Jefke stond uit te kijken voor zijn raam. Bewonderde de blauwe hemel, het groene gebladerte en de veelkleurige bloemen in zijn tuin. En hij dacht dat het goed was.
Het volgende moment trof een zware aardbeving de regio en ging het licht uit voor Jefke! Floep! Stekker eruit
hersenen dood. Het lichaam verpletterd onder een zware balk. Als een vlieg onder een vliegenmepper.
Jefke voelde er niets van. Het werd alleen maar donker in zijn geest. Begreep er ook steeds minder van, want daar begonnen wazige zwart-wit beelden de duisternis te doorbreken. Hij spande zich in om die omtrekken te herkennen. Aanvankelijk lukte hem dat niet, maar ze werden steeds feller en duidelijker. En toen zag hij héél scherp en tot zijn afgrijzen het verhakkelde lichaam van Jefke liggen onder de balk. Grote paniek!
Maar het zwart-wit beeld verdween en maakte plaats voor allerlei felle kleuren. Kleuren die steeds mooier werden en tenslotte samensmolten in één felwitte nevel. Een nevel die hem meezoog als in een windtunnel. Wàt een ervaring! Vooral toen de nevel optrok en hij vaststelde dat hij het hele universum aan het doorkruisen was.
Sterren en planeten schoten hem voorbij en in een mum van tijd had hij het complete heelal achter zich gelaten en was er
niets meer! Geen zwart, geen wit, geen kleur. Niets. Totaal niets. Totale leegte! Niet eens enig gevoel!
Maar weer veranderde zijn belevingswereld. Vage gestalten kwamen hem tegemoet en lachten hem vriendelijk toe. Gestalten die, scherper wordend, al de vrienden, familie en kennissen bleken te zijn die hij op aarde had gekend.
Ze leken hem iets te willen duidelijk maken. En gaandeweg begreep hij dat ze hem wilden zeggen dat die lichamen niet hun normale verschijningsvorm was. Hem wilden voorbereiden op een enorme shock. Jefke begreep het niet zo goed. Waarom zou je aardse lichaam nu niét je normale verschijningsvorm zijn? Wat was die dan wél?
Maar er werd hem nog meer ingeprent dat hij nog minder begreep. Het duizelde hem allemaal een beetje en hij hoopte dat die nare droom maar gauw voorbij zou zijn. Probeerde in zijn arm te knijpen om wakker te worden, maar er was geen arm. Er was niet eens een lichaam! Nu werd hij pas écht ongerust.
Het schouwspel rondom hem nam steeds weer andere vormen aan. Vormen waarover hij zich verbaasde dat hij ze zag zonder ogen! Heerlijke geuren dreven hem tegemoet, en toch was er geen neus. Nooit gehoorde muziek van nooit gehoorde instrumenten streelden dat wat hij dacht zijn oren te zijn, maar die waren er niet!
Steeds weer nieuwe gezichten doemden op uit het nooit geziene kleurenpalet. Sommige gezichten heel vreemd, maar prachtig gekleurd. Kleuren die met aardse ogen niet konden worden waargenomen. Niet in het kleurenspectrum hoorden!
Andere gezichten dan weer bleken alleen maar uit vale grijstinten te bestaan, waaruit hij begreep dat dit personen waren die helemààl niet meer waren. Verdwenen waren uit het beleven. Alsof ze er nooit geweest waren. Alsof ze op aarde enkel maar voor decor hadden gediend. Om hem een en ander in de weg te leggen en hem de nodige levenslessen te leren. Door hem te pesten, te vernederen, te bedriegen
En tenslotte verdwenen die grijze gezichten helemaal. De revue van het onbelangrijke was gepasseerd. Nu namen de felgekleurde gezichten weer in hevigheid toe en verdreven het grijze. Hij begon te begrijpen dat dit de mensen waren die echt iets voor hem hadden betekend op aarde.
Maar dan plots, net toen àlle vriendelijke gezichten zich samen binnen zijn oneindige gezichtsveld bevonden, gingen ze vervagen. Of neen! Ze vervaagden niet! Ze liepen in mekaar over tot ze nog slechts één en moeilijk te herkennen gezicht vormden. En dan begon ook dàt gezicht als het ware op te lossen en over te gaan in iets enorms. Iets dat hij nog nooit had gezien en ook nooit zou kunnen gezien worden met lichamelijke ogen! Iets dat zijn gehele gezichtsveld innam. Iets, zó mooi, dat Jefke er geen woorden voor vond. Alleen al het aanschouwen ervan deed hem een gevoel krijgen dat hij alleen maar kon omschrijven als lijkend op het aardse gevoel van vlinders in de buik, maar dan duizend keer sterker. Het voelde ook niet zo tijdelijk aan als op aarde! Het voelde integendeel aan alsof het alleen maar kon versterken en tot een eeuwigdurende climax zou leiden.
En een stem fluisterde hem
neen
drong binnen in zijn geest en liet hem weten:
- Ik ben het universele bewustzijn. De plaats waar je vandaan komt en waar alle goede zielen naar terugkeren. Welkom terug in je eigen midden.
En het ding werd groter en groter, en Jefke werd er als het ware in opgelost. Het werd hemzelf. Hemzelf, samen met duizenden anderen! Anderen die onherkenbaar geworden waren zoals ze deel uitmaakten van dat ene grote geheel.
Nu pas begreep hij wat ze hem eerst probeerden duidelijk te maken over aardse lichamen! Hier waren geen aardse lichamen; aardse lichamen die toch maar oud en lelijk worden om tenslotte te verrotten. Hier was iets anders. Iets veel mooiers en blijvends. Wàt het precies was kon hij nog niet vatten, maar zijn gevoel zegde hem dat hij thuis was van een lange, enge reis. En hij had nog een eeuwigheid om al de geneugten van dit hervonden paradijs te gaan verkennen.
En hij werd niet meer wakker! Wilde niet eens meer wakker worden! Dàt was de droom die hij zijn hele leven had nagejaagd. En uit dié droom zou hij nimmer of nooit nog willen stappen. Niet in alle oneindige eeuwigheid!
En ergens héél ver weg, op een miezerig klein aardkluitje, werd een begrafenis gehouden. Werd vol medelijden geweend en getreurd voor dat arme Jefke!
Willy.
|