het bos is groot genoeg en er zijn voldoende bomen met veilige holen. Wees verstandig en verlaat deze boom."

    Met een diepe zucht gaf de deugdzame papegaai hem ten antwoord: "O opperste van de goden, aan uw bevel ben ik natuurlijk gehoorzaamheid verschuldigd. Maar ik ben geboren in deze boom; hier in deze boom heeft mijn persoonlijkheid zich ontwikkeld; in deze boom heb ik in mijn jeugd een veilige schuilplaats gevonden. In zijn goede dagen heeft deze boom mijn leven beschermd. Moet ik hem nu in zijn kwade dagen ontrouw worden?"

    Toen sprak de duizendogige god Indra: "Ik schep groot behagen in je trouwe aanhankelijkheid. Vraag me een gunst."

    Daarop antwoordde de trouwe papegaai, de aanhankelijke uit het ei geborene: "Laat deze boom herleven."

    Indra besprenkelde de boom. De boom kreeg nieuwe bladeren en hij bereikte een geweldige omvang en met zijn kruin raakte hij de hemel. En toen de trouwe papegaai aan het einde van zijn leven gekomen was, werd hij door Indra opgenomen onder de goden.

    Zo verkrijgt men het geluk door omgang met vromen, zoals deze boom door zijn band met die trouwe, standvastige papegaai.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Mahabharata" door Krishna Dvaipayana Vyasa.
               Vertaald en bewerkt door H. Verbruggen.
               Mirananda, Den Haag, 1991. ISBN: 90-6271-815-9

    19-03-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:parabel
    » Reageer (4)
    18-03-2010
    nieuwsgierig héLoerjager
    Loerjager
    - luchtgeest -
    Een man die in Wijshagen op strooptocht was, zag in de verte enkele hazen spelen.

    Hij bleef rustig zitten in de veronderstelling dat de hazen spoedig dichterbij zouden komen.

    Na enige tijd kwam één van de hazen de stroper aan zijn jas trekken om dan snel weg te lopen.

    De geschrokken stroper vertelde zijn bizarre verhaal aan een vriend, die hem uitlachte. Daarop nodigde de stroper zijn vriend uit om mee te gaan.

    Toen de twee mannen daar zaten, kwamen er twee hazen aan hun jassen trekken.


    regio : Tongerlo                                                         verzamelaar - R.Celis -
       Bron : Vlaamse Volksverhalenbank
                                                   © Seminarie voor Volkskunde K.U.Leuven

    18-03-2010 om 20:46 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Luchtgeest
    » Reageer (0)
    17-03-2010
    nieuwsgierig héDe toren van Surhuizum
    De toren van Surhuizum
    - Een Friese sage over hoe er ruimte tussen kerk en toren is ontstaan -
    De toren van Surhuizum is een bijzonder geval. Niet alleen omdat de toren gemetseld is, maar ook omdat de toren net niet tegen de kerk aan staat. Hij is per ongeluk los geraakt en dat komt zo.

    Er was eens een reus die als lappenkoopman door Groningen en Friesland reisde. Zijn handel droeg hij in een groot pak op zijn rug. Het waren natuurlijk geen kleine lappen die hij te koop had. Nee, hij handelde in grote lappen zeildoek. De reus had voornamelijk klanten onder de schippers, die konden met twee 'lapjes' van de reus het hele schip optuigen.

    Het pak wat de reus op zijn rug meedroeg, was ongeveer zo groot als een boerenschuur. Het was behoorlijk zwaar, en toen de reus een hele dag in Groningen had rondgelopen, stevende hij 's avonds weer op huis af. Bij Surhuizum hield hij even rust en leunde wat tegen de Surhuizumer toren aan. Het pak haalde hij even van zijn rug, en plaatste dat even op zijn stok, die het formaat had van een flinke boom. Ook dit liet hij even tegen de toren steunen. Zo kon hij mooi even uitrusten.

    Nadat hij weer enigszins op krachten gekomen was, wilde de reus zijn reis naar huis vervolgen. Hij sloeg zijn handen achter zich om het pak heen en zette het weer op zijn rug. "Bommmm!" hoorde hij boven zich. Wat was het geval. De reus had samen met het pak ook de toren opgetild. Onmiddellijk zette hij de toren weer op de grond, maar vanwege zijn grote handen ging dat niet al te secuur. De toren kwam een klein stukje los van de kerk, zonder dat de reus er erg in had. De tussenruimte is later wel opgevuld, maar nog altijd is duidelijk te zien dat de toren niet precies tegen de kerk aan staat. Surhuizum ligt aan de Fries-Groninger grens, tussen Buitenpost en Surhuisterveen.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : http://www.beleeffriesland.nl/

    17-03-2010 om 05:42 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:sagen
    » Reageer (4)
    16-03-2010
    nieuwsgierig héZo kwamen de vruchten op de wereld
    Zo kwamen de vruchten op de wereld
    - Een Zuid-Amerikaans sprookje over een tapir en een toverboom -
    Toen de aarde nog niet zo lang bestond, waren er geen vruchten. De mensen wisten niet wat een banaan was en kenden geen ananas, cassave of aardappelen. De mensen hadden honger en ook de dieren hadden niets te eten, alleen de tapir zag er goed doorvoed uit. Iedere morgen ging hij ergens heen en iedere avond kwam hij met een volle maag terug. Al gauw hadden mensen en dieren dit in de gaten en ze zeiden:

    "De tapir heeft zeker een plekje gevonden, waar genoeg te eten is. We zullen hem volgen. Het beste kan er een muis achter hem aanlopen, die is klein en slim. Dat zal de tapir niet merken."

    De volgende dag ging de muis stilletjes de tapir achterna. Ze achtervolgde hem tot midden in het oerwoud. Daar was een heuvel en op die heuvel stond een grote boom. Het was een toverboom. Aan zijn takken hingen allerlei soorten vruchten. Bananen, ananas, cassave en aardappelen, maïs, suikerriet en meloenen, kortom: alles, wat mensen en dieren tegenwoordig graag eten.

    De tapir ging onder de boom staan en verzamelde alles wat er naar beneden viel. Hij at, tot hij zijn buik vol had. Toen ging hij liggen en viel in slaap.

    Hij had niet gemerkt dat de muis hem was gevolgd en hij hoorde ook niet dat de muis begon te eten. De muis at, tot haar buikje kogelrond was. Toen ze helemaal vol zat haastte ze zich naar de andere dieren en de mensen om te vertellen, waar de tapir naar toe was gegaan om zich vol te eten. Als bewijs had ze een maïskorreltje meegenomen. De mensen en dieren waren dolblij. De volgende dag gingen ze allemaal met het muisje mee. Ze moesten een heel eind lopen, tot de muis midden in het oerwoud bij een hoge boom stilstond. De boom stond boven op een heuvel en aan zijn takken hingen alle soorten vruchten. En wat rijp geworden was, viel naar beneden. De mensen en dieren aten tot ze niet meer konden. Toen probeerden ze in de boom te klimmen. Ze wilden er allemaal een tak afbreken om die in hun eigen dorp te planten. Maar de boom was te hoog, te dik en te glad. De mensen en dieren konden er niet in klimmen en ze zeiden: "We moeten de boom omhakken."

    Tien dagen lang probeerden ze de boom te vellen, maar hij bleef overeind staan. Twintig dagen hanteerden de mensen en dieren de bijl, maar de boom bewoog niet één keer. Er waren dertig dagen voor nodig om de boom eindelijk om te krijgen. Toen kon een ieder nemen, wat hij wilde. De één nam bananen, de ander ananas, een derde de cassave, de vierde aardappelen en weer een ander nam suikerriet en meloenen. En ze namen ieder hun deel mee naar hun eigen dorp. Daar plantten ze het in vruchtbare aarde. En zo zijn de vruchten op de wereld gekomen.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De betoverde tuin" door Marie Mrstikova.
               Nederlandse vertaling van Els Nuijen.
               Uitgeversmaatschappij Holland, Haarlem, 1978. ISBN: 90-251-0297-2

    16-03-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:sprookjes
    » Reageer (2)
    15-03-2010
    nieuwsgierig héDe verboden toren
    De verboden toren
    - Een Italiaans cultuursprookje over het geheim van de zon -
    In een land ver van hier, ligt een diep dal. In dat dal hangt altijd een dichte mist. De mensen die er wonen hebben nog nooit de stralende zon gezien. Ook naar de maan en de sterren kunnen ze nooit kijken. Geen mens is ooit de berg opgeklommen. Niemand heeft ooit gezien wat er aan de andere kant is. De oude grote mensen zeggen tegen de jonge grote mensen: "Ons dal is het mooiste van de hele wereld. Ons dal is de hele wereld."

    De jonge grote mensen zeggen tegen hun kinderen: "Alles wat we nodig hebben, is in ons dal te vinden. En het is de mooiste plek die er bestaat."

    De kinderen geloven dat. Als ze zelf groot zijn, vertellen ze het door aan hun kinderen.

    Zo gaan er jaren en eeuwen voorbij.

    In het dal ligt een nevelstad, die Bruma heet. Buiten de stad wonen een jongen en zijn opa in een huisje. Altijd als er mensen langs dat huisje komen, wijzen ze ernaar. Dan zeggen ze: "Daar wonen Stefan en zijn opa, de Grapjas."

    Opa beweert namelijk dat er achter de bergen een andere wereld is, vol zonlicht en kleuren. Je bent gek als je zoiets denkt, zeggen de mensen. Daarom hebben ze Stefan en zijn opa uit de stad verjaagd. Maar Stefan weet zeker dat zijn opa de waarheid vertelt.

    Hij zou graag laten zien dat de oude man gelijk heeft. Op een dag zegt opa: "Luister Stefan. Ik ben te oud om de berg te beklimmen. Misschien zul jij dat later ooit eens doen. Dan zul je de weg naar het licht vinden. Nu kun je dat nog niet. Je moet wachten tot je groot en sterk bent. Dan kan niemand je tegenhouden."

    's Nachts ligt Stefan wakker. Hij denkt: Ik wou dat opa het zonlicht een keer kon zien voor hij sterft. En hij besluit om in het geheim op pad te gaan. Het is erg donker, maar Stefan loopt dapper door. Hij hoort de ruisende rivier die zegt: "Ga niet, je verdoet je tijd!" Een uil krast: "Ga niet, buiten dit dal bestaat er niets moois." De wolven huilen: "Ga niet verder, want dan zul je sterven."

    Stefan is bang. Toch loopt hij verder en verder, tot de ochtend aanbreekt.

    De mist in het dal is nu erg dicht. Stefan staat op de top van een berg. Voor het eerst van zijn leven ziet hij hoe de zon opkomt. Aan de bleke hemel schijnen nog wat sterren. Stefan ziet de wolken in het dal hangen. Alleen de torens van het stadhuis steken er bovenuit.

    Stefan rent naar de stad terug. Hij praat daar met de Raad van Oude Mensen. "Ik heb een wereld vol kleuren gezien," zegt hij.

    "Aan de andere kant van de berg is die wereld." - "Dat kan niet," zeggen de Oude Mensen. "Onze stad is het enige dat bestaat. Wie ben jij trouwens?" Iemand zegt: "Het is Stefan. Hij is gek aan het worden, net als zijn opa." En iedereen lacht.

    Stefan wordt erg boos. "Maar ik heb het gezien!" zegt hij. "Iedereen kan het zelf zien. De torens van het stadhuis steken boven de mist uit. Ga maar mee naar de torens." - "Het is verboden een toren in te gaan!" schreeuwen de Oude Mensen. "Het is gevaarlijk. Niemand heeft dat ooit gedaan en zo moet het blijven." - "Nee! Het moet veranderen!" zegt Stefan. Meteen rent hij een steile torentrap op. De Oude Mensen gaan hem achterna. "Halt! Niet verder, of we roepen de wachters!"

    Stefan schrikt daarvan. Vlug klimt hij verder. De Oude Mensen komen schreeuwend achter hem aan. Er is zelfs een wachter bij. Maar Stefan is al bijna boven. "Kom terug, of we gooien je in de kerker!" Stefan ziet dat ze hem niet kunnen inhalen en hij klimt verder. De een na de ander klimt de toren in. En iedereen die boven komt, roept: "Ah! Oh! Het is waar! Stefan en zijn opa hebben gelijk."

    Stefan laat de mensen alleen en gaat naar zijn opa. Hij vertelt hem alles.

    Daarna gaat hij slapen, want hij is moe van zijn reis. Opa dekt hem toe. Blij en trots kijkt hij naar zijn kleinzoon.

    Dit alles is lang geleden gebeurd. Er is sindsdien veel tijd voorbij gegaan. Heel wat mensen uit het dal zijn op reis gegaan. Zo leerden ze de zon kennen. Maar er kwamen ook mensen van buiten naar het dal. Zij wilden die bijzondere nevelstad ook wel eens zien.

    Boven op de berg is de plek waar de mist en het licht elkaar kussen. Daar staat het huisje waar Stefan en zijn opa wonen. Altijd als er mensen langs dat huisje lopen, wijzen ze ernaar. Dan zeggen ze: "Daar wonen Stefan en zijn opa, de Wijze!"


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : La torre proibita?

    15-03-2010 om 09:07 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:sprookjes
    » Reageer (4)
    14-03-2010
    nieuwsgierig héJorinde en Joringel
    Jorinde en Joringel
    - Een sprookje van de gebroeders Grimm over een boze oude heks -
    Er was eens een oud slot, middenin een groot, dicht bos. Daar woonde een oude vrouw in - heel alleen - en ze was een echte heks. Overdag liep ze rond als een kat of een nachtuil, maar 's avonds was ze weer een gewoon mens. Ze kon wild en vogels bij zich lokken, en die slachtte ze dan en kookte of braadde ze. Als iemand op honderd schreden dicht bij het slot kwam, dan moest hij stilstaan, en kon niet weg van de plek waar hij was, tot ze hem verloste met een spreuk; maar als een rein meisje in die toverban kwam, dan veranderde ze haar in een vogel, stopte haar in een mand en droeg de mand naar een kamer van 't kasteel. Zo had ze wel zevenduizend van die manden met wonderlijke vogels in het slot.

    Nu was er eens een meisje, en dat heette Jorinde, zij was mooier dan alle anderen. Zij en een heel knappe jongen, Joringel, waren verloofd. Ze waren al in de bruidsdagen, en ze genoten altijd van elkaars aanwezigheid. Om nu eens rustig met elkaar te kunnen praten, gingen ze wandelen in het bos. "Pas op," zei Joringel, "dat je niet te dicht bij het slot komt."

    Het was een mooie avond, de zon scheen tussen de boomstammen door in 't donkergroen van 't bos en het tortelduifje riep klagelijk in een oude beuk. Jorinde huilde soms, ging in de zon zitten en klaagde; Joringel klaagde ook. Ze voelden zich zo bezwaard, alsof ze moesten sterven; ze keken om, wisten niet waar ze waren en ook niet hoe ze weer naar huis konden komen. De zon stond nog half boven de berg, en half was ze er al achter. Joringel keek door de struiken en zag toen de oude muur om het slot vlakbij, hij schrok en werd bang. Jorinde zong:

    Mijn vogel met het ringetje rood,
    zingt leed, zingt leed, zingt leed;
    't Voorspelt de duif een vroege dood,
    zingt leed... tureluut, tureluut.
    Joringel keek weer naar Jorinde. Jorinde was betoverd in een nachtegaal die tureluut, tureluut zong. Een nachtuil met gloeiende ogen vloog driemaal om haar heen en krijste driemaal: "Hoe, hoe, hoe." Joringel kon zich niet bewegen, hij stond als een steenrots, hij kon niet huilen, niet spreken, handen en voeten waren stijf.

    De zon was onder, de uil vloog naar een struik, en vlak daarop kwam er een oude, kromme vrouw achter die struik te voorschijn, geel en mager was ze: grote, rode ogen, een kromme neus, die met de spits tot de kin reikte. Ze prevelde, ving de nachtegaal toen met haar hand en droeg ze daarop weg. Joringel kon niets zeggen, kon niet van zijn plaats komen, de nachtegaal was weg. Eindelijk kwam het mens terug en sprak met een holle stem: "Gegroet, Zachiel, als 't maantje in het mandje schijnt, maak los, Zachiel, ter goeder ure." Toen kon Joringel zich weer bewegen. Hij viel voor de heks op de knieën en smeekte dat ze hem Jorinde terug zou geven; maar ze zei, nooit kreeg hij haar terug, en toen ging ze weg. Hij riep, hij huilde, hij jammerde; alles vergeefs. "Wat zal er nu gebeuren?"

    Joringel ging zwerven, en kwam in een ander dorp, daar hoedde hij een poos de schapen. Dikwijls ging hij om het slot heen, maar niet te dicht in de buurt. Maar eens droomde hij 's nachts, dat hij een bloedrode bloem vond met een grote, mooie parel in het midden. Hij had de bloem afgebroken en was ermee naar het slot gegaan, en hij droomde dat hij op die manier Jorinde terug had gekregen.

    Toen hij 's morgens wakker werd, begon hij met zoeken, door berg en dal, of hij zo'n bloem niet vinden kon; hij zocht acht dagen lang en de negende dag vond hij vroeg in de morgen een bloedrode bloem. In het midden was een grote dauwdruppel, groot als de mooiste parel. Die bloem droeg hij dag en nacht tot aan het slot. Toen hij op honderd stappen afstand van het slot kwam, werd hij niet stijf, maar ging door tot aan de poort. Joringel verheugde zich bijzonder, hij raakte de poort met de bloem aan, en open sprong zij. Hij trad erdoor, kwam in de tuin, luisterde waar hij al die vogelstemmen vandaan hoorde; eindelijk had hij het precies bepaald. Hij zocht en vond de zaal; daar was de heks en ze voerde de vogels in de zevenduizend manden.

    Toen ze Joringel zag, werd ze boos, heel boos; schold, spuwde gif en gal tegen hem uit, maar ze moest op twee pas afstand van hem blijven. Hij richtte zich niet tot haar, maar liep door, hij bekeek de manden met vogels, maar er waren honderden nachtegalen: hoe zou hij zijn Jorinde terugvinden? Terwijl hij zo zocht, merkte hij, dat de heks heimelijk een mandje met een vogel nam, en daarmee naar de deur ging. Snel sprong hij erheen, raakte het mandje met zijn bloem aan en ook de oude heks: nu was haar toverkracht gebroken, en daar stond Jorinde, ze had haar arm om zijn hals geslagen, en ze was net zo mooi als vroeger. Toen gaf hij ook alle andere vogels weer hun meisjesgedaante terug, hij ging met zijn Jorinde naar huis, en ze leefden lang en gelukkig tezamen.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De sprookjes van Grimm; volledige uitgave" vertaald door M.M. de Vries-Vogel.
               Oorspronkelijke titel: Jorinde und Joringel
               Engelse tekst: Jorinde and Joringel
               Unieboek BV - Van Holkema & Warendorf, Weesp, 1984.

    14-03-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (2)
    13-03-2010
    nieuwsgierig héHet najagen van geluk
    Het najagen van geluk
    - Een boeddhistisch verhaal over gelukkig zijn of gelukkig worden -
    Er doet zich een verhaal de ronde van een plaats ergens aan het einde van de wereld dat eindelijk 'ontdekt' is door de nieuwsgierige Amerikanen. Amerikanen zijn - zoals jullie weten - altijd driftig op zoek naar onderzoeksonderwerpen; van de verspreiding van AIDS in Afrika tot de voortplantingsgewoontes van de Siberische kraanvogels. Alleen al het vermoeden van een 'kinky' onderwerp en ze zullen vol ijver hun zuurverdiende geld aan onderzoek geven.

    Toen een Amerikaan hoorde van de legendarische 'luiheid' van een stam in een verre uithoek van India, nam hij onmiddellijk het vliegtuig en kwam daar aan. Zijn doel was om minutieus hun karaktertrekken te bestuderen en hij was in gedachten al bezig hun lethargie te verhelpen, zodat ook zij niet "achter zouden blijven" in hun ontwikkeling.

    Na een aantal taxiritten en bustochten over onverharde wegen kwam de Amerikaan rond het middaguur bij een klein dorp aan. De meeste mannen waren op de velden en de vrouwen waren te verlegen om uit hun huizen te komen om met de witte vreemdeling te praten. Samen met zijn tolk vond de Amerikaan een jongeman, die onder een boom aan de kant van een grote vijver lag te slapen en te genieten van de koele wind.

    "Wat doe je?" vroeg de Amerikaan, die opgewonden was om een echt voorbeeld van die legendarische luiheid al zo snel te ontdekken, alhoewel hij van binnen zich ergerde dat een jongeman zijn kostbare tijd aan het verdoen was.

    "Kan je dat zelf niet zien? Ik doezel," antwoordde de jongeman, geërgerd dat zijn siësta zo onceremonieel werd verstoord.

    "Jawel, maar wat doe je voor de kost?" vroeg de Amerikaan via de tolk.

    "Ik vang vissen," zei de man, wijzend naar de vijver.

    "Hoeveel vissen heb je vandaag gevangen?"

    "Twee hele grote," antwoordde hij trots glimlachend.

    "Wat heb je ermee gedaan?"

    "Ik heb ze verkocht op de markt."

    "Waarom ben je nu dan niet aan het vissen. Je kan er nog makkelijk twee meer vangen."

    De jonge visser keek verbijsterd. "Waarom?" vroeg hij.

    "Die kan je ook verkopen en zo meer geld verdienen."

    "Waarom?" vroeg de luie jongeman opnieuw.

    "Nou, om wat visgerei te kopen."

    "Waarom?"

    "Om meer vissen te vangen, natuurlijk."

    "Waarom?"

    "Waarom? Nou, om meer geld te verdienen, dwaas!"

    "Waarom?"

    "Zodat je je een fiets kan veroorloven, een telefoon, een TV - zelfs een echt huis."

    "Waarom?"

    "Wel verdomme! Om gelukkig te worden natuurlijk!" riep de geïrriteerde Amerikaan uit.

    "Ik ben al gelukkig zoals ik nu ben," antwoordde het voorbeeld van luiheid rustig, nam zijn fluit en blies een deuntje. "Waarom zou ik al die moeite nemen voor iets dat ik al in overvloed heb?"

    De Amerikaan keerde gelouterd en met nieuwe inzichten terug naar huis. Maar het is twijfelachtig of er in zijn eigen land wel mensen zijn die geïnteresseerd zijn in de resultaten van zijn onderzoek - het land dat zweert bij het onvervreemdbare recht van zijn burgers om 'het geluk na te jagen'.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : Uit 'The Statesman' van 20 november 2005, India, New Delhi.
               Gepubliceerd op internet door The Buddhist Channel.
               Vertaald door Jeroen Vink

    13-03-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:parabel
    » Reageer (5)
    12-03-2010
    nieuwsgierig héDe boze kabouter
    De boze kabouter
    - Een Spaans sprookje over een gemene kabouter en een heldin -
    Er was eens een student. Hij hield van een mooi meisje, maar haar ouders verboden haar om met hem om te gaan, omdat hij zo arm was. Toen besloot het meisje het huis van haar ouders te verlaten en zij sprak met haar vriend af, dat hij haar 's nachts zou komen halen om samen met haar te vluchten. Dan zou ze met hem trouwen in een kleine kapel boven op de berg.

    Op de afgesproken tijd ging het meisje naar het balkon en zij zag buiten in de duisternis een jongeman aankomen, die een paard aan de teugels hield. Ze dacht dat het haar geliefde was en ze zei: "Kom eens dichterbij en pak mijn koffer aan."

    De jongeman nam zwijgend de koffer aan en het meisje liet zich langs een touw naar beneden glijden, steeg op het paard en reed samen met de jongeling weg. Het verwonderde haar wel, dat haar vriend geen woord tegen haar zei. Toen het licht werd, zag ze dat de jongeman haar vriend helemaal niet was, maar een onbekende jongen. Hij was toevallig voorbijgekomen toen zij op het balkon stond. Toen zei ze tegen hem: "Breng mij in godsnaam niet verder, laat mij maar hier!" De jongen hield stil en het meisje steeg van het paard en ging op haar koffer zitten en de onbekende jongen reed verder.

    Spoedig daarna kwamen er herders langs. "Wat een wondermooi meisje! Zo mooi als jonkvrouw Maria!" zeiden ze, en zij namen haar met zich mee.

    In het dorp waar de herders woonden, leefden een man en een vrouw, die geen kinderen hadden. Zij namen het meisje bij zich in huis en zorgden goed voor haar. Zij zeiden dat zij niet eens hoefde te werken. Maar zij stond erop om samen met de herderinnen uit de buurt de schapen te hoeden en liet zich daar niet vanaf brengen. Zo bracht zij de dagen bij de schaapskudde door.

    Toch beviel het haar niet in het dorp, want alle mensen leefden in grote angst om wat er zich op het nabijgelegen paleis afspeelde. Iedere dag werd er namelijk iemand uit het volk door het lot aangewezen, die dan 's nachts bij de zieke prinses in de kamer moest gaan slapen. Maar nooit was iemand levend uit het koninklijk paleis vandaan gekomen. Op een dag viel het lot op de familie bij wie het meisje woonde, en toen zij dat vernam zei zij: "Ik wil niet dat er iemand uit dit huis in de kamer van de prinses gaat slapen. Ik zal er zelf naar toe gaan." En zij ging naar het paleis.

    Toen de koning haar zag, zei hij: "Ik kan niet toestaan, dat zo'n mooi meisje zal sterven! Degene die door het lot was aangewezen, moet in de kamer van de prinses gaan slapen." Het meisje smeekte er echter zo dringend om, dat de koning tenslotte toegaf.

    's Avonds ging zij in de kamer van de zieke prinses op een bed liggen. Hoewel ze al spoedig heel moe werd, lukte het haar toch om wakker te blijven. Kort na middernacht kwam er een kabouter de kamer binnen en stak een naald in het hoofd van de prinses, achter haar oor. De prinses begon te jammeren: "O wee, ze verschroeien me; o wee, ze verbranden me!"

    Toen zweeg zij een ogenblik en daarna zei zij tegen de kabouter: "Ik smeek je in godsnaam om het meisje dat daar ligt niet te doden."

    "Er blijft me niets anders over dan haar te doden," zei het boze wezen.

    "In godsnaam, dood haar niet, want zij is zo mooi!"

    De boze kabouter keek naar het meisje, dat deed alsof zij sliep, en hij zei: "Ja, zij is inderdaad heel mooi. Daarom zal ik haar pas doden als het dag wordt!" Daarop verliet hij de kamer.

    Het meisje was nog steeds wakker gebleven en stond nu op en liep stilletjes achter de kabouter aan. Hij ging een andere kamer binnen en begon te schrijven. Steeds las hij wat hij had opgeschreven en gooide het velletje papier daarna in een ketel die boven het vuur hing. En iedere keer als hij het papiertje in de ketel wierp, sloegen er blauwe vlammen omhoog, en dan riep de arme prinses: "O wee, ze verschroeien me! O wee, ze verbranden me!" Tenslotte hield de dwerg op met schrijven en sliep in.

    Toen pakte het meisje de ketel en goot de inhoud over hem heen, zodat hij verbrandde. Daarna ging ze naar de prinses, trok de naald uit haar hoofd en meteen was de prinses helemaal gezond. De volgende morgen kwamen de dienaren van de koning om het dode lichaam van het jonge meisje te halen. Tot hun verbazing zagen zij, dat zij leefde.

    Het duurde niet lang, of iedereen in het hele koninkrijk wist, dat het meisje de boze kabouter had gedood, en dat de prinses weer gezond was geworden.

    Intussen had de student in het hele land naar het meisje gezocht. Nu kwam hem het bericht ter ore dat zijn meisje de prinses had gered. Spoorslags reed hij naar haar toe en na een paar dagen trouwden zij met elkaar. Op de dag van de bruiloft schonk de koning het meisje vele rijkdommen en hij bewees haar grote eer. En samen met haar man leefde zij haar leven lang heel gelukkig.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Kaboutersprookjes"
               vert. en samenstelling Els Boekelaar en Ineke Verschuren;
               ill. Frantisek Chochola.
               Uitgeverij Christofoor, Zeist, 1985, p. 48-50.

    12-03-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:sprookjes
    » Reageer (14)
    11-03-2010
    nieuwsgierig héDe leeuwin en de kuikens van de struisvogel
    De leeuwin en de kuikens van de struisvogel
    - Een Afrikaanse fabel van de Masaï over rechtmatig ouderschap -
    Het gebeurde eens op de savanne dat een leeuwin welpen ter wereld bracht op het moment dat de eieren van een struisvogel uitkwamen. Een paar dagen later kregen de welpen last van schurft, en hun moeder besloot om haar kinderen te ruilen voor het gezonde kroost van de struisvogel. Deze laatste voelde niets voor de ruil maar vreesde de leeuwin en durfde niet tegenspreken. Ze vertikte het om voor de welpen te zorgen en weldra waren ze dood. Ondertussen ging de leeuwin op stap met de kuikens.

    Moeder struisvogel piekerde zich suf: hoe kon ze in godsnaam haar kinderen terugkrijgen? Ze vertelde haar verhaal aan iedereen die maar luisteren wilde, en kreeg dan steeds te horen: "Nu zijn ze van de leeuwin." Want ze waren allemaal bang.

    Tenslotte legde ze haar probleem voor aan de mangoest. Hij luisterde aandachtig en zei toen: "Kom morgen terug."

    Zodra de struisvogel weg was ging de mangoest op zoek naar een termietenheuvel met twee uitgangen. Daar liet hij de volgende dag alle dieren samenkomen voor een palaver. Het was de bedoeling dat de dieren het geding samen zouden bespreken, maar wanneer iemand het woord nam ging de leeuwin vervaarlijk grommen. De spreker hield zich dan gedeisd en verklaarde: "Het is zo klaar als een klontje: de jongen behoren toe aan de leeuwin."

    Toen iedereen aan de beurt was geweest vroeg de mangoest: "Zijn jullie allemaal klaar? Heeft iedereen gezegd wat hij wilde zeggen?"

    "Ja, we zijn uitgesproken," antwoordden de dieren in koor.

    De mangoest vervolgde: "Goed, dan wil ik ook iets zeggen. Maar ik ben nogal klein van stuk. Om er zeker van te zijn dat iedereen me kan horen wil ik jullie toespreken op deze termietenheuvel."

    Hij klom naar boven en begon aan zijn toespraak: "Dit is allemaal nogal ingewikkelde materie. Maar wie van jullie heeft ooit gehoord van iemand met een vacht die gevederde kinderen op de wereld zet? En wie van jullie heeft vrienden met pluimen en een behaarde kroost?"

    Nee, niemand had ooit van zoiets gehoord, niemand had zulke vrienden. De mangoest haalde diep adem en besloot: "In dat geval zijn die kinderen van de struisvogel."

    De leeuwin wilde zich op hem storten maar hij vluchtte de termietenheuvel in. Terwijl ze de wacht hield bij de uitgang waarin hij was verdwenen, ging de mangoest door de andere uitgang naar huis.

    Ondertussen wandelde de struisvogel weg met haar kuikens. Het is sinds die dag dat we zeggen: Meite-menayu eisdai ilopir lenyenak. Je kan een struisvogel haar pluimen niet ontzeggen.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Masai sprookjes" verzameld door Kris Berwouts.
               Uitgeverij Elmar, Rijswijk, 1999.

    11-03-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:fabels
    » Reageer (11)
    10-03-2010
    nieuwsgierig héArmoede en deemoed leiden ten hemel
    Armoede en deemoed leiden ten hemel
    - kinderlegende -
    Er was eens een prins; hij liep buiten op het veld en dacht na en was triest. Hij keek op naar de hemel, die was zo mooi en zo zuiver en zo blauw, en toen zuchtte hij en zei: "Hoe heerlijk moet iemand zich daar boven in de hemel wel voelen!"

    Daar zag hij een arme grijsaard langs de weg aankomen, hij sprak hem aan en vroeg: "Hoe kan ik toch in de hemel komen?" De man antwoordde: "Door armoede en deemoed. Trek mijn gescheurde kleren aan; zwerf zeven jaren de wereld door en leer ellende kennen; neem geen geld aan, maar als je honger hebt, vraag dan aan medelijdende mensen om een stukje brood, en dan zul je de hemel bereiken."

    De prins trokzijn prachtige pak uit en hing de bedelmantel om, hij ging weg, de wijde wereld in, en leed grote ellende. Hij nam niets, dan een klein beetje eten, hij sprak niet, maar bad tot God dat hij hem eenmaal in de hemel zou willen opnemen.

    Toen de zeven jaren om waren, kwam hij weer aan op het slot van zijn vader, maar er was niemand die hem herkende. Hij zei tegen de dienaren: "Ga naar boven en zeg tegen mijn ouders, dat ik ben teruggekeerd." Maar de dienaren geloofden hem niet, lachten hem uit en lieten hem staan.

    Toen zei hij: "Ga het dan aan mijn broers zeggen, zodat ze beneden komen, ik zou hen zo graag nog eens zien." Ook dat wilden ze niet, tot één van hen erheen ging en het de jonge prinsen vertelde; maar die geloofden het ook niet en bekommerden er zich niet om. De bedelaarsprins schreef een brief aan zijn moeder en beschreef haar daarin al zijn ellende; maar hij zei er niet bij, dat hij haar zoon was.

    Nu liet de koningin hem uit medelijden een plekje aanwijzen onder de trap, en ze liet hem elke dag eten brengen door twee knechts. Een van hen was een slechte man en hij zei: "Wat moet zo'n bedelaar met dat goede eten!" en hij hield het voor zichzelf of hij gaf het aan de honden en hij bracht de verzwakte, uitgeteerde jonkman alleen wat water; maar de ander was wel eerlijk en hij bracht hem wat hij voor hem meekreeg. Dat was niet veel, maar toch kon hij er een poos op leven; en hij was heel lijdzaam en hij werd voortdurend zwakker.

    Toen nu zijn ziekte erger werd, wilde hij het heilig Avondmaal ontvangen. Halverwege de mis, begonnen de klokken in de stad en in de omtrek opeens vanzelf te luiden.

    De priester ging na de mis dadelijk naar de arme man onder de trap; en hij lag daar en was al dood, en in zijn ene hand hield hij een roos, en in zijn andere hand een lelie, en naast hem lag een papier en daar stond zijn hele geschiedenis op geschreven. Toen hij in het graf was gelegd, groeide er aan de ene kant van het graf een roos, en aan de andere kant een lelie.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De sprookjes van Grimm; volledige uitgave" vertaald door M.M. de Vries-Vogel.
               Unieboek BV - Van Holkema & Warendorf, Weesp, 1984.
               Oorspronkelijke titel: Armut und Demut führen zum Himmel
               Engelse tekst: Poverty and Humility Lead to Heaven

    10-03-2010 om 00:26 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (7)
    09-03-2010
    nieuwsgierig héBlaauw Garrit
    Blaauw Garrit
    - Een verhaal over Blauwe Gerrit uit de buurt van Voorst -
    De jonker van Busloo keerde op een winteravond terug van de jacht met een lege weitas. Maar daarom niet getreurd: hij zou een heel andere buit binnenhalen, kostelijker dan hazen of patrijzen! Hij zag immers Hanna lopen, de zeventienjarige dochter van een arme weduwe, die land van hem pachtte. Ze liep met een vrachtje sprokkelhout moeizaam naar huis. De jonker greep haar beet, tilde haar voor zich op zijn paard en reed spoorslags weg. Hij trok zich niets aan van haar bidden en smeken; zo'n pril zwartharig meisje was precies wat hij nodig had op een eenzame winteravond! Maar plotseling slaakte zij een gil: "Daar loopt Blaauw Garrit! Breng me gauw weer naar mijn moeder, jonker. Dit kan niet goed gaan." Maar de jonker lachte om Blaauw Garrit. Hij zag immers niets en aan bakerpraatjes hechtte hij geen waarde: "Schimmen zijn schimmen, daar houden denkende mensen geen rekening mee."

    Maar opeens stond zijn paard schuimbekkend stil. Het was met geen mogelijkheid meer vooruit te krijgen. Blaauw Garrit zat bovenop de nek van het arme dier en drukte er met zijn volle gewicht op. Wat anders meestal onzichtbaar was, kregen ze nu te zien, als een visioen. De jonker en het meisje zagen het spooksel in levende lijve: dreigend, met rollende ogen als vurige bollen en een wapperend blauw kleed, dat vreemd oplichtte. Maar de jonker bleef overmoedig. Met zijn wapen stak hij naar het spookwezen: hij zou het wel klein krijgen. Maar hij kliefde slechts in de ijle lucht. Blaauw Garrit bleef onkwetsbaar. Toen sprong de jonker radeloos van zijn paard, en ging er te voet vandoor. Maar Blaauw Garrit sprong toen hem op de rug en hij kon geen stap meer verzetten. Stokstijf bleef hij staan op de plek waar hij stond. Hij kon nog maar één ding doen: Hanna zijn paard schenken en haar naar de pastoor van Gietel sturen. Die kon hem helpen, want die had een boek waarmee hij toveren kon.

    Hanna reed zo snel ze kon naar haar moeders hut op de heide terug. Haar moeder, die al bang op haar dochter zat te wachten, hoorde het hoefgetrappel: "Het dodenpaard," verzuchtte zij, "dat voorspelt niet veel goeds." Haar voorgevoel werd gelukkig niet bewaarheid. Hanna kwam ongedeerd aanrijden, op het paard van de jonker! Beide vrouwen knielden neer om God te danken. En zij vergaten helemaal om de pastoor te waarschuwen.

    Pas bij dageraad liet Blaauw Garrit zijn slachtoffer los. De jonker strompelde naar Busloo terug, het angstzweet hing hem als ijspegels in haren en baard. In die weinige uren was hij wel dertig jaar ouder geworden. Hanna bracht het paard terug naar de stal en ontving twee handen vol goud. Zo kon zij binnen het jaar trouwen, want met de armoede was het gedaan.

                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Draken en andere vreemde wezens. Verhalen uit de Chinese,
               Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie"
               Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 1991.
               Oorspronkelijke titel: Blaauw Garrit

    09-03-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Plaaggeest
    » Reageer (2)
    08-03-2010
    nieuwsgierig héAdonis
    Adonis
    - De Griekse mythe over de jongeman van zeldzame schoonheid -
    Aphrodite had menige liefdesrelatie na haar huwelijk met Hephaistos. Zo voelde ze onder andere een tedere hartstocht voor een jongeman die Adonis heette.

    Adonis was een onverschrokken jager, die vaak roekeloos te werk ging als hij op gevaarlijk wild jaagde. Dit veroorzaakte veel onrust bij Aphrodite, die bang was dat hem iets zou overkomen.

    Tevergeefs smeekte ze hem het jagen voortaan te laten en bij haar te blijven, waar hem niets kon gebeuren. Maar Adonis wist haar lachend te ontvluchten en bleef het gezelschap opzoeken van de andere mannen die gingen jagen, zodat hij zich kon blijven wijden aan zijn favoriete tijdverdrijf.

    Op een dag achtervolgde Adonis een wild zwijn, een achtervolging die hem veel plezier verschafte. Toen hij het dier uiteindelijk aanviel, draaide het zich echter plotseling woedend om en doorboorde het met zijn vervaarlijke slagtand de onbeschermde dij van Adonis. Adonis probeerde nog weg te komen, maar zijn been weigerde mee te werken en op die manier kreeg het zwijn de kans hem dood te trappen.

    Onmiddellijk kwam Aphrodite naar de plaats waar haar lieveling zo tragisch aan zijn einde was gekomen. Ze haastte zich door kreupelhout en doornstruiken, waarbij ze haar huid openhaalde aan de scherpe takken en doorns. Haar bloed kleurde de witte rozen waar ze langs kwam met een matrode tint. Toen ze aankwam op de plek des onheils, was Adonis al dood en verstijfd en haar hartstochtelijke liefkozingen werden niet langer door hem beantwoord. Aphrodite barstte toen in zo'n onstuitbare tranen vloed uit, dat bos- en waternimfen, goden en mensen en zelfs de natuur zich bij haar aansloten en samen met haar om de geliefde jongeman rouwden.

    Als laatste kwam schoorvoetend Hermes aan bij de droevige menigte, om de ziel van de overledene naar de onderwereld te brengen, waar hij verwelkomd zou worden door Persephone, de godin van de onderwereld. Zij zou hem naar de plaats brengen waar goede, deugdzame stervelingen voor eeuwig in gelukzaligheid verblijven. Aphrodite was nog altijd ontroostbaar en huilde vele, vele tranen. Zodra de tranen de grond raakten, veranderden ze in anemonen en de bloeddruppels die uit de dij van Adonis waren gevloeid en op de grond waren gevallen, groeiden uit tot prachtige rode rozen.

    Aphrodite bleef echter nog altijd zo intens verdrietig, dat ze het op een gegeven moment niet meer kon verdragen. Ze ging naar de Olympos, waar ze aan de voeten van Zeus neerviel en hem smeekte Adonis los te maken uit de omhelzing van de dood, of haar toe te staan zijn lot in de onderwereld te delen.

    Het was onmogelijk de godin van de schoonheid toe te staan de aarde te verlaten en naar de onderwereld te gaan, maar Zeus kon er ook niet tegen haar zo te horen smeken. Hij besloot daarom dat Adonis uit de onderwereld zou worden teruggeroepen, zodat Aphrodite hem weer bij zich kon hebben. Maar Hades had de zeggenschap over Adonis, want de onderwereld was zijn rijk en hij weigerde hem te laten gaan. Na een langdurige discussie tussen Zeus en Hades werd een regeling getroffen. Adonis mocht de ene helft van het jaar op aarde doorbrengen en moest voor de andere helft terugkeren naar het Elysium.

    Aan het begin van de lente verliet Adonis de onderwereld en zo snel hij kon ging hij naar zijn geliefde Aphrodite. Overal waar hij zijn voetstappen zette, ontloken de bloemen en begonnen de vogels te fluiten om te laten zien hoe blij ze waren met zijn komst. Zo werd Adonis het symbool van de plantengroei, die elke lente uit de bodem omhoog komt en de aarde bedekt met prachtige bladeren en bloemen en die de vogels doet fluiten. In de herfst keerde Adonis met tegenzin terug naar de onderwereld, want dan kwam het wrede wilde zwijn van de winter weer om hem met zijn slagtand te doorboren en de natuur te doen verdorren. En elk jaar in de herfst huilde de natuur om zijn vertrek.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Griekse en Romeinse mythen en sagen"
               uitgegeven door uitgeverij Verba. ISBN: 9055134023

    08-03-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:sagen
    » Reageer (6)
    07-03-2010
    nieuwsgierig héDe vos en de ganzen
    De vos en de ganzen
    - Fabel -
    Op een keer kwam de vos op een weiland, waar een troep mooie, vette ganzen zat; hij lachte en zei: "Ik kom als geroepen, jullie zitten allemaal zó netjes bij elkaar dat ik de één na de ander kan oppeuzelen." De ganzen snaterden van schrik, sprongen op en begonnen te jammeren en klagelijk om hun leven te smeken. Maar daar wou de vos niets van horen en hij zei: "Geen genade, jullie moeten allemaal dood."

    Tenslotte vatte één van hen moed en zei: "Als wij arme ganzen ons heerlijk jonge leven dan toch moeten verliezen, bewijs ons dan één enkele gunst en veroorloof ons nog één gebed, zodat we niet in zonde sterven; daarna zullen we dan op een rij gaan staan en kun je steeds de vetste uitzoeken."

    "Goed," zei de vos, "dat is redelijk en het is een vrome wens; ga maar bidden, ik wacht wel zolang." Dus begon de eerste een heel lang gebed, altijd maar 'gak, gak, gak' en omdat die gans maar niet ophield, wachtte de tweede niet tot het haar beurt was, maar ze begon ook van 'gak, gak, gak' De derde en de vierde volgden toen en weldra gakten ze allemaal in koor.

    (En als ze klaar zijn met bidden, vertel ik het sprookje verder, maar voorlopig bidden zij nog steeds.)


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De sprookjes van Grimm; volledige uitgave" vertaald door M.M. de Vries-Vogel.
               Unieboek BV - Van Holkema & Warendorf, Weesp, 1984.
               Oorspronkelijke titel: Der Fuchs und die Gänse
               Engelse tekst: The Fox and the Geese

    07-03-2010 om 00:18 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:fabels
    » Reageer (4)
    06-03-2010
    nieuwsgierig héDe visser en de groentjes
    De visser en de groentjes
    - Een Engels volksverhaal over kleine wezentjes uit Lancashire -
    Op een nacht voer een visser met zijn boot over de Morecambe Bay. Het liep tegen middernacht en de mist kwam op. Hij wilde juist naar huis terug zeilen, toen hij het geluid van klokken hoorde dat van onder het wateroppervlak leek te komen. Hij leunde buitenboord om het geluid beter te kunnen horen en toen hij weer op keek was de mist verdwenen en scheen de maan weer.

    Tot zijn verbazing was het land dat hij zag hem volkomen onbekend. Er was een gebergte, maar het waren niet de bergen die hij kende. Hij zag een strand, waarop een huisje stond. Hij bevond zich dicht bij de monding van een rivier, maar het was niet de rivier de Kent. Hoewel hij het zeil had gestreken, bewoog de boot zich toch langzaam vooruit, alsof het door een stroming werd meegetrokken. Tenslotte dreef hij een kleine grot binnen, die hij nooit tevoren had gezien, en zijn boot liep aan de grond.

    De visser sprong aan land. Een vreemd groen licht scheen over alles, maar het was geen maanlicht. Een schare kleine groene mensen liep rond, danste en zong. Een van hen strekte zijn arm uit, raakte de visser bij zijn vinger aan en maakte hem duidelijk, dat hij hem moest volgen.

    "Deze mensen moeten groentjes zijn," dacht de visser. "Ze zijn zo klein, ze kunnen me nauwelijks kwaad doen."

    Hij had vaak over de groentjes, een soort feeën, horen praten, maar er nog nooit een gezien.

    De kleine mensjes leidden hem door het bos naar de ingang van de grot. Het licht was groen en mistig, zodat de visser niet meer dan een paar passen vooruit kon kijken, maar hij voelde met mos begroeide stenen onder zijn voeten en om hem heen was steeds het glinsterende, geheimzinnige licht.

    Hij kwam op een open plek, omgeven door bloembedden. Het gras was zacht en groen. Het was een feeënring, waar honderden groentjes aan het dansen waren. Muzikanten waren nergens te zien, maar de muziek klonk erg vrolijk en de visser begon met de dansers mee te doen. Hij draaide op onbeholpen wijze rond tot hij zo moe was dat hij neer viel en in slaap viel.

    Toen hij wakker werd, waren de groentjes weg en hij voelde zich erg hongerig. "Ach, had ik toch maar wat te eten," zuchtte hij. Onmiddellijk stond er een feestmaal voor hem in het gras. Hij begon haastig het op te eten, want hij was niet vaak in de omstandigheden een zo rijk en kostelijk maal te mogen verorberen en bovendien was hij bang dat het misschien niet voor hem bestemd zou zijn.

    "Ik zou alleen wel graag willen weten waar ik nu ben," zei hij. Op het zelfde moment stond er een leuk, klein groentje voor hem. Ze was zo mooi, dat hij zijn eigen vrouw helemaal vergat en de fee, helemaal verrukt door haar schoonheid, aanstaarde. Hij wist zeker dat dit de koningin van de groentjes moest zijn en dat was ook zo.

    "Je bent in het land van de groentjes, waar het altijd dag is en waar iedereen gelukkig is," zei de koningin. "Zolang je hier bent, ben je mijn onderdaan en moet je mij gehoorzamen."

    "Dat wil ik graag doen," zei de visser, maar voordat hij had kunnen opstaan, was de mooie koningin weer verdwenen.

    Hij rende haar achterna het bos in, maar hoewel hij uren lang naar haar zocht, kon hij haar niet meer vinden.

    Soms, terwijl hij zo ronddwaalde, hoorde hij spottend gelach, maar er was niets anders te zien dan het vreemde groenachtige licht, dat overal was en nooit veranderde.

    Als hij honger had, hoefde hij alleen iets te wensen - en hup, daar stond al de heerlijkste maaltijd. "Waarom zou ik niet ook andere dingen vragen?" dacht de visser bij zichzelf.

    "Ik wil een heleboel geld," zei hij hardop. Nauwelijks had de zin uitgesproken of het begon goudstukken te regenen. Hij stopte eerst al zijn zakken vol, toen trok hij ook nog zijn laarzen uit en vulde ook die met het goud.

    "Als ik nu ook nog mijn boot terug had, dan zou ik naar huis kunnen zeilen en zou de rest van mijn leven een rijk man zijn," bedacht hij. Hij rende door het bos in de richting waarin hij dacht dat het strand lag. Een tijdje later stond hij weer op de dansweide van de feeën. De bloemen die er rond omheen stonden, waren vingerhoedskruid en in iedere kelk zat een groentje en liet zich door de wind heen en weer wiegen. De wonderschone koningin zat bovenop een paddestoel, terwijl een kleermakertje een mantel voor haar naaide van de vleugels van motten en vlinders.

    Naast haar stond de koning van de groentjes. Hij droeg kleren, gemaakt van kevervleugels en een hoed met een scharlaken veer.

    Helemaal verrukt, dat hij de mooie koningin weer terug zag, knielde de visser voor haar neer en kuste haar hand.

    Onmiddellijk stortte zich een grote schare groentjes op hem. Ze knepen hem met hun kleine vingertjes. Ze prikten hem met naaldscherpe zwaarden en trokken hem zijn haar uit. De visser sloeg wild om zich heen, maar hij was zo groot en onbeholpen, dat hij het kleine volkje nauwelijks iets aan kon doen. De groentjes waren steeds leniger en vlugger dan hij en lachten hem uit. Ze gingen door hem te kwellen en toen hij erge pijn voelde, riep hij uit: "Ik wou dat ik veilig op mijn boot in de baai zat!"

    Meteen bevond hij zich op zijn boot, die zachtjes in de stroming schommelde. De maan scheen en gaf een vertrouwd melkachtig licht.

    De visser hees het zeil en voer naar het Poulton strand, waar zijn huisje stond. Hij ging aan land, verzorgde zijn boot, de netten en het zeil en kroop toen gauw in zijn bed. Hoewel het hem leek dat zijn avontuur veel langer had geduurd, was het toch nog maar kort na middernacht. De volgende morgen vertelde hij aan zijn vrouw wat hem overkomen was. Ze lachte hem uit en zei dat hij gedroomd had. "Maar het was geen droom," riep hij nijdig uit. "Kijk maar, ik heb een heel vermogen mee naar huis gebracht".

    Hij greep in zijn zakken. Ze waren leeg. Zijn laarzen stonden voor de kachel te drogen, maar er zaten geen goudstukken meer in.

    "Het was toch een droom," zei zijn vrouw lachend.

    Ook zijn vrienden lachten hem uit, maar stilletjes keken velen van hen uit naar het land van de groentjes, zonder het ooit te vinden. De visser zelf vond geen rust meer. Steeds zocht hij naar het wonderbaarlijke land. Op maanverlichte nachten zeilde hij ver de zee op en op een keer is hij niet meer teruggekomen. Maar of hij het land van de groentjes toch heeft gevonden... niemand weet het!


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Volkssprookjes en legenden uit Engeland" door Frederik Hetmann.
               Vertaling door Hannelott Jarausch. Oorspronkelijke titel: Englische Märchen.
               Uitgeverij Elmar, Delft, 1978. ISBN: 906120-1365

    06-03-2010 om 00:02 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Plaaggeest
    » Reageer (9)
    05-03-2010
    nieuwsgierig héBloedende appel
    Bloedende appel
    - duivels -
    Op een boerderij in Harelbeke had men twaalf kinderen onder wie negen meisjes en drie jongens.

    Toen één van de meisjes de koeien moest bewaken op de weide, kreeg ze van een dame en een heer een appel.
    Het meisje beet in de appel en zag dat de appel bloedde.
    Daarna was het meisje door de duivel bezeten.

    Het meisje zag de tafels en stoelen tegen elkaar botsen en was helderziend.

    Zo wist het meisje bijvoorbeeld dat twee vrouwen op bedevaart gingen naar Zwevegem en dat de vrouwen op de boerderij drank zouden komen vragen om haar te kunnen zien.

    Toen in Parijs het operagebouw afbrandde, wist het meisje het ook.
    Ze wist zelfs de naam van een heer uit Harelbeke die naar de ramp stond te kijken.

    Op zekere dag kwam een pastoor het meisje overlezen en de duivel verjagen.

    Daarna kwijnde het meisje weg.
    Ze heeft niet lang meer geleefd.


    regio : Sint-Denijs                                                               verzamelaar - M.Sagaert -
    Bron : Vlaamse Volksverhalenbank
                                                  © Seminarie voor Volkskunde K.U.Leuven

    05-03-2010 om 00:49 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:duivels
    » Reageer (12)
    04-03-2010
    nieuwsgierig héDe druif
    De druif
    - Een volksverhaal uit Afghanistan -
    Men vertelt dat er eens in Herat een machtige sjah woonde. Hij was de heerser van Chorazan en had maar één zoon, mooi als de dag en moedig als een leeuw. Zijn zoon heette prins Badan. Alles wat hij deed lukte hem. Maar het meeste succes had hij met boogschieten. Zo'n goede schutter had Chorazan nog nooit gekend en zou het ook nooit meer krijgen.

    Op een dag was de sjah met zijn onderdanen en zijn zoon aan het wandelen in de tuin. Toen gebeurde er iets vreemds. Nauwelijks had de sjah een voet op het gras gezet, of er vloog een adelaar voor zijn voeten en om de hals van de adelaar kronkelde een giftige slang. De sjah kreeg medelijden met de adelaar en riep: "Wie durft hem te bevrijden?" Prins Badan pakte zijn pijl en boog en zei: "Ik vader, als u het mij toestaat!"

    Hij spande zijn boog en schoot een pijl af; precies zo, dat hij de slang in zijn kop raakte. De dode slang viel op de grond, de adelaar spreidde zijn vleugels en met een dankbare krijs verdween hij in de wolken.

    Vele jaren later toen de sjah met zijn zoon en zijn onderdanen in de tuin wandelde, gebeurde er weer iets vreemds. Nauwelijks had hij een voet op het gras gezet, of boven hun hoofd krijste een grote adelaar die voor de voeten van de sjah een paar zaadjes liet vallen. Toen verdween hij weer in de wolken.

    De machtige sjah keek verbaasd op en zei: "Dat was zeker dezelfde adelaar, die we jaren geleden gered hebben. Vandaag bracht hij ons een geschenk. Laat de zaadjes uitzaaien!"

    De tuinier van de sjah zaaide de zaadjes op een daarvoor bestemde plek. Na enige tijd was er een onbekende struik uit gegroeid en deze struik werd steeds groter en voller, tot hij helemaal bedekt was met grote zware trossen druiven. De druiven waren rijp geworden door de zon en barstten uit elkaar. Uit de opengebarsten druiven liep sap. Toen men het sap in een beker opving en in de schaduw zette, ging het gisten, daarna werd het helder en tenslotte glinsterde het als goud. Maar wat het voor vocht was, dat wist niemand, ook de knappe ministers van de sjah wisten het niet.

    Ze konden de sjah alleen de raad geven om het sap te laten drinken door iemand die ter dood veroordeeld was.

    De man die ter dood veroordeeld was dronk de eerste beker en trok een zuur gezicht. De ter dood veroordeelde man dronk een tweede beker en begon te lachen.. De man dronk een derde beker en hij begon vrolijk te zingen, alsof hij vergeten was, dat hij ter dood veroordeeld was.

    De machtige sjah zag dat het niet giftig was. Hij liet de man vrij en proefde zelf van de wonderlijke drank. Zo kwamen de wijnranken op de wereld. En zo heeft de adelaar er voor gezorgd, dat de mensen zoete druiven eten en zure wijn drinken.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De betoverde tuin" door Marie Mrstikova.
               Nederlandse vertaling van Els Nuijen.
               Uitgeversmaatschappij Holland, Haarlem, 1978. ISBN: 90-251-0297-2

    04-03-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (6)
    03-03-2010
    nieuwsgierig héDe oude vrouw in het bos
    De oude vrouw in het bos
    - Een sprookje van Grimm over een in een boom betoverde prins -
    Er was eens een arm dienstmeisje, dat met haar meester en meesteres door een groot bos reisde, en toen ze daar middenin was, kwamen er opeens rovers uit het struikgewas te voorschijn, en ze vermoordden iedereen die ze tegenkwamen. Allen kwamen erbij om, behalve het meisje, zij was in haar angst uit de wagen gesprongen en had zich achter een boom verborgen.

    Toen de rovers met hun buit weg waren, kwam ze op de plaats waar het gebeurd was en zag het ongeluk. Ze begon bitter te schreien en zei: "Wat zal ik arme nu beginnen, ik weet niet hoe ik uit het bos kom, er woont geen levende ziel in, ik zal zeker van honger omkomen."

    Ze liep heen en weer, zocht een uitweg, maar kon niets vinden.

    Het werd avond, ze ging onder een boom zitten, vroeg God om hulp, wilde daar blijven zitten en niet weggaan, wat er ook gebeurde. Maar toen zij daar een poos gezeten had, kwam er een wit duifje aangevlogen, met een klein, gouden sleuteltje in zijn snavel. Hij legde haar het sleuteltje in de hand en zei: "Zie je daar in de verte die grote boom? Daar hangt een klein slotje aan, dat kun je met het sleuteltje opendoen, daar zul je eten genoeg vinden en je hoeft geen honger meer te lijden."

    Toen ging ze naar de boom, ze deed het slot open en ze vond er melk in een schoteltje en wittebrood erbij om erin te brokkelen, zodat ze lekker kon eten. Toen ze genoeg had, zei ze: "Nu is het de tijd waarop de kippen thuis op stok gaan, ik ben zo moe, kon ik maar in mijn bed gaan liggen."

    Het duifje kwam dan ook weer aangevlogen, bracht een tweede gouden sleuteltje in z'n snavel en zei: "Doe de boom, die daar staat, maar open, dan zul je een bed vinden." Zij maakte ook dit slot open en vond een mooi, wit bedje: ze bad God, dat hij voor haar die nacht zou zorgen, ze ging liggen en sliep in.

    De volgende morgen kwam het duifje voor de derde keer, bracht weer een sleuteltje en sprak: "Maak nu die boom daar eens open, daar zul je kleren vinden." En toen ze het slot openmaakte, vond ze daar kleren met goud en edelstenen, zo heerlijk als geen koningskind er had. Zo leefde ze daar een poos, het duifje kwam elke dag en zorgde voor alles, wat ze nodig had, en 't was een rustig, goed leven.

    Eens echter kwam het duifje en zei: "Wil je iets doen om mij een plezier te doen?"

    "Graag," zei 't meisje.

    Het duifje zei: "Ik zal je naar een klein huisje brengen. Ga daar in, middenin, bij de haard, zit een oude vrouw; ze zal, 'goedendag' zeggen. Maar geef haar vooral geen antwoord, al begint ze nog zo vaak. Ga de kamer door aan haar rechterhand. Daar is een deur. Maak die open. Dan kom je in een kamer, waar een hoop ringen in allerlei soorten op een tafel liggen. Daar zijn prachtige bij, met fonkelende stenen. Maar laat ze liggen! Zoek er een heel eenvoudige uit; die is er ook wel bij, en breng die dan bij me, zo gauw als je kunt."

    Het meisje ging naar het huisje toe en ging de deur door. Ze zag er een oud mens zitten, dat grote ogen opzette en zei: "Goedendag, kindlief." Ze gaf haar geen antwoord en ging naar de deur toe. "Waarnaar toe?" riep ze en pakte haar bij haar rok en wilde haar vasthouden. "Het is mijn huis, daar mag niemand binnenkomen, als ik het niet hebben wil." Maar het meisje zweeg, maakte zich uit haar greep los en ging meteen de kamer in. Daar lag nu op tafel een massa ringen, ze glinsterden en schitterden haar in de ogen; ze wierp ze door elkaar en zocht de eenvoudige, maar ze kon hem niet vinden.

    Terwijl ze zo aan het zoeken was, zag ze het oude mens rondsluipen en een vogelkooi ter hand nemen waar ze mee weg wilde. Ze ging nu op haar toe, nam haar de kooi uit de hand, en toen ze hem ophief en erin keek, zat er een vogel in, die een eenvoudige ring in zijn snavel had. Ze nam die ring en liep er heel blij mee naar huis en dacht dat het witte duifje dadelijk komen zou om de ring te halen: maar het kwam niet.

    Ze leunde tegen de boom om op het duifje te wachten, maar terwijl ze daar stond, leek het of de boom zacht was, en buigzaam, en de takken zonken neer. En opeens bogen zich de takken om haar heen, en dat waren twee armen, en toen ze omkeek, was de boom een man geworden, die haar omvatte, haar kuste en zei: "Jij bent het, die me verlost hebt en uit de macht van het oude mens bevrijd. Ze is een boze heks. Ze had me betoverd in een boom, maar een paar uur lang was ik iedere dag een duif, en zolang ze de ring bezat, kon ik mijn mensengedaante niet meer terugkrijgen."

    Nu waren ook zijn bedienden en zijn paarden van de toverij verlost; ze had hen ook in bomen veranderd. Ze stonden nu naast hem. En zij reden weg naar zijn rijk, want hij was een prins; en ze trouwden en leefden gelukkig met elkaar.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De sprookjes van Grimm; volledige uitgave" vertaald door M.M. de Vries-Vogel.
               Unieboek BV - Van Holkema & Warendorf, Weesp, 1984.
               Oorspronkelijke titel: Die Alte im Wald
               Engelse tekst: The Old Woman in the Woods

    03-03-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:sprookjes
    » Reageer (12)
    02-03-2010
    nieuwsgierig héHet verenkleed van het Maanmeisje
    Het verenkleed van het Maanmeisje
    - Een lenteverhaal uit Japan -
    Het was lente, en langs het met pijnbomen bedekte strand van Mio werd het geluid van vogels gehoord. De blauwe zee danste en fonkelde in de zonneschijn, en Hairuko, een visser, zat daar neer om van het schitterende toneel te genieten. Terwijl hij dit deed, zag hij bij toeval een prachtig kleed van zuiver witte veren aan een pijnboom hangen.

    Toen Hairuko op het punt stond het kleed van de boom af te nemen, zag hij, dat een buitengewoon bekoorlijk meisje uit de zee naar hem toekwam, en hem vroeg, of hij haar het kleed wilde teruggeven.

    Hairuko keek met bijzondere bewondering naar het meisje en zei: "Ik vond het kleed en ben van plan het te houden, want het is een wonder, waardig om geplaatst te worden onder de schatten van Japan. Nee, ik kan het u bij mogelijkheid niet teruggeven."

    "Ach," riep het meisje diep ongelukkig. "Ik kan niet door de lucht vliegen zonder mijn kleed van veren; als u er dus bij blijft, dat u het wilt houden, kan ik nooit meer naar mijn hemels verblijf terugkeren. Ach, brave visser, ik smeek u, geef mij mijn kleed terug!"

    De visser, die wel een zeer hardvochtig man moet geweest zijn, wilde zich niet laten vermurwen. "Hoe meer u smeekt," zei hij, "des te meer ben ik besloten, te houden wat ik heb gevonden."

    Daarop antwoordde het meisje:
    "O, beste visser, spreek niet uit dat woord;
    Hebt u dan nooit van het vogeltje gehoord,
    Welks wieken zijn geknakt; kan 'k niet met veren prijken,
    Dan tracht ik te vergeefs den Hemel te bereiken."
    Na enige verdere besprekingen over dit onderwerp werd het hart van den visser enigszins vertederd. "Ik zal u uw kleed van veren teruggeven," zo sprak hij, "als u ogenblikkelijk voor mij wilt dansen."

    Daarop antwoordde het meisje: "Ik zal hier voor u de dans dansen, die het Paleis van de Maan doet ronddraaien, zodat zelfs een arme sterveling zijn geheimen leert kennen. Maar ik kan niet dansen zonder mijn veren."

    "Nee," zei de visser wantrouwend. "Als ik u dat kleed geef, zult u wegvliegen, zonder voor mij te hebben gedanst."

    Het meisje werd ontzettend boos over die opmerking. "Stervelingen mogen al hun beloften breken," zo sprak zij, "maar bij de Hemelse Wezens zijn bedrog en onoprechtheid niet bekend."

    Na het horen van die woorden schaamde zich de visser vreselijk, en zonder een woord te antwoorden, gaf hij het meisje het kleed van veren terug.

    Toen het meisje haar helder wit kleed had aangetrokken, tokkelde zij de snaren van een luit en begon te dansen, en terwijl zij danste en speelde, zong zij van vele vreemde en schone dingen in verband met haar verwijderde woning in de Maan. Zij zong van het reusachtige Paleis van de Maan, waarin dertig vorsten heersten, vijftien in witte gewaden, als de maanschijf vol was, en vijftien in het zwart, als de Maan afnam. Terwijl zij zong en speelde en danste, zegende zij Japan en drukte den wens uit: "Dat het voortdurend meer moge bloeien en groeien."

    De visser mocht zich niet lang verheugen in die vriendelijke vertoning van de bekwaamheid van het Maanmeisje, immers zeer spoedig klopten haar lieflijke voetjes niet langer het zand. Zij steeg op in de lucht, terwijl de witte veren van haar kleed flikkerden tegen de pijnbomen of tegen de blauwe lucht zelf. Zij steeg al hoger en hoger, nog steeds spelend en zingend, tot boven de toppen der bergen, al hoger en hoger, totdat haar gezang niet meer werd gehoord, en zij het schitterende paleis van de Maan bereikte.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Mythen & Legenden van Japan"
                door F. Hadland Davis.
                W. J. Thieme & Cie, Zutphen, 1917.

    02-03-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (11)


    Welkom bij saagje !
    Foto


    Laatste commentaren
  • Harden vol 1 (Rodolfo)
        op De mythe van Stinsterloo
  • Cheap Jerseys From China (Anthony)
        op De mythe van Stinsterloo
  • Lieve groetjes vanwege DEWESTHOEK (Annie & Rogier)
        op De boer en de duivel
  • Hallo Saagje,heel mooie story, (paolo)
        op De boer en de duivel
  • Piepelou Saagje (Jeske)
        op De boer en de duivel
  • Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Kribbelboekboek
  • Fijne midweek toegewenst
  • Lieve midweekgroetjes blogmaatje
  • Het blijft hier stil
  • Een fijne Donderdag gewenst
  • Voor alle Papa's en Opa's een fijne vaderdag gewenst

    bedankt voor de trouwe bezoekjes
    saagje


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    E-mail mij


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per week
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 05/12-11/12 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 14/03-20/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 04/10-10/10 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 20/09-26/09 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 02/08-08/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 19/07-25/07 2010
  • 12/07-18/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 21/06-27/06 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 29/06-05/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Welkom bij
    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!