p align="center"><a href="http://blog.seniorennet.be/hetbloggershoekje" target=_blank"><img alt="Welkom bij " src="http://i39.tinypic.com/yfhfq.jpg" bloggershoekje="het="border="0" /></a></p>
Vergeleken met Willem Kloos zijn mooie Poezie, lijkt mijn dicht soms op een verzopen regenjas, wat nadruipt als een zo juist gebruikt vergiet.
In die gedachten overheerst dan de wanhoop, aan elke zin waaraaan ik dan weer begin. In de angst waarmee ik dan toch nog schrijf, jaag ik me dan steeds de stuipen op het lijf.
Men schrijft dan steeds uit vastgestelde wetten, wat mij dan vaak in schrijfangst doet omzetten, vecht als een zinkend schip tegen zijn ondergang, als mooie woorden geschreven binnen witte rand. Nu als geschreven woorden, binnen wit los zand.
De gedachten komen er wel eens in mij op, hoe konden gedachten en gevoelens gelezen worden, als jij je gedachten en ogen in al zijn eenzaamheid sloot
Soms wenste ik dat ik ongevoelig geboren was, zo keihard, en gevoelloos als een marmere stoicijn Dat ik heel flegmatisch, overwogen, bedaard, kalm, maar vooral weer steeds gezond op aard mocht zijn. kende dan waarschijnlijk noch de eenzaamheid of pijn,
Ik wilde niet; dat het boek van mijn hart geopend werd, zodat mijn pijn en verdriet voor mij de hoek om rent!
Ik ben geboren en opgevoed als een keiharde Spartaan, mijn pijn en verdriet; dat gaat toch niemand wat aan! Al ben ik nu Volwassen, toch zou ik nu nog even graag, gaan naar mijn ouders, zo maar, of nu met een vraag!
Het doet me nu, na al die jaren, toch weer pijn, dat ik nooit meer bij hun; het zieke kind kan zijn.
Sterven doe je ook als je ziek bent, meestal niet zo maar niet in eens, maar steeds af en toe een beetje, en alle beetjes die je steeds stierf, 't is vreemd; maar die vergeet je.
Het is je ongemerkt zelfs ontgaan, maar je gezondheid staat opeens, weer veel verder bij je vandaan.
Dan zoek je weer wat levensmoed, maar soms dan merk en voel je, je ben nu aan je laatste eindje toe!
Als je hier dan over zou willen praten, maakt je dat zo diep en intens moe! Maar steeds dieper in mijn gedachten, vallen dan steeds ongemerkt de gaten. Je vraagt je dan wel eens verdietig af, wanneer zullen ze me daar boven, nu toch eindelijk eens met rust laten.
Ik voelde me eens heel moedeloos, daar op mijn stille plekje bij de sloot. Mijn handen al waren het vissen- vissen tussen de groene lissen, als een wak in het groene kroos. Toen heb ik in het kroos geschreven, zonder angst en zonder schroom, gomt u voor me uit, die boze droom!
Maar telkens als ik weer even snikte, en je knikte me dat je het al wist, liet jij het water weer even beven, en werd weer alles voor me uitgewist.
Weer het naderende 1 April je geschik, gesnik en getik. Dat wederzijds zegelgelik. Daar wil ik het in April niet steeds over hebben.
Ik ril om het uit te leggen Groene brieven aan mij gericht brengen niets vrolijks van binnen. Aanmaningen en waarschuwingen verpakt als dreigende herinnering.
De naam van je Inspekteur klinkt dan als een mes snijdend in het discrete tapijt die zich nooit vergist in deur.