De lezing van de voorbeden
De twee laatste edities van de IGMR stipuleren:
De intenties van de voorbede worden door de diaken voorgedragen na de inleiding van de priester, hetzij van
op de ambo, hetzij vanaf een andere geschikte plaats[i].
De voorbeden in de zondagsmissen werden door het Tweede Vaticaans Concilie hersteld en met hen de rol van de diaken. Maar toen dit gebed geleidelijk aan in de gemeenschappen werd opgenomen (ingevoerd), waren er nauwelijks diakens. Zo is de gewoonte ontstaan om aan leken de redactie(?) en de lezing van de voorbeden toe te vertrouwen.
In de meeste gevallen lijkt het niet gewenst en in elk geval zal het moeilijk liggen om de verplichting in te voeren dat een diaken de lezing van de voorbeden op zich zou nemen in plaats van een leek, op Goede Vrijdag uitgezonderd,. Daarentegen kan gesteld worden dat het de rol van de diaken is om te waken over de kwaliteit van de redactie van de voorbeden en op het liturgische verloop er van. Daar valt soms wel wat op aan te merken.
Wat de reden betreft waarom dit gebed aan de diaken werd toevertrouwd, schijnt het een uitbreiding te zijn van zijn rol om te kommunikeren met de gemeenschap: om de houdingen aan te duiden die moeten worden aangenomen en welke handelingen moeten worden gesteld en welke gebeden moeten gezegd worden. Want in de voorbeden zijn het wel alle gelovigen die bidden, terwijl de diaken niets anders doet dan te zeggen voor welke intenties moet worden gebeden.
Aanmaningen en aanduidingen voor de gemeenschap
Alle mogelijke tussenkomsten en waarschuwingen opsommen zou een heel lange lijst opleveren. Het komt er vooral op aan het grote belang van deze rol van de diaken te begrijpen. De bisschop of de priester heeft als voornaamste opdracht de gemeenschap in gebed te bewaren, om de communicatie met God in stand te houden als men het zo mag uitdrukken. Dat is de reden waarom hij zichzelf niet mag laten verstrooien door veelvuldige verwittigingen en aanwijzingen te geven opdat de liturgische deelname van de gemeenschap zou bevorderd worden. Het is zijn taak om tot God te spreken in het gebed in naam van de gemeenschap en tot de gelovigen in de naam van God. Zijn houding moet de gelovigen helpen in gebedssfeer te blijven. De diaken moet waakzaam en beweeglijk blijven om indien nodig tot handelen over te gaan, om de gelovigen te helpen aan de viering deel te nemen en om de goede orde in de gemeenschap in acht te nemen. Zodoende vullen de rol van de diaken en die van de priester elkaar aan en spelen perfect op elkaar in.
Dat verschilt met de gang van zaken heden te dage. Meestal oefent degene die voorgaat (niet de bisschop) ook een bepaalde rol van animator van de gemeenschap uit. Hij richt zich graag tot de gemeenschap en dikwijls vanuit een grote nabijheid, terwijl hij nochtans in gebedssfeer blijft als het moet. In deze omstandigheden zullen de gelovigen, evenals de voorganger en de diaken zelf, het nogal gemaakt vinden, indien de waarschuwingen of aanwijzingen die de voorganger ook zou kunnen geven (en het ook liever doet!) in eens van de diaken komen.
Nochtans leren de ervaringen opgedaan tijdens vieringen waarin de bisschop of de priester helemaal opgaan in hun voorgangersrol, naar het voorbeeld van Christus de Herder, dat de diaken dan makkelijker de ruimte vindt om zijn rol van dienaar te beleven.
Dienen volgen de noodwendigheden
Tenslotte moet de diaken klaar staan om diensten te verlenen die zich opdringen zonder dat men die van te voren kan voorzien. Zo merkt de IGMR in n° 130 voor de opening van de dienst op:
gaat de diaken met de priester naar zijn zitplaats en zit daar aan de zijde van de priester en staat hem bij zo
dit nodig is.
Over het algemeen gezien kan de diaken ook andere diensten dan de zijn verzekeren:
Als er geen andere dienaar aanwezig is, vervult de diaken de functie van de anderen voor zover dat nodig
Blijkt[ii].
Op elk ogenblik kan de diaken bij wijze van spreken de eigenlijke liturgische dienst verlaten om tussen te komen, om te verwittigen, om een dienst aan iemand te vragen, om een voorwerp dat ontbreekt te zoeken, en dat in functie van de noodwendigheden die door hem zelf of de voorganger worden opgemerkt. Zo doende vermijdt hij dat de voorganger van zijn opdracht wordt afgeleid.
Het gaat er om dat de diaken zo handelt dat het ten goede komt aan het goede verloop van de liturgische viering, ook al gebeurt het op het laatste moment. Zo doende is de diaken voortdurend in staat van dienst, wat klaarblijkelijk het hart van zijn functie uitmaakt en de manifestatie is van Christus de Dienaar, dat zijn ambtelijke opdracht is.
[i] Édition typique: n° 132, tertia typica: n° 177.
[ii] IGMRn eerste editie n° 127 c) en Ceremoniaal van de bisschoppen n° 25.
|