Ik had het hier al over keramische braadpannen, en elke dag vind ik meer plezier in het braden ermee. Een groot voordeel, ondervond ik ondertussen, is eigenlijk het feit dat ze vanbinnen wit zijn. Dit laat je toe om perfect de toestand (kleur) van de boter of de olie in de gaten te houden.
Lichtbruin braadvet is: tijd om je vlees of vis er in te leggen. Maar ook tijd om je vuur wat te minderen en het braadvet in de gaten te houden: het mag (en moet) nog wat donkerder, maar zéker niet zwart worden!!! En dat zie je perfect op de witte blinkende binnenkant van de pan.
Probeer dat eens in een antikleefpan met zwarte coating? Je braadvet kan al pekzwart verbrand zijn voor je het in de gaten hebt! Pas als het verbrand gaat ruiken weet je het, maar dan is het ook te laat!
Terwijl ik dit schrijf liggen twee kippenboutjes lekker in de pan te garen en ruikt het hele huis al naar de toegevoegde kippenkruiden. Het water komt me al in de mond! Wie zei daar ook dat zelf koken je eetlust bederft? Integendeel!
Hoe ik te werk ga? Wel, eerst de boutjes rondom bruin bakken op een nogal heet vuur. Dan vuur sterk verminderen en een deksel op de pan plaatsen (deksels helaas niet bijgeleverd bij de pannen, maar je vindt al gauw een passend glazen deksel van andere potten of pannen). Na een half uurtje sudderen, fijngesnipperde ajuin en/of paprikastukjes toevoegen en mee laten garen plus een half glaasje witte wijn. Ondertussen een biertje drinken. De groentjes zachtjes glazig laten worden en als het biertje op is kun je serveren na het braadvet wat te hebben aangedikt met room of sausbinder en eventueel flink wat curry als je het lekker spicy wilt!
Je hebt dan meteen ook een lekker sausje voor bij gekookte aardappelen.
Jullie merkten het wel al op, af en toe schrijf ik hier wel eens wat ik de dag zelf klaarmaakte, en hoé. Maar daarbij moet je wél bedenken: ik volg nooit een recept! Alleen maar mijn goesting en intuïtie. Dat heeft voor resultaat dat ik ook zelden twee keer hetzelfde maak! Het grootste plezier aan koken is experimenteren vind ik, en ik kan nu eenmaal onmogelijk klakkeloos het precieze recept van anderen volgen; zélfs niet een recept van mijzelf!
Soms ook wordt het wel eens een miskleun hoor! Altijd wel eetbaar, maar niet altijd echt lekker. Maar dat schenkt me dan weer ervaring over wat niét moet. Een tegenslag is trouwens ook een slag hé? En met vallen en opstaan leer je wel.
Bijkomend voordeel van die werkwijze is dat de smaak ook voor mij telkens weer een vraagteken is.
Maar terwijl we toch culinair bezig zijn, moet me toch ook iets van het hart: als je vroeger bij de beenhouwer naar varkenskoteletjes vroeg, kreeg je lekkere sneetjes vlees met de rib er nog aan. Dat ribbetje gaf dan zijn heerlijke smaak af aan het vlees, en je kon het nog lekker afkluiven ook.
Vraag je nu een kotelet, dan krijg je een slappe, vormeloze lap vlees! Geen ribbetje aan te zien! Natuurlijk niet! De beenhouwers hebben ontdekt dat die ribbetjes apart heel goed verkopen en halen ze er gewoon af en verkopen ze als spare ribs! Zonde voor mijn kotelet, al zijn ribbetjes apart ook wel niet te versmaden.
Maar die arme kotelet zonder rib... wel, het is net als een côte à l'os zonder os! Of een whisky-soda zonder whisky. Voor mij hoeft het dus ook al niet meer.
Willy.
|