Onze creativiteit staat niet altijd even scherp, grijp op zulke momenten naar je vertrouwde methodes en techniek. van P²
Doenik P²Ke, doenik.
Op school hadden we een aantal oefeningen om de aandacht gefocust te houden. 1969-’70-’71 was dat.
Een van die oefeningen was een mop herschrijven. Dat is verraderlijk. Een goede vertel-mop wordt niet vanzelf een goede lees-mop. Als een mop tempo en intonatie nodig heeft (en mogelijk ook nog streektaal) dan wordt het zeer moeilijk / bijna ondoenbaar om daar een lees-mop van te maken. Een flauwe vertel-mop kan mits wat schrijfwerk dan weer wél een goede lees-mop worden. Heel wispelturig materiaal, moppen. Wat werkt, wat werkt niet … Grappen en geestigheden zijn technisch serieuze materie.
Een andere oefening was schrijven bij afbeeldingen. We moesten een zichtkaart meebrengen. Die zichtkaarten werden ingezameld en dan zonder willekeur weer rondgedeeld. Bij de prent die men in handen kreeg moest men iets verzinnen. Minimum een A4-bladzijde. "En niet te groot schrijven en géén bladvulling!" Zo heb ik klein leren schrijven, om het allemaal op één kantje te krijgen. Bondiger schrijven ware ook een oplossing geweest en daar wordt nog altijd aan gewerkt.
De eerste keer dat we een postkaart moeten meebrengen, brachten we een mooie mee, in 't gedacht dat we die zelf zouden gebruiken voor de opdracht. En toen kwam dat ronddelen. We hadden een klein klasje van 16 meisjes. Zodra de leraar de deur uit was werd de klas een marktplaats en werden de achtergrondverhalen bij de postkaart in kwestie uitgewisseld. Dat was niet de bedoeling. We moesten geen verslag doen van de vakantie van de afzender van de kaart, we moesten een verhaal verzinnen bij de afbeelding op de voorzijde van de kaart.
De maand daarop zamelde de leraar onze zichtkaarten in en deelde toen de kaarten rond van een andere klas ! Nu waren er meerdere klassen betrokken en de markt verplaatste zich van het klaslokaal naar de speelplaats. Persoonlijk vond ik dat tijdverlies. Bij de prent blijven, had hij gezegd. Oké! Dan bleef ik bij de prent. En ik schreef als vanouds per opdracht weer meerdere opstellen in ruil voor huiswerken van wiskunde. Verder dan dat heb ik het op zakelijk gebied nooit gebracht.
Er zijn in dat project tamelijk wat kaarten niet terug geraakt tot bij de oorspronkelijke eigenaar. Kaarten die thuis gekoesterd werden. Na een keer of drie brachten we enkel nog rommelkaarten mee. Daar viel evengoed mee te werken en als we ze niet terug kregen was er tenminste geen hartzeer.
Met afbeeldingen van het Net is dat euvel nu verholpen. Men kan dupliceren en rondzenden zonder ooit een prent te moeten afgeven. Magnifiek vind ik dat.
Via methodes en techniek naar creativiteit … En geheugen. Geheugen brengt ook veel aan. Dat hebben senioren voor op de jonkheid-van-dagen.
Van een gewoon mopke een verhaaltje breien, was het soort oefening dat we regelmatig maakten voor school. Die oefeningen deed ik heel graag. Het leek op verbouwen en opkalefateren. Renoveren heet dat nu. Hier is zo'n tekstje.
Oorspronkelijk versie : Grapje van de dag - Sen Net - 05/06/2016
'Mama, krijg ik een euro? Buiten staat een arme man te schreeuwen ...' Vertederd geeft moeder haar zesjarig Brammetje een euro. 'Hier mijn kind, je hebt een goed hartje. Wat schreeuwt die man dan zo?' Brammetje, al bij de deur, draait zich om, en imiteert feilloos: 'Vanille-ijs, mokka-ijs!'
Eigen versie :
Met sommige dingen moet Sepke niet bij de Mama aankomen, ook niet bij de Oma. Soms moet men bij Opa zijn. Dat voelt Sepke feilloos aan. Opa is een beetje een dromer. Hij droomt voor Sepke geweldige carrières bijeen. Zo ook die namiddag. - Opa, krijg ik een euro?
Opa reikt al naar zijn portemonnee, en vraagt waarvoor die euro zal dienen. Hij investeert veel hoop en energie in zijn kleinzoon-naamgenoot. En dus ook geld. Want misschien wordt de kleine later wel fiscaal adviseur of ooit voorzitter van het IMF. Die ene euro kan de start zijn van iets groots.
- Buiten staat een man te roepen.
Oh, denkt de Opa. Dit kind gaat later bij een hulporganisatie. Iets internationaals. Verenigde Naties. Hij redt heelder bevolkingen. Hij wordt een tweede Kofi Annan. Mét Nobelprijs.
Opa draagt vlot bij voor de snelle interventie. Sepke rent naar de deur. - Is 1€ wel genoeg ? vraagt Opa nog, wat roept die man ?
Toen ik klein was, was de toekomst maar een tijdje groot. Tot ik een fiets zou krijgen, bvb, of een tweede zusje. Of een kat. Allemaal van dezelfde orde van belangrijkheid : het waren Keerpunten in het Leven. Vooral de fiets.
Later heette de toekomst ook zo: 'LATER', want ik had nog altijd meer toekomst dan verleden. Wanneer ik naar die toekomst keek dan zag ik een zacht-parelgrijze waas met lichtgevende randen en met in het midden hier en daar een vlokje kleur. Die vlokjes wisselden in aantal en in kleur naargelang mijn leeftijd, ook naargelang het weten dat ermee samenging. Of naargelang de wijsneuzigheid van het moment. Er waren periodes dat de toekomst er zeer kleurrijk uit zag. En die kleuren werden ingevuld. Men verandert al eens van pluimage. Nu heb ik meer verleden dan toekomst en mijn herinneringen zijn kleurrijker dan mijn plannen.
Mijn herinneringen zijn niet allemaal zonnige kleuren, maar het zijn wel kleuren. De memorie is een kasteel met duizend zalen met in elke zaal duizend kasten met schuiven en schabben vol feiten, fabels & fantasietjes. Ja, er zit meer kleur in mijn verleden dan in mijn toekomst.
Van de rederij uit circuleert aan boord van de schepen -in het nodige & nuttige aantal exemplaren per schip- een lijst met afkortingen. Die lijst heeft de dikte van een eindwerk van de Zeevaartschool. Hoeveel bladzijdes het ding is weet LM niet uit het hoofd en ik heb niet aangedrongen op een schatting.
De grapperd van dienst heeft er zelfs 'ABBR.' opgenomen in die lijst. Abbreviation. AFK. zetten in een lijst van afkortingen, het is een klassieker.
-----
De Management Room aan boord is op volle zee zo wat de studiezaal. Alle handboeken van elke machinerie en elk toestel staan daar. Een paar kasten vol.
Er is een kopieerapparaat dat werkt -als alles goed gaat-, er staan een paar computers en in het midden staat de grote stamtafel. Een vergadertafel eigenlijk. Zo heet ze tegen de kaai wanneer er volk aan boord komt. Op zee is het de tafel van de habitués en heet ze stamtafel.
Op een dag stond ik opzij copies te lamineren, dingen die LM beneden nodig had.
De 3de mecanicien, de 2de stuur en de 3de stuur zaten aan de tafel. 't Jong Volk. Elk was verdiept in eigen opzoekwerk. Buiten het geronk van het Machien, het gezoef van de airco en het neuriën van het kopieerapparaat was het er stil. Zacht snorrend stil. Een rustige namiddag op zee, tijdens een lange oversteek.
De 3de stuur zuchtte eens. En nog eens. Hij schoof met een ruk zijn stoel achteruit. Die ruk werd met een snok afgestopt omdat zijn stoel nog aan de ketting stond sinds de laatste storm.
- Is er iets, vroeg de 3de mecanicien. - Die S elke keer! zei de 3de stuur.
Oja, de s … de S ! Men wist direct waarover het ging: de S in de lijst van afkortingen. De 3de stuur was een stukje lijst-van-afkortingen aan het instuderen. Van ijver gesproken.
- Als er een S in staat is het óf Safety óf Security, suste de 3de mecanicien wijsneuzig. - Jaja, deed de 3de stuur ongeduldig, maar 't moet wel JUST zijn zenne! - Safety, Security of Sex, deed de 2de stuur haar duit in het zakje. De twee snotneuzen keken haar aan alsof ze het op volle oceaan hoorden donderen in Keulen.
's Avonds na de uren deden ze gewoonlijk wel struis mee met flink wat grappen maar zo op klaarlichte dag tijdens de studie … en dan komende van een euh, dame …
- Bij mij komt er ook nog eens STD, verduidelijkte ze. Ivm met de letter S, bedoelde ze. Op haar lijsten, bedoelde ze, de lijsten van Pharmacy & Hospital. In de lijsten van alle mogelijke ziektes & aandoeningen die een mensenlijf kunnen teisteren heeft een 2de stuur ook een lijst van Sexually Transmitted Diseases, de Seksueel Overdraagbare Aandoeningen.
En de twee knapen met hun Safety en Security bleven zeer onwennig zitten kijken, de ene omdat hij zich afvroeg hoe ze STD/SOA dierf te berde brengen, de andere omdat hij aan die dingen waarschijnlijk nog moest beginnen.
Pas bij de koffie om 15h dierven de 2de stuur en ik vrijuit lachen.
“Die avond kwam de kleinzoon met het jongste zusje in zijn kielzog vragen of opa morgen naar de Belgen zou kijken en of hij mocht meekijken.
De jongste vroeg of ze ook mocht mee sporten. Na een discussie tussen de twee kinderen dat het supporteren was en niet sporten vroeg ze of opa dan ook bier dronk, want bij haar vriendje Siebe stond er een bak bier bij het voetbal want de papa van Siebe zegt dat voetbal een feest is. Toen kwam natuurlijk de kwestie of voetbal een feest is. Het antwoord van opa: ‘Dat zou het moeten zijn’. En toén kwam de aap uit de mouw: ‘Krijgen wij dan cola en chips?’ Ja, de kleinste kent er wat van.
Ik heb de beslissing aan haar mama overgelaten. In geen geval zal het een rustige match worden. Arme Opa.” JLD
De omtrekkende beweging, de behoedzame stappen waarmee ze tot de kern van de zaak komt … knap³. Volgens mij heeft uw jongste kleindochter later een glanscarrière in de politiek, met prachtige redevoeringen of in de advocatuur, met schitterende pleidooien. Een glanscarrière, zeg ik.
m – EZW-06/2014, herwerkt – de tekst in het zwart is van JLD
'k Zat zó weg te dromen over dat snorkelen dat ik er pas nu aan denk dat ik misschien kan verder vertellen.
Die paar zomers heb ik nogal wat veroverd op de natuur. Vooral afgesleten glas maar ook speciale schelpjes, mooie keitjes en rare wieren. Die schatten ging allemaal in een netje mee naar boven. Toen ik een gat in het netje had gestoten of geschuurd nam ik in plaats daarvan een washandje mee. Persoonlijk zou ik nu nog een washandje aanbevelen, dat is zoveel meer sleetbestendig dan die netjes van toen.
De rare wieren moesten drogen en dat gebeurde in een zeefje, buiten onder het tentzeil. We hadden elk een eigen setje zandspeelgoed en mijn setje was geel. Owee als een van de zusjes (5j & 1j) aan mijn geel zeefje met wier prutste.
Want de camping stond op zand en vlakbij de tent zaten Tina en Laura te rommelen met pottekes en een schupke en zij hadden ook elk een zeefje. Die eigen kleur zandspeelgoed moest dienen om de vrede te bewaren en ook om na een ruzie-met-handgemeen te weten wie wie de kop ingeslagen had.
Vermits ik (8+) alreeds snorkelde beschouwde ik mijn geel speelgoed als materiaal, als duikersuitrusting. En toch moesten die twee kleinen prutsen aan mijn geel zeefje met wier! Dit is meer dan 55 jaar geleden, maar als ik er aan terugdenk …
De snorkel en de zwemvliezen waren blauw. Hel, fel microsoftblauw.
We zijn vier of vijf jaar naar diezelfde camping op vakantie geweest en in mijn herinnering vloeien die vakanties dooreen. Waarschijnlijk was ik al ouder bij het volgende verhaal, zeker weet ik het niet. Maar er is wel wat meer longcapaciteit mee gemoeid. En snorkelduiken gebeurt eigenlijk in apnee, dus waarschijnlijk was ik toen al ouder dan 8.
Op een keer zag ik iets plats liggen wuiven, vlak boven de bodem. En het was hoekig. Iets hoekigs, dat is geen ding-van-de-zee. Dus ik naar beneden, kijken : het was een briefje van 100FF. Gelukkig had ik de snorkel aan, of ik zou me verslikt heb ben in zout water. Soms dook ik ook zonder bril/snorkel, maar dat weten ze thuis niet. 'k Wacht nog altijd het juiste moment af om dat op te biechten.
100FF was zoiets als 1000BF, toen. En braaf als ik was legde ik het briefje vast op de bodem, lei er een tweede kei op en stoof naar boven. Niet omdat ik buiten adem was, zo diep was het niet, maar omdat ik aan mijn Moeder ging vragen of ik dat briefje mocht naar boven brengen.
Schelpen en glasjuwelen, tot daar aan toe, maar geld? Geld is toch van iemand hé. En als die persoon daar nu komt naar zoeken ... 'k Mocht dat briefje naar boven brengen, zei mijn Moeder. Ik galoppeerde heel dat stuk strand weer af en wou het water in toen ik zag dat mijn Ma me gevolgd was.
- Komt gij hiér zwemmen? vroeg ze - Ja ! Komt ge mee? Kijken!
Zo rustig was de wereld toen nog. Ik ging snorkelen aan het strand van een ander dorp en dat was gewoon 'wat ver'. Dat was niet 'gevaarlijk'. Niks in die baai was gevaarlijk. Niks in die zomers was gevaarlijk.
Soms kan een nieuw project mogelijkheden bieden om verborgen talenten te benutten van P²
Veel jaren geleden, in het vijfde studiejaar, dan is men tien of elf, nu 56 jaar geleden dus, kwam ik in juni van een schoolreis thuis en ik zei tegen mijn Ma dat de schoolreis eigenlijk beter in het begin van het schooljaar zou gehouden worden, als kennismaking met de klasgenoten. Niet op het einde, als een afscheid, of een adieu.
In feite was dat een voorstel voor een nieuw project.
Mijn Ma was lid van het oudercomité van de school en ik ging er van uit dat zij daar met mijn idee iets zou doen. Daar dienen moeders voor, om de ideeën van hun kinderen onder de loep te nemen en die vervolgens via het oudercomité met klaroengeschal in de koppen van de nonnen te toeteren.
'k Wist niet dat ik teambuilding ofte iets van groepsgeest bedoelde, maar dat was de idee: weten wat men aan mekaar heeft bij het begin van het schooljaar al, niet op het einde. Op het einde van een schooljaar leek me alsof het dan te laat was, de schoolreis was een beloning voor het gros van de klas en een tristesse voor een paar anderen van wie de vaardigheden in de klassikale situaties niet duidelijk aan bod waren gekomen.
Buiten de klas, buiten het schoolgebouw -tijdens een dagje schoolreis- waren die andere vaardigheden wél van tel, kregen die talenten wél daglicht.
Maar het was 1962 en toen was het onbestaande dat een kind van tien of elf een eigen idee zou hebben. Bij mijn ouders heeft '62 zelfs geduurd tot '72, tot het voor hen ook te laat was, ik was in stilte de deur uit. Op weg naar eigen projecten.
We waren een paar weken per jaar op de camping (St. Pons les Murs) en snorkel en zwemvliezen waren samen met een verzameling sponzen broekjes mijn belangrijkste vakantie bagage, toen.
Achteraf bekeken vond ik snorkelen waarschijnlijk minder vermoeiend dan zwemmen en bij momenten vooral rustiger. Want de groten (de 13+) deden te vaak veel te onozel: de jongens die water spatten en de meisjes die gilden en zo ... daar moest ik in mijn pre-hormonale fase niet veel van hebben. 'k Was misschien een beetje een ouwelijk kind, toen. Maar dat is ondertussen goedgekomen, 't schijnt.
Snorkelen noemden we toen 'duiken' omdat er al eens naar beneden gegaan werd ook. Om iets van dichtbij te kunnen bekijken. Of om iets van de zeebodem op te rapen.
Stukjes afgesleten glas bvb. Op het droge zagen die stukjes er bedroevend mat uit, duidelijk vuilnis, maar in het water waren ze mooi als edelstenen. Het is nu niet meer denkbaar dat bootmensen leeggoed (en dan nog glas!) overboord gooien, maar begin jaren '60 en vroeger kon dat dus nog.
foto van 't Net
'k Bracht die veroveringen mee boven. Die moesten na de vakantie mee naar huis, om in een glas water te leggen. En veel later in het aquarium. Als ik nu de commerciële glazen bodembedekkers zie : ik was eerst hoor met dat idee, toen.
En ik snorkelde alleen. Ma moest op de zusjes letten en Pa lag te slapen, dus had ik uren aan mezelf. Wat een vrijheid, wat een vakantie. Het woord pedofilie bestond nog niet en ik mocht niet met vreemde mannen meegaan, maar er waren geen vreemde mannen want na een week kende ik iedereen weer, dus dat was opgelost.
En voor de rest hing ik vlak onder het wateroppervlak te zweven. Met het snorkelbrilleke, en als uitbouw op dat brilleke een tubeke met een pingpongballeke als non-return. In '60 ik was nog wat jong om zonder pingpongballeke te snorkelen. Zoveel verkleinwoorden omdat mijn Moeder de dingen zo benoemde, met veel verkleinwoorden. Terwijl ik dit zit te typen ruik ik het rubber in dat brilleke weer.
En het ritueel ! Eerst de bril koelen in het zeewater, om 'damp' te vermijden. dan ons snuiteke natmaken, ook koelen. Dan ... spuwen in het raampje van de bril, het speeksel uitwrijven en opnieuw spoelen. Waarvoor dat spuwen moest dienen weet ik niet meer. Maar alles werd plichtsbewust en grondig gedaan. In het begin van de namiddag zag men de snorkelmensen voorovergebogen staan in het water, hun bril gebruiksklaar maken. En op het glas spuwen hoorde daar dus ook bij. Vol overgave deden wij dat na. Wat zeg ik ? Wij spuwden zelfs beter dan de grote mensen!
Vanmorgen vouwde ik een paar zeefdoekjes op en er schoot me iets te binnen. Toen we kind waren en de slazwierder nog moest uitgevonden worden, werd de gewassen sla in een bolrond rood plastic mandje gedaan, en daarmee werd de sla dan droog geschud. Of gezwierd. Tina deed dat enorm graag en ze was daar soms nogal energiek in. Ze zwierde die bol rond met kracht en enthousiasme.
Het Net heeft een fotootje van zo'n antiek ding. En het is nog een oranjerood ook!
In de rand van de slabol waren gaatjes en druktoppen voorzien, om de twee helften aan mekaar te houden. Mogelijk had ik de druktoppen niet goed ingedrukt want op een keer ging het mandje open en de sla vloog de tuin in, weg van het grasveld. Hij lag verspreid op en tussen de planten.
De sla hebben we zoveel mogelijk bijeen geraapt, opnieuw gewassen en opnieuw ging Tina de tuin in om de blaadjes te zwieren. Nu alsof ze ging kogelslingeren. Dit keer belandde de sla op het grasveld. Met slabol en al.
Voor een derde keer hebben we de sla gewassen. Deze keer deed ik hem in een zeefdoek en ik zei haar op het terras te blijven staan, en voorzichtig heen en weer te zwieren, niet rondomrond gaan staan draaien. Gewoon uitslaan, vooruit en achteruit. Dat ging ze dan staan doen.
Vooruit vielen de druppels de tuin in, achteruit dretsten ze tegen het raam van de woonkamer en voor een deel door de openstaande deur naar binnen.
Maar Tina was toch zo opgetogen dat de sla dit keer niet gevallen was, dat niemand gepiept heeft over de nattigheid op raam, deur en vloer. En dat was ook iets om opgetogen over te zijn.
toen onze Bas een Basje was ~ naar een gegeven van JPW
2010. Basje was toen tien of elf. Hij kwam de woonkamer binnendrentelen.
- Omaaa … - Jaaa … - Wij hebben les gekregen over seks en zo. - Ha ja? vroeg de Oma, over wat van seks? - Over de voor-behoeds-middelen. - En wat zei de meester over voorbehoedsmiddelen? - Hij zei dat, als ge met een meisje vrijt, dan moet ge altijd een condoom gebruiken. Dan kan het meisje niet zwanger worden en dan kunt ge geen aids krijgen. - Ja, dat is juist, zei de Oma.
Basje bleef staan. Er zouden nog vragen komen, zagen we.
- Oma, maar ik wil later wel kindjes hé ... - Ha ja, zei Oma, dan gebruikt ge geen condoom. Dat is simpel.
Basje zweeg, verzonken in gedachten.
- Oma … - Ja Jongen? - Als ik kindjes wil en geen condoom gebruik, dan kan ik wél aids krijgen?
En dát was niet simpel, echtelijke trouw en zo …
- Wel zei ze, als ge later getrouwd zijt, en ge wilt kinderen, dan kent ge mekaar heel goed en dan moet ge geen condoom meer gebruiken. - Dus, vanaf dat ik trouw dus, kan ik dus geen aids meer krijgen. - Hola, zei de Oma, dat is niet waar. - Jawel hé, zei Basje want ge zegt juist dat ik om kindjes te maken geen condoom moet gebruiken en dat ik dan ook geen aids krijgen.
Oma dacht na. Ze dacht wat lang na naar zijn zin.
- Allez Oma hoe zit het nu? - Krijgt ge na de vakantie nog les over seks? vroeg ze. - Jaja, zei Basje ongeduldig.
Want met die stof blijven ze bezig. Minstens drie trimesters.
- Wel, zei Oma, vraag het dan nog eens aan de meester. En waarom vraagt ge het niet aan uw mama? - Ik héb het haar gevraagd, zei hij, Mama gaat het mij straks uitleggen. - Maar waarom vraagt ge het dan aan mij! Uw mama is zoveel jonger, zij kan het beter uitleggen dan ik. - Niewaar, zei Basje, gij waart eerst en gij hebt toch ook kindjes gekocht, dat was dan toch ook zonder condoom en gij en Opa hebben toch geen aids!
Over seks en zo had hij duidelijk meer vertrouwen in de anciënniteit van zijn oma dan in de bevoegdheid ter zake van zijn moeder.
m, naar een gegeven van JPW, waarvoor dank - EZW-12/2010, HiH-05/2016 Vandaag is Bas een opgeschoten kerel van 19 of 20 en dit soort zaken bespreekt hij al lang niet meer met Oma
WK, EK, om de twee jaar is er iets dat studenten van hun werk houdt in de periode dat het er op aan komt, in de maand juni. Er zijn gelukkig de seminaries, die dan verkapte herhalingslessen zijn. Zeer nuttig, op voorwaarde dat de studenten er het hoofd bij houden.
De docente psychologie rondde af met een vraag over manische depressie. ‘Dus hoe kan men iemand noemen die het ene ogenblik juichend en molenwiekend heen en weer loopt en het volgende ogenblik op de bank zit te huilen met de handen in het haar ?’
Onmiddellijk stak iemand de hand op : ‘Een voetbaltrainer !’
Snorren en baarden, ze hoorden bij de goede oude tijd tot er een model weer eens mode werd. In onze geschiedenisboekskes hadden alle historische figuren indrukwekkende snorren en baarden. Van de Vikings tot de Musketiers. Er volgden nog andere groeisels. Allerlei periodes en modes, van de gepommadeerde krulsnor à la Poirot
tot het vervaarlijk woest gewas à la ZZ top :
Dit soort baarden zou bij National Geographic een eigen programma moeten krijgen, vind ik. Van de bayous in het Diepe Zuiden tot aan de kreken in Alaska.
Ongeschoren vind ik wél knap, op voorwaarde dat de gelaatstrekken van de man in kwestie het toelaten. Want wat bij de ene modieus staat, kan bij een ander gelaat een gans andere indruk geven. En de baardgroei moet meewillen ook. Niet elk soort groeisel is geschikt voor het ongeschoren imago. Was Gainsbourg daarin een voorloper? Of begon het later?
Een plukkenbaard met kale plekken tussen de begroeide delen vind ik niet mooi, die vind ik vooral zielig. Zo'n baard doet me denken aan een verpieterd stadstuintje. 'Haal al die povere begroeiing weg en maak er een gladde patio van'.
Een ander soort baard dat ik maar niks vond en vind : het Leopold II-model. In '96 of '97 hadden we een chef mecanicien die zo'n trapezium droeg. Op zijn leeftijd was de baard nog niet wit natuurlijk, maar toch lang en trapezium, een grote oppervlakte baardtapijt. Eigenlijk een gevaarlijk lang model voor een mécanicien.
Op een keer stond ik in de lift met die chef en ik rook een vreemde geur. Het rook er naar soep. In de lift. Maar niet naar een lekkere soep. Het rook er naar een soep van gemengde groenten die te lang op kamertemperatuur was blijven staan. Het rook er naar oude koude soep. En de keer daarop weer.
'k Vroeg aan LM of hij dat ook gemerkt had, dat de chef mecanicien naar oude koude soep rook. "Dat komt door die baard", zei LM. Wat bleek : zo'n lange baard moet elke dag gewassen worden, of die gaat geuren door de minuscule etensresten die er in achterblijven. Jawadde! Wat was ik blij dat LM en ik niet met die man aan eenzelfde tafel moesten zitten!
Wat ik me toen afvroeg : hoe houdt hij zijn baard droog onder de douche? Bestaan daar hulpmiddelen voor? Dat is toch extra werk, baard droog houden. Gewoon shampoo er op, spoelen, afdrogen en klaar. En aan boord is shampoo zelfs niet nodig. Gewone zeep kan ook, want er zit geen kalk in het water. Maar nee, soepgeur dus.
Ook een raar model vind ik de baard-zonder-snor, het model à la Chriet Titulaer, van vroeger op TV. En Miel Cools ooit. De Amish-baard, baard zonder snor :
Persoonlijk vind ik het een potsierlijk zicht. 'k Heb me laten wijsmaken dat de snor er niet bij is omdat ze in de weg zit bij het pijp roken. Van Cools geloof ik dat wel. En 't was ocharme zo kassei-oer-Vlaemsch ook nog, zijn baardsel.
Er is nog een model baard, een waarvan ik ooit geschrokken ben: het nooit-gesnoeide groeisel, de verzameling draadwieren die onder het edel mannengezicht bengelt en waar zelfs het zwakste mistig daglicht los door schijnt.
Het was denkelijk 1999. Ik kwam later dan voorzien in Antwerpen-Centraal toe en ik stapte naar de Rooseveltplaats om de bus te nemen. Daar zag ik dat het nog serieus wat wachten was op de volgende bus. Het was al bijna donker. LM bellen om me te komen halen? Tegen dat hij er zou zijn, zou het helemaal donker zijn. Dat was geen optie want wie staat er graag op de Rooseveltplaats in de donkerte … Ik niet. Toen al niet.
Er is een taxistandplaats, dus stapte ik in de eerste wagen van de rij. Ik zei goeienavond, gaf het adres en we vertrokken. Omdat ik geen antwoord gekregen had op mijn 'goeienavond' keek ik eens opzij om te zien of de chauffeur het adres dan wel goed verstaan had. Men weet nooit. En toen zag ik zo'n draadjesbaard. Het licht van de straatlantaarns scheen er dwars door. Ocharme, dacht ik, iemand zou die jongen eens moeten vertellen dat scheren helpt. Daar wordt de baard steviger van. Zeggen ze. Toch zonde dat ze zo'n jongen met dat kalvergroeisel laten rondlopen. Later heb ik zulke kalvergroeisels nog vaak gezien. Het is een religieuze kwestie. Maar dat wist ik in '99 nog niet. Sharia4Belgium was toen nog niet uitgevonden. m - 10/2014, HIH-06/2016, bijgewerkt -
In een bepaalde fase van mijn leven liep ik over van liefde. Liefde in het algemeen, liefde voor de mensheid. Love & peace & understanding. oÔo wat was ik begaan met de mensheid. We zouden allemaal bloemen in ons haar doen en zo zou de oorlog in Vietnam vanzelfs ophouden. Hoe simpel kan het leven zijn.
Tja, dat was moraliserende liefde zeker? In de trant van 'als we nu eens allemaal' en dan volgde een voorschrift, wat we allemaal moesten doen en liefst tegelijkertijd, zoals stoppen met vechten.
En als de wereldbevolking in haar geheel dat niet deed, stoppen met vechten, dan lag het zeker niet aan ons partikel van de populatie. Want wij deden dat al, tegen de oorlog zijn. Met bloemen. En met liedjes. Met bloemen in de hand en met liedjes in het hoofd was immers niks onoverkomelijks, want 'we shall overcome' zei la Baez. En wie zou haar tegenspreken …
Er volgden barstjes. Was men Agalev of was men Amada ? Waren de groepen die van mening verschilden ook mensheid ? De mensen die lijdzaam verzet predikten en bloemen gebruikten, de mensen die strijdbaarheid predikten en spandoeken gebruikten, waren zij ook mensheid ?
Want zowel Agalev als Amada hadden het allerbeste voor met de mensheid en elk van beide had -vaneigens- de wijsheid in pacht.
Een correspondente moest na een rugoperatie gedurende een hele tijd overdag afwisselend 15min liggen, 15min zitten, 15min rondlopen.
- Hoe houdt men die tijden in het oog? vroeg LM zich af. - Met een keukenklokje, zei ik. - Is dat echt ? vroeg hij.
Ik stond perplex.
'k Heb hier kermille in de periode 2012-2013 gedurende maanden met keukenklokjes en wekkers gewerkt en geleefd opdat meneer op de juiste tijdstippen de nodige zorgen zou krijgen. En die dag vroeg dat brein mij hoe men de tijden in het oog houdt? Zijn vraag deed me naar adem happen. De volgende vraag evenzeer :
“In principe is natuurlijk elke klok geschikt, maart, men moet er slechts op kijken. Maar is de patiënt daar zelf niet toe in staat?” S
Al eens een herstellende in huis gehad, S ? Aan de ene kant gaat alle aandacht naar de persoon in kwestie, aan de andere kant moeten een aantal puur huishoudelijke zaken evenzeer gebeuren of alles valt stil.
'men moet er slechts op kijken' … dat is het nu juist. Men heeft de tijd niet om naar de klok te zitten kijken, men is bezig. Boodschappen doen, boodschappen uitladen, boodschappen wegbergen. Tafel dekken, maken dat er eten is, maken dat hij eet, afruimen. Vaatwasser vullen, vaatwasser legen, vaat wegbergen, tafel dekken voor de volgende maaltijd. Bedlinnen vervangen, zonder helpende hand deze keer. En een flink aantal volgende keren ook zo. Douche in orde brengen. Maken dat zijn kledij klaar ligt op de juiste manier of het wordt moeilijk. De was doen, maken dat de was droogt, was wegbergen. Alle gedeelde taken, daar staat men plots alleen voor.
Tussendoor is het plots alweer tijd voor medicatie. Efkes aandacht geven !
Wie houdt de klok in het oog … Niet ik, ik ben bezig met de dingen die hij straks zal nodig hebben. Niet hijzelf, hij is herstellende, herstel vreet energie, daardoor slaapt hij veel. Én hij is suf van de medicatie. Dus nee, de patient is daar niet zelf toe in staat.
Tussendoor is het plots alweer tijd voor kompressen en verband. Het is iets dat zorgvuldig moet gebeuren, dus dat vraagt tijd en aandacht.
Hij had de energie niet om de klok in het oog te houden, ik had de tijd niet om de klok in het oog te houden. Hoe moet het dan met het tijdsbeheer? 'men moet slechts op de klok kijken', komaan zeg !
Om de tijd in het oog te houden organiseerde ik geluid, geluidssignalen. Dingen die rinkelen, tuuten en biepen, zoals in een controlekamer. Ik schakelde geluid in omdat ik geen tíjd had om naar de klok te zitten kijken.
We hebben het tot een goed einde gebracht, de klokjes en ik. Soms was het nipt. Maar zeg aub niet dat het volstaat om het uurwerk in het oog te houden. Men heeft in die periodes de ogen voor andere dingen nodig.
Vandaar de drie keukenklokjes, mijn piepers en de twee wekkers, mijn signaalbellen. Zij waren onmisbare en zeer³ welgekomen assistentie. 'k Ga ze inkaderen, alle vijf.
Of ik in 2022, dan word ik 70 (hopelijk), nog een auto zou willen weet ik vandaag nog niet. Voor mijn verjaardag misschien maar dan wel met een chauffeur inbegrepen. Nee, dat hangt er van af of we dan nog kunnen auto rijden en of we dan nog graag auto rijden.
Kunnen rijden is het probleem van LM, het hangt af van zijn knie. En het humeur van de knie verschilt van dag tot dag. Soms van uur tot uur. De knie is sinds de operatie in 2012 niet hersteld zoals het moet. Sommige dagen lijkt het of er nooit een operatie geweest is.
Twaalf maanden na de operatie was LM met pensioen, want de rederij kon niks meer met hem doen, gezien de knie. Hij had zich zijn fin-de-carrière wel anders voorgesteld.
Graag rijden, dat is mijn probleem, ik rij niet graag. In 2002 heb ik mijn sleutels afgegeven aan LM. Dat vond ik rustiger. Ineens was ik van een enorme last vanaf.
Ondertussen weet ik zelfs niet waar mijn rijbewijs ligt. Of hoe een hedendaags rijbewijs er moet uitzien. Dat zal wel een plastic kaartje zijn ondertussen, niet meer zo’n roze vouwding. Ik rij niet graag en ik ben niet echt van plan om weer achter het stuur te kruipen, want dan ‘moeten’ ineens weer allerlei dingen. Maar vermits het niet meer zal beteren met de knie van LM zal ik op een dag toch weer moeten autorijden, vrees ik.
Als ik mijn rijbewijs vind. Zolang ik het niet vind zit ik veilig, moet ik niet rijden.
een plezierig nevenverschijnsel, een groep als grap
“The Championettes is een meidengroep uit de jaren 90 bestaande uit de vier vrouwelijke hoofdrollen van F.C. De Kampioenen. (een caféploegske) De groep werd opgericht naar aanleiding van de aflevering FC Championettes, waarin de vrouwen een damesploeg oprichten. (jaargang 4, aflevering 2)
Ze hebben in ’93 of ’94 een album gemaakt, ‘The Championettes’, 11 nummers, Elk nummer werd ook op single uitgegeven. De producers zijn Jan Leyers en Jean Blaute. Naar aanleiding van dit oeuvre toerden ze heel Vlaanderen rond.”
foto van 't Net
1993~ hun allereerste optreden, promotie-optreden, te gast in De Droomfabriek bij Bart, Sabine en Rani. De gastheer merkt hen ‘toevallig’ op.
De dames geven een vlot acteernummer weg, de vier personages zijn op uitstap. Wanneer de ze achter de micro komen te staan start het zangnummer. Doortje, Bieke, Pascale en Carmen, in die volgorde, zwieren hun handtas op de vloer. Weg met de burgerlijke rommel. Vóór elke solo doet het personage haar jas uit en laat hem vallen. Wat een regie! Want ontdaan van de jas stapt de actrice uit haar personage. Ann, An, Danni en Loes kunnen laten zién dat ze actrices zijn. Playback, maar wel zelf ingezongen, aldus dhr Bart Peeters. Dit is een heel blij filmpje. Ook omdat wijlen Robert Mosuse er nog bij is (drums).
2015 ~ het promotiefilmpje voor de 2de bioskoopfilm, de Kampioenen Jubilé.
De dames treden op, hun heren in het publiek gaan uit de bol. Dat alles met vaart in beeld gebracht. Zowel de muziek als de tekst van het promotielied zijn van Jan Leyers. Maar dit is geen pluim op zijn hoed, mijn gedacht. Door de nietszeggende tekst en het dwaze dreuntje lijkt het nummer lang. Gelukkig krijgt men zo de tijd om uitgebreid de costumes te bekijken. Applaus voor het costuum-ontwerp. De tenues zijn fantastisch uitgekiend. Als men ze op een kleerhanger te zien zou krijgen, weet men onmiddellijk wat bij wie, bij welk personage hoort.
‘leegte kan je niet bewaren het is een onhebbelijk bezit’ TBI
Vrijdagmorgen las ik bovenstaande. Het blies me ongeveer van mijn stoel. Niet alleen de eerste lijn maar ook de tweede, het gelaagd gebruik van het woord onhebbelijk. Of hij het woord bewust gekozen heeft, dat weet ik niet. Misschien bedoelde hij onhoudbaar, ongrijpbaar? Of het een ingeving was of een toevalstreffer weet ik evenmin.
Leegte als onhebbelijk bezit, of als on-hebbelijk bezit ?
Leegte bewaren. De pijn van de leegte bewaren? Ooit had ik geen idee wie dat gevoel zou willen bewaren. Nu wel.
Herinneringen bewaren, dat ligt voor de hand. Leegten bewaren, niet. Herinneringen verwarmen mogelijk hart en ziel. De leegten verarmen hart en ziel. Ze doen teveel pijn, dacht ik ooit. Ze moeten weg. Ze zijn onhebbelijk, onhoudbaar, niet houdbaar, on-hebbelijk. En toch heb ik een doosje vol leegten. Alles went.
hoe ver mag men gaan voor u echt kwaad wordt? ~ door Rocor
Maar dan écht kwaad, om alle misvattingen te vermijden. Ik ben parachutist commando van opleiding – vrees, wat is dat? Ook ben ik 2e dan zwarte gordel en geef les in verdediging en gevechtsport, ben ook bouwvakker. Maar nooit ruzie gehad, heb niets dan vrienden. Dit is niet om op te scheppen maar het is zo. Wanneer verliest men zijn kalmte en wilt ge het recht in eigen handen nemen? Ik ben erin getraind en bij bedreiging ga ik weg, hoe moeilijk dat ook soms is. Als ge reageert is het altijd in je nadeel. Onze code zegt: wees verstandig, ga weg, want een vermeden gevecht is een gewonnen gevecht.
Het ergste heb ik meegemaakt bij het parkeren. Het manoeuvreren was moeilijk en duurde een tijdje. Een man die stond te wachten draaide zijn raampje open en schold me uit. Toen ik hem voorbij reed om me te verontschuldigen spuwde hij in mijn gezicht. Geloof me dat vind ik het laagste wat er is, bij voetbal is dat een rode kaart, van het veld en vervolgens maanden geschorst. Mijn vrouw smeekte mij niet uit te stappen, mijn been stond al buiten de auto. Ze wist perfect wat de gevolgen zouden zijn, wat zou u gedaan hebben, heb eens geslikt en verder gereden (overwinning).
Nog zoiets, we zaten in een taverne met een zwembad eraan en we bezetten een tafeltje met 4 stoelen voor de kinderen, onze jassen hingen op de stoelen en onze drank op een tafeltje. Toen mijn vrouw zei dat ze eens naar de kinderen ging kijken die aan het zwemmen waren ging ik mee, en toen we terug kwamen met de kinderen, had iemand onze jassen en drank weggenomen en ze op de grond gelegd en onze plaatsen ingenomen. Toen ik hem vroeg wat de bedoeling ervan was bedreigde hij mij en wou tot handtastelijkheden overgaan. Hij nodigde me uit om het buiten te regelen.
Met mijn ervaring keek ik in zijn ogen en dacht en zag ook de stand van zijn handen. Zijn dekking te laag, schijnbeweging ‘Mawashi geri’, of knie en kopstoot samen zou voldoende geweest zijn. Al zijn gewicht steunde op zijn voorste been, ideaal om weg te vegen. Ik wist perfect wat te doen, hij zou zwaar tegen de grond gaan met als gevolg dat hij de eerste maand niet meer de liefde zou kunnen bedrijven, zou verschillende tanden missen, een bloedneus hebben en twee blauwe ogen. In het ergste geval enkele ledematen gebroken. Zijn vrouw en kinderen schreeuwend naar mij. Mijn vrouw smeekte om weg gaan, we konden een andere plaats zoeken, maar begrijpt u hoe ik me voelde, zo vernederd in het bijzijn van mijn kinderen, ik, die in hun gedachten zo stoer en sterk was! (overwinning?)
Wat had u dan gedaan?
Hebt u al meegemaakt dat u staat te wachten om een parking in te nemen tot plots iemand heel snel u de weg afsnijd en de parking inneemt, uitstapt, zijn middenvinger omhoog steekt en zegt: “Eerst is eerst!” Maar wat zou het geworden zijn als ik die kerels in de kliniek had geslagen, politie erbij, naar de rechtbank om te verhoren, dat ik 8 dagen voorwaardelijk kreeg, 30 dagen werkstraf. Ik zou opnieuw moeten worden opgevoed, ook de rechtskosten betalen, omdat iemand met mijn opleiding een voorbeeld moet zijn, en zich niet verlagen tot zoiets gemeen, aldus de rechter zijn rechtvaardig oordeel. Ik wil wel eens weten hoe u, of eventueel uw man, op die dingen zou gereageerd hebben. u mag het gerust weten, ik had er veel zin in om op hun ‘bakkes te kloppen’, want ik ben het beu me overal te moeten verontschuldigen. Tenslotte heb ik dat allemaal niet in gang gezet, is het lijntje dan zo dun tussen fatsoen en den bullebak uithangen?
28/05/2018, man klimt vier verdiepingen naar boven om kind te redden
" Een man is zaterdag vier verdiepingen van een gebouw in Parijs naar boven geklommen om er een kind te redden. Het kind hing aan de balustrade en dreigde naar beneden te vallen. Op sociale media circuleert een filmpje van de feiten."
" Zaterdagavond om acht uur kreeg de brandweer een oproep van een voorbijganger die het kind had zien hangen. Eenmaal ter plaatse stelde de brandweer vast dat een jongeman het kind van vier jaar te hulp was geschoten. 'Gelukkig was er iemand met een goede fysieke conditie die de moed had om het kind te gaan halen', zegt de brandweer.
Verbaasde voorbijgangers filmden de spectaculaire scène.
Op de beelden is te zien hoe de man in ongeveer dertig seconden met blote handen via vier balkons naar boven klimt om het kind te gaan halen. Het filmpje ging viraal op sociale media. Zondagavond was het al meer dan vier miljoen keer bekeken.
Uit het eerste onderzoek blijkt dat het kind alleen was op het balkon. Zijn ouders waren niet thuis. De socialistische burgemeester van Parijs, Anne Hidalgo, belde de redder in nood Mamoudou Gassama, een 24-jarige man zonder papieren uit Mali, en prees hem om zijn moed. 'Hij vertelde me dat hij een paar maanden geleden uit Mali kwam om hier een leven op te bouwen. Ik antwoordde hem dat zijn heroïsche daad een voorbeeld is voor ons allen. De stad Parijs zal het ter harte nemen om hem te helpen zich in Frankrijk te installeren', zei ze.
De vader van het kind, een dertiger, werd opgepakt omdat hij zijn kind alleen had achtergelaten, zegt een gerechtelijke bron. Het kind werd opgenomen in een opvangcentrum. Zijn moeder was niet in Parijs op het moment van de feiten."
Er waren ook saaie dagen aan boord, zelfs monotone periodes, tijdens dewelke er echt niks gebeurde of te beleven viel. Dan zou men van een simpel feit een evenement gemaakt hebben, gewoon om de bovenkamer wat te bemeubelen. Dan moest ik mezelf er aan herinneren dat we die rust verdiend hadden. Maar hoeveel rust verdraagt een mens eer het eentonig wordt ? Mentale rust, bedoel ik, want fysiek waren we wel allemaal bezig. Ongeveer allemaal. Natuurlijk waren er boeken aan boord, en later ook videocassettes, maar niet iedereen leest graag en het aanbod aan films was beperkt, zowel in aantal stuks als in genre.
Saaie periodes overvielen ons eerder op een bulkcarrier dan op een tanker. Bulk (stortgoed) is niet de meest dringende lading. Er werd al eens doorgegeven aan het schip dat er moest vertraagd worden, omdat de terminal ons nog niet kon lossen. De opslag kon ons er efkes niet bij hebben, of er was een panne in de transportbanden … De ware reden kregen men zelden te horen natuurlijk, en wij beneden al helemaal niet.
Maar dat er vertraagd werd merkten we wel. Dat hoorden we ook van de matrozen van wacht natuurlijk, die vertelden al eens wat er boven op de brug gebeurde. Want het was toen nog echt upstairs-downstairs hé.
Terwijl ik dit zit te typen besef ik ineens dat het niet altijd even duidelijk is over welke vaar-periode ik het heb. Over de 13 jaar vóór ik LM kende en dus in mijn eentje monsterde, of over de 17 jaar erna, toen ik LM kende en samen met hem monsterde. Want er is de pre-LM periode voor 1992 en de LM-periode vanaf 1992. Het bleven vrachtvaarders, maar het was een wereld van verschil, want ik woonde plots een deck hoger en ik at in een andere mess. Een kleine aanpassing jawel, maar na verloop van tijd kreeg ik serieus heimwee naar mijn oude routines en de kameraadschap van 'downstairs'. Vooral wanneer er dan oude bekenden bij de crew waren. Het heeft ongeveer twee jaar geduurd eer ik daar helemaal over was. Soit.
In de pre-LM periode werd ik gemonsterd via de Pool der Zeelieden, een wervingsreserve van waar de rederijen de lagere bemanning betrokken. Dwz dat we op elk soort vrachtvaarder konden geplaatst worden. Later, met LM waren het vooral tankers.
Bulkcarriers (stortgoed) vaarden meestal veel trager en wanneer dat in de doldrums moest gebeuren was het helemaal saai. Spiegelgladde zee en vaak een wolkeloze hemel. Dagen aan een stuk. De eerste dag is dat hemels. De derde dag voelt het leeg. De vijfde dag wordt het onheilspellend, alsof het afstompend zicht nooit nog zou voorbij gaan. Niks dat de blik vasthoudt. Geestdodend.
foto van 't Net
Dan bleef ik op de poop al eens kijken naar het kielzog, om te kijken of er nog niet wat meer vaart in zat … Dan hielden we mekaar bezig met flauwe bedenkingen : er zijn mensen die duur geld betalen voor een reis, om dit soort weer te kunnen meemaken, wij wórden er tenminste voor betaald.
Op een keer kwam ene Ludo aan het ontbijt. Die gast was uit zichzelf al een onverstoorbare slome, en zelfs híj was uit zijn hum, al van 's morgens vroeg. Hij bromde iets over 'die speedboot hier'. Speedboot. Over een gevaarte van 75.000 ton laadvermogen. Heel de tafel schoot in een lach. Als het voor Ludo al traag ging, dan was er toch iets hé.
Tja, van kleinigheden maakten we een gebeurtenisje, op zulke dagen. Er waren de stormdagen, maar het andere uiterste bestond ook : de oersaaie dagen.
m – HiH-06/2015, bijgewerkt -
doldrums : De intertropische convergentiezone staat ook bekend om zijn rustige perioden. Dan kan de wind soms dagen of weken zeer zwakjes waaien, of zelfs helemaal gaan liggen. wikipedia