De verlichte wijzers van de torenklok wijzen negen uur aan en de duisternis sluit zachtjes een zonnige nazomerdag af. Ik loop met de hond over het kerkpleintje en hoor een veelstemmig gepraat van jongeren, net om de hoek waar een lange bank staat. Chico spitst de oren en blijft, met één pootje opgeheven, staan. Heeft weinig zin om door te lopen, want dat gekwebbel lijkt hem niet pluis op dat uur.
Met enige tegenzin geeft hij gehoor aan mijn zachte ruk aan de leiband, en loopt wantrouwig verder. We draaien het hoekje om. Een tiental jongeren, pratende jongens en giechelende meisjes, zitten op de bank en op de grond te tateren. Tussen hen in staan colablikjes en half verorberde zakjes friet en hamburgerdoosjes. Lijkt me een gezellige bedoening en ik loop hen voorbij zonder dat ze enige notie van me nemen. Praten en lachen lustig verder, helemaal opgaand in hun gezellig samenzijn.
Als ik niet beter wist zou ik weer in de jeugd gaan geloven, maar ik neem me toch voor om morgenochtend bij mijn eerste wandeling even die bank te gaan bekijken en vooral wat er allemaal aan afval is blijven liggen. En Oostende indachtig zal dat wel niet veel fraais zijn. Want in een parkje van dezelfde grootte stonden in Oostende vijf afvalbakken. Zelden of nooit gebruikt. De afval werd gewoon achtergelaten waar ze gemaakt werd. Hier staat er maar ééntje, en dan nog tamelijk ver verwijderd van de bank in kwestie!
Maar ik moest niet wachten tot de volgende morgen om het resultaat te zien. Ik was alweer thuis toen ik weer dat kwebbelende gepraat hoorde, maar nu tegenaan de straat. Ging even kijken op mijn balkon, en ja hoor! Daar stond datzelfde groepje jongeren rond de afvalbak recht tegenover mijn deur geschaard en ze dropten er een voor een netjes hun afval in. Bleven nog een tijdje praten, toen volgde... jawel, een groepsknuffel, en ze gingen in groepjes elk hun weg.
Moet ik dan toch maar weer gaan geloven in de jeugd?
|