Gisteren heb ik me onledig gehouden met het verbouwen van zijn computertafel. Eigenlijk had ik een nieuw exemplaar in mijn hoofd en was het de bedoeling met zoonlief in Ikea inspiratie op te doen. Maar voor hem hoefde het niet. Bricoleren dan maar. Ergens had ik nog een bon liggen waarmee ik een korting kon versieren indien ik met Visa betaalde. Op zon momenten is die echter onvindbaar. Zo heb ik al heel wat voordelen aan mijn neus voorbij zien gaan.
Ik ben best fier op mijn werk. Ook al heb ik per abuis acht in plaats van vier gaten geboord. Dat boren mocht maar tot op 13 millimeter diepte aangezien er een soort plastieken plug in moest passen. Ik heb geen gesofistikeerde apparatuur, dus moest ik het doen met een vrij onbetrouwbaar merkteken op mijn boor. Mijn misser had dààr evenwel niets mee te maken. Hoe nauwgezet ik alles ook had uitgedacht, toch was het me op een bepaald moment ontgaan dat ik in spiegelbeeld diende te denken. Gelukkig bevinden de mankementen zich aan de onderkant van het tafelblad. Slechts één keer zat ik er lossen door met mijn boor, maar dat kan ik met een soort pasta gemakkelijk retoucheren.
Vandaag valt er een kaartje van Hubo in de bus: Gelukkige verjaardag Lieve met een cadeautje van 10% korting. Ik ben dus te vroeg gaan klussen
Hoe dan ook, het is het eerste felicitatiekaartje
Ik geniet nog even van de laatste uren van mijn 53e levensjaar. Op 18 april, klokslag 6 in de avond, komt er een jaartje bij.
Mijn laatavonddienst is doorspekt met (voorbarige) verjaardagswensen, aangezien ik morgen niet kom werken. Echt hartverwarmend.
Izaèk valt me om de hals: Oh ik zie u zo graag! en vindt dat ik hem een kus moet geven. Ik haal hem uit zijn droom, t is de jarige die dit keer mag ontvangen, hé!
Met een alstublieft madam overhandigt Fabian mij een kaart vol ballonnen. Erg attent, en ik ben er heel blij mee. Ook ons Merci heeft iets op de computer laten uitprinten. Zij herinnert me eraan dat ik voorgaande jaren steevast trakteerde in een cafeetje in Oudenaarde. Met mijn parttime zal dit niet meer lukken, deel ik behoedzaam mee, maar ik breng wel iets mee naar de volgende turnles, op vrijdag. En opdat ik het niet vergeten zou, zet ze een kruisje op mijn hand
Met dit schitterende weer staan deuren en vensters dag en nacht wijd open. Bij wijze van spreken dan, want uiteraard maak ik er s nachts geen opendeurdag van. Willen of niet, op die manier komt er wel het een en ander binnengewaaid.
Insecten in alle soorten en maten bijvoorbeeld, vliegend en kruipend. Ik heb er niet echt erg in zelfs, zolang de intocht geruisloos verloopt. Een dikke zwarte vlieg die zich brommend een weg door de woonkamer baant slaagt er niet in dit clandestien te doen. Noewi ligt op vinkenslag.
Pas s avonds, wanneer de muggen op mij neerstrijken, heb ik spijt dat ik de flappen niet in het deurgat heb gehangen. Je kent ze wel, die repen gaas die gevleugelde wezens buiten houden. Mieren, spinnen en pissebedden hebben hier helaas geen boodschap aan.
Stof en zand, het blijft maar komen, maar gelukkig is het nog geen pluisjestijd. Sedert we een kat hebben ziet onze witte tuinmuur er niet meer uit. Wanneer Noewi op stap gaat vertrekt hij via de ladder. Het is echt een gek zicht hoe hij deze nuffig bestijgt, een metalig geratel vergezelt hem. Met een nauwkeurig berekende sprong belandt hij op het platte dak. Djjjjiiinnng dukkedukkeduk, zo klinkt het, want die ladder blijft ook niet stoïcijns tegen de muur staan. Vroeger nam hij de route via de klimhortensia, maar die is wat kramikkel geworden sedertdien.
Zijn weg terug verloopt over de wat lagere noordwestelijke muur. Hij neemt deze horde jammer genoeg niet rechtstreeks maar zet steevast zijn poten wat lager, dan eens hier, dan weer daar, tussen mijn bloempotten in. Afbrokkelend pleisterwerk en moddersporen zijn het gevolg. Zucht. Zucht
Ook de lichtstraat in de living, het raam dat over de hele breedte van het huis mijn uitzicht op de wolken vormt, draagt Noewis slijksporen. Ik durf de overstap van ladder naar dak niet te maken dus moet dit vanuit mijn slaapkamerraam gepoetst worden, met borstel en trekker op een zéér lange steel. Plezant, hoor, vooral als je weet dat de tuinslang enkel op de kraan in de kelder en deze op het terras kan aangesloten worden
Wat dwarrelt er zoal nog binnen? Het geruis van de autostrade, afhankelijk van de windrichting meer of min duidelijk op de achtergrond, vormt vooral s avonds een brug naar de buitenwereld. De trein laat zich ook geregeld horen, maar van kindsafaan vond ik dit een rustgevend geluid.
Waar ik de laatste dagen echter horendol van wordt is een bepaalde plaat die bij de buren grijs wordt gedraaid. Een plaat zeg ik, maar het zal wel een al dan niet harde schijf zijn. Mogelijks een ceedeetje of een empeedrietje. Ik heb niets tegen het nummertje. Het klinkt zelfs heel braaf. Het doet wat kleinkunst- of folkachtig aan en dat verwacht ik niet direct uit een studentenwoning. De dagen van de week passeren de revue, in het Engels. Is het een oefensessie voor Idool? Het studentje zingt het heeldertijd mee, van s morgens tot putje nacht. Ze heeft een mooie stem, daar niet van. Maar trop, is trop
Ik wil ook niet van mijn neus maken want binnenshuis heb ik ook zon productief geluidsvoortbrengend mens, dat de zon negeert. Hij sampelt dat het een lieve lust is. Uit stukjes muziek haalt hij fragmentjes die hij bewerkt op de computer. Hiermee maakt hij iets totaal nieuw. Geregeld moet ik tweehoog klimmen om hem eraan te herinneren dat we een goede hoofdtelefoon hebben, draadloos zelfs. Niet infrarood, wat toch beperkt, maar met een radiofrequentie, waarbij je vrijuit kan bewegen. En als orgelpunt, die vooruitziende moeder heeft zelfs de reservebatterijen opgeladen. Zo kunnen de buren, dat hoop ik toch, rustig slapen
Ik waan me aan zee. De zon koestert mijn gelaat. Het is twintig over twaalf na de noen en boven mijn hoofd wordt er gekrijst. Geen kindergejoel noch ruziënde visvrouwen evenwel. Ook geen donderend geweld van de golven. Geen zoutige lucht.
Een aantal meeuwen scheert door de lucht, uitbundig boodschappen naar elkaar toeschreeuwend. Dan zijn ze weg. Een tiental minuten later keren ze weer, cirkelen enkele keren boven mijn hoofd, luid misbaar makend om dan definitief uit mijn gezichtsveld te verdwijnen. Al ben ik dan een stadsmens, ik ken toch wel het verschil tussen duiven en meeuwen. De eersten roekoeën namelijk, en daar heeft dit geluid niets mee te maken.
Hoe komen ze zo ver landinwaarts? Putje winter kan ik me dat nog indenken, maar nu met deze meer dan lentetemperatuur? Heeft iemand ze op het middagmaal genood? Gisteren waren ze er namelijk ook op dit uur.
Mijn muren moeten nodig herschilderd worden. Maar de moed zinkt me in de schoenen bij de aanblik van de klimplanten. Sommigen hebben reeds vaste voet op mijn muur anderen durf ik niet scheiden van hun klimrek. Bovendien speel ik al sedert vorig jaar met de idee de strook aarde rond het terras nog te versmallen, maar ook daar zie ik geen beginnen aan. Voor die luttele centimeters dat ik mijn stoel verder kan schuiven Ik laat alles best bij het oude, zeker?
Zon, meeuwen, tuintafel een onweerstaanbare combinatie voor mijn draagbare peecee.
Mijn laptopje weigert echter halsstarrig connectie met het internet. Wat ik ook probeer, het lukt niet. Uiteindelijk wordt het zo koud dat ik naar de living verhuis, maar ook daar slaag ik er niet in een draadloze verbinding tot stand te brengen.
Andere prioriteiten nopen me mijn lappeke dicht te klappen en aan de kant te schuiven.
Na het avondmaal annex uitgebreide babbel met zoonlief klap ik mijn laptop weer open. Ik kan mijn ogen niet geloven: rechtsonder mijn scherm prijkt een icoontje dat duidt op internetactiviteit. Signaalsterkte goed, verbonden met mijn eigenste netwerk. Tovenarij
Hoe lang ik het water in de keuken ook laat lopen, het wordt niet warm. In de living wijst de thermostaat een temperatuur van 16 graden aan. Het vlammetje in de display geeft aan dat de brander in werking is. De toestellen voelen echter koud aan en de gasmeter telt geen verbruik aan. Zucht. Er is iets mis dus.
Ze slaapt nog en ik moet haar kamer door om de bulex te controleren. Te weinig druk, merk ik, en draai het waterkraantje open, tot het wijzertje een druk tussen 1 en 2 aanwijst.
Helaas, warm water en een hogere temperatuur levert me dit niet op. Gelukkig werkt mijn internet ondertussen weer waarvoor ik mezelf maar weer eens een dikke pluim geef en is het een fluitje van een cent het juiste telefoonnummer op de kop te tikken. 24 uur op 24 staan ze ter mijner beschikking, maar helaas er zijn wat zieken, dus ten vroegste woensdag aanstaande kunnen ze bij mij langs komen.
Een ramp is dit niet, de zon schijnt, dus straks wordt het vanzelf wel warmer. En van een ketel water op te zetten om mij te wassen ga ik ook niet dood.
Ik heb jaren zonder douche geleefd en dat heeft mijn creativiteit aangescherpt. In de zomer met de tuinslang, sauna na een sportactiviteit, haar wassen in de keuken aan de pompsteen, zalig genieten van een bad bij één van mijn zussen, knoeien met teiltjes vóór de gasconvector, elke douche op verplaatsing was meegenomen. Ik vond het zelfs niet erg in die tijd en genoot van al mijn uitvindingen. Een deurbel gemaakt van klokjes of een WC-papierrolhouder uit bamboe. Een kastje uit kratjes, de vloerbedekking met rijsttegels, de lampenkap uit rijstpapier, mijn levensboomgordijn als afscheiding Mijn zelfgemaakte bed van vezelplaten dat precies tussen schouw en muur paste. Alhoewel, ik heb een stuk van de plint moeten afzagen De zelfgekweekte cactussen, een kwestie van geduld. De opuntia uit Andalucía, ginds in het wild afgesneden en die wonderwel binnenshuis floreerde.
Uiteindelijk investeerde ik in mijn huurhuis toch in een douche. Het werd de mooiste kamer in mijn huis, helemaal afgewerkt met grenen planchetten. Ik ben er Armand, mijn schoonbroer, nog altijd dankbaar voor, want dergelijk werk ging mijn petje te boven.
Het huisje promoveerde tot eigendom en werd uiteindelijk gerenoveerd. Sedertdien ligt mijn creativiteit aan banden. De eerste nagel in het spiksplinternieuwe pleisterwerk bijvoorbeeld was een moeizame bevalling!
Maar ondertussen hang ik nog aan de lijn met de madame van de bulex. Ze is heel vriendelijk trouwens. Of ik de druk gecontroleerd heb? Ja dus. Dan moet ik resetten. Een reset? Ze heeft tijd, ik mag onderwijl gaan kijken. Ik zie geen resetknop. Iets waar ik de brander aan of uit kan zetten dan?
Eureka! Mijn bulex start weer op, de rode knipperende lichtjes transformeren in een stabiel groen licht. Ik maak meteen een afspraak voor een onderhoud.
Chef de maison, dat ben ik. Alles goed opvolgen is een must.
Moe. Moeder. Moest. Om ter meest moe.
Ik heb geen superlatieven ter mijner beschikking om uit te drukken hoe moe ik me voel.
Ik heb geen olie meer in mijn lamp want ik heb mij afgebeuld. Ik ben geradbraakt en kan geen pap meer zeggen. Ik ben geus, afgepeigerd, kapot, halfdood, gebroken en uitgeput.
De boog kan niet altijd gespannen zijn en een vermoeid paard ziet liever een vuile stal dan een schone weg.
Voilà, ik heb eens stoom kunnen afblazen en zo kom ik weer op adem.
Meer moet dat niet zijn!
Nog drie dagen heb ik ter beschikking. In mijn hoofd is de kamer al helemaal af, herschilderd en heringericht. Uiteraard heb ik er met hem reeds over gesproken, in vage termen weliswaar. Het dient een verrassing te zijn. Tot dusver heb ik de helft van zijn spullen naar de badkamer verhuisd, zijn halfhoogslaper uit elkaar gevezen, met de rolmeter een jaap in mijn duim gesneden, muren en plafond afgewassen en de gaatjes gevuld.
Tja, de badkamer als stapelplaats, is geen evidente keuze. Mijn huis is klein. Helaas. Het is een gewoon arbeidershuisje in een rij. En ondanks de verbouwingen, enkele jaren geleden, behoudt het zijn afmetingen, maar gelukkig voelt het licht en luchtig aan.
Het kostte me indertijd heel wat kopzorgen eer ik tot het besluit kwam een architect en aannemer in de arm te nemen. Het werd uiteindelijk een heel gelukkige en bevredigende periode in mijn leven. In mijn geheugen staan de zes maanden tijdelijke woonst op den buiten als heel plezierig geboekstaafd.
De oplevering van mijn gefacelifte huisje liep echter niet van een leien dak. Ik had een lekkende douche, deuren sloten niet, er sijpelde water door de lichtstraat, ondanks het injecteren bleven er vochtproblemen in de gemeenschappelijke muren, de aansluiting met het dak van de buren was niet in orde De architect stelde de aannemer een ultimatum dat hij niet naleefde, en ik zat met de gebakken peren
Gelukkig heb ik een aantal problemen nadien toch kunnen oplossen
Zijn kamer bevindt zich op de tweede verdieping, in een vorig leven de helft van de zolder. Zo maar zijn bed in een andere richting verplaatsen gaat niet. Ik dien alles te demonteren. Het uitproberen gebeurt dus in mijn hoofd en op papier Twee muren van gyproc, twee uit bepleisterde bakstenen. En aan die gipsplaten, hang je niet gelijk wat. Ik heb onder andere speciale pluggen nodig.
Met zijn 1.90m lengte is hij toe aan een ander bed. De breedte van zijn kamer is echter slechts 2,17 m, 3 cm te kort voor een matras van 2,20 m, wat reeds buiten de standaard afmetingen ligt. Ik zal dus een beetje moeten foefelen
Vanuit zijn veluxraam heb ik een schitterend zicht op de tuinen in de buurt. En ik merk met spijt dat mijn achterburen een dubbele gevelbreedte ter beschikking hebben, wat overigens zelfs geen luxe is Ach een stad biedt vele geneugten, maar grote hovingen, staan niet in de top twintig.
Mijn terras is mijn tuintje, want het is omzoomd door een reep aarde beplant met struiken, klimplanten, één- en meerjarige bloemen. En dat mijn dochters vriendinnetje het een koertje noemt omdat het niet over een grastapijt beschikt, awel, het zal me een zorg wezen.
Voor mij is het een tuin, al is hij maar een zakdoek groot!
Ik heb vandaag gedweild. Niet in de letterlijke betekenis van het woord weliswaar. Na afloop deed mijn rug zeer, mijn heup liet zich weer voelen en mijn voeten, djeezes, dààr heb ik geen woorden voor Voor diegenen die méér dan een half woord nodig hebben: samen met mijn dochter heb ik dus de stad afgedweild.
Deze week smaak ik het intense genoegen mijn aandacht slechts op één kind te moeten toespitsen. Dit is nu vakantie voor mij, met een grote V. Van VREDE. Geen gekibbel en ook geen bemiddelingsnood. De koelkast wordt niet gestroopt. Geen puddinkjes aan de zithoek, de lekkende verpakking bedoel ik dan. De badkamer is weer een oord van hygiëne en geen repetitielokaal. Mijn planten herademen en hoeven niet te lijden onder de onverhoedse aanvallen van een basketbal. Geen avondlijk gedribbel in de living en geen moederlijk, sjjt de buren! Zelfs Noewi, onze kater, is de rust zelve en heeft tijdelijk zijn hyperkinetische activiteiten gestaakt.
En toch stiekem mis ik mijn goedlachse zoon
Het wordt een heerlijke winkelnamiddag. Afgezien van mijn voeten dan. En die winterjas die ik desondanks meezeulde.
Mijn dochter is als vanouds erg aanhankelijk, arm in arm of hand in hand slenteren we langs de straten. Het gedicht over de Gelukstraat op de zijgevel van de Vooruit krijgt zoals steeds onze aandacht.
Opvallend veel huizen zijn tegen de vlakte gegaan, en zo krijgen we een onverwachtse inkijk op het hinterland. Kon het zo maar blijven, maar bouwgrond is big business, dat zal niet braak blijven liggen, helaas.
Ongemerkt verstrijkt de tijd van het parkeerticket. Eigenlijk had ze enkel een bikinietje nodig Met haar figuurtje is het echter heel verleidelijk passen. Alles zit haar als gegoten.
En het is reppen op zere voeten om bijtijds de atletiektraining te halen een hopeloze zaak
Hij vindt de laatste schoolweek een verloren week, gezien er geen grote intellectuele inspanningen van hem vereist worden. Ware het niet dat hij reeds acht dagen last heeft van een hardnekkige keelpijn, zou hij zich in een zalige vakantieroes kunnen bevinden. Een virus, een kleintje, weet de huisdokter, en daarmee is de mama, ikke dus, weer gerust gesteld.
Die hele tijd zit ik hem achter de vodden. Ik vind dat hij zijn tas moet maken. De eerste zaterdag van het paasverlof vertrekt hij namelijk naar de Ardennen. Een cursus voor monitor bij de C.M.
Morgen, zegt hij, morgen maakt hij zijn bagage klaar. Maar morgen wordt vandaag, gisteren, eergisteren
Zijn eerste bekommernis is de beatboxbattle waaraan hij vrijdagavond wil deelnemen. Het is de laatste tijd wat op de achtergrond geraakt, die ritmische geluiden die een orkest evenaren. Die klanken drijven, gepaard met stoomwolken, de badkamer uit. Horendol zou ik ervan worden, maar met een aankomend artiest dien ik geduld te hebben. Later zal ik immers met weemoed naar deze periode terugkijken
Ter plaatse aanmoedigen hoeft helemaal niet, hij concentreert zich liever op één soort publiek, zijn kameraden. Hij is een beetje van zijn melk want een vriend zei hem dat hij ging afgaan. Een nachtje erover slapen doet echter wonderen, en hij kan die uitspraak relativeren.
Die vrijdagnacht doe ik geen oog dicht. Ik pieker, pieker Uiteindelijk sta ik terug op om zijn reistas te maken. Niet erg consequent en pedagogisch, want het is eigenlijk zijn verantwoordelijkheid. Ik troost mezelf dat ik hiermee rust zal hebben en bovendien verliest hij hierdoor zijn inspraak bij de mee te nemen kledij.
Nauwelijks ben ik hiermee klaar of hij komt thuis. Tevreden, want zijn prestatie kende heel wat bijval van de toehoorders, ook al geraakte hij niet in de tweede ronde. Dit was slechts aan acht op de zevenendertig gegund. Al bij al was hij een van de jongste deelnemers, dus een schande is het niet.
Ook bij mij is de spanning er af en ik slaap daarna als een roos.
Het is kwart over tien en ik zit aan mijn PC. Zij slaapt al. Hij rommelt nog wat op zijn kamer. Plots gaat het alarm van mijn firewall af en in de volgende seconde flitst mijn beeldscherm uit, valt de computer stil, de lichten gaan uit
Stroompanne!
Op de tast stommel ik naar beneden, naar de kelder waar mijn zaklamp voor noodgevallen ligt. De eerste die ik in handen krijg is plat en de volgende geeft een flauw schijnsel.
Van op het terras tuur ik naar de buren. Stilte. Nergens een glimpje activiteit. Ik kan niet onmiddellijk dedecteren of we lotgenoten zijn.
Ik stessel naar de voordeur, de straat is leeg. De overkant van de Schelde baadt in een luxueus licht van straatlantaarns en uitstalramen. Mijn kant ligt in de donkerte. Een eindje verder tekent een raam zich duidelijk af. Daar is automatische noodverlichting. Dat ken ik van op t werk. Daaraan kan je zelfs op klaarlichte dag zien dat de lichten het niet doen, omdat de noodexemplaren branden
Ik wandel op mijn binnenhuissandalen naar de hoek van de straat, ook daar heerst relatieve duisternis. Mijn bejaarde buurman komt in kamerjas poolshoogte nemen, zijn tanden heeft hij thuis gelaten. Het waren geen echte en hij heeft ze bij zijn verkenning van de situatie niet nodig. Hij neemt het filosofisch op, al goed dat hij nog bougies heeft. Dat zijn kaarsen en geen ontstekingsattributen voor in de auto, hé!
Mijn theelichtjes werken niet goed mee, de helft is ondertussen al uitgedoofd, de wiekjes zijn te kort. De vlammetjes geven een grillig licht maar het is best gezellig.
Mijn zoon speurt de lucht af en merkt op dat onze stad lijdt aan lichtvervuiling. We besluiten samen een ommetje te maken om het getroffen gebied te verkennen. Het doet me aan iets denken. Aan de Afrikaanse nachten die zo plotseling kunnen vallen, al om zes uur s avonds. En hoeveel leven er dan nog is op straat.
Ook hier zijn er opvallend meer mensen op straat. We worden achtervolgd door een rood lichtpuntje. Spooky. Een plezanterik met een laserstraal, ergens boven ons hoofd. We moeten uitwijken voor een bouwwerf die het hele voetpad inneemt, het silhouet van een half afgebroken huis kijkt ons met lege ogen aan.
We slaan de tweede hoek om en even later speelt het licht van een zaklamp op ons hoofd. Een dame op leeftijd leunt door haar raam op de eerste etage en spreekt ons aan. Haar telefoon doet het niet. En ze had graag haar zoon gebeld. Maar ja, de panne zal zo wel opgelost zijn, hé!, troost ze zichzelf.
We vervolgen onze tocht, passeren mensen met zaklantaarns in alle formaten. We vinden het eigenlijk wel grappig.
Hij slaat de kap van zijn zwarte sweater over zijn hoofd, steekt de straat over om te testen hoe onzichtbaar hij wel is. Helaas steken zijn lichte broek en schoenen duidelijk tegen de rest af. Hij vindt het spijtig dat hij zonder zijn zwarte Reeboks en dito broek vertrokken is.
Een paar straten verder bouwen enkele studenten een feestje op straat. Een draagbare radio op een stoel en een fles drank binnen bereik, lachen en dansen
Vóór we terug thuiskomen staan we even stil. Hij vindt het jammer dat het niet pikkedonker is. Zon gelegenheid en dan schijnt de maan. Al is het maar voor driekwart
Ik heb een punthoofd. Dat is er natuurlijk niet van de ene op de andere dag gekomen. En nee, ik lijk nièt op Paulus de boskabouter en al helemaal niet op Plop, want die hééft zelfs geen púntmuts.
Grijze haren heb ik ervan gekregen! Onnózel werd ik er soms van.
Mijn computer is in de rebellie gegaan. Omdat één van zijn speeltjes stuk ging. Tenminste, dat vermoed ik
Een drietal weken geleden gaf mijn router de geest. Zonder die vrolijk flikkerende lampjes wou mijn peecee het wereldwijde web niet op. Na veel vijven en zessen liet ik me in een gespecialiseerde winkel adviseren en schafte me een nieuw model aan. Een router wel te verstaan.
Om een lang verhaal kort te maken: het internet valt nog steeds uit. Zelfs nadat ik het apparaat omruilde. Het duizelt me van de internetprotocollen, pingen, IP- en MAC-adressen, configuratie-instellingen en dies meer. Ik heb zitten commanderen in DOS-vensters, een heel plezante bezigheid overigens. Ik dweil diverse fora af op zoek naar lotgenoten. Mijn allerliefste broer gaf me telefonische ondersteuning bij het stap voor stap herinstellen van de router. Ik kreeg aanwijzingen via mail. Niets mocht baten. Na een tijdje valt de verbinding met de wijde wereld weg. Het maakt niet uit hoe: met kabel, draadloos, op mijn PC of die van mijn huisgenoten, na een kwartier of een uur of vier. Foetsie mijn connecties
Dat er hier überhaupt nog iets te lezen valt, komt doordat ik de stekker er af en toe uittrek. En er uiteraard weer insteek! Pas dan heb ik toegang tot het weeweewee.
Tot hier dus dit verhaal vol kommer en kwel,
Om te melden dat ik van een punthoofd herstel
Arm, klein, oud schooltje, denk ik
Het ligt ingeklemd tussen sociale appartementen en verscheidene handelszaken. En nu is het er een drukte van jewelste, tenminste, voor zijn voordeur: de opening van een nieuwe winkel.
De afgelopen tijd had ik wat bouwkundige activiteit waargenomen. Ik had er geen goed oog in. Mijn vroegere kleuterklasjes dreigden in de verdrukking te komen Mijn stemming sloeg echter om toen vorige week mijn blik op het spiksplinternieuwe uithangbord viel. Waaw een nieuwe Aldi in mijn buurt!
Maar dat vlakbij viel bruut tegen, want het bleek de ontoegankelijke achterkant te zijn!
Vier kassas met lange rijen en zotte woensdag, het duurt een tijd eer ik klaar ben met mijn boodschappen. Het winkelwagentje is extra large en moeilijk bestuurbaar op de parking. Als een dronken chauffeur wals ik naar mijn wagen.
Vóór ik achter het stuur kruip neem ik het oude bakstenen gebouw in me op. De lange muur. Hij begrensde vroeger de speelplaats. Later werd hij deel van de kapel. Tegenwoordig is het al lang geen gebedsruimte meer. De kleuterschool, annex eerstegraadsklas van de Lagere School is verleden tijd. Twee feesten gaf ik reeds, in dit millennium, in de belendende Kring, een soort parochiezaaltje
Voor mijn geestesoog verschijnt een rij kapstokken met dierenprentjes, een gang, zuster Bernadette. Ik zie mezelf op de speelkoer, bang voor die vechtersbazen, de broers van Jacqueline. Allen met een mentale handicap, waarvan ik toen geen flauw benul had. Eén plus één is drie, we accepteerden dat ze het gewoon niet kon en dus meer dan eens bleef overzitten. Wie kon ooit bevroeden dat ze later in mijn leven nog zou opduiken!
Ik herinner me hoe we van de grote school, in de buurt van Zwijnaarde, naar huis keerden, dwars door het U.Z., via deze parkeerplaats die toen nog een weide was. Het spannend avontuurlijk gevoel bij het negeren van het prikkeldraad om vlak bij huis een halt toegeroepen te worden door een boer. Soebatten hielp niet, hij liet ons er gewoon niet door!
Nu nog voel ik de spijt dat we zo dicht bij ons doel rechtsomkeert moesten maken! Lhistoire se répète, dat kon ik vandaag ondervinden, al was het in omgekeerde zin, en was het geen landbouwer maar een hekken dat me tegenhield!
Hij is om op te eten, zo schattig. Ik herinner me nog hoe hij zorgeloos babbelend aan mijn hand huppelde terwijl ik wist dat hij binnenkort zijn rijk te delen had met een nieuw zusje of broertje. We hadden er hem uiteraard op voorbereid, maar het ging zijn bevattingsvermogen te boven. Hij had er niet in het minst ervaring mee. Hij zag mijn buik groeien. Dat kwam door het babietje, maar wist hij veel wat een impact dit op zijn leven zou hebben! Ik las hem voor uit Ivo krijgt een zusje en samen bespraken we de prenten...
Vanavond heeft hij zin in een oude film. Zus slaapt al, morgen heeft ze een atletiekwedstrijd.
Even heeft hij het rijk met mij alleen want ik schaar me graag aan zijn zijde om ons gezamenlijk verleden op het scherm opnieuw te beleven.
Papa vertelde hem dat ze naar lhôpital gingen en hij associeerde dit met zijn fiets. De pedalen dan. Ze kwamen immers ook met de tweewieler naar het ziekenhuis.
Ik zie er gelukkig en ontspannen uit. Dat kan ook niet anders. Een koningswens werd vervuld: een zoon en daarna een dochter. Bovendien was de bevalling voorspoedig verlopen, en de drie mij liefste mensen waren dicht bij mij, wat kon ik meer wensen?
Hij heeft geen zittend gat, dat is duidelijk. Op dat zitvlak schuift hij heen en weer op de vloer onderwijl kinderlijke wijsheden debiterend. Even later zit hij lief op het hospitaalbed, naast zijn kersverse zusje, genietend van mijn druiven. Papa plaagt hem door de baby uitvoerig te knuffelen maar jaloezie, dat is hem momenteel onbekend.
Wat verder in de film zijn we weer thuis en sta ik met hem op mijn arm de uitgebloeide geraniums uit mijn bakken te plukken. Hij helpt me ijverig mee door naar de volle bloemtrossen te graaien. Hij kraait het uit van plezier
Na het conflict van deze middag, een met een hoog testosterongehalte, is dit de uitgelezen manier om bij te praten. En ik besef en prijs me gelukkig dat ik met mijn opvoeding toch nog op het juiste spoor zit
Ik klem de hoorn tussen hoofd en schouder terwijl ik mijn kousen aantrek, maar dat blijkt niet echt handig, ik spreek in het ijle. Half aangekleed concentreer ik me nu op het telefoongesprek. Of ik wat meer over Konstantijn kan vertellen. Vaneigens, dat is mijn vader. Vlaamse componisten, daar is ze naar op zoek. Ze is namelijk bezig met een boek dat volgende maand helemaal af moet zijn.
Ze verrichtte reeds heel wat opzoekwerk. Waar hij school liep bijvoorbeeld en wanneer hij afstudeerde. In het archief van zijn werkgever vond ze twee geregistreerde werken. Geboorte- en sterfdatum, loopbaan, gecreëerde muziekstukken, andere componisten, alle bijkomende informatie is welkom. Mijn zus Steentje gaf reeds de voorzet, en dus mijn telefoonnummer, ik moet scoren met details. Ik ben wàt gaarne bereid in het verleden te duiken.
Sporen van mijn vader. Het verrast me aangenaam. Hij staat me plots weer levendig voor de geest.
Hoe hij soms afwezig met ons op stap gaat, zijn hoofd vol met een nieuw muziekwerk. Wat we ervan vinden, vraagt hij steevast. En dan neuriet hij de melodie zo maar op straat. Bepaald ongemakkelijk voel ik me er bij, want als puber ben ik als de dood om op te vallen.
Onweerstaanbaar word ik later die dag aangetrokken tot mijn piano. Mijn piano die eigenlijk de zijne is en waarop ik nu mijn erfenis speel: de mij bijgebleven pianostukjes. Joram vindt het pure antiek. Maar ik besef dat mijn muzikale vaardigheid ontoereikend is om het verleden vol luister weer te geven.
En plots krijg ik een lang vervlogen beeld voor ogen: mijn moeder met korte klassieke stukjes op het klavier. Kostschoolmeisjesachtig. Vertederend, maar niet van mijn tijd
Dromen, wie heeft ze niet?
Op mijn weg naar school hoopte ik in mijn tienertijd koen en dapper in het Scheldewater te duiken om iemand op het nippertje van de verdrinkingsdood te kunnen redden. Het scenario zat al in mijn hoofd: schooltas neerkwakken, schoenen uit en jas idem dito en hopsa, met een mooie boog het water in. Toen de nood aan de man kwam, bleek het een veel hachelijker karwei!
Of schrijfster worden Ik zag mezelf al een hele reeks westernverhalen uitgeven, want Winnetou inspireerde me mateloos
Maar iets dat regelmatig weer opduikt, is het verlangen om een welbepaalde aflevering van Echo of Boemerang (of een dergelijk programma) terug te zien. Ons gezin werd toen gefilmd, het thema was wellicht: visuele handicap.
Mijn beide ouders waren blind en in die opname werd duidelijk hoe goed ze in het dagelijkse leven hun plan trokken. Mijn jongste zus was nog niet geboren, we waren toen met vijf, vier meisjes en één jongen. Mama kookte, breide, was in de weer met huishoudelijke taken en het verzorgen van haar kroost. Als moeder zong was heel het huis in vreugde, was haar op het lijf geschreven. Papa zagen we op weg naar zijn broodwinning, met zijn witte stok obstakels vermijdend. Hij was organist bij de broeders en gaf bovendien muziekles in enkele lagere scholen. Ook was hij actief in een sportclub van de Visueel Gehandicapten. En thuis was hij manusje van alles: hij timmerde, schilde de aardappelen, speelde met zijn kinderen, vertelde spannende verhalen, speelde in de harmonie van zijn vroegere school.
Ik was de oudste en op dat moment zeven, acht jaar. Ik herinner me nog levendig de dag dat er gefilmd werd, maar van de uitzending is me bitter weinig bijgebleven.
Op 12 april 1961, de dag dat het zou worden uitgezonden, cirkelde Joeri Gagarin als eerste mens rond de aarde en dat was wereldnieuws. Het programma werd hierdoor verplaatst naar het najaar.
Uiteraard ben ik niet de enige mens die ooit op televisie kwam, ook al was dat in die tijd wel iets bijzonder. Waarom ik deze verfilming dan zo dolgraag in handen wil krijgen?
Onze ouders zijn vrij jong overleden. Mijn jongste zus was net zes toen mijn moeder stierf, ik zestien. Vijf maanden later stierf bobonne, die tot aan de dood van mama bij ons inwoonde en dag op dag een jaar later overleed mijn vader, hij was zesenveertig.
Mijn jongste zussen hebben dus niet zo veel herinneringen aan onze papa en mama, en ik gun hen zo van harte een beeld van ons ouderlijk gezin, waar er liefde en aandacht was voor elkaar. We hebben ook niet zo denderend veel fotos en de bandopnames kunnen niet meer afgespeeld worden, want werden opgenomen op een viersporige Philips bandopnemer.
Mijn vader had immers de gewoonte om op gezette tijden een bandopname van ons te maken, en zo konden we auditief onze ontwikkeling een beetje volgen, waar andere gezinnen dit via filmpjes deden. In mijn geheugen staat het Zegen papa, mama, Seske, Boontje en alle Hongaren nog scherp gegrift. Het was het jaar 1956. Ik was toen drie jaar.
Ook mijn kinderen, nu 16 en 13 jaar oud, zijn opgegroeid met de verhalen over hun opa en oma, maar hebben hen nooit gekend en de grootmoeder langs vaders kant woont honderden kilometers van hier. (dochterlief vindt, mam, 't is duizenden). Ook voor hen zou het een verrijking zijn
En eigenlijk doel ik niet enkel op die TV-opname, maar ook op mogelijk ander beeldmateriaal (er waren ook opnames voor een bioscoopfilm die nooit is uitgebracht )
Ook getuigenissen van mensen die onze ouders gekend hebben, fotos, geluidsbandjes, het zou ons zon ontzettend plezier doen. De enkele keren dat we onze Kempische nonkels terugzien hangen we aan hun lippen bij het aanhoren van de sappige schelmenstreken van mijn vader. Ik zou die verhalen voor altijd willen vastleggen
Ik had het rolluik nog maar net opgetrokken of er werd aan de deur gebeld. Daar stond ik dan in mijn nachtplunje. Ik kon niet meer terug, aangezien ik de buitenwereld net een teken van leven had gegeven. Ik schoot dus vliegensvlug mijn lange zwarte mantel aan. Mijn bejaarde buurvrouw stond in kamerjas aan mijn voordeur. Ze had die nacht niet kunnen slapen. En dat kwam door ons.
Onze trap maakt immens veel lawaai. Uiteraard bedoel ik niet de trap op zich. Maar zodra we deze betreden zinderen de geluidsgolven door de dunne muren, recht hun kamers binnen. Soms weet zelfs ik niet of er rondgewandeld wordt in mijn huis, of hiernaast, en dat zal vice versa ook wel zijn. Dat zijn nu eenmaal de geneugten van het leven in een aaneengesloten rij.
Toen ik hier pas kwam wonen, zon vijfentwintig jaar geleden ondertussen, bolderde ik levenslustig en mij van geen kwaad bewust op houten klompen de trappen op en af. Overal lag er dempend rijsttapijt, behalve dààr, uiteraard. Dus klonken mijn vertikale verplaatsingen hen als slagwerk in de oren en kreeg ik een fikse preek.
Tegenwoordig hou ik met deze extreme gehorigheid terdege rekening en sluip ik na tienen op kousenvoeten door het huis. Mijn kinderen poog ik met eindeloze sssjjts tot stilte te manen, een energievretende taak. Mijn zoon kan namelijk niet fluisteren...
Maar deze nacht was er dus een druk heen- en weergeloop. Het af- en aandragen van emmertjes, dweilen, handdoeken en vers beddegoed heeft ons aller slaap verstoord. Ik vrees dat een buikvirusje onze vesting is binnengedrongen en een aanval op mijn jongste heeft ingezet
De klokken bimbambeieren luid. De puberteit is hiermee ook bij haar een feit. Wat hormonen al niet teweeg brengen!
Ik had al gemerkt dat ze de laatste tijd een metamorfose had ondergaan. Slank als een den. Sierlijk. Een gazelle. Haar kijkers heel expressief. Met een oogpotlood onderlijnt ze dit.
De kleerkast wordt onder de loupe genomen en de inhoud op zijn bruikbaarheid getaxeerd. Voordien verguisde stukken worden in ere hersteld en oh wonder het past! Wat vorig jaar strak zat, voelt nu ruim aan. Wat een heerlijk gevoel!
En die sportieve outfit die ze zo ophemelde omwille van zijn draagcomfort bestempelt ze nu als te mannelijk. Waarom heeft niemand haar weerhouden dit te dragen, vraagt ze zich af? Tja, dat deden we, maar er was geen kruid tegen gewassen.
Vandaag krijg ik een snak en een beet voor de meest onschuldige zaken. Ach, die hormonen, al zijn die van mij ook behoorlijk van slag. Puberteit en menopauze, hand in hand, zal dat gensters geven!
Vorig jaar vertrok ze nog gezwind naar school met fluovest en helm, onderwijl haar mening niet onder stoelen en banken verstoppend. Want dat verstond ze toch niet goed, dat anderen haar daarin niet volgden, het hoorde zo en het was veilig, toch? Broerlief wenste niet met haar geassocieerd te worden!
Dit jaar stierf deze goede gewoonte een roemruchte dood, ze wou zich niet belachelijk maken. Nu hoop ik maar dat een aantal van haar ideeën wèl stand houden, met name alcohol en tabak, want daar is ze momenteel nog steeds geweldig tegen. Een beetje té zelfs, want haar walging voor het minste zuchtje sigaret jaagt zelfs mij, antirook en -nicotine, in de gordijnen. Nuanceren is een moeizaam leerproces
Die morgen was ze bijna in tranen.
Om te beginnen had ik haar ietwat aan de late kant aan school afgezet. Dit was reeds de derde dag op rij dat ze er om 7 uur, jawel, in de òchtend, verwacht werd. In de mate van het mogelijke, stond er op het briefje. Want natuurlijk konden ze niet allemaal tegelijk geschminkt worden.
Vervolgens diende ze de tickets voor haar papa nog maar eens te wisselen.
En tenslotte, hoorde ik alles nú te betalen, vond ze, ook al stond het ànders vermeld. Om de lieve vrede, doe ik dat natuurlijk, want ik mag er niet aan denken dat haar acteerprestatie hieronder zou lijden!
En acteren kan ze, althans, daarvan is haar broer rotsvast overtuigd. Hij doelt dan voornamelijk op haar rol als slachtoffer, in een voorstelling waarin hij als schuldige fungeert
Maanden heeft ze gerepeteerd, ten koste van viool, atletiek, middagpauzes, vrije avonden, ja zelfs gewone lessen. Ze vindt het verschrikkelijk leuk. Ach, dertien jaar: je talenten ontwikkelen en braakliggende terreinen ontginnen, wat een spannende ontdekkingsreis!
Die avond krijgt de turnzaal het uitzicht van een theater. Even oponthoud aan de kassa: onze kaarten blijken niet betaald, noch geruild. En tot zijn ontsteltenis zijn we er véél te vroeg. Enkele leerkrachten heten hem luidruchtig en jolig welkom.
Speciaal voor deze school schreef Frans Busschots een westernverhaal: De Powwow van Redhill.
Het speelt zich af in en nabij de saloon in een cowboydorp. Dichtbij ligt een indianenreservaat. Beide gemeenschappen leven in een zeker evenwicht samen. De cowboys palmen echter steeds meer grond van de Indianen in. De samenwerking is bevredigend, tot de burgemeester besluit een stuwdam te bouwen op indiaans gebied en de rivier af te leiden naar zijn eigen droge grond. In het teken van de vooruitgang zou de regering dit wel subsidiëren
Het opperhoofd, Grijze Uil, wil dit conflict in der minne regelen en vraagt aan Schorpioen, zijn kleindochter die in de stad als ingenieur afstudeerde, terug te keren naar de stam en zijn opvolger te worden
Haar aardrijkskundeleraar, nam de regie op zich en verwerkte dit tot een musical. En met ondersteuning van heel wat andere vrijwilligers werd het een mooie voorstelling.
Ik heb de pech achter een boom van een man te zitten, die bovendien van links naar rechts wiebelt, waardoor de helft van het podium geregeld uit mijn blikveld verdwijnt. Zijn echtgenote gedraagt zich heel wat statischer, maar deze vruchten worden door mijn buurvrouw geplukt
Bovendien voel ik me als een dwerg en heb ik de indruk dat mijn stoelzitting zich beduidend lager bevindt dan deze van de mij omringende toeschouwers!
In elk geval vind ik haar in haar bandietenrol wel goed, en haar vriendin blinkt absoluut uit als burgemeester. En ook al knipogen haar oorhangers me meisjesachtig van onder haar hoed toe, in haar geruit hemd en cowboylaarzen, ziet ze er toch stoer uit Op t eind wordt ze ondanks haar gebroken pols neergekogeld... Pfffft, mis rechtkrabbelen en ontsnappen is de boodschap
Mijn zilverpapier is uitgewerkt en sedertdien leef ik in onmin met mijn kat.
Hij heeft een royale bak met de allerfijnste kleikorreltjes, overdekt en met een eigen voordeur. In alle intimiteit kan hij zonder pottenkijkers zijn gevoeg doen. Bij de eerste miauw krijgt hij vrije toegang tot de tuin waar hij naar hartelust in mijn winterse bloemperken kan struinen. En als het hem zint kan hij de wijde wereld in, een ladder op, om zo het paradijs der daken te betreden. Wie weet hoever zijn horizont reikt.
Laatst voelde ik me zelfs wat gegeneerd. Er was ruzie op het dak en onze Noewi zat er voor iets tussen. De kemphanen, bij wijze van spreken dan, maakten zo veel misbaar, dat de buurman ook van zijn oren maakte, niet tegen mij, gelukkig. Ik overdrijf, hij suste de gemoederen, het is een vriendelijke man. Wie er met de vijandelijkheden begonnen was wist ik uiteraard niet, maar mijn jongste had al eens opgemerkt dat die van ons, de buurtkatten uitdaagde. Met zijn pootje gaf hij speelse duwtjes aan toevallige passanten
Hij heeft helemaal geen reden om in mijn pot met bonsai te gaan graven, vind ik. En met de uitvlucht dat dit zo plezant is, neem ik geen genoegen.
Ik geef het toe, een tijd geleden heb ik hem valselijk beschuldigd, al was het maar in gedachten. Maar we hadden het goed gemaakt en ik had me heilig voorgenomen in het vervolg tot zeven maal zeventig maal mijn kritiek in te slikken alvorens hem te verdenken. Maar het is sterker dan mezelf, zodra ik die aarde rond de sierpot zie, ontplof ik bijna.
De eerste keer heb ik hem enkel streng toegesproken en stak de hand in eigen boezem. Misschien bliefde meneer een grotere hoeveelheid kattenbakstrooisel. Ik was er misschien wat zuinigjes mee omgesprongen. Ik gaf zijn kleinste kamertje een grote beurt met Dettol en kieperde er de hele doos Vitakraft in. Het ultracompacte spul. Volgens de handleiding kan ik dat tot in de eeuwigheid gebruiken. Klompjes verwijderen en aanvullen met vers strooisel is het devies, maar dat strookt niet met mijn hygiënische verwachtingen. In realiteit ontstaan er na amper enkele dagen reeds minuscule kleiklompjes die tussen de spaakjes van mijn schepje terug in de bak vallen. Niet bepaald mijn gedacht van properheid! Met dat vissen en scheppen ben ik dagelijks toch ook wel een tijd zoet
De volgende dag echter ligt tot in de verste hoeken van mijn living aarde en is voor mij de maat vol. Nog voor ik een blik op hem heb geworpen, weet hij hoe laat het is en maakt hij zich onzichtbaar achter de zetel. De schelm! Het hem zelf laten opkuisen, tja, dat is geen optie. Dus haal ik met veel gekletter de stofzuiger uit. En reken maar dat dit een gepaste straf is want hij haat dat geluid en kiest het hazenpad
Ik spreek zijn taal niet dus is het moeilijk om te achterhalen waarom mijn plant voor hem zo attractief is. En hij van zijn kant lijkt niet te begrijpen dat die manshoge bonsai, die er zo stoer uitziet, mijn benadeelde troetelkindje is, de takken zorgzaam gespalkt na de zoveelste aanranding door een of ander sportattribuut van mijn zoon, de wortels liefdevol toegedekt na Noewi's interventie En stiekem ben ik ook een beetje boos op mijn geliefde mini-boom, want een grote draagkracht heeft die ook niet! Hij laat machteloos zijn twijgjes knappen en zijn blaadjes vallen, ik wou dat hij wat flinker werd en een voorbeeld nam aan zijn buur, de ficus, die veerkrachtig weerstand biedt aan wie hem belaagt. Maar ja, die moet het dan wel met heel wat minder aandacht stellen
Ik pluk een brief met een zwart randje uit de bus. Het handschrift herken ik niet.
Tante Yvonne, overleden in het ziekenhuis, amper vijfenzeventig jaar oud. Ze is de vrouw van de peter van ons Bietje, een jongere broer van papa.
Is, zeg ik, maar de brief meldt me woordeloos dat dit verleden tijd is.
Jong, vind ik, waar is de tijd dat ik de leeftijd van 75 als stokoud bestempelde?
Mijn broer pikt me thuis op en samen rijden we naar de Kempen. Vierennegentig kilometer gezellig keuvelen. Heerlijk!
Bietje heeft samen met haar man tien minuten voorsprong op ons, wat we, gezien ons gezapig tempo niet inhalen Eens ter plekke, blijkt dat de rouwbrief voor Seske niet besteld werd wegens een voorhistorisch adres, dus bellen we haar alsnog in extremis. Ik hoop dat ze kan komen Jaaa dus, met een versgewassen hoofd zelfs, want zonder kon ze zich niet tussen de mensen begeven
In de kerk laat ik mijn gedachten de vrije loop. Hier heeft mijn vader nog vertoefd toen hij een jongen was, weliswaar zonder dit alles visueel in zich op te kunnen nemen. Op zevenjarige leeftijd was hij immers reeds blind. We zitten net onder de preekstoel vanwaar vroeger meneer pastoor de gemeenschap toesprak. Waarom eigenlijk, vraag ik me af, het altaar staat toch ook op een soort podium, van daar zien en horen we hem toch ook goed
Onze tante werd behandeld voor haar spataders en de operatie was geslaagd. Ze mocht naar huis en terwijl ze met nonkel Jos naar de uitgang liep, stuikte ze in elkaar. Een longembolie. Intensieve zorgen mochten niet baten. Onvoorzien en onverwacht werd de levenslijn afgesneden, zonder dat iemand afscheid had kunnen nemen.
Het is een mooie begrafenismis en de zon door de glas-in-lood-ramen brengt onverhoopt troost. Gezamenlijk wandelen we naar de begraafplaats.
Vroeger werden we tot aan de pas gedolven kuil geleid. Na de laatste gebeden liet men de kist met behulp van touwen in de put zakken. Met een symbolische schep aarde en een bloem werd het definitieve afscheid van de overledene ingezet. Nu houden we halt aan een standbeeld in het centrum van het kerkhof en wordt ons de teraardebestelling bespaard.
Tweehonderdvijftig genodigden zijn er voor de koffietafel. We zijn een grote familie. Het is fijn de nonkels en tantes, de nichten en kozijns weer te zien. Veel contact hebben we immers niet met elkaar. Wij leven immers in de Vlaanders, zij in de Kempen
De oudste broer van onze papa is reeds vierennegentig jaar en nog heel kras. Zijn benen laten het wat afweten de laatste tijd, maar hij kookt nog dagelijks zijn eigen potje. Zijn jongste dochter zorgt voor de was en de plas. Hij verwoordt zijn angst om dement te worden, hij maakte immers het verlies van decorum en realiteitszin reeds mee met zijn vrouw.
Ook tante Lie kan erover meespreken, zeven jaar verzorgde ze haar demente man, en ze is ondertussen zelf reeds achtentachtig. Nog geen haar veranderd, vinden we Nog helemaal zoals we haar altijd gekend hebben.
Mijn ogen strelen de gerimpelde gezichten, wat heb ik hen lief!
Ach wat doet het deugd om eens back to the roots te gaan, naar de plaats waar het ouderlijk huis van onze vader staat En natuurlijk maken we als vanouds plannen om deze zomer, de familiebanden wat nauwer aan te halen. Om, in betere omstandigheden, gulzig en onverzadigbaar, uit de mond van de nonkels, de wilde wedervaardigheden te aanhoren van onze papa
Ik denk eerst dat ze aan het zeveren is: Mam, kom je me ophalen, ik zit bij het Rode Kruis, er is iets met mijn pols Een goed uur geleden heb ik haar aan de Topsporthal gedropt voor een extra training en nu vlam ik in vliegende vaart terug.
Het is razend druk want er is een scholenmeeting atletiek aan de gang dus parkeer ik me maar aan een blauw bord met rolwagen. Het is een heel traject via allerlei gangen en deuren, langs de oefenpiste naar de EHBO-post en eens ter plaatse is de vogel gevlogen. Een jonge verpleger meldt me dat ze me tegemoet is gegaan want mijn moeder gaat dat hier tòch niet vinden Das proper, mij zo onderschatten, pruttel ik in mezelf.
Terwijl ik, op weg naar de uitgang, bijna overhoop gelopen word door horden jonge sporters, gaat mijn GSM af. Mijn dochter, zie ik nog net, voor de batterij het begeeft. En dan zie ik haar staan, helemaal in het wit: de Adidas kuitbroek, shirt, loopschoenen, haar verbonden arm, de mitella. Bij een oefening tuimelde ze achterover van een bank, een Zweedse dan nog wel, dus echt niet hoog. Op haar elleboog, op haar hoofd, ze weet niet precies hoe, maar haar pols doet pijn
Met een tussenstop thuis om SIS- en identiteitskaart op te vissen, een telefoontje naar de huisarts te plegen, rijden we door naar het UZ. Parkeerkaartje halen, de slagboom gaat omhoog en de pijlen leiden ons naar de spoedafdeling. Nu nog de wagen kwijtraken, het staat hier vol voertuigen met een witte klever: U staat hier niet reglementair We vinden gelukkig vlug een legale plaats.
Een steile helling leidt naar het gebouw en ik bepeins dat ik blij mag zijn dat ze geen mankementen aan haar voeten heeft. Voor de glazen deuren kijk ik nog eens omhoog. Ik sta verdorie voor de tandheelkundige afdeling! Spoed is om de hoek.
Een poort voor ziekenwagens, maar ook personenwagens zijn toegelaten. Had ik dat geweten maar met een zere pols zou het toch een beetje belachelijk geweest zijn, grinnik ik in mezelf.
De voetgangersdeur geeft uit op de inschrijfbalie. Er staan nog twee wachtenden voor mij in de rij. Ik mag er niet aan denken dat ik hier met een halflevende potentiële patiënt zou staan aanschuiven!
Na de administratieve plichtplegingen kiezen we een zeteltje in het wachtlokaal. Pffft, precies de woestijn hier, droog en warm. En ik heb zelfs geen boekske mee! Ik verga van de dorst en Jolien heeft honger. Gekwetsten hebben voorrang dus halen we een reep chocola uit de automaat en net wanneer ik het wisselgeld recupereer worden we gehaald. Weg van de blikjes, flesjes, sapjes, verfrissingen
Een supervriendelijke verpleegster betast de zere arm en pols en weerom mogen we in een kamertje wachten. Fotos nemen. Wachten.
Een jonge stagiair meldt ons dat het geen breuk is. Oef. Hij manipuleert haar pols om de pijnlijke plek te lokaliseren, stelt heel wat vragen en noteert de antwoorden.
Opeens komt een groengeschorte arts mijn dochter halen. Moet hij niet wisselen van voorschoot? Ik zie bloedvlekken! Ik volg hen naar de gipskamer. Er is tòch een breuk, dat had deze dokter meteen gezien: een groenhout fraktuur distale radius, aanvaardbare stand. Ze is nog jong, dus zullen vier weken immobilisatie wel volstaan. En ja, ze mag nog trainen, en lopen uiteraard, maar natuurlijk moet ze geen hangoefeningen en dergelijke doen met haar pols. Ze is erg opgelucht, want stilzitten, dat is niet haar ding!
Ik zal me dus maar inleven in mijn rol als chauffeur, de komende dagen. Ze piekert ondertussen over het toneelstuk waarmee ze over twee weken het podium opgaat. Eureka! In plaats van ik heb er een gebroken neus aan overgehouden kan ze verwijzen naar haar arm. En voor de theatrale valpartij moet ze ook nog wat verzinnen, maar dat zal wel lukken, zeker!
Ik vind het heel lief, s avonds krijgen we een telefoontje van een bezorgde coach uit de Topsportschool. Ook haar negenjarige broer wil er het fijne van weten en benijdt haar: hij wil ook een plaaster, dat lijkt hem supercool! Bij een klasvriendinnetje kan ze een steunverband lenen. En papa belt ten overvloede: Est-ce-que los est cassé ?
Van al die aandacht kan je niet anders dan voorspoedig genezen
Ik ben Lieve
Ik ben een vrouw en woon in Gent () en mijn beroep is woonbegeleider bij volwassenen met een mentale handicap.
Ik ben geboren op 18/04/1953 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: lezen, computeren, muziek....
Ik ben een laatbloeier wat maakt dat ik me nog jong voel! Mijn kinderen (17 en 15) zijn mijn lust en mijn leven, maar toch werd het tijd dat ik
iets helemaal voor mezelf deed. Mijn zoon vond dat ik mijn droom moest
waarmaken, dat gaf hem namelijk hoop voor ZIJN droom. Dus waarom zou ik
de draad uit mijn tienerjaren niet weer opnemen en een blogje schrijven
hé!