Nee, ik heb nog geen foto's van Hendrik. Misschien zou ik daar eens werk moeten van maken. Maar hij trekt niet verder hoor. Hij heeft hier voldoende voedsel en ook geschikte slaapplaats.
'k Heb opgezocht wat een hoen eigenlijk eet. Van nature, bedoel ik. Het zijn alleseters. Dus niet enkel granen en andere zaden, ook groen en pierekes en mierekes. Gelijk wij dus: granen & zaden = koolhydraten, groen & gras = vezels, vitaminen en mineralen pierekes & mierekes = proteïnen en vetten
Awel, de grasveldjes en de struikenbosjes hier rechtover voldoen aan de vereisten, dat terrein kan leveren wat een hoen nodig heeft. Er wordt op 't Net zelfs gewaarschuwd voor bijvoederen met granen.
Vocht krijgt hij waarschijnlijk via het groen en de ochtenddauw.
Hij zal niet verder trekken. Er is rondom rond de plantsoenen niks aantrekkelijks, noch qua beschutting, noch qua voeding.
Hij blijft ook weg van voetpad en rijweg. Dus wat zou hij verder trekken. Als ik hem zo behoedzaam bezig zie vind ik het al een mirakel dat hij zonder ongelukken van de straat hierachter helemaal tot in het plantsoen hier rechtover geraakt is.
Waarschijnlijk was hij dringend op zoek naar terrein met meer beschutting en met nachtverblijf. En dat heeft hij dus gevonden hé.
't Is een zeer rustige overbuur. Hij is de hele dag bezig met zijn eigen zaakjes, ik met de mijne.
Vrij jong las ik al mee uit de boekenkasten van mijn ouders en tijdens een acrobatie om bij de bovenste plank te geraken, bij de B van Buddingh, trok ik een woordenboek naar beneden.
Dat viel pal met de punt op mijn hersenpan, ik tuimelde achterover sloeg met mijn hoofd tegen de rand van een houten voetbankje. Mijn Ma was er niet over te spreken. Door mijn klim naar Buddingh had ik een hersenschudding kunnen oplopen, meende ze.
Laura, mijn jongste zus, ving iets op over schudding & Buddingh en vertelde aan wie het wou horen dat ik een hersenpudding had.
Nu ik nogal verstrooid en ook vergeetachtig begin te worden, heeft ze uiteindelijk misschien gelijk, over die pudding.
En misschien dateert van toen de neiging naar kolder, sinds dat reiken naar Buddingh.
‘k Ben zeer blij dat het halfronde plantsoen een vaste bewoner heeft. Ik ben ondertussen fan van Hendrik, met verwondering over hoe het hoen zich daar zo vlot weet te redden, een en al instinct en reflexen. Grandioos. In dat plantsoen met zijvelden is hij geen dakloze die beschutting zoekt, hij stapt er rond met de slimme stappen van een pionier die weet wat een rechtmatige claim is: hij was eerst, dus hij zal blijven.
Maar vanavond zag ik hem iets doms doen. En is dom doen niet een beetje gevaarlijk voor een dier dat in vrijheid leeft? Ik hou mijn hart vast.
Grondvogels vliegen bij valavond naar een stok, weg van de grond want na valavond komen de roofdieren in actie. Dat hier in de randstad weinig of geen roofdieren leven weet Hendrik niet. Hij volgt gewoon zijn instinct en fladdert bij valavond naar zijn vaste stok. Keuze genoeg in de houtkant hier rechtover. Hij zit op ongeveer 2,5m van de grond, van hieruit gezien. Morgen zal ik bij die struik eens gaan kijken of mijn schatting ongeveer klopt.
Hendrik is een witte kippehaan en wat doet die uil? Op zijn tak kiest hij vandaag een plek aan de rand van het gebladerte. Daar zit hij nu al uren zichtbaar wit te wezen tegen al dat groen. Waarom hij vandaag niet IN het struikgewas een stok kiest, zoals alle vorige dagen, ik weet het niet.
Een foute fladder-berekening misschien? ‘k Ben nog eens gaan kijken. Ja, hij zit daar voor de rest van de nacht. Een klad wit, duidelijk zichtbaar tegen het groen gebladerte.
Waarom vandaag ineens zo dom, er lopen na valavond nog mensen rond Hendrik!
Zelf hebben wij geen kinderen, noch LM, noch ik, zo heeft geen van ons beiden ooit zelf mogelijke kandidaten moeten taxeren of inschatten. Maar mijn ouders wel. Achteraf bekeken heb ik die mensen wat doen lijden. Maar zij waren ook jaren en jaren te vroeg op hun hoede ! In een huis met drie dochters liepen de mogelijke toekomstigen al vroeg de deur plat.
Kameraden - Vriendjes - Lieven Iedereen bracht ik mee naar huis als een vondst, en met het enthousiasme van een jonge hond : kijk eens welke schat ik nu gevonden heb! Want ze hadden allemaal iets om speciaal te zijn. De ene kon goed tekenen, de andere had een rode fiets, … en die kregen allemaal een plaats in mijn hart (de lieven) of op zijn minst in mijn achting (de kameraden).
Sommigen bleven langer dan anderen. Die hadden dan alle promoties gemaakt, van Kameraad naar Vriendje naar Lief. Er waren ook demoties natuurlijk, de omgekeerde volgorde. En er was AF. Dat was zo geen ramp want er was altijd ook AAN.
Zo kon het terug aan geraken met bvb iemand die pas terug was van een vakantie in Griekenland. Dan was het terug aan omdat ik alle verhalen wou horen, want ik had weer iets om verliefd op te zijn. Op de verhalen en op Griekenland.
Mijn hart had veel verdiepingen en vele kamers. Mijn hart hield zeer precies bij, wie zich waar bevond in het klassement. Voor mijn ouders was het een chaos, terwijl ik vond dat het gewoon een plicht was zoveel mogelijk mensen graag te zien.
Toen het met een van de lieven menens werd en de zoentjes kussen geworden waren, verdween de rest van de hofhouding naar andere horizonten en werd ik thuis veel minder mededeelzaam over mogelijke schoonzoons.
Voor mijn ouders was het een verademing dat het betrekkelijk rustig werd op dat front.
Tot mijn zus Tina er aan begon, voor een jaar of zes. En later Laura, ook voor een jaar of zes. De overlappingen meegerekend heeft die periode in het gezin ruim 13 jaar geduurd.
Drie pubers, drie liefdesleven met al wat er komt bij kijken. In die jaren is het begrip Vlaamse Soap ontstaan. Bij ons thuis.
Over dat eieren leggen moet ik me geen zorgen meer maken.
Vanmorgen zeer vroeg ging ik het keukenvuilbakje leegmaken in de grote bak achteraan en toen ik buiten kwam hoorde ik uit de struiken rechtover gekraai komen. Hennen kraaien niet hé. Hennen kakelen. En dit was gekraai. Hendrika is dus een Hendrik, een haan. ‘k Had een jong haantje voor een hennetje aanzien. Gender-diffuus, dat beestje.
Hij heeft nog maar weinig kam en staartveren, mijn Hendrik Haan. Hij ziet er nog helemaal uit als een hen. Helemaal als een hen, maar hij zit 's ochtends wel luidkeels uit te kraaien waar hij woont! En ik maar proberen zijn adres stil te houden.
Gelukkig liggen de slaapkamers van deze gebouwen aan de achterkant. Behalve in één gelijkvloers, zij hebben de slaapkamer vooraan. In deze straat slaapt maar 1 koppel aan de voorzijde en tijdens de zomermaanden wonen die mensen op hunnen buiten. Dus Hendrik mag kraaien, hij is ongeveer veilig voor de zomerperiode. Hoe het moet wanneer de dagen korten en hij later kraait, dat zien we dan wel.
Op ’t Kiel is er eens gedoe geweest over overlast door hanengekraai. Maar dat waren toen veel hanen. Een hele klad. Hendrik kraait solo.
Langer werken, ‘k heb er al knappe economie-uitleg over gehoord en gelezen en dat zal waarschijnlijk allemaal wel kloppen, dat gecijfer, alleen, in de praktijk, zit de baas er echt op te wachten, op senioren? Op de maturiteit en de ervaring … En zo ja, als senioren dan écht zo gegeerd zijn, waarom worden we dan niet massaal binnengehaald in bedrijven, fabrieken en firma’s?
‘k Denk dat er veel pep-praat verkocht wordt over bedrijven die zitten te wachten op de 'expertise' van de senior. Veel larie en ook veel apekool.
Er is sleet en er zijn mankementen bij senioren. Punt. Zelf zou ik mezelf niet aanwerven. ‘k Zou mezelf niet aannemen wegens niet fit genoeg om 2 x 4 hrs continu te presteren. Ook niet voor zittend werk. Ik ben gewoon niet bedrijfszeker meer, zelfs niet deeltijds. En daar zit geen enkele baas op te wachten, op iemand die om de zoveel dagen naar huis moet omdat hij/zij moet gaan liggen of die weer niet kan komen wegens problemen met de fysieke infrastructuur.
Als senior is men ivm met werken best niet optimist en niet pessimist. De realiteit wordt gedicteerd door een lijf dat grillig doet.
‘k Heb op het Net gezocht naar foto’s, kippenrassen gegoogeld. Want als ik zelf foto’s ga maken ter plaatse krijg ik Hendrika niet goed in beeld én ik ga in haar grasperkjes niet rondkruipen met de camera. Dat vestigt maar aandacht op Hendrika en op het feit dat ze daar woont. Dat trekt dan weer 'redders' aan. En ze heeft echt geen mensen nodig hoor.
Voorlopig dus geen foto.
Ze is wit. Ze heeft nog niet veel kam.
En of de kam felrood is, daar zal ik morgen speciaal op letten. Met de verrekijker. Zo zie ik haar meestal. Ik hoop dat ze geen eieren legt. Uit de grond van mijn hart hoop ik dat.
Volgens het Net zou Hendrika een gewone witte huiskip zijn. Jammer genoeg vinden mensen die lekker.
Het nieuw liefje van de zoon van Hanna-van-de-broodjeszaak-hier-op-de-hoek vindt van zichzelf dat ze meertalig is en ze heeft BV-ambities.
- West-Vlaams, dat is die taal die geschreven is voor actrices, wist ze. - Voor actrices? - Voor de goéie actrices, stelde ze.
Ze had mogelijk iets opgevangen over 'op het lijf geschreven', rollen worden soms geschreven voor bepaalde vertolkers. Maar zij had het over een streektaal, die speciaal ontworpen zou zijn voor een aantal mensen?
Na een beetje aftasten en puzzelen begrepen we dat ze daarmee Maaike Cafmeyer en Liesa Naert bedoelde. En mensen als de Wimmen Willaert en Opbrouck.
- Stefaan Degand ook ? vroegen wij. - Nee, die is van Gent.
Dat Degand van Gent wil zeggen wist ze, maar dat de man desondanks West-Vlaming is is in dit landsgedeelte niet duidelijk. Alle hulp is welkom.
Dat West-Vlaams veel en véél ouder is dan al deze acteurs samen, dat moet iemand haar nog aan het verstand brengen. Maar ik niet.
‘k Heb een naam gevonden voor het kippetje : Hendrika. Omdat ze woonst gekozen heeft op de hoek met de Henri van de Veldestraat en die man was wereldberoemd in zijn branche, en ook omdat ze een hennetje is hé.
Henri (Hendrik) + hen (vr) = Hendrika.
Het adres had ze al sinds vorige week zondag. Dat heeft ze zelf gekozen en zeer goed gekozen: ze bewoont drie afzonderlijke grasvelden met elk aan de achterkant struikgewas als beschutting en gescheiden door stoeptegels die opwarmen in de zon.
Die stroken voetpad zijn na een regenbui sneller droog dan de grasveldjes en de grond onder de struiken. Op zo’n droge tegel zit ze dan, als een bol pakje pluimen, de genoeglijkheid zelve.
Na een adres heeft ze nu ook een naam maar dat weet ze nog niet. Morgen haal ik kippenvoer, want ik zou het erg vinden dat ze verder trekt omdat haar grasveldjes en struikgewas na elf dagen niks meer te bieden hebben. En misschien koop ik ook een drinkbakje. Met daarop haar volledige naam. Hendrika Hen, Kip.
‘k Ben al elf dagen aan het opzoeken en lezen & studeren over kippen. Ik spreek zelfs al wat kips.
In die elf dagen zijn nogal wat pogingen ondernomen om haar te 'redden'. Hoe beter ik haar gedragingen leer kennen, hoe beter ik kan inschatten na hoeveel tijd de redders het zullen opgeven. Hendrika heeft haar instinct en haar struikgewas, de maquis. De doe-goeders hebben enkel hun onhaalbare ideeën, inadequaat materiaal en onhandige gebaren.
Vorige zondag was echt een topdag, drie. ‘k Heb over die drie verschillende ploegjes en hun pogingen een relaas in de steigers staan, maar na een paar lijnen is het telkens alsof mijn pen met vitriool schrijft. Niet geschikt voor publicatie. Dat moet herwerkt worden. En ondertussen lach ik mij een kriek wanneer ik de zoveelste poging zie stranden op het kippig gedrag van Hendrika. Want ze heeft misschien niet veel hersens maar heel haar nek en ruggegraat zitten vol met reflexen en overlevingsdrang.
Hendrika is de kip en de doe-goeders zijn de kiekens. Vandaag is de stand der dagen 11-0 voor Hendrika.
Dit jongetje had wat problemen met het begrip tweetaligheid.
Hij vernam dat zijn favoriete Nonkeltje een stage ging doen in Engeland. Er werd uitgelegd over 'stage' en over Engeland. Een stage is zoals werken. En ginder blijven slapen ook. Ginder wonen dus. Voor een tijdje. In Engeland.
- Gaat gij dan Engels spreken? vroeg de Kleine. - Ah ja, natuurlijk, zei het Nonkeltje. - Altijd? - Altijd.
Daar werd de kleine stil van. Dat bekwam hem niet. Er was iets. De Mama boog zich over dat klein hoofdje en fluisterde : "Zeg het maar."
- Als hij Engels spreekt, bibberde zijn lipje, dan zal ik hem niet meer verstaan.
Op vrijdag zag ik in de straat hier achter een kippetje los lopen.
Awel, twee dagen later, in alle zondagse vroegte, zag ik haar hier rechtover rondstappen, in het plantsoen aan de overkant. Ik geloofde mijn ogen niet. In twee dagen was ze tot hier gekomen. Op haar kippenmaniertje, al scharrelend. Overdag, wanneer er gerij is. Ik moet er niet aan denken. Nuja, ze kan ook rennen als het nodig is.
Daar was ze dan. Op een zonnige zondag. En ze is gebleven.
Ze heeft haar terrein goed gekozen. Elk grasveldje is aan de achterkant afgezoomd met struikgewas. Wanneer de kauwen of meeuwen of kraaien komen kijken wat ze zoal aan het doen is stapt ze de bosjes in. Daar volgen ze haar niet want ze kunnen er niet opvliegen wanneer nodig. In het struikgewas heeft ze beschutting tegen gevaarlijke gevederde moeiallen.
Katten zijn hier niet dit jaar en honden blijven aan de leiband. Maar hier leeft nog een ander gevaar: mensen. En die lopen wél los. Niet alleen hangjongeren, maar ook de doegoeders die haar willen 'redden'. Die hebben tot hiertoe telkens het onderspit moeten delven. Al negen dagen. Vandaag is het dus 9-0.
Voor wie wil zien waar KippetjeKip woonst gekozen heeft, op de hoek met de Henri van de Veldestraat is een grasveldje waar in het midden hoge 1 boom staat. In dat perk woont KippetjeKip nu. Daar en in de twee perken rechts ervan, waar het struikgewas denser is.
Ze zal ergens een tak gevonden hebben om op stok te gaan want na 11 dagen vrijheid, waarvan negen hier, doet ze nog even monter en vinnig. En stortregens heeft ze ook al overleefd. 9-0 dus. Ik hou de stand bij. En ik hou u op de hoogte.
Toen ik bij de apotheker buiten kwam nam ik de andere straat want ik moest nog langs de glasbak. Dat had ik eigenlijk eerst moeten doen, môja …
Naar huis komen via die andere straat is oké hoor, die straat heeft ook haar charmes. Er zijn een paar mooie voortuinen. En richting hoek zijn een paar volgroeide perken, met boom en struik en klimplanten al. Een beetje wild, maar sommige huizen kunnen dat hebben.
Ik was ter hoogte van nr 29 toen ik een paar tuintjes verder op de stoep een kippetje zag lopen. Ze stapte met die behoedzame elegantie waarvoor u en ik naar de balletles moeten. Hadden gemoeten.
Ik vroeg me af van waar ze kon ontsnapt zijn. Er geeft geen enkele achtertuin rechtstreeks op de straat uit. Nuja, de bewoners houden haar wel in het oog, dacht ik. Zoiets is wensdenken natuurlijk, het is een stille woonstraat en in juli brengen de mensen hun tijd door aan de achterkant van het huis. Niémand houdt dat kippetje in het oog.
Het kippetje deed een paar haastige pasjes, ze had iets zien liggen dat van kippebelang was. Ziezo, opgeruimd. En ze keurde de tegels. En de voegen. En dan repte ze zich weer. En dan vergat ze naar waar en waarom en bleef met een opgeheven poot twee tellen staan denken. Langer denken kippen niet.
Ik kon daar niet blijven staan kamperen - 'k had al een gordijn zien bewegen- dus bracht ik mezelf traag terug op gang. Na enkele meters haalde ik het kippetje in natuurlijk. Dat vond ze niet erg, haar wereldje is groot genoeg om er een voorbijganger bij te nemen. Ze verdween ongehaast het stuikgewas in, maakte zich daar nuttig en ik bestond al niet meer in het kippekopje.
Wat een gemoedsrust moet dat zijn. Bijna benijdde ik haar.
Een mooie toupet is een flinke hap uit het gezinsbudget maar als haar lieve man dat toupetje nodig heeft voor zijn zelfvertrouwen en zijn zelfbeeld dan kómt die toupet er.
Hij is geen uitgaander en heeft geen dure hobby’s. 5.000 fr moet kunnen, zij zal daar haar schouders onder zetten: 'We zullen een efforke doen'. Liefst zo dat de andere gezinsleden er niet onder lijden.
Dank zij haar vindingrijkheid komt er 5.000fr vrij in de planning van het budget én komt die toupet er!
En dan gaan ze naar het jaarlijks lente-bal, hij in zijn schoon kostuum. Dit jaar ook met haar op zijn hoofd.
Hij is niet echt een danser, maar zijn vrouw amuseert zich daar zo en zij mag toch ook iets hebben. Vooral nu, sinds ze die 5.000fr voor hem aan het verrekenen is in het huishoudbudget.
Na de obligate slows met zijn vrouw gaat hij zich verschuilen aan de toog, daar komen haar vriendinnen hem niet halen om te dansen. Hij geraakt in gesprek met vier vrolijke gasten van elders uit de streek. Na drie glazen (lauw) bier wordt hij sentimenteel en vertelt hoe 'n goed vrouwke hij wel heeft … zie mijn toupetje.
De vier bavianen ruiken prooi en drijven het drinktempo op. Na het achtste glas hebben ze hem zover dat hij een bijdrage wil leveren aan de financiële inspanningen van zijn lieve schat en hij ontvangt een bankbriefje in ruil voor zijn toupet.
Met in zijn ogen tranen van dankbaarheid over zoveel goedheid in de wereld brengt hij statig-scheef-kaarsrecht het bankbriefje naar zijn vrouw.
Zij schrikt van zijn onbedekt hoofd, van het bankbriefje, van zijn kleur, snapt ongeveer de situatie, springt recht om de snoodaards aan te pakken, trekt daarbij haar orangeade over haar 'goed' kleed -en wij weten allemaal dat orangeade lelijke vlekken maakt- en ziet dat de boosdoeners verdwenen zijn.
Die zijn weg naar een ander bal in een andere gemeente. En passant zwieren ze de toupet in de gemeentevijver. Of was het de kasteelgracht.
-----
Maanden later staat hij in zijn moestuin, een pet op zijn hoofd tegen de herfstmisten. Zuchtend legt hij een sigaret terug in zijn tabaksdoos. Niet meer roken is ook besparen.
Schaamte en schuldgevoel, telkens hij een sigaret weer terug in zijn tabaksdoos duwt.
m EZW-08/2011 – HiH-10/2014 naar een idee van AV, waarvoor dank
Nu is het duidelijk, nu staat het vast, Vaderschap maakt Slim. Of toch vindingrijk. Of beide.
Kleine Marty wordt twee en moet kaarsje-blazen. Dat lukt nog niet zo goed. Dat lukt helemaal niet. - Ge bakt er niks van, constateert de papa voor zichzelf.
Daar & dan neemt het vaderschap over, papa krijgt een ingeving om de kleine aan dat succesje te helpen. Ondernemingszin moet gestimuleerd worden, succes versterkt het gevoel van eigenwaarde …, opvoedkundige principes die de papa misschien wel ergens gelezen heeft maar op het moment zelf neemt gewoon het slim vaderschap over. En dat komt uit het ruggemerg, niet uit opvoedkundige artikels of boeken.
Op 01min05 in het filmpje: - Wacht eventjes, zegt hij tegen Marty en hij haast zich van tafel. - Slow down, daddy! (niet rennen, papa) antwoordt Marty. ‘Niet rennen’, dat hoort Marty per dag dikwijls zeggen.
De papa komt weer in beeld met iets nuttigs. Marty blaast het vlammetje uit. Helemaal alleen, want nú kan hij het.
het Jachtinstinct van de Man Er zit een vlieg in huis. Soms is ze in de woonkamer, soms in de keuken.
LM heeft een vliegenmepper in de hand. In dit appartement is er per vertrek een vliegenmepper beschikbaar. Wij zijn de zwaarst bewapende woonst in het gebouw.
LM beweegt zich sluipdansgewijs en scandeert zachtjes : waar is da beesje HIÉR is da beesje
Natuurvolkeren hebben ook zulke rituelen.
MEP
Na de mep gaat de uitvaart van het beesje via het balkon vooraan of via het terras achteraan en dan klinkt de triomfantelijke brommelodie
waar gaat da beesje DÁÁR gaat da beesje
Aan zijn onderlip zie ik dan dat de oermens in hem tevreden is. Oer-tevreden.
Waarover het ging . Jantje zag eens pruimen hangen, O! als eieren zo groot. 't Scheen, dat Jantje wou gaan plukken, Schoon zijn vader 't hem verbood.
Hier is, zei hij, noch mijn vader, Noch de tuinman, die het ziet: Aan een boom, zo vol geladen, Mist men vijf, zes pruimen niet.
Maar ik wil gehoorzaam wezen, En niet plukken; ik loop heen. Zou ik om een hand vol pruimen Ongehoorzaam wezen? Neen !
Voort ging Jantje, maar zijn vader, Die hem stil beluisterd had, Kwam hem in het lopen tegen Vooraan op het middenpad.
Kom mijn Jantje, zei de vader, Kom mijn kleine hartedief! Nu zal ik u pruimen plukken, Nu heeft vader Jantje lief. *
Daarop ging Papa aan 't schudden, Jantje raapte schielijk op. Jantje kreeg zijn hoed vol pruimen, En liep heen op een galop.
Auteur: Hiëronymus van Alphen (1746 - 1803)
Hoe het verder ging
Jantje liep dus heen in een galop, hij rende zwaar beloond en beladen weg met zijn hoedje vol pruimen. Dat is al een kilo of meer. Hij heeft zich ergens in de graskant gezet en hij heeft al die pruimen opgegeten. Allemaal. Ze waren zoet en sappig, hij kon niet ophouden, die hoed moest leeg. Die avond aan tafel wou hij niet eten natuurlijk. Zijn vader dacht, van die paar pruimen kan dat toch niet zijn …
’s Nachts kreeg Jantje buikloop. Acute buikloop. Zijn moeder werd wakker van het gestommel. Ze kon al direct aan de slag met pyjama’s en beddengoed. En er waren in die tijd nog geen wasmachines hé.
Van al dat gedoe werd de vader ook wakker en toen hij zag hoe ziek zijn zoon was zei hij nadenkend : tiens, van die paar pruimkes zo ziek zijn …
Tussen twee krampaanvallen kwam aan het licht dat Jantje de pruimen niet had afgegeven in de keuken, maar dat hij ze allemaal zelf opgegeten had. Heel de hoed leeg.
De moeder trok wit weg en de vader stond er wat bedremmeld bij.
Het duurde bijna drie dagen eer de aanvallen afnamen. Ondertussen vreesde men voor Jantjes leven. Vraag maar aan de Wereldgezondheidsorganisatie hoe gevaarlijk diarree kan zijn.
Jantje heeft het overleefd, maar in die drie dagen stierf het huwelijk van zijn ouders. Zijn moeder heeft haar man nooit kunnen vergeven dat hij hun kind in levensgevaar gebracht had, met zijn pedagogische principes en praktijken, met zijn over-belonen!
Men heeft een kind niet lief omdat het braaf is. * Men heeft een kind lief omdat het ís.
En men geeft het twee pruimkes, de rest brengt men zelf naar de keuken, het kind kennende.
Een jaar later waren ze uit elkaar. Dat was een ramp, want zij waren eigenlijk allebei gezinsmensen. In zijn eentje bakte hij er niks van, hij raakte aan de drank, verloor zijn werk, werd dakloos en eindigde in anonimiteit. In haar eentje bakte zij er niks van, ze verzeilde in de armoede en is in eenzaamheid omgekomen van ontbering.
Jan onthield uit het pruimenvoorval dat hij van die boom zo volgeladen beter vijf à zes pruimpjes gepikt had ipv het modelkind uit te hangen en dat zijn braaf-zijn niets dan kommer en kwel had voortgebracht.
Kortom, door de gevolgen van zijn bravigheid raakte zijn normbesef compleet verwrongen en hij verzeilde in de criminaliteit. Hij werd neergeschoten tijdens een afrekening in het Russisch fruitmilieu.
Wanneer de natuur zich klaarmaakt om te gaan slapen word ik wakker. Al van toen ik heel jong was. Het was in de kleuterschool en er lagen herfstbladeren, zoals nu. Die bladeren konden ritselen.
In dezelfde klas zat een jongetje die een zus had ergens in een hogere klas en dat meisje had een eigen springkoord. Ik niet. Waarschijnlijk was ik nog te klein om al te kunnen touwspringen.
Ik knuffelde en kuste dat broertje zowat plat tot hij hulp ging zoeken bij zijn zus. Dan volgde ik hem aan een slip van zijn schort tot bij zijn zus. Zij verloste haar broertje van mijn attenties door mij haar springtouw te lenen en ik ging dan het touw op de speelplaats door de herfstbladeren trekken omdat ik ze wou horen ritselen.
Eigenlijk was dat gekus tegelijk stalking, gijzeling en afpersing hé. En toch hebben ze mij daar ooit losgelaten. Zou dat een procedurefout geweest zijn?
Als ik me goed herinner valt grootouderdag in de loop van het eerste schooltrimester. Maar ik heb voor 2017 geen datum kunnen vinden. Misschien varieert het van school tot school?
Of Grootouderdag de States gevierd wordt weet ik niet, maar ze hebben daar wel een klasje jong volk dat iets weet te vertellen over het wezen ‘oma’. Hier enkele fragmenten :
In hun kinderogen zijn kinderen jonge mensen tot een bepaalde leeftijd. De volwassen dochters en de zonen van de oma zijn dus geen ‘kinderen’.
Een grootmoeder is een mevrouw die zelf geen kinderen heeft en dus heel veel van kinderen van anderen houdt en een grootvader is een mannetjesgrootmoeder.
Grootmoeders hoeven eigenlijk niets te doen; ze hoeven er alleen maar altijd te zijn. Ze zijn oud, dus kunnen ze niet wild spelen of hard lopen. Het is leuk als ze ons meenemen naar de supermarkt, want daar is een neppaard en ze hebben altijd genoeg muntjes om erin te gooien.
Grootmoeders zijn meestal heel dik, maar niet te dik om je veters te strikken. Ze dragen brillen en ze kunnen hun tanden en tandvlees eruit halen! Ze hoeven niet zo slim te zijn, maar weten wel vaak het antwoord op vragen als "Waarom jagen honden op katten?" en "Waarom is God niet getrouwd" Ze praten niet als babies zoals sommige tantes doen, want dat is moeilijk te verstaan en als ze voorlezen, slaan ze nooit woorden over en ze vinden het nooit erg om altijd hetzelfde voor te lezen.
Iedereen zou een grootmoeder moeten hebben, vooral als je geen televisie hebt, want grootmoeders zijn de enige volwassen die altijd tijd hebben voor kinderen.
Mijn grootmoeder gebruikte 'de waan van de dag' om te zeggen dat iets een vluchtige mode, een rage of een trend was. Of een tijdelijke gekte.
Een gebloemd halsdoekje geknoopt in de openstaande kraag van een chemisier dragen bvb. Dat was een tijdje absoluut een must. Anders gingen wij tieners de deur niet uit. Blinkende plastieken handtassen. Die waren zeer Carnaby Street. Veel van de '60s mode was volgens haar 'de waan van de dag'. En dat was ook zo, achteraf bekeken.
Ze wist wat ze zei want in haar jonge jaren volgde ze zelf eventjes de dolle charleston-mode. Daar bestaan nog foto’s van.
'Och, 't is de waan van de dag, 't zal zijnen tijd wel hebben' zei ze wanneer mijn ma weer eens uitvloog over onze korte rokken. En ze kreeg gelijk ook. Na de mini kwam de midi-lengte. (verschrikkelijk, die kuitlengte) En daarna de maxi. (zeer onpraktisch, maar zeer elegant)
Nu kan ik de rages en de trends niet meer volgen. De verschillende modes eigenlijk ook niet meer. Ze doen maar. 't Zal zijnen tijd wel hebben.
Het traject dat ik te doen heb, van Ekeren naar Merksem-Palfijnziekenhuis, is een ritje van 20 minuten tussen woonwijken met hier en daar een veld en ook een wei of twee waarin soms vijf koeien in nat gras liggen te herkauwen. Het nat gras lijkt hen niet te deren. Vijf vredige koeien in een groene wei, met de roze zonsopgang als toemaatje.
Het is zo’n traject waarvan men denkt, hier gebeurt nooit niksni. In de eerste wijken zijn de mensen naar hun werk en in de wijken met de rieten daken zijn de mensen de beursberichten van de Tokio, Hong-Kong en Sidney aan het herkauwen, onder diezelfde roze zonsopgang.
Buiten dat sommige buschauffeurs rodeo rijden over de verkeersdrempels op de rechte stukken naast de landbouwpercelen, gebeurt daar dus weinig.
Toen ik drie uren later bij Palfijn de bus richting thuis nam, klom er voor mij een meneer naar binnen die heel snel achter de chauffeur ging zitten en toen hij gezeten was sloeg hij zeer snel en een beetje verdoken een kruis. Terwijl ik mijn betaalkaartje weg borg zag ik uit een ooghoek die beweging en zonder hem aan te kijken moet ik toch verbaasd gekeken hebben want toen ik langs hem ging keek hij me strak aan en met een rukje ging de kin omhoog. Astrant kijken, heet dat in deze contreien.
Had ik nu écht verbaasd gekeken bij dat kruisteken? In mijn koopvaardij-jaren had ik nochtans een diplomatieke pokerface. Misschien ligt astrant kijken in zijn aard, dat kan ook. Zo zijn er nog mannen de laatste decennia in deze contreien.
Toen ik op mijn favoriete zitje zat (hoog, boven het wiel) bedacht ik dat hij misschien uit een land kwam waar overgebleven christelijke stromingen altíjd een kruis slaan bij het begin van een busrit. Zo’n land waar elke weg een smalle kronkelweg is en waar aan de ene kant de scherpe rotsblokken van een steile bergwanden bijten en aan de andere kant de afgronden liggen te grijnzen.
Buiten verkeersdrempels hebben wij geen hoogteverschillen, meneer. Antwerpen en omgeving liggen in een vlakte. Een alluviale vlakte. Hier heet het al eeuwen De Lage Landen bij de Zee. Al eeuwen.
Toen we aan de rechte stukken met de verkeersdrempels kwamen gaf de chauffeur gas en begreep ik het kruisteken. Wie van een ziekenhuis komt zit niet te wachten op een rodeo.