Wàt je doet heeft geen belang. Belangrijk is dàt je het doet. Ghandi.
Arbeidsvreugde.
Mijn vader was een heel fijne vakman in een beroep dat ondertussen verdwenen is: slijpen. Hij had het zichzelf aangeleerd uit noodzaak, want in feite was hij, tussen beide wereldoorlogen in, truckchauffeur geweest. Maar een rugletsel verhinderde hem dat beroep nog verder uit te oefenen. En liever dan van de werklozensteun te genieten, leerde hij zichzelf messen en scharen slijpen, zagen en grasmachines vijlen, enzovoort, en vestigde zich zelfstandig.
Veel later, door de komst van onder andere wegwerpmesjes, verdween ook dit beroep.
Maar in zijn tijd was het een noodzaak. Binnen de kortste tijd had hij dan ook een heel uitgebreid en tevreden clienteel: van meneer pastoor die het allerfijnst geslepen scheermes van de stad wilde, tot de chirurgische mesjes van de plaatselijke kliniek toe.
De zeer gunstige kritiek die hij hiervoor kreeg maakte hem tot een gelukkig man, die zichzelf telkens weer naar hogere toppen opzweepte om nóg betere kwaliteit te leveren.
Zijn grootste winst was dan ook: arbeidsvreugde! Dàt was het geheim van zijn gelukkig en zorgeloos bestaan.
Zijn geldwinst? Och god
maakte hij zich weinig zorgen over. Hij stelde zijn winstmarge dan ook zodanig in, dat hij er zijn gezin kon mee onderhouden. En ja, hij rekende de rijken soms wat meer aan, om dan goedkoper
of soms gratis te kunnen werken voor de armen.
Maar de kwaliteit van zijn werk was altijd pico bello. En ergens had hij, ongeleerd, wel heel speciale boekhoudersmethoden: zélfs voor rijken maakte hij een prijs waarover hij nooit beschaamd zou kunnen zijn. In de zin van: zoveel energie heb ik er ingestoken
zoveel is dat waard. En geen cent méér.
Oei! Als we dié redenering in het modern management zouden toepassen, zouden we rare ogen opentrekken. Want tegenwoordig wordt een product niet meer geprijsd naar zijn waarde, maar naar de vraag ernaar en de eventuele concurrentie.
En vermits veel van die vragen ernaar op exclusiviteit berusten, worden op merkartikelen dan ook schandalig hoge winsten geboekt. Winsten die mijn vader zondermeer diefstal zou hebben genoemd.
MAAR
waar blijft tegenwoordig nog dat gelukkige leven dat mijn vader leidde door arbeidsvreugde? Wie mag dit nog ervaren?
De directeur? Zéker niet, want die denkt alleen aan de centen en heeft voldoende hoofdbrekens om zijn winstmarge zo hoog mogelijk te houden.
De arbeiders? Neen, want die hebben niet eens de tijd na te denken over wat ze maken. De directeur wil immers zoveel stuks per dag van de band zien rollen.
Arbeidsvreugde? Arbeidsfierheid? Foetsjie
ergens blijven hangen in een ver verleden
Motivatie? Hoe zou dàt kunnen als je geen feedback krijgt voor je geleverde inspanningen? Met de eindgebruiker heb je geen contact. Die wil voor zijn goede geld een goed artikel en staat er niet bij stil hoe en door wie het werd gerealiseerd. Hoogstens als het artikel niet aan zijn verwachtingen voldoet zal hij een boze brief schrijven aan de firma
en dat is het dan.
Tja
we zijn er inderdaad veel op vooruitgegaan, maar ten koste van wat?
Want ja, we verdienen wel een pak méér, maar dit kan de arbeidsvreugde nooit vervangen!
MAAR: er bestaat geen probleem zonder oplossing en dus is er geen reden tot wanhoop. Want: arbeidsvreugde kun je voor een groot stuk zelf genereren, en dat is helemaal niet moeilijk:
Het komt er op aan dat je wàt je ook doet, goed doet en met volledige inzet. Een vervelend karwei kun je op twee manieren afwerken:
1. Het doen als een automaat omdat je het moét doen. Deze houding mat je af, geeft je geen voldoening en maakt je enkel maar moe en lusteloos.
2. Er met volledige inzet invliegen, het beste van jezelf geven, en om wélk karwei het ook gaat, er persoonlijk een soort levenswerk in zien dat je tot in de puntjes wilt afwerken.
De eerste zal leeg en doodmoe thuiskomen. De tweede zal dan misschien wat méér gewerkt hebben, maar de arbeidsvreugde zal de vermoeidheid teniet doen. En op de duur zal hij ervaren dat niet het geld, maar de arbeidsvreugde van hem een gelukkige mens maakt.
Willy.
|