Welkom bij saagje!
Foto
Inhoud blog
  • Het oude moedertje
  • De legende van de maïs
  • Mans van de Maone
  • De boer en de duivel
  • De twee advocaten(slot)
  • De twee advocaten
  • Het geitje Pak-me-dan
  • De natgeregende kabouter
  • De zeven heksen
  • Het aardmannetje van de Röhrerbühel 2
  • Het aardmannetje van de Röhrerbühel
  • Nikola staat borg
  • De vurige man van de Geute
  • De geschiedenis van de boerendochter Ketilrídur 2
  • De geschiedenis van de boerendochter Ketilrídur
  • Op reis gaan
  • De luie hasjverslaafde en zijn verstandige vrouw(vervolg)
  • De luie hasjverslaafde en zijn verstandige vrouw
  • Het toverfluitje en het toverhoedje (vervolg)
  • Het toverfluitje en het toverhoedje
  • Waarom de bomen in de herfst geel worden
  • Tijl Uilenspiegel en de paardenkoopman
  • De nimf Daphne
  • De geschiedenis van de reuzenkreeft
  • De toren van Medemblik
  • Theseus en Hippolytus
  • Duimedik
  • De vuurman van Soest
  • Maan, Djabu en de dood
  • De jakhals en de patrijs
  • Goudsbloempje
  • Afspraak is afspraak
  • Het spook van de Zeedijk
  • Rata's wonderbaarlijke reis-einde
  • Rata's wonderbaarlijke reis-vervolg
  • Rata's wonderbaarlijke reis
  • Waarom de hyacint maar zo kort bloeit
  • De citerspeler
  • Van een opgeverfde haan
  • Het land van moeder Soemba
  • Het zwanennest
  • De engel
  • De gebarsten emmer
  • De hondenmarkt van Boedapest (slot)
  • De hondenmarkt van Boedapest
  • Billy de coyote (slot)
  • Billy de coyote(vervolg)
  • Billy de coyote
  • Garuda
  • De dood van de sprookjesverteller
    Foto
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Hoofdpunten blog waaroemni
  • Kerstgroet
  • Luchtballonvaart
  • Paulus Potter
  • Sint-Elisabethsvloed
  • Willem Tell
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Categorieën
  • aardgeest (21)
  • avonturenverhaal (6)
  • dierenverhaal (5)
  • duivels (46)
  • fabels (57)
  • gedichten (1)
  • geesten (griezellen) (12)
  • heksen (52)
  • historisch verhaal (13)
  • historische sagen (35)
  • legende (42)
  • Luchtgeest (30)
  • Mythe (24)
  • parabel (7)
  • Plaaggeest (10)
  • sagen (87)
  • Sinterklaasverhalen (4)
  • sprookjes (118)
  • Tovenaars (38)
  • toverboeken (13)
  • volkssprookje (40)
  • volksverhalen (140)
  • vuurgeest (26)
  • watergeest (19)
  • weerwolven (15)
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    'VOLKSVERHALEN'

    problemen
    Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
    welkom!
    Problemen
    Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
    Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
    De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
    07-12-2010
    nieuwsgierig héDe banpalen en de dobbelaar
    De banpalen en de dobbelaar
    - Een sage uit Amstelveen over Amsterdam en Reinoud van Brederode -
    Vroeger bestond er nog geen Amsterdam of Amstelveen. Er was een ambachtsheerlijkheid dat Nieuwer-Amstel werd genoemd. Het centrum lag te Ouderkerk waar het slot stond waarin de heren van Amstel woonden. De heerlijkheid was behoorlijk groot: in het zuiden grensde het aan de huidige provincie Utrecht, in het westen strekte het zich uit tot Kennemerland en in het noorden tot aan het IJ. De oostgrens werd gevormd door de rivier de Amstel.

    Het huidige Amsterdam is dan ook ontstaan op grondgebied van Nieuwer-Amstel en dat betekent dat de hoofdstad elke centimeter grond ten zuiden van het IJ eigenlijk aan Amstelveen heeft weten te ontfutselen. Dat is zeker niet zonder strubbelingen verlopen.

    Het begon eind 13e eeuw. Het ambacht Nieuwer-Amstel was verdeeld in zogenaamde kwartieren: dat waren buurtschappen en nederzettingen die tezamen het ambacht vormden. Eén van die kwartieren was een nederzetting aan de oostzijde van de Amstel. In dat dijkdorp ontstond de behoefte om zich los te maken uit de administratieve en rechterlijke eenheid, waartoe het behoorde. Die behoefte ontstond ook bij de nederzetting aan de overkant van de rivier en beiden verenigden zich. In 1275 ontstond zo Amsterdam als zelfstandig ambacht en in 1300 werd aan dit ambacht stadsrechten verleend.

    Amsterdam werd steeds groter en probeerde steeds meer grondgebied en macht te bezitten. De stad annexeerde in de 14e en 15e eeuw regelmatig grondgebied van Nieuwer-Amstel. De ambachtsheren verzetten zich, maar zonder al te veel succes. De enige die echt de aanval kiest tegen Amsterdam en processen begint is Reinoud van Brederode (1492-1556). De onmiddellijke aanleiding tot de processen die hij ging voeren, was gelegen in het feit dat Amsterdam banpalen (voorzien van het stedelijk wapen) liet plaatsen binnen het gebied van de ambachtsheer. Hoewel deze volgens Amsterdam slechts moesten dienen om de grens van het ban- en vangrecht aan te geven, was het voor de heer van Brederode onverdraaglijk het wapen van Amsterdam binnen zijn jurisdictie te moeten dulden. Amsterdam had namelijk in 1489 van hertog Maximiliaan het privilege verkregen om ruim 5 km buiten de eigen grenzen misdadigers en bannelingen op te pakken zonder inmenging van Nieuwer-Amstel.

    Reinoud verklaart grote delen van Amsterdam als zijn rechtsgebied en eist teruggave van wat zijn voorouders ontnomen was. Het wordt een proces dat jarenlang sleept; over allerlei kleinigheden ontstonden steeds maar weer nieuwe processen. Nu eens eist Reinoud schot (belasting) van mensen die in de stad wonen, dan weer verbiedt hij zijn boeren om boter, kaas, ganzen en hoenders naar de markt van Amsterdam te brengen.

    Het voeren van al die processen kost Amsterdam handen vol geld en de regenten zoeken een oplossing. Ze proberen de ambachtsheerlijkheid in bezit te krijgen zodat ze voor altijd van de aanspraken verlost zullen zijn. Herhaaldelijk probeert het stadsbestuur dan ook om de heerlijkheid aan te kopen, maar slaagt daar niet in door onwil van de heer van Brederode.

    Reinoud van Brederode was echter 'seer genegen tot dronkenschap ende spelen'. En van deze eigenschap hebben de regenten gebruik gemaakt door hem bij het dobbelspel grote bedragen te laten verliezen. Opgewonden geraakt door zijn tegenslag, zocht hij naar nieuwe inzetmogelijkheden. En toen heeft iemand die daarvoor opdracht had gekregen van de burgemeester een grote hoeveelheid geld voor hem neergelegd en gezegd dat hij zijn jurisdictie moest inzetten. Beneveld door de wijn en geprikkeld door voorgaande verliezen deed Reinoud dat dan ook. Hij hoopte op revanche, maar hij verloor het dobbelspel. En toen werd er dadelijk een secretaris en een getuige geroepen en werd er een akte opgesteld. En die akte werd door de heer van Brederode ondertekend en terstond verzegeld.

    Toen Reinoud de volgende dag wakker werd en ontnuchterd was, had hij spijt van wat er gebeurd was. Hij probeerde de akte terug te krijgen. Hij smeekte het hof de heerlijkheid aan hem terug te geven, omdat 'men dat wat een edelman geërfd heeft niet zomaar kan ontvreemden'. Hij was zelfs bereid er een flinke som geld voor te betalen... Maar tevergeefs!

    De regenten van Amsterdam hadden de akte al aan de Graaf van Holland gestuurd en die had hem inmiddels getekend en goedgekeurd. En zo heeft Amsterdam met spelen verkregen wat zij nooit met kopen kon verwerven.

    Dit is gebeurd op 15 juni 1529. Reinoud kreeg voor de heerlijkheid Amstelveen 3000 Carolusguldens en een eeuwigdurende jaarlijks rente van 560 pond. De zoon van Reinoud, de beroemde Hendrik van Brederode, doet de stad in 1560 nog een proces aan, omdat zijn vader door Amsterdam zou zijn bedrogen. Dit echter zonder succes. Het lukt Amsterdam zelfs de jaarlijks renteverplichtingen af te kopen voor 12.000 gulden.

    De oude Amsterdamse banpalen staan nog altijd in Amstelveen.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : - Geschreven door de redactie van de Volksverhalen Almanak aan de hand van
               "Amstelveen, acht eeuwen geschiedenis" door Mr. J.W. Groesbeek, 1966.
               - www.beleven.org

    07-12-2010 om 00:11 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:historische sagen
    » Reageer (9)
    06-12-2010
    nieuwsgierig héDe kabouters 3
    De kabouters 3
    - Een sprookje van de gebroeders Grimm -
    Er was eens een jong moedertje, en de kabouters hadden haar kind uit de wieg gestolen en er een wisselkind voor in de plaats gelegd, eentje met een dikke kop en starre ogen, dat niets deed dan eten en drinken. In haar droefheid ging het moedertje naar de buurvrouw en vroeg om raad. De buurvrouw zei: dat ze ‘t wisselkind naar de keuken moest brengen, bij de haard zetten, vuur aanleggen, en water koken in twee eierschalen; dat maakte ‘t wisselkind aan ‘t lachen; en als ‘t lachte was ‘t met hem gedaan. De vrouw deed precies wat de buurvrouw gezegd had. Toen ze de eierschalen vol water op ‘t vuur had gezet, sprak de dikkop:
    "Nu ben ik zo oud,
    als het Westerwoud,
    maar ik heb nog nooit iemand gezien,
    die kookte in eierschalen!"
    En toen begon hij te lachen. Terwijl hij lachte, kwam er opeens een hele massa kaboutertjes, en ze brachten het goede kind terug, zetten dat bij de haard en namen het wisselkind mee.


                                              * * * einde * * *
    Bron : - "De sprookjes van Grimm; volledige uitgave" vertaald door M.M. de Vries-Vogel.
               Unieboek BV - Van Holkema & Warendorf, Weesp, 1984.
               - www.beleven.org

    06-12-2010 om 00:05 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:sprookjes
    » Reageer (19)
    05-12-2010
    nieuwsgierig héDe ongelovige koning (vervolg)
    De ongelovige koning (vervolg)
    - Een sprookje over Sinterklaas geschreven door Frans Schobbe -
    De volgende ochtend ging de staljongen naar de stal om het zwarte paard van de koning te zadelen voor het dagelijkse ritje van de koning. Hij kwam de stal binnen en kreeg de schrik van zijn leven. Alle vier de benen van het paard waren verdwenen. Het arme beest lag op zijn buik droevig te hinniken.

    De staljongen haastte zich naar de koning en die vroeg: "Staljongen wat kom jij hier doen, jij hoort in de stal en niet in mijn mooie zaal."

    "Majesteit er is iets vreselijks gebeurd daarom kom ik zelf naar u toe," zei de jongen bibberend van angst.

    "Nou vertel op," zei de koning nors.

    "Majesteit, u kunt vandaag niet uit gaan rijden."

    "Natuurlijk wel, ik ben de koning en ik doe wat ik wil."

    "Maar majesteit, de benen van uw paard zijn verdwenen."

    "Wat zeg je daar, de benen van mijn paard verdwenen? Dat kan niet."

    "Komt u zelf maar kijken, majesteit, het is echt waar," zei de staljongen.

    De koning stapte naar de stal zo snel hij dat kon zonder te rennen (een koning rent natuurlijk nooit). En daar zag hij dat het waar was. Daar lag zijn lievelingspaard, zonder benen in het stro. De koning moest er bijna om huilen. Hij vroeg de wijze raadsheren om raad, liet de beste dokters er naar kijken. Niemand kon helpen. De benen waren gewoon verdwenen en het paard kon niet meer lopen. Het was uit met de dagelijkse fijne ritjes door het park en de duinen.

    Aldobert was helemaal uit zijn doen. Hij sliep slecht en had een rothumeur. Zelfs tegen de koningin deed hij lelijk. Wekenlang duurde het al en nog waren de benen niet weer aangegroeid. De koning was wanhopig.

    Toen verscheen er weer een vreemde man bij de poort van het kasteel. Een heel oude man op een schimmel. Hij wilde de koning spreken over zijn paard. Aldobert vroeg aan de oude man met zijn lange witte baard wat er mis was met zijn zwarte hengst. De oude man zei: "Majesteit, als u gelooft in Sint Nicolaas en in zijn zwarte Pieten. Als u gelooft dat er voor alle kinderen kadootjes in de zak zitten en als u gelooft dat de schimmel over de daken kan lopen dan komen ook de benen weer terug."

    "Ik geloof het pas als ik het zelf zie," zei de koning.

    "Het zij zo," zei de oude man en hij reed weg op zijn schimmel.

    De volgende dag kwam de vuurtorenwachter melden dat er een heel grote stoomboot aankwam over zee en dat hij vol hing met slingers en dat er honderden zwarte Pieten op dansten. De koning wilde dat met eigen ogen zien en ging naar de haven, te voet nog wel.

    Daar kwam de stoomboot de haven binnen varen. Het schip legde aan en alle kinderen van de stad zongen uit volle borst "Zie ginds komt de stoomboot." De koning zong niet mee.

    Sinterklaas kwam aan land en ging naar de koning toe. Hij vroeg: "Dag majesteit, weet u wie ik ben?"

    "Ja, u bent Sint Nicolaas, maar u bestaat niet," zei de koning.

    "Geef mij maar eens een hand," zei Sinterklaas, "dan zult u zien dat ik wel degelijk besta. Hij stak zijn hand uit en de koning stak ook voorzichtig zijn hand uit. Toen hij de heilige zijn hand schudde wist hij dat Sinterklaas wel degelijk bestaat. Op dat moment plopte er in de stal weer een been tevoorschijn aan het zwarte paard van de koning.

    Toen wenkte Sinterklaas de zwarte Piet die de zak van Sinterklaas droeg. Die zette de zak voor de Goedheiligman neer. "Kijk er maar eens in," zei Sinterklaas tegen Aldobert. Toen de koning in de zak keek zag hij duizenden en duizenden cadeautjes. Grote, kleine, goedkope en dure, voor jongens en voor meisjes. Voor alle kinderen van het land. Toen geloofde hij dat het echt kon. Alle cadeautjes in één zak. In de stal plopte weer een been tevoorschijn.

    Toen klapte Sint Nicolaas in zijn handen en honderden Pieten buitelden van de boot af, dansten, sprongen, klommen langs lantaarnpalen, regenpijpen en masten. Ze liepen over daken, sprongen op schoorstenen en verdwenen er in. Ze waren overal tegelijk en Aldobert dacht: "Die Pieten bestaan dus wel degelijk." Plop, ging het voor de derde keer.

    Daar bracht de Hoofdpiet het paard van Sinterklaas van boord en gaf de teugels aan Sint. Die werd door drie Pieten in het zadel geholpen en toen sprong het paard vooruit en voordat de koning met zijn ogen kon knipperen sprong de schimmel over de daken en de stegen van zijn stad. Toen hij het zag geloofde hij. 'Plop' klonk het en het zwarte paard van de koning kon weer lopen. Het was zo blij dat het meteen naar de haven galoppeerde en vrolijk hinnikte toen het de koning zag. Die was zo blij dat hij Sint uitnodigde in zijn paleis. Naast elkaar reden ze door de stad. Een wit paard en een zwart paard.

    Overal in het land werd een groot feest gevierd met muziek, slingers, snoepgoed en limonade. En voortaan werd dat elk jaar gedaan op de verjaardag van de Sint. En de grootste feestvierder was Aldobert de koning. En ook de prinsjes en prinsesjes kregen voortaan Sinterklaascadeautjes.


                                            * * * einde * * *
    Bron : - www.beleven.org

    05-12-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Sinterklaasverhalen
    » Reageer (8)
    04-12-2010
    nieuwsgierig héDe ongelovige koning
    De ongelovige koning
    - Een sprookje over Sinterklaas geschreven door Frans Schobbe -
    Nog niet zo heel lang geleden niet zo ver hier vandaan woonde eens een koning. Zijn naam was koning Aldobert en naar hem was ook de hoofdstad genoemd. Aldoberta lag aan de zee en bij de duinen stond een hoge rood wit gestreepte vuurtoren om de schepen veilig naar de grote haven te loodsen. Koning Aldobert had vier dochters en drie zonen. Maar hij hield niet van fratsen en geldverspilling dus kregen ze geen cadeautjes en was er nooit een feest in het land. Want dat kostte alleen maar geld. Ja, het was een mooi land maar erg vrolijk ging het er niet aan toe.

    Koning Aldobert had wel één ding waar hij niet van af wilde zien en dat was zijn dagelijkse ritje op zijn meest kostbare bezit: zijn rijpaard. Het was een prachtig zwart ros dat glansde als een meer in het maanlicht. En wat er ook gebeurde, of het regende of sneeuwde de koning maakte elke dag een ritje. Dan reed hij door het Koninklijke park en door de Koninklijke duinen en stalde zijn paard na afloop in de Koninklijke stallen.

    Op een dag kwam er een man aan de poort van het kasteel. Hij klopte aan en de poortwachter opende het luikje. Daar stond een vreemde meneer met een fel gekleurd pak aan. Hij droeg een groene pofbroek, een rode fluwelen korte jas en een grote witte kraag. Op zijn hoofd een grote blauwgekleurde pet met een gele veer. En de man was zo bruin als melkchocolade.

    "Dag meneer de poortwachter," zei de vreemde man, "Ik kom hier met een boodschap voor de koning. Wilt u mij binnen laten."

    "Wat voor boodschap is dat? Vroeg de poortwachter.

    "Een belangrijke brief voor de majesteit."

    "Nou kom maar binnen dan," zei de poortwachter en hij liet de vreemde man binnen.

    Hij werd bij koning Aldobert gebracht en die vond het ook maar een vreemde meneer.

    "Wat komt u doen, meneer," vroeg de koning.

    "Majesteit, ik breng u hier een brief van Sint Nicolaas uit Spanje. Het is heel goed nieuws."

    De koning las de brief en vond het helemaal geen goed nieuws. Sint Nicolaas had zijn hoofdstad uitgekozen om dit jaar aan te komen uit Spanje. Dat betekende groot feest, slingers, muziek, cadeautjes voor alle kinderen en honderden zwarte Pieten op de daken. En dat wilde Aldobert allemaal niet. Hij keek helemaal niet blij en zei: "Luister eens meneer. Ik geloof helemaal niet in die Sint Nicolaas van jou, hij bestaat helemaal niet en hij heeft ook geen grote zak met kadootjes voor alle kinderen. Die zwarte Pieten bestaan ook niet. En dat witte paard kan zeker niet over de daken lopen. Zo, en daarmee uit. Gaat u maar weer weg meneer, ik wil u niet meer zien."

    En zo moest de briefbrenger terug naar Spanje met slecht nieuws voor de Sint.


                                        * * * wordt vervolgd * * *
    Bron : - www.beleven.org

    04-12-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Sinterklaasverhalen
    » Reageer (10)
    03-12-2010
    nieuwsgierig héTwee moeders
    Twee moeders
    - Een Surinaamse fabel over moeder Schildpad en moeder Hagedis -
    Lang geleden leefden er eens twee vrouwen die dikke maatjes waren. De een was Moeder Schildpad en de ander was Moeder Hagedis. Ze hadden allebei een dochtertje. Als Moeder Schildpad uit wilde gaan, boodschappen moest doen, naar een feestie wilde, dan paste Moeder Hagedis op de beide kleintjes en als Moeder Hagedis uit wilde gaan, dan riep Moeder Schildpad: "Breng je dochtertje maar bij mij." Maar... er was één probleem. Volgens Moeder Schildpad vond iedereen het dochtertje van Moeder Hagedis mooier dan haar eigen dochtertje en op de lange duur vond zij dat zelf ook.

    Op een dag had Moeder Hagedis haar dochtertje weer bij Moeder Schildpad gebracht, want zij wilde even rustig de stad in. Toen zij na een paar uur terugkwam om haar dochtertje op te halen, zei Moeder Schildpad verbaasd: "Ze is hier niet. Hoe kom je erbij dat ze hier zou zijn... Je bent vandaag niet langs geweest. Je weet dat ik graag voor je oppas, maar we hebben vandaag niets afgesproken."

    Moeder Hagedis wist niet hoe zij het had. Ze moest ervan stotteren: "Maa... maa... maar ik heb haar zelf bij je gebracht." - "Hoe laat dan?" - "Om... om... om twee uur." - "Ik was niet eens thuis om twee uur," loog Moeder Schildpad. "Ma... ma... mag ik dan even in je huisje rondkijken?" vroeg Moeder Hagedis ten einde raad. "Vertrouw je me niet?" zei Moeder Schildpad verontwaardigd. "Als ik zeg dat ze hier niet is, dan is ze hier niet." - "I... i... ik kom terug," zei Moeder Hagedis. "I... i... ik ga naar onze Koningin." - "Dan ga ik mee," zei Moeder Schildpad en ze trok de deur achter zich dicht en liet de twee kleintjes alleen achter.

    Moeder Hagedis liep zoals gewoonlijk veel vlugger dan Moeder Schildpad en kwam als eerste bij de Koningin aan. Huilend vertelde zij het hele verhaal. "Bewaar je tranen voor later," zei de Koningin. "Laten we op Moeder Schildpad wachten."

    Wel een half uur later arriveerde Moeder Schildpad, die tegenover de Koningin volhield dat zij het dochtertje van Moeder Hagedis die dag niet had gezien. "Dan weet ik het ook niet," zei de Koningin, "maar we kunnen een proef doen. Hier staan twee tobbes. Wie haar tobbe het eerst met tranen vult, heeft volgens mij gelijk." Weer barstte Moeder Hagedis in snikken uit en zij huilde en huilde tot... haar tobbe overliep van haar tranen.

    Maar hoe Moeder Schildpad ook haar best deed om te huilen, er kwam geen traantje te voorschijn. Zij wreef in haar ogen, kneep ze samen, trok de raarste gezichten, maar geen druppeltje te zien!

    "Het bewijs is geleverd!" riep de Koningin. "Beken maar, Moeder Schildpad. Waar is het dochtertje van Moeder Hagedis?" - "Bij mij," zei Moeder Schildpad heel zachtjes en bij de gedachte dat zij het kleintje van Moeder Hagedis terug moest geven, schoten de tranen opeens in haar ogen.

    Nu weet je waarom schildpadden altijd met vochtige ogen rondlopen.


                                              * * * EINDE * * *
    Bron : - "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Dieren. Dierenverhalen uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase,
                Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie"
               Lemniscaat, Rotterdam, 1990.
               - www.beleven.org

    03-12-2010 om 00:46 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:fabels
    » Reageer (19)
    02-12-2010
    nieuwsgierig héDe aap die de mensen benijdde (vervolg)
    De aap die de mensen benijdde (vervolg)
    - Een Egyptisch moraalsprookje over trots en ijdelheid -
    De wijze man antwoordde vriendelijk: "Aapje, er zal een tijd komen dat alle dieren in dit woud mensen zijn. Wees niet zo ongeduldig. Als je tijd gekomen is zul je je apenfamilie verlaten en de eenzaamheid van de mens leren kennen. Probeer nu liever alles te weten te komen wat een aap moet weten. Dat is de vlugste manier om een beetje wijzer te worden. En draag toch niet je staart over je arm! Als je niet gebruikt wat de goede god je gegeven heelt, dan zul je binnenkort huilen van ellende dat je hem niet meer hebt."

    Het aapje werd heel boos. Hij dacht nog steeds dat mensen een bijzonder soort apen waren, die zich alleen te trots voelden om met hem te spelen. Precies zoals hij zich te groot voelde om met zijn zusjes om te gaan. En hij gaf de man een heel eigenwijs antwoord en rende het bos in.

    Op een goede dag wandelde hij langs de rivier (nog altijd met zijn staart over zijn arm) en zag daar een man die een vlot voortpeddelde. Opgetogen riep hij: "Dat ga ik ook doen, dan zullen zij eindelijk geloven dat ik net zo'n aap ben als zij." Hij klom in een boom, keek naar beneden, zag een mooie dikke boomstam drijven en... hup! hij sprong er bovenop. Maar de stam begon plotseling te bewegen en werd groter en groter... Plotseling opende hij twee felle ogen die het aapje strak aankeken. En toen wist hij dat het een reusachtige krokodil was! Hij schrok zo hevig dat hij in het water sprong en wegzwom, zo vlug hij kon. Maar net toen hij de oever bereikte beet de krokodil zijn hele staart eraf! Jankend liep hij naar huis, naar zijn moeder. En alle aapjes (met wie hij in zijn domme trots nooit had willen spelen) wezen hem na en bespotten hem. Niemand had medelijden met hem behalve zijn moeder die, ondanks zijn ijdelheid, natuurlijk toch veel van hem hield.

    Kort daarna woedde er een vreselijke storm en de boom waarin de apenfamilie huisde zwaaide zo hevig heen en weer, dat het arme aapje, dat geen staart meer had om zich stevig aan een tak vast te houden, met een plof naar beneden viel. Hij kwam op zijn kleine apenkop terecht en was dood.

    Maar ziet, voordat een jaar was voorbijgegaan werd hij opnieuw geboren, in dezelfde moeder. Al heel jong kon hij aan zijn staart schommelen, sneller en hoger dan zijn moeder ooit bij haar kinderen had beleefd. En het kleintje luisterde heel goed naar alles wat zij hem vertelde. Zo werd hij al gauw de flinkste en aardigste aap van het hele bos.

    Hij wist nu voorgoed dat wijsheid en geluk alleen verkregen kunnen worden wanneer je als kind goed naar je moeder luistert en later precies wilt doen wat de lieve god voor je heeft bepaald.

                                            * * * einde * * *
    Bron : - "De scharlaken vis. Egyptische sprookjes" door Joan Grant. Nederlandse bewerking door Marijke van Raephorst.
               Oorspronkelijke titel: 'The Scarlet Fish and other stories' verschenen bij Methuen & Co. London (1942).
               Uitgeverij Ankh-Hermes, Deventer, 1973. ISBN: 90202-45-414
               - www.beleven.org

    02-12-2010 om 00:18 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volkssprookje
    » Reageer (9)
    01-12-2010
    nieuwsgierig héDe aap die de mensen benijdde
    De aap die de mensen benijdde
    - Een Egyptisch moraalsprookje over trots en ijdelheid -
    Lang, lang geleden leefde in de kruin van een hoge boom, midden in een donker woud, een apenfamilie. Vader en moeder aap bezaten twee dochters en een kleine zoon. De meisjes waren lieve kinderen die goed naar alles luisterden wat hun moeder vertelde: hoe ze aan hun staart konden schommelen, hoe ze altijd op de dunne takken moesten blijven, die nooit het gewicht zouden kunnen dragen van een of ander gevaarlijk beest dat hen kwaad zou willen doen. Zij vertelde haar kinderen ook welke vruchten ze mochten eten en van welke soorten ze ziek zouden worden. En vooral: hoe zij met duim en vinger hun vacht zó goed konden afzoeken naar vlooien en andere boosdoeners, dat ze altijd schoon en glanzend zou zijn.

    Maar het jongensaapje luisterde nooit naar haar. Het vond zichzelf de knapste aap in het hele bos en het voelde zich ook te groot om met zijn zusjes te spelen. Meestal maakte hij helemaal alleen tochtjes over de toppen van de bomen.

    Eens vond hij op een grote open plek in het bos een paar menselijke wezens. Hij dacht dat het een bijzonder soort apen was, waarvan hij nooit eerder had gehoord en hij zei tot zichzelf: zij zijn mijn eigen soortgenoten en ik wil mij net zo gedragen als zij. Hij merkte wel dat ze geen staart hadden en daarom nam hij zijn eigen staart losjes over zijn arm, alsof hij een pakje droeg. Maar omdat hij net bezig was naar boven te klimmen, viel hij telkens uit de boom en bezeerde zich lelijk. Vreemd is dat, dacht hij alleen. Ook zag hij dat die bijzondere apen geen haar op hun lichaam hadden, dus probeerde hij zijn eigen mooie, bruine haren uit te trekken, om zo meer op hen te lijken. Maar met die onbehaarde huid ging hij er zó kaal en ziekelijk uitzien en hij kreeg het zó koud, dat hij er maar mee ophield.

    Op een dag zag hij een van de menselijke wezens alleen in het bos. Vlug liep hij naar hem toe en zei: "O, wat zou ik graag bij uw apenfamilie horen!"

    Toevallig zei hij dit tegen een wijze man die de taal der apen verstond.

    "Wij zijn geen apen," antwoordde hij, "wij zijn mensen."

    "Wel," zei het aapje brutaal, "dan wil ik ook een mens zijn!"


                                        * * * wordt vervolgd * * *
    Bron : - "De scharlaken vis. Egyptische sprookjes" door Joan Grant. Nederlandse bewerking door Marijke van Raephorst.
               Oorspronkelijke titel: 'The Scarlet Fish and other stories' verschenen bij Methuen & Co. London (1942).
               Uitgeverij Ankh-Hermes, Deventer, 1973. ISBN: 90202-45-414
               - www.beleven.org

    01-12-2010 om 00:13 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volkssprookje
    » Reageer (15)
    30-11-2010
    nieuwsgierig héDe kabouters 2
    De kabouters 2
    - Een sprookje van de gebroeders Grimm -
    Er was eens een arm dienstmeisje. Ze was vlijtig en netjes en ze veegde elke dag het hele huis en schudde alle vuil op een grote vuilnishoop voor de deur. Op een morgen, toen ze juist weer aan ‘t werk zou gaan, vond ze een brief op die vuilnishoop. Ze kon niet lezen, ze zette haar bezem in de hoek en bracht de brief aan haar meesters, en het was een uitnodiging van de kabouters; ze vroegen haar om voor hen een kind ten doop te houden. Het meisje wist niet, wat ze doen zou, eindelijk na veel overreden en omdat ze tegen haar zeiden, dat men zoiets niet weigeren mag, stemde ze toe. Toen kwamen er drie kaboutertjes, en die brachten haar naar een holle berg, waarin de kabouters wonen. Alles was daar heel klein, maar zo sierlijk en zo rijk, dat het niet te zeggen is. De jonge moeder lag in een bed van zwart ebbenhout, met knoppen van parels; de dekens waren met goud doorstikt, de wieg was van ivoor, en er was een gouden badje. Het meisje hield het kind ten doop, en wilde toen weer naar huis. Maar de kabouters vroegen haar dringend, nog drie dagen te blijven. Nu, dat deed ze, en ze had een vrolijke, feestelijke tijd, en ze deden alles om haar plezier te doen. Eindelijk wilde ze weer terug, toen stopten ze haar alle zakken vol met goud, en brachten haar toen de berg uit. Ze kwam thuis, wilde weer aan ‘t werk gaan, nam de bezem weer uit de hoek en begon te vegen. Opeens kwamen er vreemde mannen ‘t huis uit. Ze vroegen wie ze was, en wat ze daar deed. Het waren geen drie dagen, zoals ze gedacht had, maar ze was zeven jaar bij de kabouters in de berg geweest; en de vorige meesters waren al lang overleden.

                                              * * * einde * * *
    Bron : - "De sprookjes van Grimm; volledige uitgave" vertaald door M.M. de Vries-Vogel.
               Unieboek BV - Van Holkema & Warendorf, Weesp, 1984.
               - www.beleven.org

    30-11-2010 om 00:16 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:sprookjes
    » Reageer (17)
    29-11-2010
    nieuwsgierig héDe kabouters 1
    De kabouters 1
    - Een sprookje van de gebroeders Grimm -
    Er was eens een schoenmaker. Die was buiten zijn schuld zo arm geworden, dat hem tenslotte niets meer overbleef dan leer voor één enkel paar schoenen. Nu sneed hij ‘s avonds de schoenen, om ze de volgende morgen te naaien. En omdat hij een goed geweten had, ging hij rustig naar bed, bad tot God en sliep in. ‘s Morgens deed hij weer zijn morgengebed, zette zich aan zijn werktafel, - daar stonden de schoenen al helemaal klaar!

    Hij verbaasde zich erover en wist niet, hoe hij het had. Hij nam de schoenen in zijn hand, om ze beter te bekijken; ze waren zo mooi genaaid, dat er geen steekje verkeerd was, juist alsof het als meesterstuk moest dienen. En kort daarop kwam een koper en omdat hij de schoenen zo bijzonder goed vond, betaalde hij er meer voor dan gewoonlijk, en voor dat geld kon de schoenmaker leer kopen voor twee paar schoenen, ‘s Avonds sneed hij ze, en hij wilde de volgende morgen met frisse moed gaan naaien - maar dat hoefde niet: want bij het opstaan waren ze allebei al klaar, en kopers bleven ook niet uit; en ze gaven hem zo veel, dat hij leer kon inkopen voor vier paren.

    ‘s Morgens vroeg vond hij ook die vier paren klaar, en zo ging het maar altijd door, wat hij ‘s avonds gesneden had, was de volgende morgen al geheel verwerkt, zodat hij al gauw uit zijn moeilijkheden was en daarna tenslotte een vermogend man werd. Nu gebeurde het op een avond, kort voor Kerstmis, toen hij weer al het snijwerk voor de volgende dag had gedaan, dat hij voor ‘t naar bed gaan tegen zijn vrouw zei: "Wat denk je, zouden we vannacht niet eens opblijven om te kijken, wie het eigenlijk is die ons zo de helpende hand reikt?" De vrouw was het ermee eens, en ze stak een lamp aan, ze verborgen zich in een hoek van de kamer, achter kleren die daar hingen, en ze bleven opletten. Het werd middernacht. Daar opeens kwamen twee kleine, naakte mannetjes, gingen zitten aan de schoenmakerstaf el, haalden al de gesneden stukken leer naar zich toe en begonnen met hun vingertjes zo handig te prikken, te naaien, te kloppen, dat de schoenmaker er z’n ogen niet vanaf kon houden. Ze hielden niet op voor alles klaar was, en op een rij op tafel stond, en toen hupten ze vlug weg.

    De volgende morgen zei de vrouw: "Die kleine mannekes hebben ons rijk gemaakt, daar moesten we ons toch erkentelijk voor tonen. Ze lopen maar zo rond, ze hebben helemaal niets aan, en zullen ‘t zo koud hebben. Weet je wat? Ik zal een paar hemdjes breien, maak jij er dan voor ieder een paar schoentjes bij." De man zei: "Mij best." En toen ze op een avond alles klaar hadden, zetten ze dat alles in plaats van ‘t gesneden leer, bij elkaar op tafel, en verstopten zich toen om te kunnen zien, hoe de mannekes dat zouden opnemen. Klokslag middernacht kwamen ze aangehuppeld, en ze wilden meteen aan ‘t werk gaan; maar ze vonden geen stukken leer, maar leuke kleertjes. Eerst waren ze verbaasd, toen toonden ze zich dolblij. In een wip hadden ze alles aangetrokken, maakten de mooie kleertjes precies vast, en ze zongen:
    "Zijn onze kleren niet sierlijk en fijn?
    En zouden we dan nog schoenmakers zijn?"
    Toen huppelden ze en dansten en sprongen over stoelen en banken. En eindelijk dansten ze de deur uit. Sinds die tijd zijn ze niet meer gekomen. Maar de schoenmaker had het goed zolang hij leefde, en alles wat hij begon, lukte hem.


                                              * * * einde * * *
    Bron : - "De sprookjes van Grimm; volledige uitgave" vertaald door M.M. de Vries-Vogel.
               Unieboek BV - Van Holkema & Warendorf, Weesp, 1984.
               - www.beleven.org

    29-11-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:sprookjes
    » Reageer (13)
    28-11-2010
    nieuwsgierig héDe stopnaald (vervolg)
    De stopnaald (vervolg)
    - Andersen geeft zelfs de nietigste dingen menselijke eigenschappen -
    Op zekere dag was er iets prachtig-blinkends vlakbij, en toen dacht de stopnaald dat het een diamant was, maar het was een flessenscherf en omdat zij glinsterde begon de stopnaald een gesprek en stelde zich voor als broche. "U bent zeker een diamant?"

    "Ja, zo iets ben ik!" En toen dachten zij van elkaar dat ze echte kostbaarheden waren en ze vertelden elkaar hoe de wereld vol hoogmoed was.

    "Ja, ik heb in een doosje gewoond bij een juffrouw!" zei de stopnaald, "en die juffrouw was keukenmeid; aan iedere hand had ze vijf vingers, maar zo iets ijdels als die vijf vingers heb ik nog nooit gezien, en ze waren er toch voor niets anders dan om mij vast te houden, mij uit het doosje te nemen en mij er weer in te leggen."

    "Glinsterden ze ook?" vroeg de scherf.

    "Glinsteren!" riep de stopnaald, "nee, hoogmoed was het! Ze waren met zijn vijven, broers, allen geboren Vingers; ofschoon ze van verschillende lengte waren stonden zij toch stevig naast elkaar in de rij: aan het eind Duim, die was kort en dik, hij viel iets uit het gelid en ook had hij maar één knik in de rug, hij kon maar éénmaal bukken, maar hij zei dat als hij werd afgehouwen de hele man ongeschikt werd voor de krijgs-dienst; Likkepot kwam zowel in zoet als in zuur, wees naar de zon en naar de maan, en hij was het die op de penhouder drukte; Langelot keek de anderen over het hoofd; Ringeling had een gouden ring om zijn buik en het kleine ding voerde niets uit en daar was het trots op. Aanstellerij was het en bleef het, en toen viel ik in het waswater!"

    "Kijk, nu komt ze vooruit!" zei de stopnaald toen er meer water in de goot kwam, die overstroomde en de scherf meesleepte. "Kijk, nu komt ze vooruit!" zei de stop-naald, "ik blijf zitten, ik ben te fijn maar dat is mijn trots en dat is achtenswaardig!" En toen zat zij recht overeind en in diepe gedachten.

    "Tk zou bijna geloven dat ik van een zonnestraal afstam, zo fijn ben ik! Zoekt soms de.ïn mij niet altijd onder het water. Ach, ik ben zo fijn dat mijn moeder mij niet kan vinden; als ik mijn oude oog dat brak nog had, dan geloof ik dat ik zou kunnen huilen. Maar ik zou het toch niet doen, huilen is niet netjes!"

    Op zekere dag lagen er een paar straatjongens in de goot te wroeten, waar ze oude spijkers, stuivertjes en dergelijke dingen vonden. Het was een vreselijk geknoei, maar daar hadden zij plezier in.

    "Au!" zei de een, hij prikte zich aan de stopnaald. "Dat is een hele kerel!"

    "Ik ben geen kerel, ik ben een jonkvrouwe!" zei de stopnaald, maar niemand luisterde ernaar, het lak was eraf gegaan en zij was zwart geworden, maar zwart maakt dunner en toen dacht zij dat zij nog fijner was dan vroeger.

    "Daar komt een eierdop aanvaren!" zeiden de jongens, en toen staken zij de stop-naald in de dop vast.

    "Witte muren en zelf zwart!" zei de stopnaald, "dat kleedt! Nu kan men mij goed zien. Als ik nu maar niet zeeziek word, want dan breek ik!" Maar zij werd niet zeeziek en zij brak niet.

    "Het is goed tegen zeeziekte een stalen maag te hebben en er altijd aan te denken dat men toch nog iets meer is dan een mens. Bij mij is het nu over. Hoe fijner men is, hoe meer men kan uithouden!"

    "Krak!" zei de eierdop, er ging een hele wagenlading over hem heen. "Hu, wat drukt dat!" zei de stopnaald, "nu word ik toch zeeziek! Ik breek! Ik breek!" Maar zij brak niet, al ging er ook een wagenlading over haar heen; zij lag in de lengte — en daar mag zij blijven liggen!


                                            * * * einde * * *
    Bron : - "Hans Christian Andersen - Sprookjes en verhalen" opnieuw uit het Deens vertaald door Dr. Annelies van Hees.
               - Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 1997.
               - www.beleven.org

    28-11-2010 om 00:05 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volkssprookje
    » Reageer (7)
    27-11-2010
    nieuwsgierig héDe stopnaald
    De stopnaald
    - Andersen geeft zelfs de nietigste dingen menselijke eigenschappen -
    Er was eens een stopnaald die zich zo verschrikkelijk voelde, dat ze zich verbeeldde een naainaald te zijn.

    "Kijk maar eens goed wat je vasthoudt!" zei de stopnaald tot de vingers die haar te voorschijn haalden. "Verlies me niet! Als ik op de grond val word ik misschien nooit teruggevonden, zo fijn ben ik!"

    "Er zijn grenzen!" zeiden de vingers en toen pakten ze haar stevig beet.

    "Kijk, ik kom met groot gevolg!" zei de stopnaald en zij trok een lange draad achter zich aan, maar er zat geen knoop in.

    De vingers stuurden de naald in de richting van de pantoffel van de keukenmeid, waar het bovenleer van was gebarsten en nu genaaid moest worden.

    "Dat is minderwaardig werk!" zei de stopnaald. "Ik kom er nooit door! Ik breek! Ik breek!" En toen brak ze! "Zei ik het niet!" zei de stopnaald, "ik ben te fijn!"

    Nu deugt zij voor niets meer, meenden de vingers, maar ze moesten haar toch vasthouden, de keukenmeid druppelde lak op haar en stak haar op haar schort.

    "Kijk, nu ben ik een broche geworden!" zei de stopnaald. "Ik wist wel dat ik het tot iets eervols zou brengen; wanneer men iets is, komt er altijd iets van iemand terecht!" En toen lachte zij in haar binnenste, want men kan nooit van buiten aan een stopnaald zien dat zij lacht; daar zat zij nu zo trots of zij in een rijtuig reed en naar alle kanten uitkeek.

    "Mag ik de eer hebben te vragen of u van goud bent!" vroeg zij de speld die haar buur was. "U bent zo mooi en u hebt een eigen hoofd, maar 't is wel wat klein. U moet zien dat 't wat uitgroeit, want niet iedereen kan aan zijn eind verlakt worden!" Toen ging de stopnaald zo op haar tenen staan dat zij uit het schort in het waswater viel, juist toen de keukenmeid het weggooide.

    "Nu gaan we op reis!" zei de stopnaald, "als ik nu maar niet wegraak!" Maar dat gebeurde toch.

    "Ik ben te fijn voor deze wereld!" zei zij, toen zij in de goot zat. "Ik heb een goed geweten en dat is altijd prettig!" De stopnaald hield zich stram en verloor haar goede humeur niet. Er voer van alles over haar heen: houtjes, stro, stukken krant. "Kijk eens wat een vaart ze hebben!" zei de stopnaald, "ze weten niet wat er onder ze steekt! Ik steek hier, ik zit hier, kijk, daar gaat een houtje dat denkt aan niets ter wereld dan aan zichzelf, daar drijft een strootje, kijk eens, wat zwaait het en wat draait het! Denk niet zoveel aan jezelf, je kon je aan de straatstenen stoten! Daar drijft een krant! Wat erin stond is vergeten en hier maakt zij zich breed. Maar ik zit hier geduldig en stil, ik weet wat ik waard ben en ik word nog heel wat!"


                                        * * * wordt vervolgd * * *
    Bron : - "Hans Christian Andersen - Sprookjes en verhalen" opnieuw uit het Deens vertaald door Dr. Annelies van Hees.
               - Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 1997.
               - www.beleven.org

    27-11-2010 om 00:09 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volkssprookje
    » Reageer (10)
    26-11-2010
    nieuwsgierig héDe afvalrestjes
    De afvalrestjes
    - Een sprookje van de gebroeders Grimm -
    Er was eens een meisje, heel mooi, maar ook erg lui. Als ze moest spinnen, dan had ze zo het land, dat ze, als er maar een klein oneffenheidje in het vlas was, meteen een heel brok mee uit trok en naast zich op de grond gooide. Maar ze had een dienstmeisje dat heel vlijtig was, die zocht al dat weggeworpen vlas bij elkaar, haalde het uit de knoop, spon het weer en liet er een mooi jurkje van weven voor zichzelf.

    Nu had een jonge man het luie meisje gevraagd om met hem te trouwen en de bruiloft zou gehouden worden. Op de laatste avond danste het ijverige meisje in haar mooie jurkje vrolijk rond, en toen sprak de bruid:
    "Ach, wat danst dat meisje netjes in mijn afvalrestjes!"
    De bruidegom hoorde dat; en hij vroeg aan de bruid, wat ze daarmee zeggen wilde. Toen vertelde ze 't hem, dat het meisje een jurk gemaakt had van alle vlasresten die zij had weggegooid. Toen de bruidegom dat hoorde, en begreep hoe lui ze was, liet hij haar staan, ging naar het andere meisje en koos haar tot vrouw.


                                              * * * einde * * *
    Bron : - "De sprookjes van Grimm; volledige uitgave" vertaald door M.M. de Vries-Vogel.
               Unieboek BV - Van Holkema & Warendorf, Weesp, 1984.
               - www.beleven.org

    26-11-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:sprookjes
    » Reageer (16)
    25-11-2010
    nieuwsgierig héDe taal van de boten
    De taal van de boten
    - Een voorspellend gesprek tussen twee IJslandse boten -
    Soms hoort men een boot kraken, ook wanneer het windstil is, of wanneer het vaartuig in de loods ligt. Dat is dan de taal van de boten, die maar weinig mensen kunnen verstaan.

    Er was eens een man die deze taal verstond. Hij kwam bij het strand, waar twee boten lagen. Toen hoorde hij de ene boot zeggen: "Wij zijn heel lang bij elkaar gebleven, maar morgen zullen wij gescheiden worden."

    "Dat zal nooit gebeuren," zei de andere boot, "dertig jaar lang zijn wij tezamen oud geworden, en wanneer één van ons moet zinken, dan zullen wij beide vergaan."

    "Dat zal niet gebeuren," zei de andere boot weer, "vanavond is het mooi weer, maar morgen zal het anders zijn. Niemand zal dan uitvaren, behalve jouw bootsman. Ik zal hier blijven samen met de andere boten. Maar jij zult uitvaren en nooit meer terugkomen. En wij zullen hier nooit meer samen liggen."

    "Dat zal niet gebeuren en ik zal mij niet van deze plek bewegen."

    "Je zult je wel van deze plek moeten bewegen, en deze nacht zal de laatste zijn, waarin wij nog bij elkaar zijn."

    "Ik zal mij nooit van deze plek bewegen, wanneer jij niet meegaat."

    "Het zal echter toch gebeuren!"

    "Nooit, tenzij de duivel in eigen persoon de hand in het spel heeft en hier verschijnt!"

    En hierna spraken zij zó zacht dat de toehoorder hen niet meer kon verstaan.

    De volgende morgen was het zeer slecht weer, en niemand vond het verstandig om uit te varen. Alleen één bootsman en zijn bemanning wilden naar zee. Zij gingen naar het strand en met hen vele anderen, die echter niet van plan waren om uit te varen. "Jullie leren jassen aan, in godsnaam," zei de bootsman, zoals gebruikelijk was. "Trek de boot in godsnaam van het strand," brulde hij, zoals eveneens gebruikelijk was.

    De mannen trokken en trokken, maar er was geen beweging in de boot te krijgen. Toen riep de bootsman de hulp in van een paar omstanders. Zij moesten een handje helpen, maar ook dit haalde niets uit. Toen beval hij iedereen die daar stond om de boot vooruit te trekken. Vele handen waren hiertoe bereid en de bootsman riep nog eens: "Vooruit, vooruit, trek de boot toch vooruit!" Maar het leek wel of de boot aan de grond was vastgenageld; hij bewoog ook deze keer niet van zijn plaats. Toen schreeuwde de bootsman uit alle macht: "In naam van de duivel, trek de boot toch in het water!"

    En toen gleed de boot vooruit en kwam in zee terecht, maar hij voer zo snel dat men het vaartuig niet in zijn macht kon krijgen. De bootslieden hadden er heel wat mee te stellen. Tenslotte roeiden zij weg. Maar het was de laatste keer dat iemand nog iets zag van de boot en zijn bemanning.


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "Volkssprookjes en legenden uit Skandinavië" door Heinz Barüske.
               Vertaald door Max en Beatrix Prick van Wely.
               Uitgeverij Elmar, Delft, z.j. Oorspronkelijke titel: Skandinavische Märchen. ISBN: 906120-1047
               - www.beleven.org

    25-11-2010 om 01:04 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (13)
    24-11-2010
    nieuwsgierig héStamhoofd Kairé en het doodshoofd
    Stamhoofd Kairé en het doodshoofd
    - Een Colombiaans sprookje over bovennatuurlijke hulp -
    Het jonge stamhoofd Kairé woont dicht bij een rivier. Hij woont in een klein dorp samen met zijn vrouw. Op een dag gaat hij op jacht. Hij wil op een hert jagen, want stamhoofd Kairé en zijn vrouw lusten graag vlees. Hij gaat het bos in om te jagen. En als hij daar zo op de loer ligt, ziet hij, dat er zich iets in het struikgewas beweegt. Hij mikt en schiet zijn pijl af. Hij raakt het: het dier stort neer op de grond. Stamhoofd Kairé gaat erop af. Wat treft hij er aan? Een mens. Een dode.

    Kairé is ontzet. Dan zegt de dode: "Kairé, wees niet bang. Goed, jij hebt mij gedood, maar ik weet dat je het niet met opzet gedaan hebt. Als je doet wat ik je zeg, zal ik niet boos op je zijn." - "En wat wil je dan dat ik doe?" - "Snijd mijn hoofd af en neem het mee naar huis. Maar mijn lichaam moet je in de rivier gooien!" Kairé doet alles wat het hoofd zegt. Hij snijdt het af en gooit het lijk in de rivier, maar het hoofd doet hij in een zak en neemt het mee. Hij loopt en loopt, dan zegt het hoofd: "Laat mij naar buiten kijken!" Kairé neemt het hoofd eruit. "Zo, neem nu een pijl en schiet in die richting!" Kairé doet alles precies zo. De pijl raakt een hert. Kairé wil het hert op zijn schouders nemen. Maar wie moet er dan het hoofd dragen? "Laat maar!" zegt het hoofd. "Ik rol wel achter je aan. Ga jij maar voorop!"

    Als Kairé thuiskomt schrikt zijn vrouw, omdat achter het stamhoofd aan een doodshoofd rolt. "Je hoeft niet bang te zijn!" zegt Kairé. "Het hoofd doet je niets. Hij is als een broer." De vrouw braadt het hertenvlees en maakt de puree klaar. Als alles gaar is, brengt zij het. "Wil je ook eten?" vraagt Kairé aan het doodshoofd. "Ja," zegt het hoofd, "als je vrouw het vlees voor mij voorkauwt, want mijn gebit is niet goed meer. Maar de puree kan ik zo eten."

    Ze leefden zij met z'n drieën in de hut. Kairé neemt het hoofd mee als hij op jacht gaat. Maar na veertien dagen zegt het hoofd: "Nu, lieve vrienden, moet ik een paar dagen weg. Ik heb nog wat te doen. Draag mij het bos in! Leg me op de plek waar je mij neergeschoten hebt! Over een week kun je weer terugkomen om me te halen." Kairé neemt het hoofd, gaat ermee het bos in en legt het weer neer op de plaats waar hij het gevonden heeft. Dan keert hij naar huis terug. Een week lang gaat hij op jacht, een week lang gaat hij uit vissen, maar hij raakt geen wild en vangt geen vis. Als dan het hoofd weer bij hem is, heeft hij weer geluk als de beste jager.

    Zo gaan er vele maanden voorbij. Kairé en zijn vrouw krijgen een zoon. Een mooi kind. Als het hoofd niet met Kairé op jacht gaat of aan het vissen is, dan past het op het kind. Het kind groeit. Kairé en zijn vrouw krijgen ook nog een dochter. Van tijd tot tijd moet Kairé het doodshoofd het bos in dragen, en dan moet hij het na een week weer halen.

    Op een dag gaat Kairé baden, maar zijn vrouw is in de hut. De kinderen spelen in het gras. Dan komt er een giftige slang, die de kinderen wil opeten. Maar het hoofd rolt op haar toe en vecht met haar. Als Kairé thuiskomt, vindt hij naast de kinderen een giftige slang met een verbrijzelde kop.

    Maar het doodshoofd is ziek. Het zegt: "De slang heeft mij gebeten. Ik ben vergiftigd. Luister, en doe alles precies zoals ik het je zeg!" - "Ik luister." - "Goed. Pak mij op en verbrand mij! Laat mij net zo lang branden tot alles tot as is vergaan! Doe de as in een zak. Je zult daarbij een blauwe steen vinden. Neem die eruit en hang die bij je dochter om haar hals als amulet! De as moet je in het bos begraven, waar je mij gevonden hebt!" Kairé doet alles precies zoals het hoofd het bevolen heeft. Hij begraaft de as in het bos. Daar groeit een palm. Bij de palm vindt Kairé iedere week wild. Slechts één week in de maand vindt hij daar niets.

    De kinderen worden groot, ze krijgen de leeftijd om te gaan trouwen. Er zijn veel jongens die met de dochter van Kairé willen trouwen. Eén van hen krijgt haar, de zoon van een stamhoofd. Als hij met haar in de hangmat wil gaan liggen, ziet hij de blauwe steen, die in de duisternis oplicht. "Wat heb je daar om je hals?" vraagt hij. "Dat is een steen," zegt de jonge vrouw. "Nee, dat is geen steen. Dat is een toveroog." En hij loopt van haar weg.

    Na enige tijd komt er weer een jongeman die met het meisje trouwt. En weer als hij bij haar in de hangmat wil gaan liggen, ziet hij de blauwe steen. "Wat heb jij daar om je hals?" - "Een steen." - "Nee, het is een toveroog. Het kijkt mij heel boos aan." En ook de tweede jongen loopt weg. Nu zijn alle jongens bang. Niemand wil meer met het meisje trouwen. Zo gaan er vele maanden voorbij.

    Op een dag komt er een jongeman met maar één oog. Het is in die week dat er geen vlees is. Maar éénoog brengt wild en vis. Hij gaat naar Kairé en zegt: "Jouw dochter bevalt mij." - "Ja," zegt Kairé, "maar ze heeft een boos oog, en daarom wil niemand haar hebben." - "Ik wil haar wel hebben," zegt éénoog.

    Enige tijd later is het feest. 's Avonds gaat éénoog met het meisje naar bed. "Laat mij je steen eens zien!" - "Hier!" Ze laat hem de blauwe steen zien. De jongen neemt de steen en steekt hem in zijn oogkas, waar het oog ontbreekt. De volgende dag zegt Kairé tot zijn vrouw. "Eénoog is beter dan de andere jongens. Hij is niet van haar weggelopen." Even later komt een man uit de hut van zijn dochter. Hij is geen man met één oog, hij heeft twee ogen. Eén ervan is blauw. "Schoonvader," zegt de tweeogige man, "ik zal nu altijd op jacht gaan. Jij hoeft niet meer te werken. Alleen één keer in de maand, dan zal ik naar mijn familie gaan. Dan kun jij hier in de rivier vissen. Je zult dan altijd veel vissen vangen."

    En zo was het.


                                            * * * EINDE * * *
    Bron : - "Zuid-Amerikaanse sprookjes" verzameld door Felix Karlinger, Uitgeverij Elmar, Rijswijk, 1992.
               - Oorspronkelijke titel: "Südamerikanische Märchen". Vertaald door: Geert Redslo.
               - www.beleven.org

    24-11-2010 om 00:09 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volkssprookje
    » Reageer (8)
    23-11-2010
    nieuwsgierig héHet sprookje van de boze vrouw
    Het sprookje van de boze vrouw
    - Een Russisch duivelsprookje over een man die zijn vrouw dumpt -
    Een boze vrouw leefde slecht met haar man en luisterde nooit naar hem. Als hij zei dat ze vroeg moest opstaan, dan sliep ze drie etmalen achtereen. Maar als hij wilde dat ze sliep, dan deed ze geen oog dicht. Als haar man zei dat ze pannenkoekjes moest bakken, dan kreeg hij te horen: "Je bent geen pannenkoeken waard, dief!" Als de man zei: "Bak geen pannenkoeken, vrouw, als ik ze niet waard ben," dan bakte ze meteen twee emmers vol en zei: "Eet, schooier, dan komen ze tenminste op." Als hij zei: "Doe vandaag maar geen moeite om te koken of te maaien," dan zei ze: "Nee, leegloper, ik ga juist maaien en jij gaat mee."

    Dikwijls raakten ze slaags, hij sloofde zich uit, en tenslotte ging hij van ellende naar het bos om bessen te zoeken. Daar ontdekte hij onder een bessenstruik een heel diep, bodemloos gat. Hij keek er in en dacht: "Waarom leef ik met die kwaadaardige vrouw en doe ik zo m'n best? Ik ga haar in dit gat stoppen, dat zal een les voor haar zijn."

    Hij kwam thuis en zei: "Vrouw, ga geen bessen zoeken in het bos." - "Nu ga ik juist, sufferd." - "Ik heb een bessenstruik gevonden; pluk daar niet van." - "Nu ga ik er juist heen en pluk er wel van. En jij krijgt geen enkele bes." De man ging naar het bos, de vrouw liep achter hem aan. Toen hij bij de bessenstruik was gekomen, schreeuwde de vrouw: "Blijf eraf, dief, of ik sla je dood!" Ze sprong naar voren, kwam midden in de struik terecht, en - boems - daar lag ze in de diepe, bodemloze kuil.

    De man ging vrolijk naar huis, en er verliepen drie dagen. Op de vierde dag ging hij eens kijken. Hij nam een lang touw mee, liet het in de kuil zakken en... haalde er een duiveltje uit op! Verschrikt wilde hij het weer in de kuil laten vallen, maar het duiveltje hief een luid gehuil aan, en smeekte hem: "Boer, stoot me niet terug in de kuil, maar laat me los in de wereld. Daar beneden is de boze vrouw gekomen en ze gaat er tekeer! Ze knauwt en bijt ons, ze rukt en trekt aan ons - ik ben er misselijk van! En jou zal ik goed behandelen." De boer liet hem los in Gods wereld, in het heilige Rusland. En het duiveltje zei tegen hem: "Kom, boer, ga met me mee naar de stad Wologda. Daar ga ik de mensen plagen, dan kun jij hen genezen."

    Het duiveltje had het gemunt op de vrouwen en dochters van de rijke kooplui. Het voer in hen en ze werden gek of ziek. Maar dan kwam de boer in het huis waar iemand ziek geworden was, en dreef de duivel uit. Er heersten daar dan weer rust en vrede, en allen wisten dat het de boer was die geholpen had. Ze gaven hem geld en trakteerden hem op piroggen, en op deze wijze bemachtigde de boer een onmetelijke som. Toen zei het duiveltje: "Nu is het genoeg, boer. Ben je nog niet tevreden? Ik ga nu naar de dochter van een bojaar, maar zorg ervoor dat je die niet geneest. Anders eet ik je op." De dochter van de bojaar werd ziek; ze werd zo krankzinnig, dat ze mensen eiste om op te eten.

    De bojaar liet zoeken naar de boer die haar kon genezen. Deze kwam bij de bojaar en zei: "Laten alle inwoners van de stad en alle koetsiers met hun voertuigen zich in de straat tegenover uw huis verzamelen; en geef dan bevel dat de koetsiers allemaal met hun zwepen moeten klappen, en dat alle mensen zo hard ze kunnen, moeten schreeuwen: 'Daar is de boze vrouw! De boze vrouw is gekomen!'"

    Intussen ging de boer naar de kamer van de dochter; toen werd het duiveltje woedend en riep: "Waarom ben je hier gekomen? Ik eet je op." De boer antwoordde: "Waarom zou je dat? Ik ben niet gekomen om je te verdrijven, maar alleen uit medelijden, want ik moet je vertellen dat de boze vrouw hierheen is gekomen." Het duiveltje sprong naar het raam, sperde zijn ogen wijd open en hoorde alle mensen brullen: "Daar is de boze vrouw! De boze vrouw is er!" - "Boer," jammerde het duiveltje, "waar moet ik heen?" - "Ga terug naar de kuil - daar komt zij zeker niet meer terug." De duivel rende weg en verdween in de kuil, waar de boze vrouw in zat. Als beloning liet de bojaar zijn dochter met de boer trouwen. Maar de boze vrouw zit nog steeds in de kuil, in de tartarus.


                                          * * * einde * * *
    Bron : - "Russische Volkssprookjes" door A.N. Afanasjew.
               Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1964.
               - www.beleven.org
    Foto : - Anoniem, mogelijk Pieter Hendricksz. Schut

    23-11-2010 om 00:14 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:duivels
    » Reageer (4)
    22-11-2010
    nieuwsgierig héDe illusie van Narada
    De illusie van Narada
    - Een hindoeïstisch verhaal over het overwinnen van illusies -
    Er leefde eens een wijze ziener, Narada genaamd. Op een dag ging hij naar de god Vishnu met de bedoeling luit voor hem te spelen. De ziener arriveerde juist op het moment dat Vishnu en zijn vrouw, Lakshmi, verwikkeld waren in het minnespel.

    Toen Lakshmi Narada zag binnenkomen, maakte zij zich ijlings uit de voeten. Narada voelde zich lichtelijk in zijn wiek geschoten en zei tegen Vishnu: "Ik ben een ziener, geen gluurder. Ik heb alle illusie overwonnen."

    "Dat jij een ziener bent, kan ik beamen," sprak Vishnu. "Juist daarom zou je moeten weten dat een getrouwde vrouw nooit in gezelschap kan vertoeven van een man die niet haar echtgenoot is. Maar zeg nooit dat je alle illusie overwonnen hebt. Zelfs een god zou dat nooit doen."

    Daarop vroeg Narada: "Laat mij zien wat illusie is." Vishnu verklaarde zich daartoe bereid. Hij nam Narada mee naar een prachtige vijver en nodigde hem uit om daarin een bad te nemen.

    Terwijl de ziener het water inliep, verloor hij zijn mannelijke lichaam en veranderde in een vrouw. Vishnu raapte de luit op en verdween. Narada bleef achter en vergat dat hij ooit een man geweest was. Een koning, Taladhvaja genaamd, kwam juist langs de vijver rijden en zag de vrouw uit het water komen. Hij vroeg naar haar naam, maar zij wist niet hoe zij heette. Zij wist ook niet waar zij vandaan kwam, of waar zij naartoe ging.

    Taladhvaja nam haar mee naar zijn paleis en hoewel hij niets van haar wist, besloot hij met haar te trouwen. Hij gaf haar de naam Saubhagya Sundari, hetgeen 'zij wier schoonheid haar fortuin is' betekent.

    Zij was inderdaad zo mooi, dat de koning geheel aan haar verslaafd raakte. Hij vergat al zijn koninklijke plichten en was dag en nacht in haar slaapvertrek te vinden. Hij dronk veel wijn en verloor alle besef van tijd; hij dacht enkel en alleen aan plezier. De koningin werd zwanger en in de jaren die volgden bracht zij acht zonen ter wereld.

    Daarna trouwden haar zonen en kwamen er kleinzonen. Soms was zij gelukkig en soms had zij verdriet, vanwege de ruzies tussen haar zonen en hun vrouwen. Soms was zij ziek en leed zij pijn.

    Op een dag werd het koninkrijk aangevallen door een vijandelijk leger. In het geweld kwamen al de zonen en kleinzonen om het leven.

    Terwijl de koningin in een vlaag van smart lag te weeklagen, kwam de god Vishnu, vermomd als priester, naar haar toe. Hij sprak: "Waarom heb jij zo'n verdriet? Alles wat gebeurd is berust enkel en alleen op een vergissing en bedrog. Wie ben jij en wiens zonen zijn gestorven? Zit niet bij de pakken neer; houd op met huilen en zorg ervoor dat de riten voor de doden worden uitgevoerd. Om te beginnen moet jij als eerste een ritueel bad nemen."

    Vervolgens nam hij de koningin, haar echtgenoot en enkele verwanten mee naar de vijver. Daar sprak hij tot de koningin: "In een eindeloze reeks van wedergeboorten heb jij miljoenen vaders, echtgenoten en zonen gehad. Om wiens dood wil je treuren? Het is een dwaling die in jouw bewustzijn is ontstaan, zoals een droom waarvan je denkt dat het de werkelijkheid is."

    Daarop gebood hij haar de vijver in te gaan en terwijl zij het water inliep, veranderde zij in een man. De god Vishnu stond aan de kant en reikte hem een luit aan. Op dat ogenblik wist de man weer dat hij Narada was.

                                              * * * Einde * * *
    Bron : - www.beleven.org

    22-11-2010 om 00:01 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Mythe
    » Reageer (8)
    21-11-2010
    nieuwsgierig héVolle maan gedaante
    Volle maan gedaante
    - vandaag volle maan -
    Het is nacht de maan schijnt zoals nooit tevoren.

    Hij is zo helder en zo vredig, maar iets verbreekt die vrede.

    Een gedaante staat in het licht van de maan op het kerkhof.

    Er klinkt een ijselijke kreet van iemand...
    iemand die hulp nodig heeft.

    Er ligt overal bloed maar er zijn geen tranen.

    En opeens de stilte alsof er noooit iets is gebeurt.


                                          * * *einde* * *
    Bron : - www.verhalenlezen.nl

    21-11-2010 om 00:07 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:weerwolven
    » Reageer (11)
    20-11-2010
    nieuwsgierig héVogel van de zon
    Vogel van de zon
    - Een Egyptische mythe over de vogel Feniks (Phoenix) -
    Er is een vogel die geen eieren legt en geen jongen krijgt. Hij was er al toen de wereld begon en nu leeft hij nog, in een verborgen woestenij, ver hiervandaan. Het is de Phoenix, de vuurvogel.

    Op een dag, in de begintijd van de wereld, keek de zon omlaag en zag een grote vogel met de meest prachtige, blinkende veren. Ze waren rood, goud, purper - helder van kleur en oogverblindend als de zon zelf. Toen riep de zon: "Prachtige Phoenix, jij zult mijn vogel zijn en eeuwig leven!"

    Eeuwig leven! De Phoenix was heel erg blij toen hij dit hoorde en hij hief zijn kop op en zong: "Zon, o, schitterende zon, ik zal mijn liederen zingen voor jou alleen!"

    Maar de Phoenix was niet lang gelukkig. Arme vogel. Zijn veren waren veel te mooi. Mannen, vrouwen en kinderen joegen hem altijd op en probeerden hem te vangen. Ze wilden een paar van die mooie, blinkende veren voor zichzelf hebben.

    "Hier kan ik niet blijven," dacht de Phoenix. En hij vloog weg naar het oosten, waar de zon in de morgen opkomt.

    De Phoenix vloog en vloog, tot hij bij een verre, verborgen woestenij kwam waar geen mensen waren. En daar leefde hij in vrede, vrij rondvliegend en zijn loflied zingend op de zon boven hem.

    Bijna vijfhonderd jaren gingen voorbij. De Phoenix leefde nog, maar hij was oud geworden. Hij was vaak moe en hij had veel van zijn kracht verloren. Hij kon niet meer zo hoog door de lucht scheren, en ook niet meer zo ver en zo snel vliegen als toen hij jong was.

    "Zo wil ik niet blijven leven," dacht de Phoenix. "Ik wil jong en sterk zijn."

    En de Phoenix hief zijn kop op en zong: "Zon, o, schitterende zon, maak mij weer sterk en jong!" Maar de zon antwoordde niet. Dag na dag zong de Phoenix zijn lied. Maar toen de zon nog steeds geen antwoord gaf, besloot de Phoenix terug te gaan naar de plaats waar hij in het begin gewoond had, en het nog één keer aan de zon te vragen.

    Hij vloog over de woestenij, en over heuvels, groene valleien en hoge bergen. Het was een lange reis, en omdat de Phoenix oud en zwak was, moest hij onderweg dikwijls rusten.

    Nu heeft de Phoenix een fijn reukorgaan en hij is vooral dol op kruiden en specerijen. Dus elke keer als hij op de grond kwam verzamelde hij stukjes kaneelboombast en allerlei soorten welriekende bladeren. Sommige daarvan stak hij tussen zijn veren en de rest droeg hij mee in zijn klauwen.

    Toen de vogel tenslotte aankwam bij de plaats waar hij vroeger gewoond had, ging hij zitten in een hoge palmboom die hoog op een berghelling groeide. En helemaal boven in de boom bouwde de Phoenix een nest met kaneelboombast en bekleedde het met geurige bladeren. Toen vloog de Phoenix weg en verzamelde wat van die scherpruikende hars die mirre genoemd wordt en die hij uit een boom vlakbij had zien sijpelen. Daarvan maakte hij een ei en droeg het naar zijn nest.

    Nu was alles gereed. De Phoenix ging op zijn nest zitten, hief zijn kop op en zong: "Zon, o, schitterende zon, maak mij weer sterk en jong!"

    Deze keer hoorde de zon het lied. Snel verjoeg hij de wolken van de hemel, hield de winden stil en scheen met al zijn kracht op de berghelling.

    De dieren, de slangen, de hagedissen en alle andere vogels verstopten zich in grotten en holen, in de schaduw van stenen en bomen voor de felle stralen van de zon. Alleen de Phoenix zat op zijn nest en liet de zonnestralen neerkomen op zijn prachtige blinkende veren.

    Plotseling was er een lichtflits, vlammen sloegen op uit het nest en de Phoenix veranderde in een laaiende vuurbol.

    Na een poosje doofden de vlammen uit. De boom was niet verbrand en het nest ook niet. Maar de Phoenix was verdwenen en in het nest lag een hoopje zilvergrijze as.

    De as begon te beven en kwam langzaam omhoog... en van onder de as rees een jonge Phoenix op. Hij was klein en zag er wat verfomfaaid uit. Maar hij strekte zijn nek en zijn vleugels en sloeg ze uit. Hij werd zienderogen groter, tot hij net zo groot was als de oude Phoenix. Hij keek om zich heen en vond het ei van mirre, holde het uit, stopte de as erin en sloot het ei weer. En toen hief de Phoenix zijn kop op en zong: "Zon, o, schitterende zon, alleen voor jou zal ik mijn lied zingen! Voor altijd en altijd!"

    Toen het lied uit was begon de wind te waaien, de wolken kwamen weer opzetten aan de hemel en de andere levende schepsels kropen weer uit hun schuilplaatsen.

    Toen steeg de Phoenix op met het ei in zijn klauwen en vloog weg. Tegelijkertijd verhief zich een zwerm vogels in alle soorten en maten en vloog achter de Phoenix aan, en allemaal zongen ze: "Jij bent de grootste onder de vogels! Jij bent onze koning!"

    En de vogels vlogen met de Phoenix mee naar de Zonnetempel die de Egyptenaren hadden gebouwd in Heliopolis, de stad van de zon. Toen legde de Phoenix het ei met de as erin op het altaar van de zon.

    "Nu," zei de Phoenix, "nu moet ik alleen verder vliegen." En nagekeken door de andere vogels vloog hij weg naar de verre woestijn.

    Daar woont de Phoenix nog altijd. Maar elke vijfhonderd jaar, als hij zich zwak en oud begint te voelen, vliegt hij naar het westen naar dezelfde berg. Daar bouwt hij boven in een palmboom een welriekend nest en daar wordt hij tot as verbrand. Maar iedere keer verrijst de Phoenix uit de as, versterkt, vernieuwd en verjongd.

                                              * * * Einde * * *
    Bron : - "Mythische dieren uit alle windstreken" naverteld door Margaret Mayo.
               Uitgeverij Christofoor, Zeist, 1997. ISBN: 90-6238-666-0
               - www.beleven.org

    20-11-2010 om 00:12 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Mythe
    » Reageer (9)
    19-11-2010
    nieuwsgierig héDe dwalende rechter
    De dwalende rechter
    - Een Limburgse sage over een rechter die na zijn dood geen rust vindt -
    Lang geleden woonde en werkte er een rechter in Maastricht. Hij was een streng maar rechtvaardig man, tot zijn vrouw hem overhaalde tot een eerste verkeerde daad. Daarna was er geen houden meer aan. Hij vergat rechtvaardigheid en liet geld bepalen wat de waarheid was.

    Toen kwam de dag dat een oude zwerver voor de uitvoering van zijn doodsvonnis de rechter toeschreeuwde: "Wacht maar tot u voor Gods rechterstoel moet verschijnen!"

    De mederechters en de beul lachten om deze bedreiging. Maar het lachen verging hen snel toen de rechter plotseling door een beroerte werd getroffen en voor hun ogen in elkaar zakte.

    De rechter werd begraven, maar keerde dezelfde nacht nog terug naar zijn huis. Hij liep op zolder rusteloos heen en weer. Zijn vrouw kon ook de slaap niet vatten en luisterde gespannen naar de slepende voetstappen boven haar. Toen de klok van de kerk één uur had geslagen, daalde de rechter de trap af. De vrouw van de rechter zag de deur van haar kamer opengaan, de kaarsen doofden door deze onverwachte tochtvlaag.

    In de duisternis zag de vrouw de ogen van de dode rechter brandden vol woede en haat. Zij had hem aangezet tot zijn eerste slechte daad welke hem vervolgens naar zijn ondergang had geleid. De vrouw moest in zijn ogen kijken tot zij tenslotte bewusteloos achterover viel.

    In die ene nacht was ze grijs geworden en veranderd in een angstige, bibberende vrouw. De volgende morgen ging ze naar de kapelaan van de Sint Servaaskerk en smeekte hem om de geest uit haar huis te verdrijven.

    De kapelaan geloofde niet in geesten, maar toch was hij rond middernacht present. Hij hoorde de voetstappen op zolder en klokslag één uur daalde de rechter de trappen af. Weer werden de kaarsen gedoofd door het openen van de deur. Een doffe stem vroeg: "Wat kom je hier doen, kapelaan?"

    "Ik kom je verjagen," was het antwoord.

    "Dat kun jij niet, kapelaan, daar heb jij het recht niet toe. Ook jij hebt immers gezondigd. Geef eerst maar eens het mes terug aan je vriendje dat je vroeger hebt gestolen!"

    "Helaas, dat is niet mogelijk. Deze vriend is kort na de diefstal gestorven."

    "Dat weet ik," zei de rechter en zijn holle lach kaatste door de kamer.

    Totaal van streek rende de kapelaan terug naar de kerk en vertelde de pastoor wat hem overkomen was. De pastoor luisterde aandachtig en trok zijn jas aan. Deze geest wilde hij wel eens met eigen ogen zien. De voordeur stond open en de stem van de rechter kwam hem al in de gang tegemoet. "Wat wil je, pastoor?"

    "Ik wil je verdrijven uit dit huis!"

    "Dat zal je niet lukken," zei de rechter smalend, "heb jij niet als jongen een paar wortels van het land gestolen?"

    "Ja heer rechter," antwoordde de pastoor bedremmeld, "maar ik heb er geld voor in de plaats gelegd!"

    "De boer heeft het geld nooit gevonden, dus je bezweringen zullen nutteloos zijn!"

    Op dat moment opende de voordeur opnieuw. In de deuropening stond een stokoude pater met een gegroefd gezicht en een lange sneeuwwitte baard. Achter hem volgde de doodsbange vrouw van de rechter. Na het falen van de kapelaan was zij naar het klooster gevlucht. De broederportier had de enorme angst in haar ogen gelezen en daarom de poort verlaten om met haar mee te gaan.

    De pater keek de rechter aan. "Ik kom je uit dit huis verjagen. Je kunt je toevlucht nemen tot de koepel achter in de tuin. Daar kun je blijven tot je het laatste oordeel hoort slaan!"

    "Pater, jij hebt macht over mij, want ik kan je niets ten laste leggen. Laat mij nog een maal mijn handen neerleggen in mijn huis."

    Bliksemsnel had de rechter zijn linkerhand gelegd op de tafel waar hij zijn eerste foute vonnis ondertekende en zijn rechterhand op de schouder van zijn vrouw. De handen van de rechter gloeiden als hels vuur en de vrouw schreeuwde het uit. Voor de rest van haar leven stond de handafdruk van de rechter in haar schouder gebrand. Zijn andere hand was in de tafel gebrand en hoe men ook schaafde en boende, het was onuitwisbaar.

    De rechter was gedoemd elke nacht naar de koepel in de tuin te gaan. Daar las hij bij kaarslicht in dikke boeken. Als hij ooit voor het hemelse gerecht zou moeten verschijnen, wilde hij zich kunnen verdedigen. Nog steeds begreep hij niet dat je je niet tegenover God kunt beroepen op wetsartikelen en dat zijn verdediging zou falen.


                                    * * * EINDE * * *
    Bron : - wwwbeleven.org

    19-11-2010 om 00:19 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:sagen
    » Reageer (6)
    18-11-2010
    nieuwsgierig héWilhelm Tell
    Wilhelm Tell
    - Een Zwitserse legende over de appel van Willem Tell -
    Op een herfstnacht in de maand november van het jaar 1307 kwamen 33 mannen uit drie Zwitserse kantons op de Rütliweide in Unterwalden aan de Vierwaldstättersee bijeen en beloofden met een plechtige eed hun land tegen de Oostenrijkse indringers te verdedigen.

    De wrede landvoogd Gessler vermoedde onraad en om de volksstemming te peilen liet hij op de markt in Altdorf, de hoofdstad van het kanton Uri, een Oostenrijkse hertogshoed op een stang plaatsen en onder trompetgeschal door een omroeper bekend maken, dat iedere voorbijganger die hoed met eerbied moest groeten alsof hij voor de Habsburgse keizer zelf stond. De Zwitsers slikten hun ergernis in en gehoorzaamden. Tot Wilhelm Tell, één van de 33 mannen uit Rütli, voorbijging zonder enig respect voor de hoed te tonen. Hij werd door Gesslers mannen gegrepen en voor de landvoogd gebracht.

    Gessler had horen spreken over Tells bekwaamheid in het boogschieten. "Jij die zo kan schieten," zei hij, "moet een meesterschot doen: je moet met een pijl een appel van het hoofd van je kind schieten." Tevergeefs protesteerde de ontstelde vader. Gessler antwoordde honend, dat hij bij weigering zowel vader als zoon ter dood zou veroordelen.

    Nu werd aan Wilhelm een handboog gegeven en een koker, waaruit hij twee pijlen koos. De ene pijl legde hij op de handboog, de andere stak hij in zijn gordel. Terwijl de toeschouwers in ademloze spanning toekeken, mikte hij. Het volgende ogenblik viel de appel stukgeschoten van het hoofd van de jongen.

    Het volk juichte en Tell omarmde in blijdschap zijn zoon. "Je bent een knap schutter," zei Gessler, "maar zeg eens, waarom stak je een pijl in je gordel?" Tell aarzelde met zijn antwoord, maar de landvoogd zei: "Zeg zonder vrees de waarheid. Ik beloof je dat je leven gespaard blijft!"

    "Welnu," antwoordde Tell, "dan zal ik de hele waarheid zeggen. Had ik mijn kind met de pijl getroffen, dan was de andere voor u bestemd geweest en die zou zeker zijn doel niet gemist hebben!"

    Met een grimmig gezicht zei Gessler: "Dat je leven veilig was, dat heb ik je beloofd en die belofte zal ik houden. Maar om mij veilig voor jou te voelen, zal ik je in de boeien laten slaan en je naar een plaats brengen waar zon noch maan schijnt."

    Daarop beval hij Tell naar een burcht te brengen aan de andere zijde van de Vierwaldstättersee. Nauwelijks was de boot van wal gestoken, of er brak een geweldige stom los. Het schip was de ondergang nabij. Allen aan boord riepen dat Wilhelm Tell de enige was die hen kon redden. Gessler liet zijn boeien losmaken. Zodra Tell het roer in handen had, hield hij recht op de oever aan. Toen de boot langs een laag plateau in de rotswand gleed, maakte hij van de gelegenheid gebruik, greep zijn boog en sprong op de rots, die nog heden ten dage 'die Tellsplatte' heet. Voordat men aan boord begreep wat er was gebeurd, was Tell al in de bergen verdwenen.

    Toen Gessler de volgende dag naar zijn slot reed en hij bij een holle weg tussen met bos beklede hoogten kwam, suisde een pijl op hem neer en trof hem in de borst. "Dat is Tells pijl," zei hij, "die ken ik." En daarop gaf hij de geest.


                                              * * * Einde * * *
    Zie vandaag 18 november - blog.seniorennet.be/waaroemni/
    Bron : - www.beleven.org
    Foto : - Photoglob AG, Zürich

    18-11-2010 om 00:07 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (11)


    Welkom bij saagje !
    Foto


    Laatste commentaren
  • Harden vol 1 (Rodolfo)
        op De mythe van Stinsterloo
  • Cheap Jerseys From China (Anthony)
        op De mythe van Stinsterloo
  • Lieve groetjes vanwege DEWESTHOEK (Annie & Rogier)
        op De boer en de duivel
  • Hallo Saagje,heel mooie story, (paolo)
        op De boer en de duivel
  • Piepelou Saagje (Jeske)
        op De boer en de duivel
  • Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Kribbelboekboek
  • Fijne midweek toegewenst
  • Lieve midweekgroetjes blogmaatje
  • Het blijft hier stil
  • Een fijne Donderdag gewenst
  • Voor alle Papa's en Opa's een fijne vaderdag gewenst

    bedankt voor de trouwe bezoekjes
    saagje


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    E-mail mij


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per week
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 05/12-11/12 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 14/03-20/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 04/10-10/10 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 20/09-26/09 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 02/08-08/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 19/07-25/07 2010
  • 12/07-18/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 21/06-27/06 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 29/06-05/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Welkom bij
    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!