Tijdens onze wandeling in de tuin van het rusthuis, ziet mama een kalende man. Kijk daar, wat eenkletskop, zegt ze weeral totaal ongegeneerd. En dan heeft hij nog niet eens gedronken! doet ze verder. Ik kijk haar verwonderd aan en vraag: Word je dan kaal van teveel te drinken, mama? Ze nijpt me lief in de arm en antwoordt: Ja, maar dat wist jij nog niet hé!
Met mama naar de tentoonstelling van de 'Amateurkunsten'.
Mama is flink opgeknapt. Arsène en ik nemen haar mee naar de tentoonstelling, georganiseerd naar aanleiding van de Week van de Amateurkunsten. We hebben natuurlijk veel aandacht voor mamas schilderijen. Maar mama zegt het totaal niets. Ze kan zich helemaal niet herinneren dat zij diegene is die deze schilderijen maakte.
Slechts één keer blijft ze geïnteresseerd staan bij één van haar werken. Haar arm in de zij, bekijkt ze het doek kritisch. En wat vind je ervan? vraag ik haar. t Is mooi zegt ze. Ik wijs de naam Mies aan, onderaan het schilderij. Met deze naam ondertekende ze steeds haar werken, maar ook dat zegt haar niets meer. Ze is vooral opgetogen en blij met de doos lekkere Belgische pralines die ze krijgt aangeboden van het rusthuis, omdat ze aan de tentoonstelling heeft meegewerkt. Wat een leuke attentie! Ze kiest er meteen de grootste pralines uit en smult ervan.
Als we even later met ons drieën buiten op het terras iets gaan drinken, is ze in opperbeste stemming. Af en toe krijgt Arsène een schouderklopje, ze is blij dat hij er bij is. Mama lacht en ziet er gelukkig uit. En dat is het enige wat telt voor ons.
Van 24 april tot 4 mei worden de amateurkunstenaars in de schijnwerpers geplaatst. Voor die gelegenheid worden in heel Vlaanderen activiteiten georganiseerd.
Ook in het rusthuis hier worden de werken van bewoners en personeel tentoongesteld. Een prachtig initiatief, vind ik. Er werd ook aan mij gevraagd of mama wou deelnemen met haar schilderijen. Dat vond ik prima. Arsène en ik haalden nog enkele werken van zolder, die jammer genoeg door plaatsgebrek om ze op te hangen, daar staan opgestapeld. Enkele werken werden tijdelijk weggehaald van mamas kamer.
De deelnemers konden op 28 april, de centrale dag van het hele gebeuren, van 14 u tot 16 u trots hun werk tentoonstellen en gaven graag uitleg over hun hobby: kantwerk, tekenen, op zijde schilderen, pergamano, allerlei handwerk en bloemschikken. Hoewel mama er zelf niet bij kon zijn, - ze weet zelfs niet eens meer dat ze vroeger zo graag schilderde -, werden op die manier enkele van mamas schilderijen voor het eerst openbaar tentoongesteld. Arsène maakte vlug nog een kleine affiche met wat tekst en uitleg om uit te hangen bij haar schilderijen (klik op de bijlage).
Toen mij gisteren iemand feliciteerde met het werk van mama, was ik apetrots.
Arsène is aan de betere hand, mama herstelt goed. Oef! Het bleek bij mama dan toch geen blaasontsteking te zijn, maar een zware infectie van de luchtwegen.
Als ik rond vier uur in het rusthuis kom, vertelt mij de verzorgende dat mama net in bed is gelegd. Ze was al de ganse dag op, maar nu was ze plots heel moe. En als ik op mamas kamer kom, ligt ze inderdaad te slapen. Ze ziet er al stukken beter uit. En als ze even de ogen opendoet, herkent ze mij meteen: Oh zoete, zijde gij daar? Heb je een beetje water voor mij? Ik geef haar meteen wat te drinken. Plots krijgt ze een zware hoesbui. Ik heb een grote vlalling zegt ze met haar nog steeds zware en roestige stem. Ja, jehebt een grote valling, mama antwoord ik. Ja, een grote vlalling herhaalt ze. Ze beseft blijkbaar dat er iets niet klopt. De tranen zijn er weer, ze kijkt me hulpeloos aan: Ellen, ik kan niet meer knapen!Klappen help ik haar. Ja, ik kan niet meer knapen klinkt het verdrietig. Maar zo snel de tranen gekomen zijn, zo snel zijn ze ook weer verdwenen. En ze knaapt, onverstaanbaar voor mij, gezellig voort met een denkbeeldig iemand of iets, die bij haar in bed zit.
s Avonds eet ze flink haar drie boterhammen met kaas, een yoghurt en een kiwi. Ik ga met een gerust hart naar huis.
Door de opname van Arsène in het ziekenhuis, ging ik niet naar mama. Nu hij, één dag vroeger dan voorzien al thuis is, wil ik toch even bij mama langs. Net als ik wil vertrekken, rinkelt de telefoon: het rusthuis! Een verzorgende vertelt dat mama ziek in bed ligt. Ze heeft meer dan 38° koorts en omdat het zondag is, hebben zij de huisdokter van wacht gebeld.
Als ik bij mama op de kamer kom, staat aan het voeteneinde van haar bed een oud lief meneertje. Hij is onlangs opgenomen. Ze is ziek zegt hij beteuterd en bezorgd. Ja, ze is ziek antwoord ik. Mama herkent mij, maar reageert met moeite. Haar gezicht is opgezwollen, haar stem is roest, haar neus loopt. De lieve meneer, blijft maar rondhangen op de kamer. Hoewel ik hem zeg dat hij beter kan weggaan, zodat hij ook niet ziek wordt, toch blijft hij bezorgd aan mamas bed staan. Ze is zo ziek herhaalt hij. Hij blijft ervan overtuigd dat hij bij mama én op deze kamer hoort. Als ik hem beloof dat van zodra ik meer weet, ik hem zal vertellen wat er scheelt, wil hij eindelijk de kamer uit.
Voor mij is het ongeduldig wachten op de dokter. Mama valt af en toe in slaap en is zeer onrustig. Ik kijk even de gang in, het meneertje zit op een stoel rechtover mamas kamer en is ingedommeld. Clarysse, een hoogbejaarde dame, die voorbij wandelt, spreekt me aan. Weet u soms de weg naar huis? t Istoch wel erg, niemand hier kan mij de weg wijzen naar huis zegt ze verdrietig. Kom, ik loop wel evenmet je mee troost ik haar. Ze neemt mijn arm en ik breng haar naar haar kamer. Niet hier, ik wilnaar huis pruttelt ze een beetje tegen. Dan zal je eventjes moeten wachten op jouw dochter probeer ik. Ik heb geen dochter! zegt ze overtuigend. Ik weet dat Clarysse twee dochters en een zoon heeft. Toch wel, je hebttwee dochters zeg ik. Beschaamd slaat ze haar hand voor de mond: t Is waar. Dat ik dat kanvergeten! Ze lacht een beetje verlegen en stapt haar kamer binnen.
Ik keer terug naar mama, ze is in slaap gevallen. Het wachten op de dokter duurt lang voor mij. Ik loop weer ongeduldig de gang op. Marcel, die doelloos door de gangen draaft, stapt met me mee. Straks komt Karoline, jouw vrouwtje zeg ik. t Is tehopen antwoordt hij kort. Ik ga weer bij mama zitten. Even later is het niet de dokter, maar Karoline die aan de deur staat. Terwijl we een kort babbeltje maken, komt haar man Marcel de hoek om gewandeld. Maar hij heeft niet eens erg in zijn vrouw. Hij herkent haar niet eens meer. Karoline heeft het daarmee de laatste tijd heel moeilijk en haar ogen zien rood van het wenen. Wat een miserie toch!
Eindelijk arriveert de dokter. Na het inkijken van mamas medisch dossier begint hij haar met zachtheid te onderzoeken. Ze kan zelf niet in het minst aangeven wat er scheelt. Mama, die totaal niet weet wat er met haar gebeurt, stribbelt tegen. Als ze op haar zij moet gaan liggen, maakt ze zich zo stijf als een plank, zodat het voor de verzorgende een lastige karwei is mama om te draaien. Het gaat gepaard met geroep en gekerm. Ik sta er machteloos op te kijken. De dokter beslist om antibiotica voor te schrijven en een koortswerend middel. Ik dacht aan een zware verkoudheid, hij denkt aan een blaasontsteking. Als de dokter weg is, blijf ik nog even bij haar zitten. Dan valt ze in slaap, dan begint ze weer te wenen.
Paaszondag. Arsène en ik gaan in de namiddag naar mama. We gaan met haar wandelen. Niet te ver, want het valt me op dat de laatste tijd mama vlug moe wordt. Ze gaat dan voorover lopen en gaat tussen ons in, aan onze armen hangen. Komt het omdat haar conditie achteruit gaat van het dagenlang opgesloten zitten in de stoel of is het gewoon haar leeftijd die zich laat gelden? Ik weet het niet. Maar volgens mij zit het urenlange stilzitten er toch voor iets tussen.
Na een korte wandeling van een klein halfuurtje keren we terug naar het rusthuis. We gaan in het zonnetje zitten op het terras van de cafetaria. Mama trekt vandaag weer voortdurend gekke gezichten. Als Arsène iets tegen haar zegt, steekt ze meteen haar tong naar hem uit. Mama, zie je mij niet meer graag dan? vraagt hij. Oh, ja hoor is haar antwoord. Ze steekt haar beide handen naar hem uit om hem te kussen, maar Arsène zit te ver af en ze kan er niet bij. Kom eens wat verder! zegt ze lachend. Kom eens watdichter! reageert Arsène. Oh god, is het kom eens wat dichter? Enik zeg kom eens wat verder lacht ze.Arsène schuift wat dichter naar haar toe en krijgt meteen een klinkende zoen.
Even later komen Denise, haar zus Lucy en diens kleinkinderen, ook op wandel met het goede weer, er even bijzitten. We babbelen nog wat en dan nemen ze afscheid. Lucy wil mama een hand geven, maar mama weet daar geen raad mee. Hoe we ook ons best doen om mama goedendag te doen zeggen, ze wil niet. Ze is er op geen enkele manier toe te bewegen om Lucy ook een hand te geven. Ik ga eens naar de statie zegt ze doodleuk tegen Denises zus. Oké, ga jij maar naar de statie antwoordt Lucy een beetje verbouwereerd. Als Denise bij mama komt, vraagt mama meteen: Ga je weg? en Denise wordt hartelijk omhelsd.
MOEDER IS WEG (Als Alzheimer het leven verandert) - Dirk Musschoot
Op donderdag 12 maart 2009 stelde in het Museum Dr. Guislain te Gent de Vlaamse journalist Dirk Musschoot (° 1961) zijn nieuwste boek voor: MOEDER IS WEG.
Het is een openhartige en ontroerende getuigenis van een zoon die zijn moeder geleidelijk verliest aan de ziekte van Alzheimer. In twee jaar tijd verdwijnt langzaam maar zeker haar eigen ik. Haar zoon volgt haar op dit pad vol moeilijke, maar ook gelukkige momenten. Hij vraagt zich af wat er omgaat in het hoofd van zijn dementerende moeder: Uren wat zeg ik? dagen! heb ik al naar haar zitten kijken, me afvragend wat er in dat hoofd speelt, dat hoofd dat alsmaar kleiner wordt. Ik kijk haar recht in de ogen, maar zij kijkt dwars door me heen. Ik heb meermaals mijn hoofd naast dat van haar gehouden en in dezelfde richting gekeken. Wat ziet zij dat ik niet zie? Iets moois? Ik hoop het voor haar. Een doel? Ik hoop het evenzeer. Ik vraag het haar, maar krijg geen antwoord. Ik krijg nooit meer een antwoord.
Dirk Musschoot geeft een eerlijke kijk op hoe het zijn moeder, hemzelf, zijn broer, zus en de anderen is vergaan in het gezelschap van meneer Alzheimer. Dit herkenbaar verhaal kan een troost zijn voor al wie te maken krijgt met met de verschrikkelijke ziekte van Alzheimer.
152 pagina's | Uitgeverij Terra - Lannoo | maart 2009 |ISBN 978-90-209-8309-8 | 14,95 EUR
'Waarom zijn die slechte dingen altijd voor ons?'
Als ik woensdagnamiddag bij mama kom, is zij al samen met Denise op wandel in het park van het rusthuis. Van zodra ik in zicht ben, begint mama al lachend in mijn richting te zwaaien. Ze herkent me meteen. Wat ben ik blij! Ik word begroet met een dikke kus. Denise vertelt mij verwonderd dat mama mij al veel eerder had opgemerkt dan zijzelf.
Terwijl we met ons drietjes de wandeling verder zetten, vraagt Denise hoe het is met Arsène. Ze weet dat hij deze morgen op controle ging bij de uroloog om te zien hoe de verbrijzeling van zijn niersteen, twee weken geleden, is verlopen. Ik vertel haar dat Arsène binnenkort een paar dagen moet worden opgenomen voor verder onderzoek. Mama, die bijna nooit meer een gesprek kan volgen, laat staan erop reageren, blijft staan. De naam van Arsène en het feit dat hij naar het ziekenhuis moet, maakt blijkbaar iets los in haar verwarde geest. Ze is ineens één en al bezorgdheid. Haar hand op haar hart en met een beverig stemmetje zegt ze: Neen kind, ik kan dat niet meer alleen blijven dragen en pakken. Ik zeg dat het allemaal wel zo erg niet zal zijn. Maar ze heeft heel duidelijk begrepen dat haar schoonzoon naar het ziekenhuis moet en daar is ze het hart van in. Mama is, door haar ziekte, overgevoelig geworden en ik wil haar niet nodeloos verdrietig maken. Ik geef vlug een seintje aan Denise dat we niets meer zeggen over het ziekenhuis en de ingreep die Arsène moet ondergaan. Kom mama, laat ons verder wandelen. Kijk eens naar al die mooie bloemen, probeer ik haar af te leiden. Maar ze heeft niet de minste interesse voor de bloemen. Wat ze gehoord heeft over Arsène, blijft blijkbaar door haar hoofd spoken. Ze blijft opnieuw staan. Kind,waarom zijn al die slechte dingen altijd voor ons? vraagt ze hulpeloos. Haar gezichtje spreekt boekdelen, ze is één en al bezorgdheid. Haar moederhart spreekt en het valt mij op hoe bekommerd mama nog kan zijn om Arsène en mij. Ze heeft voor ons twee nog altijd dat heel speciaal plekje bewaard in haar zo zieke hoofd. Ik stel haar opnieuw gerust, en dankbaar denk ik: we zijn ons mama nog niet helemaal kwijt. Maar als we even later in de cafetaria van het rusthuis gezellig een koffie drinken, is ze al alles vergeten. Gelukkig maar?
Met de auto op stap? Dat is buiten mijnheer Alzheimer gerekend!
Zondagnamiddag stelt Arsène voor om met dit prachtige lenteweer samen met mama te gaan wandelen in het Provinciaal Domein Het Leen te Eeklo.
Mama vindt dat uitje een prima idee. Tot we bij de auto staan! We willen haar achteraan laten instappen, op haar plaatsje waar ze altijd zat als we vroeger met ons drieën erop uittrokken. Maar dat is buiten mijnheer Alzheimer gerekend. Arsène houdt voor haar de deur open, maar mama weet niet meer hoe ze moet instappen. Hoe we het haar ook uitleggen, ze snapt het niet. Ze draait en keert, maar ze zet geen voet in de auto. Ten einde raad, gaat Arsène achter het stuur zitten: Laat haar dan maar vooraan zitten. Als ze mij ziet, zal ze misschien wel instappen. Zogezegd, zo gedaan. Maar mama is niet tot instappen te bewegen. Een verwarde blik op haar gezicht! Arsène blijft maar aandringen: Kom mama,kom maar naast mij zitten. Alle moeite ten spijt, het lukt hoegenaamd niet. En ik denk triest bij mijzelf: kan ze dat nu ook al niet meer? Ons mama wordt van die hele toestand ook alleen maar ongelukkiger en dat is zeker niet onze bedoeling. Arsène en ik geven het op. We houden het dan maar bij een wandeling naar het Beukenpark en het Schipdonkkanaal.
Ze loopt tussen ons in en wordt weer helemaal euforisch blij. Tussen al haar verwarde verhalen in, heeft ze vandaag ook oog voor de bloemen, de schapen en de lammetjes, de geitjes, de eendjes Arsène en ik vinden haar goed vandaag, al is het dan goed op zijn mamas!
Als na de wandeling Arsène voorstelt om een ijscrème te gaan eten op het terras van de cafetaria, kan mamas namiddag niet meer stuk. Zalig genietend van de warme voorjaarszon, kijkt ze haar schoonzoon aan en wrijft zachtjes met haar hand over zijn dikke buik, net zoals ze vroeger deed. Je kunt het niet laten, hé mama zeg ik lachend. Neen, dat kan ik niet laten, antwoordt ze vrolijk.
Vrijdagmiddag is mama gaan wandelen met Denise. Zaterdagmiddag was Denise er ook en gingen we met zijn drieën naar buiten, vandaag trekken mama en ik er met ons tweetjes op uit. Door al die uitstapjes is ze bijzonder goedgezind. Ze is enorm blij dat ik er ben en praat er maar op los. De ene rare, onverstaanbare zin volgt de andere op, maar ik doe alsof ik alles begrijp.
Plots blijft ze staan, kijkt me aan en vraagt: Weet jij het ookniet? Omdat ik in het geheel niet weet waar ze het over heeft, antwoord ik: Nee mama, ik weet het ook niet.Dat is ambekant, zegt ze. Zonder dat ik er erg in heb, verbeter ik haar: Dat is ambetant. Normaal gezien wordt ze er niet graag aan herinnerd dat ze fouten maakt en wordt ze boos. Nu krijgt ze meteen midden op straat een ongecontroleerde lachbui. Is het ambetant ? En ik zeg ambekant! giert ze het uit.
Een paar vrienden, die aan het fietsen zijn, houden even halt bij ons. Ze weten van mamas ziekte. De man vraagt aan mama: En , hoe is het met u? Mama antwoordt vrolijk: Goed,en daarna gaan we naar de briek! Geen één van ons drie die weet wat de briek is, maar de man antwoordt doodnormaal: Gelijk heeft u, ga maar naar de briek. Waarop mama de daad bij het woord voegt. Zonder gedag te zeggen stapt ze in haar eentje verder. Ik neem vlug afscheid van de vrienden en haal haar in.
We keren terug naar het rusthuis. Mama is moe van haar wandeling, maar ze is gelukkig. En dat is het enige wat telt.
Maandagmiddag is het ziekenzalving op mamas afdeling. De familie is uitgenodigd om deze bij te wonen.
Als ik toekom, zitten de bewoners al in een hele grote kring bij elkaar. In het midden van de kring staan de tafels netjes gedekt voor de koffie en cake, die achteraf wordt aangeboden. Het ziet er weer allemaal prachtig en heel verzorgd uit. Ik ga bij mama zitten. Karoline, Marcel, die vandaag jarig is, en Jo zitten vlak naast ons.
De pastorale werkster van het rusthuis en de aalmoezenier leiden de ziekenzalving. Het is een pakkend moment, maar ik heb de indruk dat de ceremonie aan de meeste demente oudjes gewoon 'voorbij gaat'. Ook aan mama. Ze vindt de muziek, die zachtjes op de achtergrond speelt, helemaal niet mooi. Ze wijst met haar hoofd in de richting van de dvd-speler en zegt luidop: Dat trekt ook op niets! Ik vermaan haar om stil te zijn. De zalving zelf ondergaat ze gewoon, maar toch is het voor ons als familie een emotioneel moment. Vooral Karoline heeft het er moeilijk mee. Misschien zal hetMarcel toch een beetje beschermen fluistert ze mij toe. Ik heb medelijden met haar, ik vind het zo triest. Zich vastklampen aan iedere strohalm, ik ken dat ook. Als bij het einde van de ziekenzalving gezamenlijk het Onze Vader wordt gebeden, zegt mama luid en duidelijk het gebed mee. Daar schrik ik toch even van. Juist de laatste zinnetjes is ze kwijt. Elke bewoner krijgt nog een klein zakje lavendel en daarna drinken we gezellig samen koffie.
De aalmoezenier gaat bij elk oudje nog eens langs. Mama herkent de man helemaal niet meer. Ze zit hem dan ook duister aan te kijken als hij beweert dat hij haar zo net gezalfd heeft. Gij? zegt ze vol ongeloof. Jeherkent me waarschijnlijk niet meer, omdat ik mijn witte albe heb uitgetrokken probeert de arme man. Maar mama blijft erbij dat ze hem niet kent en eet gewoon haar stukje cake verder op.
Zondagmiddag komt Simone bij mama op bezoek. Zij is een achternicht van mama en één jaar jonger. Simone is iemand die de familieband in ere houdt. We hadden steeds telefonisch contact. Zij is van mamas ziekte op de hoogte, maar door omstandigheden hebben we elkaar een hele tijd niet gezien. Wij waren zo een twee jaar geleden samen met mama, die toen pas was opgenomen in het rusthuis, bij Simone thuis uitgenodigd. Toen ging het nog vrij goed met mama. Dat was de laatste keer dat ze elkaar hebben gezien.
Mama zit op haar kamer, vast in haar stoel. Ondertussen haalt een dement dametje, dat onlangs is opgenomen en nog vrij rondloopt, mamas kamer overhoop. Moet kunnen, denk ik. Mama zegt meteen tegen de nieuwe vriendin: Dat is mijn dochter. De dame kijkt me lief aan, ik breng de kamer weer op orde en het vrouwtje verdwijnt stilletjes. Terwijl ik mama klaar maak voor het bezoek, vertel ik haar dat Simone komt. Ze hebben als kind samen gespeeld. Ze hebben als volwassenen de goede en slechte momenten in hun leven gedeeld. Maar mama weet bij God niet over wie ik het heb! Misschien gaat het wel beter eens zij Simone ziet, denk ik. Misschien komt dan weer alles terug?
Rond half drie rijdt Simone met haar auto de parking van het rusthuis op. Simone is daar, mama, zeg ik. Simone? vraagt ze twijfelend. We lopen haar tegemoet, maar mama blijft stokstijf staan als Simone haar wil omhelzen. Ik ben Simone, lacht haar achternicht haar toe en neemt mama eens goed vast. Simone merkt meteen dat er iets verkeerd is. Mama herkent haar niet. Zoals steeds neem ik mama in bescherming en trek verontschuldigend de schouders op.
We gaan met zijn drieën naar de cafetaria. Simone wil bijpraten met mama. Maar algauw merkt ze dat ook dat niet meer lukt. Vol ongeloof om de afasie die mama parten speelt, zegt ze stilletjes tegen mij: Ik versta haar niet ik weet niet wat ze wil zeggen Ik leg haar uit dat mama door de ziekte van Alzheimer de meeste woorden al is kwijtgeraakt. Dat ze niet alleen geen gesprek meer kan voeren, maar het ook niet meer kan volgen. Voor Simone komt het hard aan, dit had ze niet verwacht. Nu pas dringt het tot haar door hoe erg mama er aan toe is. Als ze bovendien merkt dat ik mamas pannenkoeken met suiker bestrooi en die voor haar in stukjes snijd, wordt het haar teveel. Ze duikt weg onder tafel, haalt een zakdoek uit haar handtas en droogt stiekem haar tranen.
We proberen toch om herinneringen aan vroeger op te halen. Dat is niet aan mama besteed. Als het over mijn overgrootmoeder gaat, spreekt Simone over tante Elodie, ik over grote meme. De verwarring voor mama is kompleet. Ze zit binnen de kortste keer totaal ongeïnteresseerd aan tafel. Ze wordt lastig als een klein kind, gaat rechtstaan, gaat dan weer zitten, klaagt er voortdurend over dat ze het veel te warm heeft en wil uiteindelijk weg.
Simone had zich deze namiddag met mama helemaal anders voorgesteld. Triest kijkt ze mama aan en zegt dan tegen mij: Hetzou niet mogen op die manier oud worden, het zou niet mogen
Op donderdag 5 januari 2006 nodigde Marc Uytterhoeven in zijn talkshow De Laatste Show de toen nog jonge Vlaamse groep Yevgueni uit. Zij brengen Nederlandstalige nummers uit waarin ze knap chanson, kleinkunst en pop tot één geheel weten te vermengen.
Het liedje Oud en Versleten van lead-zanger Klaas Delrue is zeer duidelijk maatschappijkritisch bedoeld. Het is een pro-euthanasie lied die hij schreef naar aanleiding van het aftakelingsproces van zijn beide omas.
Denise, mama en ik gaan wandelen. Dat is een vaste gewoonte op zaterdagmiddag. Mama is blij en opgewekt dat ze weer naar buiten kan. En vandaag is ze goed. Als we de straat willen oversteken, kijkt ze naar links en rechts en zegt dan: t Isgoed, er komt niets! Eventjes heel helder, dan weer verward, zoals wij het nu al zoveel maanden gewoon zijn.
Plots zegt ze: Ik moet plassen. We hebben nochtans mama op de wc laten zitten vóór we gingen stappen, maar toen lukte het niet. Denise en ik kijken elkaar aan, we weten wat er nu gebeurt. Als mama zegt dat ze naar het toilet moet, moet ze ook meteen! Haar plas ophouden, lukt niet meer. Mama kijkt ons beteuterd aan: Ja, nu loop ik helemaal nat Gelukkig geniet ze toch nog van haar wandeling.
Van zodra we terug in het rusthuis zijn, krijgt mama een droge pamper aan. Denise neemt afscheid en gaat naar huis. Ik loop nog eventjes met mama de gangen door en wil haar dan naar haar tafel brengen voor het avondeten. Maar ze wil persé niet voorbij de grote ronde tafel, waar ze bijna een week lang verplicht moest zitten. Ze stopt bruusk: Neen, ons Ellen, niet naar daar! Ik dring een beetje aan om toch door te lopen, maar mama is boos: Neen, Ellen, neen, daar niet. Er zit daar een aardigaard! We gaan met een boog om de bewuste tafel heen en ik breng haar naar haar vaste stekje. Haar gezicht klaart op, Hier is t goed zegt ze. De tafelherschikking moet voor haar een enorme emotionele ervaring zijn geweest, die ze blijkbaar nog niet heeft verwerkt.
Dinsdagnamiddag hebben Karoline en ik een gesprek met Marianne, de stafmedewerker Zorg en Kwaliteit en met Bea, de hoofdver-pleegster. In een rustig gesprek wordt de tafelherschikking op mamas afdeling besproken. Er wordt naar ons geluisterd en wij luisteren naar hen. Wij staan er op dat Marcel en mama weer hun vaste en zó bekende plekje terugkrijgen. De hoofdver-pleegster heeft haar argumenten om de herschikking deels te bewaren. Die zorgt er volgens haar voor dat het werk van de verplegende vlotter verloopt. Daar kunnen wij inkomen, maar wij houden toch voet bij stuk.
De volgende dag zitten Marcel en mama, samen met hun vroegere tafelgenote, weer gezellig samen aan hun vertrouwde tafeltje. Het staat wel niet meer op dezelfde plek, maar daar kunnen wij mee leven: dat went wel. Mama is goedgezind en vrolijk. Als Karoline s avonds tegen Marcel zegt: Hier zitten jullie weer goed, hé antwoordt Marcel met de weinige woorden die hij nog kent: t zal wel zijn! En alleen al die enkele woordjes maken Karoline en mij blij. Wij zijn tevreden dat we zijn opgekomen voor onze twee lievelingen.
Van een onaangename verrassing gesproken! Vrijdagmiddag is er plots voor bijna alle bewoners van mama's afdeling een nieuwe tafelschikking uitgedokterd.
Op zondagmorgen mail ik de hoofdverpleegster het volgende:
Dinsdagmorgen mailt de hoofdverpleegster terug:
Mijn man en ik zijn niet akkoord en mailen dadelijk terug:
En nu maar het resultaat van een goed gesprek afwachten! Ik ben benieuwd of het iets zal uithalen!
Karoline en ik hadden het enkele weken geleden afgesproken: van zodra het weer het toelaat, gaan we met Marcel en mama eens samen naar buiten.
Mama loopt aan mijn arm. Zij is uitgelaten en druk. Marcel loopt stilzwijgend aan de hand van Karoline, die de erge pijn in haar rug dapper verbijt om haar man een wandeling in het park te kunnen gunnen. Mama doet weer wat extra gek en wordt door Marcel in de gaten gehouden. t Is soms een zotte triene, hé! zegt Karoline lachend tegen Marcel. Hij lacht terug: Ja, ja . Het gebeurt wel meer als mama grappig doet, dat Marcel daar plezier aan beleeft.
Mama is vlotter ter been dan Marcel en dat merkt ze blijkbaar op. Plots geeft mama mij een duwtje, knikt in de richting van Marcel en zegt: Zonde, hé. Wil zij hem helpen? Meteen gaat ze naast hem lopen en neemt hem bij zijn vrije arm vast. Na zijn ziek zijn in december, stapt Marcel terug, maar hij sloft met zijn voeten over de grond. Zijn door Alzheimer aangetaste hersens zenden blijkbaar geen signalen meer uit hoe het juist moet. Zijn vrouwtje doet haar best: Pa, je moet je voeten opheffen als je stapt. Maar deze opdracht dringt eigenlijk niet meer tot hem door. Het lukt ons toch om tweemaal het park rond te wandelen. Op het laatst is Marcel bijna niet meer bij te houden, hij gaat steeds vlugger stappen. Wordt hij moe en wil hij terug? vraagt Karoline zich bezorgd af. We keren meteen terug en gaan iets drinken in de cafetaria.
Omdat het zondag is, trakteren wij ons zelf op een porto. Mama wil er ook één en Marcel drinkt een spuitwater. We babbelen nog wat gezellig, en terwijl mama daar nog met volle teugen van geniet, is Marcel stilletjes ingedommeld.
Terwijl ik vrijdagmorgen mamas haar in de krulspelden draai, zit ze naar de foto te kijken van papa. Een reuze grote foto, die hij tijdens de oorlog liet maken. Het was een geschenk voor zijn moeder, net vóór zijn vertrek naar Duitsland. Hij was toen 18.
Mama hecht de laatste tijd meer belang aan deze foto, dan aan het geschilderde portret van papa op de leeftijd dat hij stierf. Hij was pas 47 jaar. Bij het schilderij is ze steeds vaker in de war wie er eigenlijk op staat. Soms zegt ze dat het haar vader is, soms noemt ze de naam van een verre neef. Ze weet het eigenlijk niet zo goed meer. Maar als mama naar de foto kijkt, dan weet ze zonder problemen dat het Urbain is, papa. Voor de zoveelste keer zegt ze triest: Het was toch zo een mooie man, hé? Enkele maanden geleden volgde hierop steeds dezelfde verdrietige zin: waarom werd hij zo vroeg van ons weggehaald, zo een brave mens, waarom Maar vandaag klaart mama s gezichtje ineens op, ze kijkt mij aan en zegt tevreden: Hij schrijft mij elke dag! Mij doet het pijn om zo iets te horen, maar ik laat mama gelukkig zijn met haar denkbeeldige brieven en zeg: Dat is lief!, waarop ze tevreden van ja knikt.
Duitse privékliniek vraagt fortuin voor nutteloze stamceltherapie.
Ze beweren al meer dan duizend zwaar zieke patiënten uit de hele wereld te hebben behandeld met stamcellen. Ja, ook al een dertigtal patiënten uit België had er bijna 8.000 euro voor over, zegt de patiëntverantwoordelijke van de Duitse privékliniek X-cell-Center in Keulen. In de aanbieding: stamceltherapie voor parkinson en beroertes maar evengoed voor ouderdomsblindheid en alzheimer. Zelfs erectiestoornissen zijn volgens de Duitse privékliniek te behandelen met volwassen 'stamcellen' uit het beenmerg van de patiënt.
Oplichterij, klinkt het unisono bij Vlaamse experts. Misbruik van de wanhoop van patiënten. Alzheimerexperte Christine Van Broeckhoven en professor neurologie Peter De Deyn van de Universiteit Antwerpen beamen dat er geen formeel goedgekeurde celtherapie is voor alzheimer. Volgens Van Broeckhoven is de Duitse aanpak "ethisch totaal onverantwoord".
Bekijk hier een fragment uit het VTM-nieuws van 26/2/2009:
Zondagnamiddag, het regent niet. Dus mama en ik profiteren ervan om te gaan wandelen. Vandaag spreekt ze mij weer aan met Ellen of zegt ze weer kindeke. Maar verder praat ze tegen een blaadje dat ze op de grond ziet liggen alsof het leeft. Ook de rode brandweerkraan op onze weg wordt aangesproken en gevraagd of hij mee wandelen gaat. Ik laat haar maar doen en speel het spelletje gewoon mee.
Op de terugweg naar het rusthuis begint mama plots vlugger te stappen. Waarom stap je ineens zo vlug? vraag ik haar, Wil je naar huis? Ze lacht en antwoordt: Ja, mijn maen pa komen mij halen! Ik ga er niet meer tegenin, zoals ik vroeger deed. Ik leg niet meer uit dat ze al lang overleden zijn. En zeg: Oké, dan steken we een tandje bij! en we stappen flink door.
Het doet mij denken aan het liedje van Harrie Jekkers, Terug bij af. Hij zingt over zijn oma, dement op haar tachtigste na een leven van zorgen voor haar kinderen en kleinkinderen.