Even stilstaand bij bepaalde uitdrukkingen in onze spreektaal, val ik zonet over het bijvoeglijk naamwoord sociaal. En de radertjes in mijn bovenkamer gaan aan het werk!
Reden van dat onderzoek is het feit dat ik enkele dagen geleden een mail kreeg van een vriend, die eindigt met het besluit om ondanks de regen, er te voet eentje te gaan pakken in een café op vijf kilometer afstand!
Hij heeft weliswaar een hond die veel beweging nodig heeft, maar desondanks, daar moet je toch écht wel sociaal voor zijn, zéker als je een frigo vol bier onder je neus hebt staan vond ik
en begon verder te denken.
Een sociaal iemand is dus iemand die graag in gezelschap verkeert, graag een toogbabbeltje pleegt, herinneringen, waarheden en onwaarheden graag tussen pot en pint ondergaat. Best dat er zulke mensen bestaan; anders zou de wereld maar een saaie bedoening zijn. Ik zou graag zelf zo zijn, maar dat lukt me nu eenmaal niet.
Maar dan beschouw ik de wereld weer even op de keper en trek conclusies. Let wel: niét op de keeper, want dat is een doelman en van voetbal ken ik de ballen! Weet alleen dat die rond zijn en in een rechthoekig gat moeten worden gemikt. Waaróm dat persé moet, en waarom de een hem er in wil en de ander dat juist wil verhinderen heb ik ook nooit gesnapt. Om dat te weten te komen moet je aan de toog zijn, maar daar kom ik nu eenmaal zelden.
Maar goed. Dat tooggangers sociale mensen zijn staat buiten kijf.
Uit bovenstaande uitleg lijkt automatisch te volgen dat mensen die al die sociale dingen niét doen dan maar als asociaal moeten worden aanzien! Nou, als dat zo zit, ben ik waarschijnlijk een van de asociaalste mensen ter wereld. En toch voel ik dat niet zo aan. Ik vind mezelf integendeel juist héél sociaal, want ik leg al gauw mijn hele hart en alles wat ik denk bloot
als ik de juiste gesprekspartners vindt. Maar juist dàt is mijn probleem: die vind ik niet.
Mijn hond heeft daar enige verandering in gebracht in dié zin, dat er geen dag voorbijgaat zonder enkele babbeltjes met bekende of onbekende gezichten. Vooral de onbekende gezichten vind ik altijd heel interessant. En wat doe ik dan? Na het weerpraatje volgt het nieuws
en daar maak ik dan onbewust gebruik van om dieper te gaan peilen. Met in mijn achterhoofd: Zal ik die babbel vijf minuten of vijf uur kunnen ondergaan? En helaas is vijf minuten meestal het maximum. Dan gaan mijn voeten jeuken en dringen zich uitvluchten op in mijn geest. Het was leuk, saluut en tot morgen misschien. En morgen is het dan weer leuk voor vijf minuutjes.
In wezen vind ik dat wel triest en heb dan de neiging die mensen als niet passend te kwalificeren. Maar eerlijkheidshalve moet ik dan ook toegeven: als er dan zo bitter weinig mensen passende gesprekspartners kunnen zijn, wie is dan fout? De hele wereld, of ik? Het laatste lijkt me het meest logische antwoord op die vraag.
Blijkbaar denk ik dus nogal wat afwijkend van de openbare opinie, heb een hekel aan grootspraak en gebrabbel, nog een grotere hekel aan leugens, en kan helemaal niet begrijpen waarom je gewoon niet de waarheid over jezelf of anderen mag vertellen in plaats van zomaar wat woorden in de wind te gooien en mee te huilen met de wolven in het bos. Alleen maar om sociaal over te komen? Ik zie die sociale babbels in dit geval alleen maar als milieuvervuiling en lang houd ik dat niet uit!
En bijgevolg, om al deze redenen pas ik helemaal niet aan de toog. Ik val daar in slaap omdat ik geen belangstelling kan opbrengen voor gebazel waarvan je helemaal niet weet of je het al dan niet mag geloven. Laat staan doorvertellen! Probeer mezelf dan soms te dwingen de gesprekken te volgen uit beleefdheid, maar dat lukt me hoogstens een kwartier, of tot ik op de eerste onjuistheid stuit. Dan haak ik af en gaan mijn gedachten weer hun eigen leven leiden.
Ja
ik ben een geboren asociale! En let wel: ik probeer me hier niet te verdedigen hoor! Ik weet best dat ik het ben die verkeerd leeft. Het moet heerlijk zijn om te genieten van alle gebabbel en gebrabbel dat je rondom je heen hoort en er actief aan deel te nemen. Maar dat kan ik nu eenmaal niet! Fout van mij.
En by the way en over hondenbabbels gesproken: toen ik gisteren, na een fikse en zonnige wandeling langs de Zeedijk bijna thuis was en door het parkje liep, stond ik plots tegenover de 'mystery lady' waarover ik het onlangs had, en die daar in haar gebruikelijke houding in het gras zat: benen vooruit gestrekt, armen achteruit als steun, en de hond tussen die armen tegen haar rug aan. En geloof het of niet, ik kreeg voorwaar een herkennend knikje van hare majesteit!
Willy.
|